Brief regering : Monitoringsresultaten Addendum 9 PJ energiebesparing
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 775 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2021
Energiebesparing is van groot belang voor CO2-reductie en het behalen van de klimaatdoelen. Met de 110 deelnemers aan de Meerjarenafspraak
Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE-convenant) zijn in 2017, in het kader van
het Energieakkoord voor duurzame groei, twee aparte resultaatsafspraken gemaakt. Deze
afspraken zijn vastgelegd in het Addendum 9 PJ. Deelnemers aan het reguliere MEE-convenant
en dus aan het Addendum 9 PJ zijn voornamelijk grote industriële bedrijven die verplicht
deelnemen aan het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS). De Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) monitort jaarlijks de voortgang op de resultaatsafspraken, en met
deze brief informeer ik uw Kamer over de resultaten over 2020. De overgrote meerderheid
van de deelnemende bedrijven heeft hun besparingsopgave ingevuld met geplande of gerealiseerde
projecten. Een kleine groep achterblijvers heeft dat echter niet gedaan en daarom
ligt de industrie net niet op koers om de afspraken te realiseren.
Afspraken Addendum
In het Addendum is afgesproken om met procesefficiëntiemaatregelen 22 petajoule (PJ)
finale1 energiebesparing te realiseren binnen het reguliere MEE-convenant. Uw Kamer is reeds
geïnformeerd over het resultaat op deze doelstelling (Kamerstuk 30 196, nr. 773). Naast deze 22 PJ afspraak hebben de deelnemers aan het MEE-convenant ook afgesproken
om daar bovenop 9 PJ extra energiebesparing2 te realiseren in 2020. Deze opgave is te vergelijken met het jaarlijkse energiegebruik
van alle huishoudens in Amersfoort bij elkaar opgeteld. Voor deze tweede afspraak
hebben de MEE-deelnemers een individuele besparingsopgave gekregen. Om hier met energiebesparingsprojecten
invulling aan te geven, hebben de bedrijven vervolgens een aanvulling op het vierjaarlijkse
Energie-Efficiëntie Plan (EEP) ingediend. Deze aanvullende maatregelen zouden samen
meer dan 9 PJ opleveren.
Uw Kamer is eind vorig jaar geïnformeerd dat uit de RVO-monitoring over 2019 bleek
dat de prognose op 8,852 PJ voor eind 2020 bleef steken (Kamerstuk 30 196, nr. 740). In het Addendum is vastgelegd dat wanneer de prognose onder de 9 PJ uitkomt, compensatiemiddelen
bij individuele achterblijvende bedrijven geïnd worden. Hiervoor wordt gekeken naar
de bedrijfsspecifieke besparingsopgave. Als een bedrijf zijn individuele besparingsopgave
niet volledig heeft ingevuld met projecten of verevening met bedrijven met een overschot,
en de sector als geheel ook de sectoropgave niet volledig heeft ingevuld, dan moet
het bedrijf 12 euro per gigajoule (GJ) tekort betalen.
Vanwege de coronapandemie is vorig jaar besloten om het Addendum met een jaar te verlengen
tot eind 2021. De bedrijven hebben daarmee een extra jaar de tijd gekregen om de geplande
projecten te realiseren en eventuele nieuwe projecten in te dienen. De bedrijven die
compensatie verschuldigd waren, konden uitstel van betaling aanvragen. Er is afgesproken
de verschuldigde compensatiemiddelen direct op te eisen wanneer deze bedrijven nog
steeds een tekort zouden hebben op basis van de monitoring over 2020.
Monitoring over 2020 en compensatie
Bedrijven hebben deze kans aangegrepen en er zijn nieuwe projecten ingediend, tekorten
verevend of ingevuld. Uit de RVO-monitoring over 2020 blijkt dat er 5,453 PJ aan projecten
gerealiseerd is en dat er nog 3,386 PJ aan projecten gepland staat in 2021. Daarmee
komt de gerealiseerde energiebesparing voor eind 2021 naar verwachting uit 8,839 PJ.
Het tekort tot het collectieve doel van 9 PJ is dus iets groter geworden, al geldt
ook dat volgens deze prognose 98% van de doelstelling zou worden gerealiseerd.
Er zijn 28 bedrijven met een tekort op hun individuele besparingsopgave. Echter, niet
al deze bedrijven zijn uiteindelijk compensatie verschuldigd. Sommige bedrijven hoeven
volgens de afspraken uit het Addendum niet te betalen, omdat hun sector wel een besparingsoverschot
heeft. Andere bedrijven hebben zich beroepen op overmacht. De Commissie MEE, waarin
de brancheverenigingen en mijn ministerie vertegenwoordigd zijn, heeft een aantal
van deze overmachtsverzoeken gehonoreerd en er loopt nog een aantal beroepen. In sommige
gevallen heeft dit gevolgen voor de eventueel verschuldigde compensatie die daardoor
lager uitvalt. In dit verband meld ik uw Kamer dat enkele grote restwarmteprojecten,
die ook voor het Addendum zijn ingediend, vertraging hebben opgelopen. Voor de realisatie
van deze projecten en de daadwerkelijke warmtelevering zijn bedrijven afhankelijk
van externe partijen. Met één bedrijf ben ik inmiddels tot een overeenkomst gekomen
waarbij het bedrijf wel het totale project oplevert voor eind 2021, maar waarbij de
volledige besparing pas na de Addendumperiode, als de restwarmtevraag door de externe
partij gerealiseerd wordt, tot stand komt. Gesprekken met andere bedrijven lopen nog.
Door toegekende overmacht of nog lopende overmachtszaken, zijn er naar verwachting
circa 14 bedrijven in totaal circa 5 miljoen euro compensatie verschuldigd. Deze compensatie
moet geïnd worden door een stichting bestaande uit brancheverenigingen. Vorig jaar
is besloten dat indien er meer dan 1 miljoen euro geïnd wordt, deze middelen toegevoegd
kunnen worden aan verduurzamingsregelingen waar ETS-ondernemingen aanspraak op kunnen
maken.
Hoewel het tekort tot de collectieve opgave van 9 PJ klein is, acht ik het redelijk
dat de branches overgaan tot inning van de compensatie bij de bedrijven die niet aan
hun besparingsopgave hebben voldaan. Ik houd hierbij vast aan de afspraken uit het
Addendum. Hierbij weeg ik het maatschappelijke belang mee van energiebesparing voor
de klimaat- en energietransitie, evenals het feit dat deze bedrijven vanwege Corona
al een extra jaar de tijd hebben gekregen om geplande en/of nieuwe projecten te realiseren.
Daarbij wil ik benadrukken dat de overgrote meerderheid van de 110 bedrijven die deelnemen
aan deze afspraken, hun individuele besparingsopgave heeft ingevuld met geplande of
reeds gerealiseerde projecten. Logischerwijs is de inning van compensatie bij deze
bedrijven niet aan de orde.
Omdat het Addendum tot einde 2021 loopt, zal het uiteindelijke besparingsresultaat
pas medio 2022 bekend zijn. Ik baseer mij op de prognose uit de meest recente monitoringsronde.
In de definitieve monitoringsronde kunnen zich zowel mee- als tegenvallers voordoen.
Mocht de 9 PJ volgend jaar toch gerealiseerd blijken te zijn, dan is een terugbetaling
van de geïnde compensatie door de stichting een optie.
Energiebesparing na afronding van het Addendum
Zoals ik aangaf is energie besparen van groot belang voor CO2-reductie en het behalen van de klimaatdoelen. Energie die niet gebruikt wordt, hoeft
namelijk niet geproduceerd en getransporteerd te worden. Het kabinet heeft daarom
in de Miljoenennota 2022 aangekondigd dat de energiebesparingsplicht wordt uitgebreid
naar ETS-bedrijven. Deze bedrijven krijgen in 2023 een verplichting om alle energiebesparende
maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren. Bedrijven
moeten daarnaast elke vier jaar rapporteren over energiebesparingsmaatregelen via
de informatieplicht of via een verplicht energiebesparingsonderzoek inclusief een
uitvoeringsplan.
Daarmee blijft energie besparen bij bedrijven een belangrijk speerpunt bij het invullen
van de klimaatambitie. Dit is ook essentieel om invulling te kunnen geven aan de Europese
doelen voor energiebesparing tot 2030. In het kader van de Fit For 55-plannen van de Europese Commissie worden deze doelen opgehoogd. Uw Kamer is hier
recent over geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nrs. 3201 en 3186).
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat