Brief regering : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas, gesteld tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op 24 en 25 november 2021, over het tijdelijk vuurwerkverbod
28 684 Naar een veiliger samenleving
Nr. 674
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2021
In deze brief beantwoord ik de vragen van het lid Van der Plas tijdens het debat over
                  de begroting van JenV op 24 en 25 november 2021 (Handelingen II 2021/22, nrs. 26 en
                  27, Begroting Justitie en Veiligheid 2022) over het tijdelijk vuurwerkverbod, in aanvulling
                  op mijn schriftelijke antwoord op deze vragen op 25 november 2021 en de eerdere brief
                  over het tijdelijk vuurwerkverbod van 19 november 2021.
               
Het Lid Van der Plas stelde in het debat de volgende vragen: hoe denkt de Minister
                  over het verbod? Hoe is dit te handhaven? Hoeveel extra inzet is er nu nodig en in
                  de nieuwjaarsnacht? Wat gaat dit de burgers kosten? En waarom legt de Minister deze
                  extra werklast op aan zijn politiemensen?
               
Zoals het kabinet in de brief over het vuurwerkverbod tijdens de jaarwisseling 2021–2022
                  van 19 november 2021 heeft aangegeven zijn de toenemende besmettingscijfers, de druk
                  op de zorg en de verwachting dat die de komende weken nog verder zal oplopen en de
                  consequenties voor de veerkracht van het zorgpersoneel reden om opnieuw te komen tot
                  een tijdelijk vuurwerkverbod voor eindejaarsvuurwerk tijdens de komende jaarwisseling.
                  Tegelijkertijd begrijpen wij dat dit verbod voor veel liefhebbers van vuurwerk teleurstellend
                  is.
               
De politie gaat ervan uit dat de inzet rondom de jaarwisseling vergelijkbaar is met
                  de inzet van vorig jaar. In de rapportage over de jaarwisseling1 schreef de politie toen dat deze oud en nieuw met name meer overlastspecifieke incidenten
                  kende en minder geweld en dat het aantal interventies door de politie (aanhoudingen,
                  bekeuringen en waarschuwingen) lager was dan in vergelijkbare periodes de jaren ervoor,
                  toen er geen tijdelijk vuurwerkverbod gold. De verwachting is dus niet dat het vuurwerkverbod
                  in de nieuwjaarsnacht leidt tot een extra werklast voor de politie. Minder goed voorspelbaar
                  voor de politie zijn de recente ontwikkelingen van toenemend verzet tegen coronamaatregelen,
                  het zichtbare maatschappelijke ongenoegen en het daarmee incidenteel gepaard gaand
                  gebruik van illegaal vuurwerk.
               
De politie geeft daarbij aan dat een algeheel vuurwerkverbod op zichzelf de handhaving
                  eenvoudiger maakt. Een landelijk verbod is beter te handhaven dan de lokale afsteekverboden
                  die per gemeente verschillen. Omdat de handhaving tijdens de jaarwisseling niet alleen
                  gaat om het handhaven op het vuurwerkverbod, maar ook op de handhaving van de openbare
                  orde in den brede blijft de druk op de handhaving rondom en tijdens de jaarwisseling
                  vermoedelijk onverminderd groot. De politie houdt ook dit jaar rekening met maatschappelijk
                  ongenoegen en bereidt zich daarop voor.
               
Het vuurwerkverbod bespaart de burger ca. 75 miljoen euro aan aanschafkosten van vuurwerk
                  en een grote hoeveelheid – vorig jaar ca. 70% in vergelijking met het jaar daarvoor
                  – letsel. Ter compensatie van de vuurwerkondernemers heeft de overheid vorig jaar
                  een bedrag van 40 miljoen euro gereserveerd. Ook dit jaar zal vuurwerkondernemers
                  een passende compensatie worden geboden.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid