Brief regering : Evaluatie Woningwet, hardheidsclausule en experimenteerbepaling, Informatietraject Woningwet
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
27 926
Huurbeleid
Nr. 849
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2021
Iedereen in Nederland moet prettig kunnen wonen in een fijne leefomgeving. Woningcorporaties
leveren hierin een onmisbare bijdrage. Zij zorgen voor betaalbare huurwoningen in
leefbare wijken voor mensen met een lager inkomen. Juist voor deze groep mensen is
het niet altijd vanzelfsprekend om geschikte huisvesting te vinden op de woningmarkt.
Om ervoor te zorgen dat woningcorporaties dit zo goed mogelijk kunnen blijven doen,
is passende en toekomstbestendige regelgeving noodzakelijk.
In deze brief ga ik in op de inwerkingtreding op 1 januari 2022 van de gewijzigde
Woningwet en onderliggende regelgeving naar aanleiding van de evaluatie. Ik ga daarbij
in op de uitwerking van de hardheidsclausule en de experimenteerbepaling en licht
de stand van zaken van het informatietraject toe. Daarnaast ga ik in op de motie van
het lid Azarkan over verkoopregels voor de verkoop van sociale huurwoningen.
Inwerkingtreding gewijzigde Woningwet na evaluatie
Per 1 januari 2022 treedt de gewijzigde Woningwet naar aanleiding van de evaluatie
in werking, samen met de daaraan gekoppelde wijzigingen van het Besluit toegelaten
instellingen 2015 (BTIV) en de Regeling toegelaten instellingen 2015 (RTIV)1.
In de gewijzigde Woningwet wordt meer ruimte geboden voor lokaal maatwerk en risicogericht
toezicht, en worden de administratieve lasten zoveel mogelijk beperkt. Waar mogelijk
is de wet meer ingericht op wettelijke principes en uitgangspunten. Hiertoe zijn onnodige
detailregels geschrapt, is de stapeling aan dubbele waarborgen weggenomen en zijn
de regels op diverse onderdelen vereenvoudigd en verduidelijkt.
Dit vertaalt zich bijvoorbeeld in het vervallen van het maximumbedrag voor leefbaarheidsuitgaven
en verruiming van de mogelijkheden voor verduurzaming van het eigen bezit en het ontzorgen
van andere eigenaren bij verduurzaming in gemengde complexen en rijtjeshuizen. Verder
zijn de regels voor passend toewijzen gewijzigd om woningzoekenden, in het bijzonder
ouderen, beter in staat te stellen een passende woning te vinden. Met de opschorting
van de markttoets per 1 januari 2021 voor een periode van drie jaar krijgen woningcorporaties
meer ruimte om te investeren in middenhuurwoningen. De effecten van de tijdelijke
opschorting zullen na drie jaar worden geëvalueerd.
De discretionaire ruimte die door de aanpassingen in de wet in het toezicht ontstaat
heeft de Autoriteit woningcorporaties (Aw) op verschillende onderwerpen nader uitgewerkt
in beleidsregels.2 De beleidsregels treden net als de gewijzigde wet- en regelgeving per 1 januari 2022
in werking. Daarmee draagt de Aw bij aan een soepele inwerkingtreding van de wet.
De beleidsregels zijn onlangs in de Staatscourant gepubliceerd en daarnaast op de
website van de Aw geplaatst.
Hardheidsclausule en experimenteerbepaling
Met het oog op de toekomstbestendigheid van de wet treden per 1 januari 2022 een nieuwe
hardheidsclausule en experimenteerbepaling in werking, op basis waarvan afgeweken
kan worden van (een deel van) de bepalingen van de Woningwet en onderliggende regelgeving.
Dit bevordert de flexibiliteit en voorkomt een (te) rigide werking van de wet- en
regelgeving.
Experimenteerbepaling
In de afgelopen jaren hebben zich ontwikkelingen op de woningmarkt voorgedaan die
invloed hebben op het werk dat woningcorporaties nu en in de toekomst doen. Het is
niet altijd mogelijk de gevolgen van deze ontwikkelingen op voorhand in te schatten,
met als gevolg dat hier in de regelgeving mogelijk onvoldoende in is voorzien. Dit
is de reden voor invoering van een experimenteerbepaling (artikel 61u), waarmee het
op verzoek vanuit de corporatiesector mogelijk is om af te wijken van enkele bepalingen
over wooncoöperaties en toegelaten instellingen (hoofdstuk IIIa en IV) in de Woningwet.
Hiermee kan beter worden ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen. Het doel van dit
artikel is om proefondervindelijk tot betere regelgeving te komen en niet om de regelgeving
in een specifieke casus buiten werking te stellen.
De experimenteerbepaling kent diverse randvoorwaarden. Experimenten kennen een maximumlooptijd
van vijf jaar en moeten duidelijk afgebakend zijn in doel, duur en reikwijdte. Hierbij
speelt mee of en zo ja, binnen welke termijn de effecten van het experiment meetbaar
zijn. Bij het vormen van een experiment zal duidelijk gemaakt moeten worden dat het
inderdaad kan bijdragen aan betere regelgeving in het belang van de volkshuisvesting.
Ook moet aan een experiment een aanzienlijk deel of specifieke groep corporaties meedoen,
omdat aanpassing van de wet- en regelgeving de sector als geheel en niet slechts een
individueel geval moet dienen. Daarnaast moet onder meer worden gekeken naar aspecten
als rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en zal worden bezien hoe het experiment zich
verhoudt tot de Europeesrechtelijke kaders. De Aw zal om een zienswijze worden gevraagd
waarin zij toezichtsaspecten naar voren kan brengen, zoals governance-vraagstukken
of randvoorwaarden bij de financiële houdbaarheid van een experiment. Experimenten
worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Na afloop worden experimenten
geëvalueerd en zal worden bepaald of aanpassing van wet- en regelgeving wenselijk
is. Hierover zal ik rapporteren aan uw Kamer.
Hardheidsclausule
Bij de behandeling van het wetsvoorstel is per amendement een hardheidsclausule ingevoerd
waarmee kan worden afgeweken van de bepalingen in de wet over wooncoöperaties en toegelaten
instellingen (hoofdstuk IIIa en IV)3 In tegenstelling tot de experimenteerbepaling is de hardheidsclausule niet bedoeld
om bij algemene uitzondering van wet- en regelgeving af te kunnen wijken, maar om
eenmalig bij hoge uitzondering en voor bepaalde en specifieke gevallen een onderdeel
van de wet- en regelgeving buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Het
gaat in dit verband om situaties die ontstaan als gevolg van een strikte toepassing
van wet- en regelgeving, waarbij onbillijke negatieve gevolgen van overwegende aard
optreden. Dat is een omstandigheid die de wetgever niet voorzien heeft, maar die wel
tot een uitzondering van de wet zou moeten leiden. Het kan daarnaast gaan om een situatie
waarin een strikte toepassing van de wet- en regelgeving het belang van de volkshuisvesting
minder goed dient. Ook in die situatie zal de hardheidsclausule zeer terughoudendheid
worden toegepast. Situaties die bewust begrensd of aan voorwaarden verbonden zijn
vallen buiten de reikwijdte van dit artikel.
Alvorens de hardheidsclausule toe te passen, zullen BZK en de Aw met elkaar in gesprek
treden en waar nodig informatie uitwisselen. Daarbij kan de Aw toezichtsaspecten naar
voren brengen, zoals governance-vraagstukken of financiële randvoorwaarden. Over de
exacte procedure voor toepassing van de hardheidsclausule zal vanuit BZK en de Aw
richting de sector meer gedetailleerde informatie worden geboden. Wanneer de toepassing
van de hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende uitgekristalliseerd is en
staand beleid is geworden, zal ik dit beleid in een beleidsregel neerleggen. Ook kan
dergelijk staand beleid op enig moment – indien nodig – uitmonden in aanpassing van
de regelgeving. Gezien de ruimte die met de wijziging van de Woningwet reeds wordt
geboden voor lokaal maatwerk en risicogericht toezicht, is de verwachting dat de hardheidsclausule
slechts zeer beperkt toegepast zal worden. Ik zal jaarlijks verslag uitbrengen aan
uw Kamer over de toepassing van de hardheidsclausule.
Informatietraject Woningwet
In mijn brief van 6 juli 2020 ben ik ingegaan op het belang van goede informatievoorziening
over de Woningwet. Om gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties en andere partijen
te ondersteunen bij het benutten van de ruimte die de aangepaste Woningwet biedt voor
de lokale samenwerking is het Informatietraject Woningwet opgezet in samenwerking
met onder andere Aedes, de Woonbond, de Aw en VNG. In het kader van het Informatietraject
zijn de afgelopen maanden vooruitlopend op de inwerkingtreding van de aangepaste Woningwet
al de nodige acties ingezet om partijen te informeren over de nieuwe mogelijkheden
die de wet biedt. De website www.woningmarktbeleid.nl is uitgebreid met uitleg over corporatieregelgeving, er is een nieuwe handreiking
prestatieafspraken gemaakt en er zijn online magazines opgesteld over onderwerpen
als nieuwbouw, leefbaarheid en wonen met zorg met daarin veel praktijkvoorbeelden.
Ten behoeve van het stimuleren van de lokale samenwerking is daarnaast in samenwerking
met Platform 31 een ideeënbank gelanceerd met voorbeelden uit prestatieafspraken.
Deze voorbeelden kunnen gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties gebruiken
bij het maken van prestatieafspraken. Ten slotte is in mei 2021 samen met de VNG,
Aedes, de Woonbond een online-congres georganiseerd om partijen te inspireren.
De komende maanden wordt de focus gelegd op het geven van informatie over de concrete
wijzigingen in de Woningwet per 1 januari 2022. Er worden gedetailleerde handreikingen
gemaakt met informatie over diverse onderwerpen uit de Woningwet en onderliggende
regelgeving zoals over passend toewijzen en maatschappelijk vastgoed. Bij al deze
acties werken ik nauw samen met alle betrokken stakeholders zodat de informatie tegemoetkomt
aan de behoeften van alle betrokkenen. Daarmee geef ik invulling aan mijn toezegging
van 16 maart jl. bij de behandeling in de Eerste Kamer van verschillende wetsvoorstellen
rond het huurbeleid om in overleg met de VNG te polsen of gemeenten behoefte hebben
aan een handleiding om in de praktijk met woningcorporaties maatwerk te kunnen bieden
in de woningmarkt (Handelingen I 2020/21, nr. 29, items 4 en 9). Bijzondere aandacht
is er verder voor de samenwerking tussen woningcorporaties en huurdersorganisaties.
Samen met de Woonbond, Aedes en Platform31 worden praktijklabs ontwikkeld waarbij
huurdersorganisaties en woningcorporaties gezamenlijk werken aan het verbeteren van
hun samenwerking en versterking van huurdersorganisaties.
Verkoopregels
Met de motie van het lid Azarkan heeft uw Kamer verzocht om de verkoopregels in het
BTIV met spoed te evalueren en zo nodig met spoed aan te passen om prijsopdrijving
en verlies van woningen in het betaalbare segment te voorkomen.4
De verkoop van vastgoed is onderdeel van de normale bedrijfsvoering van een woningcorporatie.
Woningcorporaties verkopen hun woningen om een gevarieerder aanbod van woningen in
een wijk te realiseren, om de vastgoedportefeuille in lijn te brengen met de (toekomstige)
volkshuisvestelijke opgave en wensen van de doelgroep of om extra middelen te genereren
voor nieuwe investeringen. De meeste woningen die corporaties verkopen worden verkocht
aan huishoudens die daar zelf gaan wonen. Deze huishoudens, vaak met een lager of
middeninkomen, kunnen daardoor een start maken op de koopmarkt. In onderstaande tabel
is weergegeven hoeveel woningen sinds 2015 verkocht zijn aan eigenaar-bewoners (huishoudens
die daar zelf gaan wonen, waaronder huurders), beleggers en aan andere corporaties.
Tabel – verkopen naar type koper
Belegger
Eigenaar-bewoner
Corporatie
Totaal
2015
7.206
17.709
3.815
28.730
2016
3.429
13.540
3.023
19.992
2017
4.348
10.683
789
15.820
2018
2.601
8.502
3.550
14.653
2019
1.241
7.541
1.749
10.530
2020
1.731
6.081
7.106
14.918
Verkopen door corporaties aan zittende huurders en andere particulieren die zelf in
de woning willen gaan wonen zijn beperkt gereguleerd. Daarentegen zijn verkopen aan
particuliere verhuurders of andere marktpartijen juist streng gereguleerd om de weglek
van maatschappelijk vermogen te voorkomen en een sociale voorraad van voldoende omvang
te behouden. Wanneer een corporatie één of meer woningen wil verkopen aan een particuliere
verhuurder of andere marktpartij gelden hiervoor strikte voorwaarden, waaronder de
voorwaarde dat over de verkoop afspraken moeten zijn vastgelegd in de prestatieafspraken.
In de prestatieafspraken maken woningcorporaties samen met huurdersorganisaties en
gemeenten op lokaal niveau afspraken over zaken als verkoop en huurontwikkeling.5 Dat doen zij aan de hand van de situatie op de lokale woningmarkt en met het oog
op een sociale voorraad van gewenste grootte, prijs en samenstelling. Daarbij kunnen
zij gezamenlijk besluiten in hoeverre verkoop wenselijk is. Voordat de Aw goedkeuring
geeft op een verkoop aan een particuliere verhuurder of een andere marktpartij zijn
dan ook zienswijzen nodig van de gemeente en vaak ook de betrokken huurdersorganisatie.
De Aw volgt in de regel de zienswijzen.
In de brede evaluatie van de Woningwet in 2018 zijn ook de verkoopregels tegen het
licht gehouden. Daarbij zijn geen signalen naar voren gekomen dat de verkoopregels
op dit moment ongewenste effecten hebben op het behoud van een sociale huurvoorraad
van gewenste omvang. De verkoopregels zijn als gevolg van de evaluatie op dat vlak
daarom niet aangepast. Ook de cijfers over verkopen door corporaties laten niet zien
dat er de laatste jaren een versnelling plaatsvindt van het aantal verkopen door corporaties
aan particuliere verhuurders of andere marktpartijen. Sterker nog, het aantal verkopen
aan particuliere verhuurders of marktpartijen lag in 2019 en 2020 aanzienlijk lager
dan in de jaren daarvoor. Hoewel in 2020 een lichte stijging waar te nemen is van
het totaalaantal verkopen door corporaties, is deze stijging toe te schrijven aan
de verkoop van bezit door Vestia in onder meer een aantal maatwerkgemeenten. Hierover
heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd.6
Ik zie de motie van het lid Azarkan in het licht van de uitgevoerde evaluatie en het
dalend aantal verkopen de afgelopen jaren dan ook als ondersteuning om de verkoopregels
niet te versoepelen en als aanmoediging aan lokale partijen om terughoudend om te
gaan met verkopen van sociale huurwoningen aan particuliere verhuurders of andere
marktpartijen.
Tot slot
Met de inwerkingtreding van de aangepaste Woningwet en de onderliggende regelgeving
is een langjarig traject afgerond dat erop gericht is corporaties beter in staat te
stellen om mensen met een smalle beurs te huisvesten in betaalbare en goede woningen
in leefbare wijken. Ik ben alle betrokken partijen dankbaar voor hun bijdrage hieraan,
en heb er vertrouwen in dat zij in goede samenwerking met het Ministerie van BZK de
komende jaren veel profijt gaan hebben van de nieuwe ruimte en mogelijkheden die de
wet biedt.
Een gelijkluidende brief heb ik naar de Eerste Kamer gestuurd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties