Brief regering : Nederlandse inzet gendergelijkheid en gelijke rechten van LHBTI-personen in de EU (herdruk)
30 420 Emancipatiebeleid
Nr. 367 HERDRUK1 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, BUITENLANDSE ZAKEN EN
VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2021
In deze brief gaat het kabinet in op hoe het uitvoering geeft aan de motie van de
leden El Yassini (VVD) en Jasper van Dijk (SP)2, de toezegging aan de Eerste Kamer naar aanleiding van een vraag van het lid Koole
(PvdA)3 alsook aan de toezegging om het parlement te informeren over de mogelijkheid van
een statenklachtprocedure bij het Europees Hof van Justitie op basis van de anti-discriminatierichtlijn.4
Gendergelijkheid, gelijke rechten van LHBTI personen en SRGR5 staan binnen en buiten Europa onder groeiende druk. Zo zijn er verscheidene Poolse
gemeenten die middels verklaringen en resoluties de «LHBTI- en genderideologie» afwezen6 en zijn in Hongarije de anti-LHBTI-wetswijzigingen op 8 juli 2021 in werking getreden.
Ook heeft de Poolse wetgever begin dit jaar de abortuswetgeving aangescherpt waarmee
het land de meest stringente abortusregelgeving in de EU heeft. Deze nationale ontwikkelingen
kennen hun evenknie op multilateraal niveau. Hard bevochten rechten van vrouwen, meisjes
en LHBTI personen in EU- en VN-verband worden opnieuw punt van discussie. Tijdens
onderhandelingen over de Europese inzet probeert een aantal lidstaten bij herhaling
eerder overeengekomen taal op deze thema’s te weren of te verwateren. Dit baart het
kabinet grote zorgen.
Het kabinet staat pal voor de bescherming en de bevordering van de Europese waarden
die in artikel 2 van het Verdrag betreffende de EU zijn opgenomen, waaronder de rechtsstaat
en de eerbiediging van mensenrechten,7 en waar alle lidstaten zich vrijelijk aan hebben gecommitteerd. Het uitruilen van
deze waarden tegen voortgang op andere Europese dossiers is onacceptabel. De EU is
immers niet alleen een economisch samenwerkingsverband, maar ook een waardengemeenschap.
Ondermijning van deze en andere gemeenschappelijke waarden, zoals de rechterlijke
onafhankelijkheid, de mediavrijheid of de rechten van minderheden, raakt aan het fundament
van de Unie en is daarmee niet alleen een nationale, maar ook een gezamenlijke Europese
verantwoordelijkheid.
Tegelijk boekt de Europese Commissie (EC) voortgang op deze thema’s. Zo is de afgelopen
jaren, onder andere door inzet van Nederland, de Europese genderstrategie en de allereerste
Europese LHBTIQ8-strategie gerealiseerd. Daarbij aansluitend heeft Nederland het afgelopen jaar een
strategie uitgerold om op meer consistente en consequente wijze proactief deze rechten
te beschermen en om tegelijkertijd weerstand te bieden aan ondermijnende krachten.
Zo maakt Nederland altijd bezwaar wanneer eerder overeengekomen taal op het gebied
van (gender)gelijkheid, gelijke rechten voor LHBTI personen en SRGR dreigt te verwateren
of te worden verwijderd. Deze bestaande taal zullen we blijven verdedigen en nog ambitieuzer
proberen te maken, als Nederland maar juist ook in coalitieverband met gelijkgestemde
lidstaten. De toepassing van deze inzet geldt voor EU raadsconclusies, EU raadsaanbevelingen,
EU posities en gezamenlijke EU verklaringen bij internationale gremia. De betreffende
thema’s worden bovendien als terugkerend agendapunt voor kabinetsleden en hoog-ambtelijke
afvaardigingen in consultaties en gesprekken met collega’s binnen de EU opgenomen.
Ten aanzien van de toezegging van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
gedaan in het WGO Emancipatie op 2 november 2020 (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 124) om het parlement te informeren over mogelijkheid van een statenklachtprocedure bij
het Europees Hof van Justitie op basis van de Europese anti-discriminatierichtlijn,
wordt verwezen naar de Kamerbrief inzake uitvoering van de motie-Groothuizen. Hierin
wordt toegelicht waarom de optie van de statenklacht op dit moment niet opportuun
wordt geacht.9 Nederland blijft in nauw overleg met gelijkgezinde lidstaten om een stevige inzet
ten aanzien van de Europese fundamentele waarden in de EU onderling te coördineren,
de Commissie scherp te houden om haar rol als hoedster van de verdragen adequaat en
consequent te blijven vervullen en zal blijven aanmoedigen tot het optimaal benutten
van het juridische instrumentarium. Het is in dit licht positief dat de Commissie
15 juli 2021 twee inbreukzaken over de LHBTI-wetswijzigingen is begonnen tegen Hongarije.
Nederland zal druk uitoefenen op de Commissie om tijdig over te gaan tot de volgende
stap in de procedure, het versturen van een met redenen omkleed advies. Daarnaast
besteedt Nederland bij de appreciatie van de uitvoeringsbesluiten ter goedkeuring
van de herstelplannen in het kader van de Recovery and Resilience Facility (RRF) daar waar relevant ook aandacht aan de voorwaarde uit de RRF-verordening dat
lidstaten toelichten hoe de maatregelen in het plan zullen bijdragen aan gendergelijkheid
en gelijke kansen voor iedereen. Nederland roept de Commissie ook op om bij de beoordeling
en monitoring van de plannen deze voorwaarden mee te nemen. Daarnaast is de Common Provisions Regulation (CPR) als financieel instrument van belang. De CPR is een overkoepelende verordening en bevat aanknopingspunten om in specifieke gevallen,
waarin het gaat om programma’s die onder deze verordening vallen (voornamelijk cohesieprogramma’s)
en er een duidelijk verband te leggen is met discriminatie, rechtsstaat en/of fraude,
over te gaan tot schorsing van betaling of een financiële correctie aan te kunnen
brengen. De CPR is in de context van discriminatie van LHBTI personen recent al ingezet. Op basis
van de voorloper van de huidige CPR10 heeft de Commissie namelijk besloten middelen uit REACT-EU11 voorlopig niet toe te kennen aan vijf Poolse regio’s die zich hadden uitgeroepen
tot LHTBI-ideologievrije zone. De Commissie had twijfels over het vermogen van de
beheerautoriteiten in deze vijf Poolse regio’s om de naleving van het beginsel van
non-discriminatie uit de CPR bij de tenuitvoerlegging van deze programma’s te waarborgen. Vier van deze vijf Poolse
regio’s hebben inmiddels de verklaring een LHBTI-ideologievrije zone te zijn, ingetrokken
dan wel grondig aangepast met verwijdering van de discriminerende elementen en de
Commissie hierover geïnformeerd. Op 17 november jl. heeft Uw Kamer een overzicht ontvangen
van het beschikbare EU-instrumentarium om rechtsstatelijke problemen in de Unie te
adresseren waarin ook op de CPR wordt ingegaan.12
Ondanks de regressieve druk op EU- en VN-afspraken omtrent gendergelijkheid, gelijke
rechten voor LHBTI personen en SRGR, lukt het Nederland als sterke pleitbezorger voor
deze rechten binnen de EU om samen met gelijkgezinde landen bestaande consensus te
behouden en zelfs voortgang te boeken. Zo worden er steeds meer EU Raadsconclusies
aangenomen die bijdragen aan het bevorderen van deze thematiek. Dit is niet alleen
terug te zien binnen de EU maar ook in EU-verklaringen die zijn afgelegd in de Mensenrechtenraad,
Commission on the Status of Women en de Commission on Population and Development van dit jaar. Dit zijn belangrijke stappen om via internationale afspraken de rechten
van vrouwen en meisjes, en LHBTI personen binnen én buiten de Europese Unie te blijven
beschermen én te bevorderen. Er wordt bovendien breder ingezet dan alleen intern EU-mensenrechtenbeleid:
de rechten van LHBTI-personen worden door Nederland aangekaart in de context van due diligence-wetgeving13, cyber en regionale dossiers.
De Nederlandse inzet in de EU heeft ook een wisselwerking met en zijn uitwerking binnen
andere internationale gremia. Zo zoekt Nederland actief de samenwerking met een brede
groep landen op, bijvoorbeeld in de Equal Rights Coalition (waar Nederland medeoprichter van is) en de UN LGBTI Core Group (waar Nederland samen met Argentinië covoorzitter van is) in New York. De UN LGBTI Core Group heeft de afgelopen jaren bewustwording rondom LHBTI-thema’s binnen de VN weten te
vergroten. Mede dankzij deze inzet heeft de VN recent bekendgemaakt een strategie
op anti-discriminatie van LHBTI personen in VN-organisaties op te stellen, zowel gericht
op het interne personeelsbeleid als op de externe inzet van de VN.
Nederland spreekt landen in bilaterale contacten op alle niveaus zowel ambtelijk als
politiek aan op het belang dat wij hechten aan behoud van en respect voor deze Europese
waarden. Deze inzet wordt ook in de praktijk ondersteund door middel van de financiering
van projecten gericht op gendergelijkheid en gelijke rechten van LHBTI personen uit
onder meer het Mensenrechtenfonds en het Programma Ondersteuning Buitenland Beleid.
Ook zal Nederland er scherp op toezien dat middelen uit het EU programma «Rechten
en Waarden (2021–2027)», dat zich onder andere richt op gendergelijkheid en anti-discriminatie
van LHBTI personen, met name besteed worden in lidstaten waar zorgwekkende ontwikkelingen
plaatsvinden en zal relevante »ngo’s – via de ambassades – wijzen op deze middelen.
Binnen deze thematiek is rol van de EDEO ook relevant, zij is verantwoordelijk voor
het uitdragen en beschermen van deze waarden in multilaterale gremia, waaronder in
EU-mensenrechtendialogen met derde landen. Het kabinet ziet er op toe dat zij dit
ook daadwerkelijk doet en ondersteunt haar hierin.14 Het kabinet onderzoekt momenteel hoe gender mainstreaming structureel beter verankerd
kan worden in het buitenland beleid. Hiertoe wordt tevens gewerkt aan de verkenning
van een feministisch buitenlandbeleid15. De motie van het lid Piri c.s.16 waarin wordt verzocht om een implementatieplan gender mainstreaming op te stellen
conform de criteria van het EU Gender Action Plan zal hierin worden meegenomen evenals
de aanbevelingen van de IOB evaluatie naar het BZ gender mainstreaming beleid17. De Kamer zal hier op korte termijn verder over worden geïnformeerd.
De Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over eventuele ontwikkelingen op gendergelijkheid,
SRGR en gelijke rechten van LHBTI personen in de Unie en de Nederlandse inzet om deze
ontwikkelingen te adresseren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken