Brief regering : Eindrapportage transitieadviseur WODC - beleid
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 232
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2021
Bijgevoegd vindt u het eindrapport van de transitieadviseur inzake relatie beleid
en WODC, prof. dr. Paul ’t Hart1. In het kader van het, inmiddels beëindigde2, programma WODC-maatregelen rapporteert hij tussen september 2019 en eind 2021 over
de voortgang in het bestendigen van de nieuwe relatie tussen het bestuursdepartement
van mijn ministerie en het WODC.3 In dit eindrapport vat de transitieadviseur de bevindingen van de afgelopen twee
jaar en de stand van zaken nu samen, en doet hij drie aanbevelingen voor het vervolg.
In deze brief ga ik in op de bevindingen en de aanbevelingen. Eén aanbeveling is mede
aan u, de Tweede Kamer, gericht.
Bevindingen en aanbevelingen
Voor zover de transitieadviseur heeft kunnen vaststellen hebben zich in deze twee
jaar geen nieuwe voorvallen van beïnvloeding van WODC-onderzoek voorgedaan. Dat betekent
niet dat de aandacht kan verslappen, en WODC’ers voelen zich gesteund door de regelkaders.
Twee punten uit dat regelkader leveren echter met name «pijn» bij sommige partijen
in het ministerie: de beperking van lidmaatschap van de begeleidingscommissie van
onderzoek tot één beleidsmedewerker, en de regel dat extern aan te besteden onderzoek
altijd via het WODC moet lopen.
Voor deze ervaren nadelen constateert de transitieadviseur echter dat er compenserende
werkwijzen mogelijk zijn en ook gebruikt worden. Deze voorbeelden laten wat hem betreft
zien waar het vooral over moet gaan, «professioneel gedrag in wederzijdse rollen»
tussen alle bij het onderzoek betrokken partijen. De oplossing kan niet komen van
regelgeving alleen.
De transitieadviseur betreurt dan ook dat juist initiatieven die gingen over het relationele
karakter van het vraagstuk minder goed van de grond zijn gekomen en denkt dat het
mede hieraan te wijten is dat de perspectieven van beleid, uitvoering en WODC op het
vraagstuk nog steeds zover uiteenlopen en niet convergeren. De transitieadviseur doet
drie aanbevelingen.
1. Het ongewijzigd in stand laten van de regelkaders
Hoewel sommige onderdelen van de regel- en normenkaders, wanneer naar de letter nageleefd,
soms ongemak veroorzaken, heeft de transitieadviseur geen evidente «miskleunen» aangetroffen.
Bovendien zijn de regels maar twee jaar oud. Hij beveelt aan de energie nu te richten
niet op het opnieuw sleutelen aan de kaders, maar aan het verder ontwikkelen en uitdragen
van «compenserende praktijken» waarmee onbedoelde neveneffecten worden geminimaliseerd.
2. Het meer inzetten op voorlichting en socialisatie
Om in de geest van de regels professioneel samen te werken is meer kennisdeling en
inzet op voorlichting en socialisatie nodig.
3. Het verbeteren van het kennissysteem van JenV in brede zin
− Aan departementsleiding, Centrale Kenniscoördinator en WODC-leiding: Werken aan een
uit strategische kennisbehoeften voortkomende programmering van onderzoek.
− Aan WODC en onderzoekscoördinatoren: Inzet op tastbare impact van onderzoek, door
verschillende communicatievormen, samenwerking over onderdelen heen, het synthetiseren
en op de juiste momenten aan te bieden van vergaarde kennis, en het inzetten op langjarige
onderzoeksinitiatieven.
− Aan u, de Tweede Kamer, en aan mij en mijn collega bewindspersonen: niet te makkelijk
nieuw (ad hoc) onderzoek vragen dan wel toezeggen, gezien de druk die dit legt op
schaarse capaciteit.
Reactie op bevindingen en aanbevelingen
Ik dank de transitieadviseur voor zijn, wederom, zeer waardevolle en herkenbare analyse.
Zijn bevindingen zijn een belangrijke spiegel voor de ontwikkeling van het kennisbeleid
van mijn ministerie. Ik ben allereerst blij met de vaststelling dat er zich voor zover
de transitieadviseur heeft kunnen vaststellen geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan.
1. Het ongewijzigd in stand laten van de regelkaders
Ik ben het eens met de aanbeveling de ministeriële regeling en het omgangskader die
de relatie tussen «beleid» en WODC reguleren niet te wijzigen, en de ontstane compenserende
praktijken voor onbedoelde neveneffecten te bestendigen. Het WODC heeft mij laten
weten deze conclusie te delen en ook te zullen uitdragen.
2. Het meer inzetten op voorlichting en socialisatie
Ik ondersteun ook de aanbeveling dat meer aandacht en voorlichting voor de «zachte»
kant, voor professioneel en rolvast samenwerken, nodig is, en ben me ervan bewust
dat initiatieven hiertoe tot nu toe spaarzamer of minder levensvatbaar zijn geweest.
Medewerkers van WODC en bestuursdepartement die hiertoe op sleutelposities zitten
zullen, om te beginnen, twee maal per jaar verdiepende werksessies hebben, over het
proces van samenwerken en over inhoudelijke thema’s die voor beiden belangrijk zijn.
Het WODC geeft in het contact met aanvragers van onderzoek voorlichting en zal dit
uitbreiden. Op de interne website van het bestuursdepartement wordt voor eind dit
jaar op een goed vindbare plaats alle informatie over de manier van samenwerken gebundeld.
3. Het verbeteren van het kennissysteem van JenV in brede zin
Hoewel de laatste aanbeveling strikt genomen buiten de scope valt ben ik ook blij
met de relativering die ervan uitgaat: het hebben van onafhankelijk, betrouwbaar onderzoek
is een noodzakelijke, maar nog niet voldoende, voorwaarde voor een goed kennisbeleid.
Ik onderschrijf dat het in het belang van het werk van JenV is dat beleid gebaseerd
wordt op wetenschappelijke kennis, en dat voor het realiseren van zulke evidence-informed policy er meer nodig is dan onafhankelijk onderzoek. Onderzoek moet natuurlijk onafhankelijk
zijn, maar ook kwalitatief hoogwaardig, relevant – en niet te vergeten bekend bij beleid.
Ik licht hieronder een paar punten uit waar al aan gewerkt wordt:
− De beleidsonderdelen van mijn ministerie werken op dit moment ieder aan een meerjarige
kennisagenda, waarin op de prioritaire thema’s per onderdeel een kennisbehoefte geformuleerd
wordt. Deze agenda’s zullen rond de zomer van 2022 gereed zijn en in de jaren erna
gebruikt worden om onderzoek te programmeren. Het WODC bevindt zich in een proces
van steeds verdergaande flexibilisering met als doel tot een meer strategische onderzoeksprogrammering
te komen, en anderzijds meer ruimte te houden voor actuele onderzoeksvragen.
− Recent is de directie Innovatie, Kennis en Strategie gevormd, waarin ook de Centrale
Kenniscoördinator geplaatst wordt die programmatisch het JenV-brede kennisbeleid verder
aan zal jagen. De centrale opdrachten van deze directie en dat programma zijn precies
de uitdagingen die de transitieadviseur schetst: het meer programmeren van onderzoek
vanuit een strategische, meerjarige kennisbehoefte; het beter benutten van kennis
door het zo laagdrempelig mogelijk toegankelijk te maken en te zorgen voor aansluiting
op beleidsprocessen, en het meer over onderdelen heen samen te werken aan inhoudelijke
thema’s.
− Het WODC is bezig met nieuwe communicatievormen. Het was al gestart met structurele
nieuwsberichten over onderzoeken op de website, intensievere inzet van sociale media
en de productie van infographics. Recent is ook een project gestart om een groeiend
deel van de onderzoeken standaard te voorzien van een toegankelijk communicatiemiddel,
ter ondersteuning van de onderzoeksrapporten. Dit zijn bijvoorbeeld presentaties,
infographics, podcasts en online longreads.
− Op het bestuursdepartement is al een paar keer gepilot met kennistafels, waar op uitnodiging van beleid wetenschappers van universiteiten en kennisinstituten
samen met professionals uit de praktijk hun kennis delen rond een bepaald thema, om
te bezien of er kennislacunes zijn. Deze pilots zijn positief ontvangen door beleidsmedewerkers.
− Ook de laatste aanbeveling, over het niet onnodig belasten van schaarse onderzoekscapaciteit,
neem ik ter harte. Ik wil u daarom wanneer kennisvragen rijzen voortaan voorstellen
eerst met bijvoorbeeld een kennistafel snel, zij het grofmazig, inzicht te verkrijgen
in de stand van de wetenschap.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid