Brief regering : Impact COVID-19 op armoede en ongelijkheid
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 149 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2021
Afgelopen twee jaar stonden in het teken van het bestrijden van de wereldwijde COVID-19
crisis. Al snel na het uitbreken van de pandemie vroeg uw Kamer het kabinet welke
impact de pandemie zou hebben op ontwikkelingslanden. Dat effect is enorm, want juist
veel ontwikkelingslanden zijn zwaar getroffen door de pandemie. Op 15 december 2020
heeft mijn voorganger aan uw Kamer (en de Eerste Kamer) de toezegging gedaan om samen
met het IMF, de Wereldbank, de VN en maatschappelijke organisaties te kijken hoe diep
de coronacrisis in veel landen zich gaat ontwikkelen en wat de daarmee verbonden risico’s
op armoede en conflict zijn. Eerder dit jaar heeft het kabinet een brief (Kamerstukken 34 952 en 25 295, nr. 133) gestuurd waarin de impact van COVID-19 op conflictrisico centraal stond. Deze brief
omschrijft de impact van COVID-19 op armoede en ongelijkheid, gebaseerd op onder meer
analyses van multilaterale instellingen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld.
Naar aanleiding van een verzoek van het lid Hammelburg (D66) stuurt het kabinet een
aparte Kamerbrief over de wereldwijde aanpak van COVID-19 (Kamerstukken 33 625 en 25 295, nr. 332).
Waar de economieën van hoge- en midden-inkomenslanden landen zich snel lijken te herstellen
tot pre-COVID-niveau moeten economische vooruitzichten voor veel ontwikkelingslanden
drastisch naar beneden worden bijgesteld. Het is nog onduidelijk welke impact nieuwe
virusvarianten zoals de omikronvariant hebben op wereldwijde herstelperspectieven.
Tot zover werden met name lage-inkomenslanden economisch hard getroffen door de pandemie.
Volgens de Wereldbank zal de economische groei in lage-inkomenslanden dit jaar, met
uitzondering van 2020, de laagste van de afgelopen 20 jaar zijn.1 Het afgelopen kwartaal werd de groeiprognose van lage-inkomenslanden verder naar
beneden bijgesteld, met opnieuw een terugslag in verbeteringen van de levensstandaard
tot gevolg, aldus het IMF.2 De sociaaleconomische impact van de crisis raakt daarom vooral het armste en meest
kwetsbare deel van de wereldbevolking en zal nog jarenlang gevoeld worden, mede omdat
onder hen zo’n 65–75 miljoen mensen extra in extreme armoede raken in 20213, ruim anderhalf miljard leerlingen slachtoffer zijn van de tijdelijke sluiting van
scholen4, en er grote onzekerheid bestaat over het voortbestaan van miljoenen banen.
Verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid is één van de hoofddoelen
van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) van Nederland,
zoals vastgelegd in de Nota Investeren in Perspectief (Kamerstuk 34 952, nr. 1). Dit beleid richt zich op de aanpak van de grondoorzaken van armoede, irreguliere
migratie en conflict en biedt daarmee een brede preventieagenda, die direct bijdraagt
aan het realiseren van de internationaal afgesproken Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDG’s). In deze brief richt het kabinet zich primair op de gevolgen van de pandemie
voor het bereiken van SDG’s 1 en 10: respectievelijk uitbannen van armoede en verminderen
van ongelijkheid.
Wereldwijde impact van COVID-19: armoede
Reeds vóór COVID-19 werd de haalbaarheid van de doelstellingen omtrent armoedebestrijding
bedreigd. In 2017 is geconstateerd dat de bestrijding van extreme armoede vertraagde
ten opzichte van de jaren daarvoor.5 Deze vertraging alleen al zou het moeilijk hebben gemaakt om de doelstelling van
de Wereldbank, het reduceren van wereldwijde armoede tot 3 procent van de wereldbevolking,
in 2030 te halen. Maar de pandemie heeft, voor het eerst in een generatie, de vooruitgang
op het gebied van armoedebestrijding grotendeels tenietgedaan. De belangrijkste oorzaken
daarvan: teruglopende economische activiteit, de impact van mondiale en lokale lockdowns, het ontbreken van sociale vangnetten in ontwikkelingslanden en de sterke afname
van overmakingen van emigranten naar hun landen van herkomst. De Wereldbank schat
het aantal mensen dat extra in armoede raakt in 2021 op 143–163 miljoen6 en het aantal mensen dat extra in extreme armoede raakt in 2021 op 65–75 miljoen7. In lage-inkomenslanden, met name in Sub-Sahara Afrika en Latijns Amerika, is de
stijging van (extreme) armoede als gevolg van de pandemie het hoogst. Daardoor is
de vooruitgang van de afgelopen 8 of 9 jaar teruggedraaid, terwijl een kentering nog
niet in zicht is.8 Door verlies van inkomsten en/of tekorten aan spaargeld of andere reserves verwacht
de Wereldbank daarnaast dat ongeveer vier van de vijf «nieuwe armen» dit jaar in middeninkomenslanden
zullen wonen.9
Het IMF spreekt van toegenomen divergentie in de herstelperspectieven tussen verschillende
categorieën landen10. Dit wordt voor een belangrijk deel bepaald door verschillen in de beschikbaarheid
en het gebruik van vaccins. Waar in oktober in veel ontwikkelde landen bijna 90% van
de bevolking volledig is gevaccineerd, was slechts 12% van de bevolking in landen
in Sub-Sahara Afrika gevaccineerd.11 Arme landen en regio’s met opkomende markten en ontwikkelende economieën blijven
naar verwachting bovengemiddeld kwetsbaar voor nieuwe COVID-19 uitbraken (die gepaard
kunnen gaan met nieuwe varianten van het virus, zoals de omikronvariant). De sociaaleconomische
gevolgen zijn voelbaar op macro-economisch niveau (toegenomen schulden, in combinatie
met afgenomen mogelijkheden om schulden af te lossen) en microniveau (verlies aan
banen en inkomen). Ook heeft dit politieke consequenties. Er is sprake van groeiende
maatschappelijke onrust in veel ontwikkelingslanden, die bijvoorbeeld wordt veroorzaakt
door oplopende prijzen van voedsel en andere eerste levensbehoeften. Door de geringe
bestuurlijke capaciteit en beleidsruimte, in combinatie met het ontbreken van sociale
vangnetten («relief») en kapitaal voor herstelinvesteringen («recovery»), heeft corona in ontwikkelingslanden ernstiger maatschappelijke gevolgen dan in westerse,
ontwikkelde economieën. Kwetsbare groepen waaronder jongeren, vrouwen, en mensen die
werkzaam zijn in de informele economie worden in het bijzonder getroffen. Volgens
analyses van het IMF hebben lage-inkomenslanden ongeveer USD 200 miljard nodig om
de pandemie te bestrijden en in aanvulling daarop USD 250 miljard extra om terug te
komen op het pad van vóór de pandemie, dat realisatie van de SDG’s in 2030 mogelijk
maakt.12
Wereldwijde impact van COVID-19: ongelijkheid
Niet alleen ongelijkheid tussen landen neemt toe, ook ongelijkheid binnen landen stijgt. Eerder dit jaar presenteerde Oxfam haar rapport «The inequality virus», waarin wordt gewaarschuwd dat economische ongelijkheid voor het eerst sinds 100
jaar in bijna elk land zal toenemen.13 Het jaarlijkse SDG-voortgangsrapport van de Secretaris-Generaal van de VN (SGVN)
toont ook aan dat de COVID-19 pandemie de jarenlange trend van vooruitgang richting
het behalen van de SDG’s heeft gekeerd.14
In 2020 nam extreme honger toe, kwam de voortgang op het gebied van moeder- en kindzorg
en van bestrijding van andere ziekten tot stilstand, en kwam gendergelijkheid verder
onder druk te staan. Er is sprake van een forse toename van ongeplande (tiener-)zwangerschappen
en moeder- en kindersterfte. Sinds het begin van de pandemie zijn meer dan twee keer
zoveel vrouwen en kinderen overleden aan indirecte gevolgen van de pandemie als aan
COVID-19 zelf. Dit komt door onderbroken vaccinatiecampagnes voor kinderen en onderbroken
reguliere gezondheidszorg, waaronder die rondom zwangerschap en bevalling. Ook geweld
tegen vrouwen, ook wel de «schaduwpandemie» genoemd, is fors toegenomen. Het aantal
oproepen naar hulplijnen is in sommige landen vervijfvoudigd. Beperkte bewegingsvrijheid,
sociaal isolement en economische onzekerheid vergroten de kwetsbaarheid van vrouwen
voor huiselijk geweld over de hele wereld. Door lockdowns konden of kunnen grote groepen kinderen geen onderwijs volgen en zullen veel van
deze kinderen (in het bijzonder meisjes) mogelijk niet meer terug naar school gaan.15 Ook de bestrijding van chronische pandemieën zoals hiv, tuberculose en malaria is
zeker 10 jaar teruggezet doordat daarvoor bestemde middelen zijn geheralloceerd ten
behoeve van COVID-19 bestrijding, maar ook door overbelasting van laboratoriumcapaciteit
voor COVID-testen. Zo zijn er alleen al in 2020 1,5 miljoen mensen aan tuberculose
gestorven als gevolg van gemiste diagnoses en behandelingen, door het geheel of gedeeltelijk
wegvallen van reguliere gezondheidszorg. Ook zijn minder mensen getest op hiv/AIDS
en is de behandeling met aidsremmers onderbroken of stilgelegd, waardoor mensen onnodig
overlijden aan de gevolgen van hiv/AIDS. In 2020 kwamen er 1,5 miljoen nieuwe hiv-infecties
bij.16
Verminderen van impact op armoede en ongelijkheid
De internationale respons op de effecten van de pandemie was aanvankelijk gericht
op het bieden van humanitaire hulp, medische hulp en sociaaleconomische steun. Zo
ook de Nederlandse inzet (Kamerstukken 33 652 en 25 295, nr. 320), waarover ik u eerder informeerde. Na verloop van tijd is de directe COVID-19 respons
meer toegespitst op ACT-A, de Access to COVID-19 Tools Accelerator, zoals in de brief over wereldwijde aanpak van COVID-19 wordt toegelicht. Nederland
onderschrijft hierbij onder meer het belang van een krachtige EU COVID-19 respons
wereldwijd van de EU en de VN. Tegelijkertijd blijft Nederland inzetten op financiële
steun aan ACT-A. Nederland is op dit moment per capita de 8e donor van ACT-A, hetgeen aangeeft hoe zeer ingezet wordt op het bestrijden van de
pandemie.
De EU heeft binnen haar COVID-19 respons de Team Europe benadering ontwikkeld om in nauwe samenwerking tussen de Europese Commissie en de
Europese lidstaten op te trekken. Het totale Team Europe pakket bedraagt inmiddels EUR 46 miljard aan toezeggingen waarvan EUR 34 miljard
inmiddels is uitbetaald.17 Ook op Europees niveau was en is de steun vooral gericht op humanitaire hulp, de
versterking van gezondheidssystemen en de mitigatie van sociaaleconomische gevolgen.
Daarbij zet de EU zich in voor de wereldwijde toegang tot vaccins, met een centrale
rol voor multilaterale initiatieven als COVAX, waaraan Team Europe EUR 3 miljard heeft bijgedragen. Daarnaast doneren de EU lidstaten vaccins in natura
aan COVAX of direct aan partnerlanden. Team Europe zet zich er voor in totaal 500 miljoen vaccins te doneren voor zomer 2022. De lidstaten
hebben zich gecommitteerd aan ruim 300 miljoen vaccins ter donatie aan COVAX, deze
zullen de komende periode vanuit de producenten door COVAX aan partnerlanden worden
geleverd. Er zijn momenteel 47 miljoen EU-gedoneerde vaccins aangekomen in partnerlanden.
Voorzitter Von der Leyen van de Europese Commissie heeft in haar Staat van de Unie
in september jl. aangekondigd dat de Commissie begin 2022 200 miljoen vaccins zal
doneren.
De VN heeft de COVID-19 respons18 opgepakt aan de hand van de SDG’s en via sociaaleconomische responsplannen op landenniveau19. Wereldwijd is de respons vormgegeven via een drietal soorten gecoördineerde plannen:
Strategic Preparedness and Response Plan, Global Humanitarian Response Plan en UN framework for the immediate socio-economic response.20 NL heeft aan deze responsplannen actief gecontribueerd via directe bijdragen aan
de betrokken fondsen en instellingen alsook via de Algemene Vrijwillige Bijdragen
van de betrokken VN-instellingen en organisaties. Ook tijdens de High Level Week van de 76ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) is wederom het
effect op en het belang van de SDG’s bij de VN respons onderschreven (Kamerstuk 26 150, nr. 197) conform de NL inzet voor de 76ste AVVN (Kamerstuk 26 150, nr. 193).
Nederland ziet de Wereldbank en het IMF – naast andere internationale financiële instellingen –
als belangrijke partners in de COVID-respons. De Minister van Financiën heeft een
overzicht gegeven van de inzet van het IMF in de inzetbrief en in het verslag van
de IMF-jaarvergadering.21 In respons op de pandemie en ten behoeve van het herstel na de pandemie heeft de
Wereldbank in het voorjaar van 2021 de aanpak voor Green, Resilient and Inclusive Development (GRID) gepresenteerd. Deze is tijdens de jaarvergadering in oktober besproken. In
haar aanpak legt de Wereldbank naast de focus op een groen, weerbaar en inclusief
herstel ook de nadruk op transparantie van financieringen, versterking van governance en van institutionele capaciteit.
De Nederlandse inzet is gericht op een optimale uitvoering van deze strategie: het
versterken van de katalyserende werking van de financiering van de Bank en het verbeteren
van de coördinatie met andere ontwikkelingssamenwerkingspartners op landenniveau22. Om de negatieve gevolgen voor lage-inkomenslanden van de COVID-19-pandemie op te
vangen, om bij te dragen aan het economisch herstel na COVID-19 en om het financieringstekort
voor de SDG’s te helpen dichten is Nederland ook voorstander van een ambitieus financieringsvolume
voor de International Development Association (IDA20), het loket van de Wereldbank voor de armste landen, zoals is toegelicht in
het verslag van de jaarvergadering.23 Daarnaast roept Nederland in internationale fora op dat COVID-19 maatregelen – die
overheden namen onder de noemer van de pandemie, niet moeten leiden tot het ondermijnen
van het maatschappelijk middenveld. Maatregelen die inbreuk plegen op het recht op
vreedzame vereniging en vergadering dienen tijdelijk en proportioneel (aan de gezondheidsuitdaging)
te zijn.
Volgende stappen: wereldwijde inzet
Nederland blijft ook in 2022 inzetten op het bestrijden van (de impact van) COVID-19.
Een eerlijke verdeling van vaccins evenals het versterken van country readiness en basisgezondheidszorg maken deel uit van die inzet. Dit doen we op alle niveaus:
bilateraal, binnen de EU en in multilaterale organisaties zoals de WHO. Daarbij is
het van belang dat NL, met de rest van de wereld, voorbereid is op ontwikkelingen
zoals nieuwe uitbraken en/of nieuwe virusvarianten, die (waarschijnlijk) met name
lage-inkomenslanden zullen raken. Het bevorderen van duurzaam en inclusief herstelbeleid
is essentieel om na de pandemie zicht te houden op het realiseren van de SDG’s in
2030. Voor dat laatste spelen, zeker als het om armoede en ongelijkheid gaat, sociale
bescherming en vangnetten voor de allerarmsten op microniveau een rol. Op macro-economisch
niveau is herstel van de mondiale economie van belang, evenals houdbare schuldenportefeuilles.
De 5e VN-conferentie voor Least Developed Countries biedt in januari 2022 een goed platform om de Nederlandse zienswijze uit te dragen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.