Brief regering : Opbrengsten herijking aanpak hersteloperatie kinderopvangtoeslag
31 066 Belastingdienst
Nr. 933 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de herijking van
de aanpak van de hersteloperatie toeslagen. In de brief beschrijf ik deze stand van
zaken in vijf onderdelen: 1) de achtergrond en ambitie van de herijking; 2) het proces
van de herijking; 3) de behoeften van de ouders en de uitkomsten van het ouderonderzoek;
4) de oplossingsrichtingen van de herijking; 5) een schets van het vervolgproces,
inclusief het uitvoeren van uitvoeringstoetsen bij zowel Rijk als gemeenten. In het
kader van de actieve openbaarmaking zal ik u de onderliggende stukken bij deze brief
zo spoedig mogelijk doen toekomen.
In mijn brief op 30 september jl. (Kamerstuk 31 066, nr. 899) heb ik u geïnformeerd over de herijking. Dit betrof de eerste lessen uit het ouderonderzoek
en de eerste kansrijke oplossingsrichtingen. Vervolgens heeft het herijkingsteam van
het Rijk en de gemeenten in een Technische Briefing op 25 november jl. u geïnformeerd
over het proces en de opbrengsten van de herijking en u een eerste inzicht geboden
in de belangrijkste dilemma’s. Zoals aangekondigd in de aanbiedingsbrief van de 9e Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag (VGR) (Kamerstuk 31 066, nr. 932) ga ik in deze brief dieper in op de voorgenomen oplossingsrichtingen van de herijking
van de aanpak van de hersteloperatie. Ik wil uw Kamer zo vroeg mogelijk informeren
over de keuzes die dit kabinet en de VNG willen maken. De oplossingsrichtingen die
ik in deze brief deel ik met uw Kamer vooruitlopend op de start van de uitvoeringstoetsen
en de budgettaire dekking.
1. De achtergrond en ambitie van de herijking
Het onrecht dat ouders en kinderen is aangedaan door de problemen met toeslagen is
voor velen onbeschrijfelijk. Wat hun is aangedaan, had nooit mogen gebeuren. Het kabinet
zet alles op alles om de gedupeerden recht te doen, hun vertrouwen in de overheid
te herstellen en hen te ondersteunen bij een nieuwe start.
Het afgelopen jaar is het gelukt om een grote groep ouders een eerste stap in hun
herstel te bieden. Van de bijna 50.000 aanmeldingen heeft UHT bij ruim 40.000 een
eerste zorgvuldige toetsing gedaan1. Hieruit blijkt dat 23.000 ouders tot de doelgroep van de hersteloperatie behoren.
Deze ouders hebben daarmee recht op € 30.000, pauzering en kwijtschelding van hun
schulden, erkenning dat ze geen fraudeur zijn en hulp van de gemeenten op de 5 leefgebieden.
Van deze groep hebben circa 21.500 ouders inmiddels een betaling van minimaal € 30.000
ontvangen. Er zijn ongeveer 10.000 burgers waarvoor de eerste toets nog moet worden
afgerond. Verder zijn er ruim 17.000 burgers die (vooralsnog) niet onder de doelgroep
vallen en daarmee niet in aanmerking komen voor de € 30.000 en de schuldenaanpak.
Van de bijna 50.000 aanmelders in totaal heeft UHT er ruim 5.300 geholpen met een
integrale beoordeling2.
Tegelijkertijd met het zetten van deze stappen zijn er vier zaken veranderd in de
realiteit van de hersteloperatie. Deze veranderingen hebben onder andere aanleiding
gegeven tot de herijking van de aanpak. Ten eerste hebben veel meer ouders zich gemeld
bij UHT dan we in het begin hadden gedacht. In december 2020, voor de bekendmaking
van de Catshuisregeling, hadden circa 9.000 ouders zich gemeld. Inmiddels hebben bijna
50.000 ouders zich gemeld bij UHT. Het is goed dat mogelijk gedupeerden zich in grote
getalen hebben gemeld, want het onrecht dat burgers is aangedaan wil ik herstellen.
Dat meer burgers zich melden maakt wel dat de omvang van de hersteloperatie substantieel
is toegenomen sinds de start. Ten tweede is het zorgvuldig vaststellen van het financiële
herstel waar een ouder recht op heeft vaker dan gedacht zeer tijdrovend, onder andere
omdat er veel verschillende systemen moeten worden geraadpleegd. Dat behoeft meer
inzet van de persoonlijk zaakbehandelaar dan oorspronkelijk verwacht. De persoonlijk
zaakbehandelaar is gemiddeld niet ~20 uur maar circa ~50 uur bezig met het goed helpen
van één ouder. Dit komt zowel omdat het tijd kost om integraal te beoordelen waar
een ouder recht op heeft, alsook omdat ouders en persoonlijk zaakbehandelaar vaker
contact hebben dan wij aanvankelijk verwacht hadden. Ik hoor terug van ouders dat
zij het gedegen uitzoeken van hun situatie en het persoonlijke contact waarderen.
Ten derde zien we dat een substantieel deel van de ouders meer problemen heeft dan
enkel financieel, zoals rondom de 5 leefgebieden waar gemeenten brede hulp organiseren:
schulden, werk, wonen, gezin en gezondheid. Het bieden van alleen financieel herstel
is voor veel ouders lang niet voldoende gebleken om een nieuwe start te kunnen maken.
Ten slotte is het zo dat ouders aangeven dat zij niet tevreden zijn over het herstelproces.
Ouders geven aan dat zij behoefte hebben aan meer persoonlijk contact en aandacht
voor emotioneel herstel in het herstelproces. Ook is er bij ouders vaak behoefte aan
meer brede hulp dan ze nu ontvangen. Ten slotte willen ouders een sneller herstelproces,
maar vinden ze het nog belangrijker dat ze zorgvuldig en in één keer goed worden geholpen.
Ik ga in onderdeel 3 van deze brief verder in op de behoeften van ouders.
De ervaringen van ouders en de veranderende realiteit die ik hierboven schets creëert
de noodzaak om het herstelproces tegen het licht te houden. Het kabinet heeft daarom
in samenwerking met de VNG ingezet op een herijking van de herstelaanpak om te bepalen
wat we kunnen doen om het herstelproces vanuit de gemeenten en door de Rijkspartijen
voor ouders beter en sneller te doen. Deze herijking van de herstelaanpak heeft plaatsgevonden
terwijl de reguliere uitvoering van het herstel door UHT, gemeenten en anderen uitvoerders
onverminderd doorliep.
2. Het proces van de herijking
Omdat we zien dat voor herstel meer nodig is dan enkel financieel herstel, hebben
we de herijking vanuit vier perspectieven uitgevoerd: het perspectief van de ouders,
financieel herstel, emotioneel herstel (heling) en brede hulp (VNG/gemeenten). In
het team dat de herijking uitvoert, zitten dan ook experts en vertegenwoordigers vanuit
deze verschillende perspectieven. Het proces van de herijking kent vijf fasen, daarvan
hebben we er nu drie afgerond: 1) in kaart brengen van knelpunten en de behoeften
van de ouders; 2) ontwerpen en ophalen van oplossingen, 3) evalueren en selecteren
van oplossingen; 4) concretiseren van oplossingen en uitwerken van uitvoeringstoetsen,
5) implementeren van de oplossingen na definitieve besluitvorming. In figuur 1 staan
de vijf fasen kort beschreven.
Figuur 1: Het proces van de herijking gezamenlijk uitgevoerd door Rijk en gemeenten
Het proces
In de eerste fase stond het beter begrijpen van behoeftes van ouders voor herstel
centraal. Hiervoor hebben we in samenwerking met onderzoeksbureau Motivaction een
uitgebreide ouderenquête uitgezet. Op basis van een aselecte steekproef hebben we
ouders die zich bij UHT gemeld hebben benaderd. Uiteindelijk hebben meer dan 1.000
ouders meegedaan met dit onderzoek. Gemiddeld hebben wij ieder van hen 45–60 min gesproken,
veelal in een telefonisch gesprek. Dit onderzoek is eind oktober afgerond. In onderdeel
3 ga ik in op de uitkomsten van dit ouderonderzoek.
In de tweede fase hebben we oplossingen ontworpen en opgehaald. Dit hebben we gedaan
samen met ouders, gemeenten en UHT, tientallen organisaties betrokken bij het herstel
in brede zin, en instanties en personen met relevante expertise die nog niet betrokken
waren bij de hersteloperatie. Dit resulteerde in tientallen potentiële oplossingen.
U treft het overzicht van de aangedragen oplossingen aan in de bijlage van deze brief3.
In de derde fase hebben we de geïdentificeerde oplossingen geëvalueerd. Dit door te
beoordelen in hoeverre de oplossingen kunnen bijdragen aan een beter en sneller herstelproces.
Samen met ouders en betrokken partijen hebben we de belangrijkste oplossingen beoordeeld
op de mate waarin zij voorzien in de behoeften van ouders voor een beter of sneller
herstelproces, de haalbaarheid en de uitlegbaarheid naar de ouders en de samenleving.
Deze set van oplossingen hebben we vervolgens besproken en gewogen in een aantal bestuurlijke
overleggen tussen de betrokken bewindspersonen van het Rijk en vertegenwoordigers
van de VNG. Hiermee heb ik uitvoering gegeven aan de motie van de leden Van Raan en
Simons4 over het meenemen van initiatieven van gedupeerden in de herijking.
In onderdeel 4 van deze brief ga ik in op de resultaten van de evaluatie en de uitkomsten
van de herijking. In onderdeel 5 van deze brief sluit ik af met de vervolgstappen
van dit proces van de herijking.
Samenwerking in het proces
De herijking van het herstelproces is uitgevoerd door Rijk en gemeenten (VNG) gezamenlijk
en vindt plaats in zeer intensieve samenspraak met ouders, uitvoerders en andere belanghebbenden.
De ouders staan centraal in deze herijking. In aanvulling op het uitgebreide onderzoek
naar de behoeften van ouders is ook in de latere fases van het proces veelvuldig contact
geweest met hen. Zo hebben we tijdens de herijking een tiental «co-creatie» sessies
gehouden met groepen van 2–8 ouders op diverse plekken in het land. Deze sessies dienden
om in meer detail te begrijpen hoe ouders het huidige herstelproces ervaren, wat zij
goed vinden, wat zij beter willen en wat voor ideeën of oplossingen zij zelf hebben
ter verbetering. Ook hier hebben we beoogd een diverse groep ouders te spreken, waarbij
BOinK en gemeenten ons geholpen hebben door een diverse groep ouders aan te dragen.
Ten slotte zijn er ook individuele ouders en groepen ouders die oplossingen hebben
aangedragen. Ook deze oplossingen hebben we meegenomen in de herijking, waarbij we
met een aantal ouders nog individuele gesprekken gevoerd hebben, zeker als dit nieuwe
oplossingen waren die we nog niet in beeld hadden.
Naast gesprekken met ouders hebben we doorlopend contact gehad met tientallen organisaties
die betrokken zijn bij de uitvoering van herstel in brede zin. Dit contact hebben
we gelegd om ervoor te zorgen dat we alle mogelijke oplossingen hebben verkend. We
hebben zowel organisaties gesproken die ouders vertegenwoordigen zoals het ouderpanel
en BOinK, als organisaties zoals de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag (BAK),
UHT, de VNG en individuele gemeenten, commissies (CWS, CvW, BAC), Raad voor de Rechtsbijstand,
Nederlandse Orde van Advocaten, Nationale Jeugdraad, Slachtofferhulp Nederland, SVB,
NVVK, UWV, CAK en CJIB. Daarnaast hebben wij gesproken met wetenschappers en experts
op gebieden als herstelrecht en bemiddeling, omgaan met trauma’s en crises, verlies
en verzoening. Ook heeft een aantal bredere maatschappelijke initiatieven die zich
betrokken voelen bij de problemen rondom de kinderopvangtoeslag ons en andere stakeholders
benaderd voor een of meerdere gesprekken. Vanzelfsprekend zijn we ingegaan op die
uitnodigingen en hebben we die bijeenkomsten gebruikt om verder te luisteren wat er
nodig is en om mogelijke oplossingen op te halen en te toetsen.
Omdat het bieden van beter herstel een opgave is van vele organisaties hebben we drie
«herijkingsdagen» georganiseerd. Op deze dagen waren alle betrokken partijen bij elkaar.
De eerste twee herijkingsdagen vonden begin oktober en begin november plaats, en op
beide dagen waren circa 75 personen aanwezig waaronder ouders, oudervertegenwoordigers,
meer dan 20 individuele gemeenten en tientallen organisaties. Gezien de coronamaatregelen
vanaf november hebben we een derde herijkingsdag omgezet naar een kortere online bijeenkomst.
De eerste herijkingsdag stond in het teken van het ophalen van de verschillende oplossingen
van ouders en organisaties en het gezamenlijk kijken naar mogelijke nieuwe oplossingen.
Op de tweede herijkingsdag hebben we de oplossingen gezamenlijk geëvalueerd en de
meest kansrijke richtingen bepaald. Op de derde (online) bijeenkomst hebben we het
pakket aan oplossingsrichtingen getoetst.
Ik wil alle betrokken partijen bedanken voor hun enorme inzet en inbreng. In het bijzonder
ben ik de ouders erkentelijk die in dit proces hun perspectief met ons hebben gedeeld
en veel van hun tijd en energie in dit proces hebben gestoken.
3. Behoeftes van ouders en uitkomsten ouderonderzoek
De opbrengsten van de herijking, en in het bijzonder het ouderonderzoek, bevestigen
de noodzaak voor stevige aanpassingen. Veel ouders zijn niet tevreden over het herstelproces.
Het ouderonderzoek legt veel verschillende knelpunten bloot die ouders ervaren in
het bestaande herstelproces. Tegelijkertijd zijn er ook onderdelen van het huidige
proces die ouders waarderen. Er zijn wat mij betreft drie overkoepelende resultaten
die een groot deel van de resultaten samenvatten. Ik beschrijf deze achtereenvolgens.
Voor de meer uitgebreide resultaten verwijs ik u naar de twee ouderonderzoeken die
u vindt als bijlage van deze brief5.
Resultaat 1: Ouders hebben behoefte aan meer persoonlijk contact en aandacht voor
emotioneel herstel in het herstelproces
Ouders hebben vaak emotionele schade ondervonden. Ouders voelen zich nog steeds geregeld
gestrest, machteloos, verdrietig en boos. De emotionele schade resulteert in emotionele
behoeften in het herstelproces die we vaak zien terugkomen. Ouder willen meer aandacht
voor emotioneel herstel.
Ouders hebben behoefte aan meer menselijkheid, erkenning en verbinding in het herstelproces.
Ouders voelen zich nu regelmatig een nummer in het herstelproces. Ze voelen zich niet
voldoende gezien en erkend in hun persoonlijke situatie, en ze hebben behoefte aan
menselijk contact met empathie. Met de huidige contactfrequentie en met officiële
communicatie in soms voor ouders onbegrijpelijke taal valt de verbinding regelmatig
weg. De ouders die het herstelproces als positief ervaren geven aan dat dit in bijzondere
mate te danken is aan de waardering die zij hebben voor de rol van hun persoonlijk
zaakbehandelaar. Dit leert ons dat we sneller in persoonlijk contact met de ouder
moeten treden.
Ouders hebben behoefte aan meer veiligheid en betrouwbaarheid. Veel ouders durven
nog niet te vertrouwen op de overheid en op het herstelproces van de overheid. Een
illustratie van dit punt is dat veel ouders de ontvangen € 30.000 nog niet durven
uit te geven omdat zij de angst hebben dat de overheid dit alsnog terugvordert. Ook
ervaren ouders wantrouwen in het proces, bijvoorbeeld omdat ze zelf bewijsstukken
moeten aanleveren, vooral bij de CWS.
Ten slotte hebben ouders behoefte aan meer duidelijkheid en regie. Veel ouders geven
aan dat voor hen het proces dat ze doorlopen niet duidelijk is. Voor ouders is niet
altijd duidelijk wat ze moeten doen, bij wie ze moeten zijn, waar ze staan in het
proces en hoe lang ze moeten wachten. Dit leidt tot onzekerheid en frustreert hen.
Resultaat 2: Ouders hebben vaak behoefte aan bredere hulp, de precieze hulp die ze
willen verschilt per ouder.
Ouders verschillen in de gebieden waarop zij problemen ervaren, de urgentie van hun
problemen, en in hun doenvermogen en mentale ruimte om aan herstel te werken.
Ouders verschillen in de hulp die ze nodig hebben. Vier op de tien ouders geeft aan
dat de problemen met de kinderopvangtoeslag nog (zeer) veel invloed hebben op hoe
zij in hun vel zitten en de mate waarin zij zich kunnen richten op de toekomst. Ongeveer
een derde van de ouders heeft een grote tot zeer grote behoefte aan een luisterend
oor of een lotgenoot waarmee de ouder ervaringen kan delen. We hebben ouders gevraagd
naar hun problemen op zes onderwerpen: geldzaken, werksituatie, woonsituatie, relaties
met gezin, relaties met familie en vrienden en welzijn. Meer dan de helft van de ouders
ervaart op één onderwerp grote tot heel grote problemen. Bijna een derde ervaart op
drie of meer onderwerpen grote tot heel grote problemen.
Ouders geven niet alleen aan dat ze deze hulp nodig hebben maar ook dat het herstelproces
hen deze hulp op dit moment onvoldoende biedt. Zo lijkt circa de helft van alle gevraagde
ouders wel hulp te willen of kunnen gebruiken op het gebied van geldzaken, werk/opleiding,
wonen, het gezin en gezondheid. Op dit moment ontvangt echter maar circa een vijfde
van de ouders hulp op deze gebieden. Hieraan kan ook ten grondslag liggen dat ouders
geen hulp van de gemeente willen of geen hulp meer nodig hebben. Verder geeft een
groep ouders aan dat gemeenten hen niet op een juiste manier kunnen helpen of dat
ze niet wisten dat er brede hulp voor hen bestaat. Tevens ervaart een groep ouders
dat het lastig is om het juiste contact te krijgen met de gemeente voor hulp, of moeilijk
met de gemeente weet uit te werken hoe brede ondersteuning er voor hen uit zou moeten
zien. De ouders die wel hulp ontvangen op deze gebieden zijn in driekwart van de tijd
tevreden over de ontvangen hulp.
Het ouderonderzoek van Livework bevat ook een kwalitatieve analyse van hoe ouders
het herstelproces willen en kunnen doorlopen en wat voor ondersteuning ze daarbij
nodig hebben. Het onderzoek maakt daarin onderscheid op twee dimensies, namelijk de
mate waarin ouders grip hebben op de impact van de problemen met de kinderopvangtoeslag
op hun leven, en de mate waarin ouders mentaal nog veel te verwerken hebben en op
het verleden zijn gericht of juist al meer op de toekomst gericht kunnen zijn. Dit
deel van het onderzoek maakt duidelijk dat het voor het goed bieden van herstel voor
ouders zowel belangrijk is om te begrijpen «hoe» een ouder het herstelproces kan en
wil doorlopen en welke ondersteuning ze nodig hebben om dat proces te doorlopen, alsook
«wat» een ouder aan herstel nodig heeft.
Resultaat 3: Ouders willen een sneller herstelproces, maar vinden het nog belangrijker
dat ze zorgvuldig en in één keer goed worden geholpen.
Ouders zijn ontevreden over de huidige snelheid van het herstelproces. Tegelijkertijd
geeft de ruime meerderheid van de ouders aan dat zij willen begrijpen hoe de problemen
rondom de kinderopvangtoeslag in hun individuele situatie konden ontstaan. Meer dan
de helft van hen geeft aan dat graag heel precies te willen. De ouders lijken meer
snelheid te willen maar niet ten koste van de zorgvuldigheid en transparantie van
hun individuele proces.
Ouders geven ook aan dat zij graag het liefst zoveel mogelijk in één keer geholpen
willen worden. Ze vinden het vervelend dat zij meermaals hun gehele verhaal moeten
vertellen. Sommige ouders hebben de indruk dat een volledig proces altijd bestaat
uit een eerste toets, een integrale beoordeling en een verzoek bij de CWS. Zij ervaren
dat wij hen niet in de integrale beoordeling compenseren voor hun (emotionele) schade.
Ten slotte geven ouders ook aan dat continue verandering voor hen afbreuk doet aan
de betrouwbaarheid van het herstelproces.
4. Oplossingsrichtingen herijking
Het kabinet en de VNG stellen een pakket met concrete aanpassingen en aanvullingen
voor die er samen voor zorgen dat we tegemoet komen aan de behoeften van ouders. We
kiezen voor oplossingen die goed uitlegbaar zijn naar ouders en naar de samenleving.
De uitvoerbaarheid van deze oplossingen laten we verder toetsen met uitvoeringstoetsen.
De oplossingen maken dat het proces beter kan voorzien in de persoonlijke behoeften
van ouders. Er zijn ook een aantal oplossingen die het proces voor sommige groepen
ouders versnelt. De oplossingen sluiten aan en bouwen voort op het bestaande proces.
Hieronder licht ik het pakket toe.
Een herstelproces dat beter invulling geeft aan de behoeften van de ouder
Ik kies voor aanpassingen in het herstelproces met meer aandacht voor emotioneel herstel,
op basis van duidelijke verwachtingen en waarin we op samenhangende wijze in de persoonlijke
behoeften van de ouder voorzien. Dit is conform de gewijzigde motie van het lid van
Raan c.s.6 over een proces waarin maatwerk en heling centraal staan. De belangrijkste aanpassingen
licht ik hieronder kort toe aan de hand van het proces dat de ouder doorloopt:
• Eerder persoonlijk contact – direct bij het moment van aanmelding leggen we contact
en bespreken wij de persoonlijke situatie met de ouder. Als een ouder zicht meldt
bij UHT dan zal een UHT-medewerker dit eerste persoonlijke contact verzorgen. Burgers
die we spreken en duidelijk niet aan het juiste adres zijn verwijzen wij waar mogelijk
door. We geven in dit gesprek aan dat burgers die geen kinderen hebben en/of geen
kinderopvang hebben gehad niet in aanmerking komen voor compensatie en hopen dat zij
in dat geval af zien van een aanmelding. Burgers die we spreken die geen gedupeerde
van de kinderopvangtoeslag zijn maar mogelijk wel gedupeerde van een andere toeslag
zullen wij wel registreren maar niet aanmelden voor het herstelproces voor de kinderopvangtoeslag.
• Snel duidelijkheid voor niet gedupeerden van de kinderopvangtoeslag – Op dit moment
zijn er bijna 17.000 burgers waarbij in de eerste toets niet is vastgesteld dat er
grond is voor erkenning als gedupeerde. We kiezen ervoor om deze versneld af te ronden
door middel van een beschikking. Burgers die geen gedupeerde van de kinderopvangtoeslag
zijn geven wij duidelijkheid met een afrondende beschikking waarmee we het proces
met hen op een zorgvuldige manier afronden. Voor burgers van wie we op basis van de
eerste toets nog niet weten of ze gedupeerd zijn, zal UHT vragen of zij bewijsstukken
hebben op basis waarvan we dat kunnen vaststellen. Indien zij niet gedupeerd blijken,
krijgen zij ook duidelijkheid met een afrondende beschikking. Waar relevant wijzen
we burgers die geen gedupeerde zijn van de kinderopvangtoeslag op de reguliere ondersteuning
van gemeentes binnen het sociaal domein. In de 9de Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag heb ik aangeven dat UHT al gestart is met
het versneld afronden van de aanvragen van burgers waar beide ouders zich hebben aangemeld
alsmede de aanvragen van burgers die geen kinderen hebben of nooit kinderopvangtoeslag
hebben aangevraagd.
• Een driegesprek als basis voor het herstelproces – alleen voor ouders die op basis
van de eerste toets erkend gedupeerd zijn, volgt na de eerste toets een persoonlijk
gesprek tussen ouder, de gemeente en UHT. De ouder mag natuurlijk iemand meenemen
naar dit gesprek, zoals een eigen vertrouwenspersoon, een ervaringsdeskundige of een
advocaat. Voorafgaand aan het gesprek geven we de ouder op een begrijpelijke manier
informatie over context en doel van dit gesprek, inclusief welke voorbereiding ouders
hiervoor zelf kunnen doen. Dit gesprek dient om het persoonlijke verhaal van de ouder
en diens gezin te horen, verwachtingen voor het vervolg te bespreken en de behoeften
van de ouder in kaart te brengen op gebied van de brede hulp. Hierbij hebben we expliciet
aandacht voor het samen bepalen hoe het ouder het herstelproces kan doorlopen en welke
hulp daarbij mogelijk nodig is. Ook kijken we in de uitwerking van dit gesprek naar
het idee om ouders de mogelijkheid te bieden om zelf aan te geven wat zij nodig hebben.
Op basis hiervan zouden we dan kunnen kijken of er een mogelijkheid is tot versnelde
afronding of dat het voor de ouder wenselijk is om een integrale beoordeling te doorlopen.
Met het driegesprek geven we invulling aan de gewijzigde motie van het lid van Raan
c.s.7 over een plan van aanpak waarin maatwerk en heling centraal staan. Dit gesprek kan
voor sommige ouders ook leiden tot het afhandelen van het (financiële) herstelproces
in één dag, waarmee ik invulling geef aan de motie van het lid Alkaya8 over een versnelde uitrol van de pilots om gedupeerden binnen één dag op één plek
te beoordelen. Dit gaat in het bijzonder om ouders waarbij de € 30.000 compensatie
afdoende is.
• Differentiatie tussen ouders – we stemmen het proces af op de situatie van de ouder
en diens partners en kinderen. We bekijken zowel op welke gebieden herstel nodig is
als de wijze waarop een ouder het herstelproces kan doorlopen. In figuur 2 geven we
een schematische illustratie van de verschillende routes in het herstelproces. We
starten met differentiëren al voor de eerste toets in de vorm van triage. Na de eerste
toets bieden we de ouder zo snel mogelijk duidelijkheid over of ze gedupeerde zijn
van de kinderopvangtoeslag, en zorgen we voor een manier van afhandelen die past bij
de situatie van de ouder en diens gezin. De gedupeerde ouders ontvangen € 30.000,
een pauzering en kwijtschelding van hun schulden en erkenning dat ze geen fraudeur
zijn. Voor gedupeerde ouders met een lage terugvordering bespreken wij met hen of
zij het financiële herstelproces na het ontvangen van de € 30.000 versneld willen
afronden. Erkend gedupeerde ouders behouden altijd het recht op de integrale beoordeling.
We geven erkend gedupeerde ouders voorrang waarvan UHT of de gemeente beoordeelt dat
deze gezien hun huidige schrijnende situatie voorrang nodig hebben, bijvoorbeeld als
die schrijnende situatie ontstaan is doordat de Belastingdienst bij ouders een zeer
hoog bedrag teruggevorderd heeft. Hiermee laten we voor de zwaarst gedupeerde ouders
en voor ouders met een schrijnende situatie het «first in, first out» principe los,
waardoor we deze ouders eerder kunnen helpen. In de verdere uitwerking en de uitvoeringstoetsen
gaan gemeenten en UHT beoordelen op basis van welke criteria we ouders voorrang geven
in het herstelproces. We nemen in die uitwerking in elk geval de hoogte van de oorspronkelijke
terugvordering mee als mogelijk criterium. Ook bekijken we of het in sommige situaties
mogelijk is de behandeling ook binnen één dag af te ronden, in lijn met de motie van
het lid Alkaya9 over een versnelde uitrol van de pilots om gedupeerden binnen één dag op één plek
te beoordelen. We geven met deze aanpassing uitvoering aan de moties van het lid Idsinga10, 11, waarin een meer gedifferentieerde aanpak wordt voorgesteld.
• Een vast aanspreekpunt dat meer met ouder in verbinding staat – alle gedupeerden die
het proces vervolgen krijgen na de uitslag van de eerste toets een vast aanspreekpunt
die regie voert voor de ouder en alle benodigde hulp inventariseert en orkestreert.
Dit vaste aanspreekpunt staat dicht bij de ouder. In geval van zwaardere en gecombineerde
problemen, of als ouders minder grip hebben op hun situatie of op het verleden zijn
gericht, krijgt een ouder meer, intensievere en/of eerdere begeleiding in het hersteltraject.
Ouders die daar behoefte aan hebben koppelen we aan een ervaringsdeskundige of lotgenoot.
De ouder staat tijdens het herstelproces in contact met haar/zijn vaste aanspreekpunt.
Als de ouder problemen ervaart in het proces of op emotioneel vlak dan helpt haar/zijn
vaste aanspreekpunt hiermee. In de verdere uitwerking zorgen we voor een heldere rolverdeling
tussen de gemeenten en UHT, ook wat betreft het vaste aanspreekpunt.
• Betrouwbaar proces met duidelijke verwachtingen – we scheppen heldere verwachtingen
naar de ouder over het proces en zorgen dat deze worden nagekomen. De individuele
communicatie naar een ouder loopt via het vaste aanspreekpunt. Zo bespreekt deze persoon
met de ouder wanneer de uitkomst van de integrale beoordeling er is. In de hersteloperatie
scheppen we ook duidelijke verwachtingen over de uitkomsten, voor zover dit mogelijk
is. Zo bespreken we na de integrale beoordeling met de ouder de verwachtingen over
het vergoeden van additionele werkelijke schade. Aan de hand van de adviezen van de
CWS geven we een ouder reële verwachtingen over een eventueel vervolg. We hebben in
onze communicatie in het bijzonder aandacht voor samen met ouders bespreken wat de
hersteloperatie mogelijk kan betekenen voor hen en ook wat de hersteloperatie niet
kan betekenen. Dit om te zorgen dat de verwachtingen van ouders zoveel mogelijk aansluiten
bij wat we hen bieden in het herstelproces. Met deze aanpassingen geven we gevolg
aan de motie van het lid Idsinga c.s. 12, die oproept duidelijk te communiceren aan alle mensen die wachten op herstel.
Figuur 2: Differentiatie tussen burgers in het herstelproces
Een belangrijk deel van emotioneel herstel is de wijze waarop we interacteren met
ouders en hun gezin. Soms gaat dit al goed, volgens ouders vooral zodra zij in contact
staan met een persoonlijk zaakbehandelaar. Maar dit moet nog beter. Dit is niet op
te lossen met alleen harde aanpassingen aan het proces. Dit vraagt ook een aangepaste
wijze van werken. We gaan met nog meer empathie en compassie om met de ouder. We hebben
in onze contactmomenten met de ouder extra aandacht voor duidelijke, begrijpelijke
en frequente communicatie en bieden hun waar mogelijk inzicht in de voortgang van
hun individuele proces. Hiermee geven we invulling aan de motie van de leden Van Raan
en Simons13, die oproept het proces van heling centraal te stellen bij herstel.
In het herstelproces komt meer aandacht voor individueel emotioneel herstel. In aanvulling
daarop hebben ouders ook behoefte aan meer collectief emotioneel herstel. In lijn
met de toezegging aan het lid Azarkan in het notaoverleg van 12 oktober jl. (Kamerstuk
31 066, nr. 909), hebben we met ouders en betrokken partijen eerste ideeën ontwikkeld die hier invulling
aan zouden kunnen geven. Wij willen een rol spelen in het faciliteren van het realiseren
van deze ideeën. Voorbeelden van initiatieven zijn additionele methoden voor waarheidsvinding,
een documentaire over ervaringen, een monument en het opzetten van een oudercommunity
voor en door gedupeerde ouders of platform voor lotgenoten. Het collectieve herstel
gaan we verder vormgeven. We denken hiervoor bijvoorbeeld aan het oprichten van een
aparte programmaorganisatie binnen de hersteloperatie. Deze programmaorganisatie zou
de ideeën verder kunnen uitwerken samen met ouders en betrokken partijen, en kunnen
helpen om ze te realiseren. Bij de uitwerking van de ideeën nemen we de motie van
de leden Simons en Van Raan14 mee om specifiek aandacht te besteden aan de emotionele gevolgen van institutioneel
racisme. Hiermee geven we ook uitvoering aan de motie van de leden van Raan en Simons15 over een schaalsprong in het proces van heling.
Het hierboven geschetste proces dat meer aansluit bij de behoeften van de ouder is
onmogelijk zonder een substantiële rol van de gemeenten. Zij staan dicht bij de ouders,
hebben veel ervaring met het bieden van persoonlijke ondersteuning en kennen de weg
naar de bredere hulp die ouders nodig hebben. Gemeenten gaan met name een grotere
rol spelen in het herstelproces voor gedupeerde ouders. Dit is conform de toezegging
aan de heer van Raan om te onderzoeken welke taken van UHT door andere instanties
uitgevoerd kunnen worden. Een grotere rol van gemeenten vergt een intensievere samenwerking
met UHT. Deze samenwerking stelt eisen aan de gezamenlijke besturing van de hersteloperatie
en de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen UHT en gemeenten. Deze en
andere randvoorwaarden zijn een essentieel onderdeel van de uitwerking en de uitvoeringstoetsen.
In onderdeel vijf van deze brief ga ik verder in op de planning van de verdere uitwerking
en de uitvoeringstoetsen.
Het bieden van een beter herstelproces aan de ouders vereist ook aanpassingen in de
UHT-organisatie. In het financiële herstelproces van de ouder is een belangrijke rol
weggelegd voor de persoonlijk zaakbehandelaar. De persoonlijk zaakbehandelaar voert
vanuit UHT de regie over het financiële herstelproces van de ouder. Wij maken aanpassingen
in de UHT-organisatie om de persoonlijk zaakbehandelaar nog beter te ondersteunen
bij uitvoeren van zijn taak en richten de processen in op het optimaal ondersteunen
van de persoonlijk zaakbehandelaar. Dit conform de toezegging aan de heer Alkaya over
het onderzoeken van de mogelijkheid om PZB’ers meer ruimte te geven. Dit doen we bijvoorbeeld
door de persoonlijk zaakbehandelaar in vaste samenstellingen samen te laten werken
met personen in het beoordelingsteam. We houden wel bewust vast aan het vier-ogen-principe.
Dit om een zo consistent mogelijk herstelproces te borgen voor alle gedupeerde ouders.
Een herstelproces dat voor sommige ouders sneller is
De voorgestelde aanpassingen aan het proces maken het herstelproces sneller voor sommigen,
met name voor de zwaarst gedupeerde ouders. We nemen meer tijd voor gedupeerden, bijvoorbeeld
door het persoonlijke gesprek met de ouder, gemeenten en UHT. Ook kunnen zowel UHT
als de gemeenten ouders met een acute of urgente situatie signaleren. Voor deze ouders
versnellen we het herstelproces doordat we hen waar mogelijk voorrang geven in het
proces. Omdat de voorgestelde aanpassingen de gehele hersteloperatie niet per se versnellen
hebben we ook fundamentele aanpassingen van de financiële regelingen bekeken. In het
kader van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid zou een dergelijke fundamentele aanpassing
altijd een aanvulling op de bestaande regeling zijn. Burgers die zich gemeld hebben
op basis van de bestaande regeling behouden altijd het recht om op basis van de nu
geldende regeling beoordeeld te worden.
Drie fundamentele aanpassingen die we onverstandig vinden
Er zijn drie fundamentele aanpassingen die het kabinet en de VNG na zorgvuldige overweging
onverstandig achten. Dit zijn een massaschade-aanpak, een meer forfaitaire aanpak
voor terugvorderingen in integrale beoordeling en hogere forfaitaire bedragen voor
(immaterieel) herstel. Hieronder deel ik de weging van deze opties u, in lijn met
de toezegging aan de heer Snels in het notaoverleg van 12 oktober jl.
Belangrijk in de context van deze mogelijke fundamentele aanpassingen zijn de uitgangspunten
van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor burgers. Het uitgangspunt van rechtszekerheid
betekent dat burgers die zich al bij UHT hebben gemeld het recht hebben om het huidige
(financieel) herstelproces te blijven volgen, ook als wij een nieuwe aanpak zouden
introduceren. Dit maakt dat ieder van de opties hieronder alleen kan bestaan naast
het bestaande proces en dat burgers mogen kiezen welk proces zij willen doorlopen.
Het andere uitgangspunt van rechtsgelijkheid betekent dat de overheid gelijke gevallen
ook gelijk moet behandelen. Dit betekent ook dat alle aanpassingen die leiden tot
een fundamenteel ander financiële afwikkeling van het herstelproces mogelijk ook voor
ouders gelden die het proces al doorlopen hebben.
Gegeven deze context is het fundamenteel aanpassen van het herstelproces nog steeds
mogelijk. Wel legt dit de lat voor het fundamenteel aanpassen van het financieel herstelproces
hoger, omdat het voor ouders onwenselijk is als we hun casus opnieuw zouden openen.
Daarnaast maakt het toevoegen van een tweede proces naast het bestaande proces de
uitvoering complexer. Deze context heeft geen gevolgen voor evalueren van aanpassingen
in de brede hulp of het emotioneel herstel in het herstelproces. Wel moeten we ook
hier met terugwerkende kracht zorgen dat gedupeerde ouders die het financiële herstelproces
al hebben afgerond een soortgelijke toegang krijgen tot brede hulp en emotioneel herstel
als de ouders die het verbeterde proces doorlopen.
De eerste fundamentele aanpassing die wij overwogen hebben is de massaschade-aanpak.
De massaschade-aanpak is een proces voor collectieve afwikkeling van schade waarbij
een hiertoe op te richten stichting namens gedupeerden in onderhandeling gaat met
de staat over de afwikkeling van (primair) financieel herstel. Het belangrijkste voordeel
van deze aanpassing is dat gedupeerden het gevoel hebben onderdeel te zijn van een
collectief in plaats van dat zij er alleen voor staan en dat zij als collectief inspraak
hebben op de schikking die wordt getroffen. De fundamentele aanpassing kent grote
nadelen. Het eerste nadeel is dat het realiseren van een dergelijk proces minimaal
2 tot 2,5 jaar duurt voordat er een collectieve schikking is die bekrachtigd is door
het gerechtshof. Dit omdat er eerst een stichting moet worden opgericht, dan een onderhandeling
plaatsvindt tussen de Staat en de stichting en de uitkomsten hiervan vervolgens aan
de rechter moeten worden voorgelegd. Als er vervolgens een schikking is met veel forfaitaire
onderdelen dan zorgt dit ervoor dat de afwikkeling met individuele ouders daarna relatief
snel kan plaatsvinden, maar ook nog tijd vergt. Het tweede nadeel van een schikking
met veel forfaitaire onderdelen is dat dit ervoor zorgt dat er minder verband is tussen
wat een ouder krijgt en de daadwerkelijke geleden schade. Het derde nadeel is dat
veel ouders aangeven dat zij graag willen begrijpen hoe de problemen rondom de kinderopvangtoeslag
in hun individuele situatie konden ontstaan. Deze aanpak biedt daar geen mogelijkheid
toe. Ten slotte is er in deze aanpak ook minder persoonlijke begeleiding en aandacht
voor individueel emotioneel herstel. Dit terwijl ouders juist aangeven aan deze begeleiding
en aandacht behoefte aan te hebben. Na weging van de voor- en nadelen, en overwegende
de adviezen van de BAK en gesprekken met de NOvA en de Raad voor Rechtsbescherming,
acht het kabinet en de VNG deze aanpak op dit moment in de hersteloperatie niet verstandig.
De forfaitaire aanpak van terugvorderingen in de integrale beoordeling is een aanpak
waarin we teruggevorderde kinderopvangtoeslag compenseren met forfaitaire bedragen.
In plaats van per gedupeerde precies uit te zoeken welke terugvorderingen onterecht
waren, gebruiken we direct beschikbare datapunten zoals het aantal jaren waarin er
een terugvordering was om een grofmazige financiële compensatie vast te stellen. Het
voordeel van deze aanpassing is dat dit tot substantiële versnelling leidt. Het nadeel
is dat we op basis van de direct beschikbare gegevens niet kunnen vaststellen of een
burger gedupeerd is en welk deel van de terugvorderingen onterecht is. Een terugvordering
kan namelijk ook terecht zijn geweest, bijvoorbeeld doordat het inkomen van de burger
wijzigde. Dit betekent dat er minder verband is tussen wat een ouder krijgt en de
daadwerkelijke geleden schade. Ook is het zo dat veel ouders aangeven dat zij graag
willen begrijpen hoe de problemen rondom de kinderopvangtoeslag in hun individuele
situatie konden ontstaan en welke bedragen zijn teruggevorderd en/of terugbetaald.
Deze aanpak biedt daar geen mogelijkheid toe. Het is de weging van het kabinet en
de VNG dat een dergelijke grofmazige aanpak daarom niet verstandig is.
De derde onderzochte optie is het toekennen van hogere (forfaitaire) bedragen aan
gedupeerde ouders, conform mijn toezegging aan de heer Azarkan in het notaoverleg
van 12 oktober jl. Dit betekent het verhogen van de bestaande (im)materiële schadepost
in de integrale beoordeling. Deze oplossing kennen we bijvoorbeeld in het gerechtelijk
systeem waar iemand die ten onrechte heeft vastgezeten een standaardvergoeding van
€ 80 per dag ontvangt. In lijn met dit voorbeeld kunnen we gedupeerde ouders € 80
per dag gedupeerd (€ 29.200 per jaar) compenseren voor hun immateriële schade. Het
voordeel van deze aanpassing is dat dit tegemoetkomt aan een wens van sommige gedupeerden
om ruimhartiger herstel te ontvangen voor hun emotionele schade. Deze oplossing leidt
niet direct tot een versnelling omdat voor het vaststellen van de compensatie van
de materiele schade alsnog een integrale beoordeling nodig is. Het verhogen van deze
bedragen verhoogt de kans op overcompensatie, terwijl een deel van gedupeerde ouders
met het forfaitaire bedrag van 30.000 euro al meer schadevergoeding ontvangt dan de
geleden schade. Het is de weging van het kabinet en de VNG dat afwijken van de vastgestelde
bedragen voor immateriële schade niet verstandig is.
Twee fundamentele aanpassingen die we verder onderzoeken
Er zijn ook twee meer fundamentele aanpassingen die complex zijn maar mogelijk wel
een verbetering en versnelling voor sommige groepen ouders kunnen betekenen. Deze
twee mogelijke oplossingen willen we nader onderzoeken en mogelijk beproeven in de
praktijk. Dit gaat om het aanbieden van de optie om tot een vaststellingsovereenkomst
(VSO) te komen met ouders en het integreren van schadeposten in de integrale beoordeling.
De VSO bestaat eruit dat een gedupeerde ouder individueel de mogelijkheid krijgt om
een voorstel op te stellen voor een compensatiebedrag inclusief werkelijke schade.
Dit voorstel mag de ouder opstellen met hulp van een onafhankelijke partij. Vervolgens
toetsen we dit voorstel aan de hand van een protocol. Als de gedupeerde en de overheid
overeenstemming bereiken, tekenen ze na inachtneming van een bedenktermijn een vaststellingsovereenkomst.
Onderdeel van een individuele VSO is dat de ouder verder afziet van bezwaar, beroep,
een verzoek aan de Commissie Werkelijke Schade of de gang naar de civiele rechter.
De optie voor een VSO is door ouders vaak genoemd als voorkeursoptie voor het uitbreiden
van het bestaande financiële herstelproces. Er kleven belangrijke risico’s aan deze
oplossingsrichting. Bovenal creëert deze optie de kans op rechtsongelijkheid tussen
de reguliere route en de VSO-route. Ook zorgt het aanbieden van twee routes waartussen
een ouder mogelijk vrijelijk kan wisselen voor meer complexiteit in de uitvoering.
Ten slotte is er het risico dat een VSO-route leidt tot teleurstelling bij een ouder
als deze een te hoge verwachting heeft van het geboden financieel herstel. We herkennen
echter ook de mogelijke voordelen die deze optie te bieden heeft. De VSO-optie kan
invulling geven aan de ouderbehoefte omdat deze optie leidt tot een meer gelijkwaardig
financieel herstelproces waarin de ouder meer regie en controle ervaart. Ook kan de
VSO voor sommige ouders het proces substantieel versnellen. We willen dit verder onderzoeken
door te kijken voor welke groepen dit relevant kan zijn en of we dit op kleine schaal
in de praktijk kunnen testen. In het verdere onderzoek betrek ik in elk geval ouders,
het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Raad voor de Rechtsbijstand, Nederlandse
Orde van Advocaten en schade-experts. In dit onderzoek zullen we ook expliciet aandacht
geven aan de mogelijkheid om de behandeling in één dag af te ronden.
Het integreren van de (werkelijke) schadeposten in de integrale beoordeling zorgt
ervoor dat ouders sneller klaar zijn met hun totale financiële herstelproces. Dit
zou betekenen dat een deel van de werkzaamheden van CWS wordt geïntegreerd in het
proces van de integrale beoordeling. Voor het integreren van de werkelijke schadeposten
in de integrale beoordeling geldt dat er mogelijk aanpassingen van wet- en regelgeving
vereist zijn. De nadelen van deze aanpassing zijn dat dit de complexiteit van de integrale
beoordeling verhoogt en dat er kans is op overcompensatie doordat UHT minder precies
dan CWS in staat zal zijn om de causaliteit tussen de schade en de kinderopvangtoeslag
te toetsen. Het voorstel van het kabinet en de VNG is om ten eerste te zorgen voor
meer transparantie over de vergoeding van werkelijke schade. Hiertoe verzoek ik de
CWS om de analyse van haar eerste circa 50 uitspraken te publiceren. Ten tweede kijken
we of het mogelijk is om meer schadeposten te standaardiseren. Het effect van deze
transparantie gaan we monitoren. Als blijkt dat veel meer ouders zich melden, en veel
meer ouders de schadeposten krijgen toegewezen, dan zal dat aanleiding zijn om te
onderzoeken of we werkelijke schadeposten kunnen integreren in de integrale beoordeling.
Het onderzoeken van deze optie is conform de oproep van uw Kamer in de motie van het
lid Idsinga16 betreffende het in elkaar schuiven van afzonderlijke processtappen. In de 9de Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag ga ik in op de acties die de CWS onderneemt
om ouders beter en sneller te kunnen helpen met hun verzoeken om de vergoeding van
additionele werkelijke schade.
Een herstelproces dat aansluit op adviezen van het Ouderpanel en de BAK
Het Ouderpanel heeft recentelijk een advies uitgebracht inzake de herijking. Het advies
benadrukt de lastige combinatie van snelheid en zorgvuldigheid. Volgens het Ouderpanel
moet er meer oog komen voor emotioneel herstel en persoonlijke aandacht. Het advies
bevat ook meerdere concrete oplossingen. Zo pleit het Ouderpanel voor meer ruimte
voor de persoonlijk zaakbehandelaar om te handelen, digitalisering van het werkproces,
triage op basis van ouderbehoefte, het integreren van schadecomponenten van CWS in
de integrale beoordeling en meer regie bij gedupeerden ook met inzet van ervaringsdeskundigen.
Een deel van deze aanbevelingen gaan over de werkwijze bij UHT en worden daar al opgepakt.
De overige aanbevelingen sluiten goed aan bij de oplossingsrichtingen van de herijking
zoals ik die hierboven heb geschetst. Ik heb het advies mondeling besproken met het
Ouderpanel en zal hen ook nog een schriftelijke reactie sturen.
Verder heeft ook de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag (BAK) recentelijk
twee adviezen uitgebracht, zoals verzocht in de motie van het lid Grinwis c.s.17 inzake een denktank die in vrijheid advies kan geven. Ik stuur u beide adviezen als
bijlage bij deze brief18.
De BAK adviseert om voort te bouwen op de huidige uitvoeringspraktijk, in een gezamenlijk
optrekken van Rijk, uitvoeringsorganisaties en gemeenten, met meer persoonlijk contact
met de gedupeerde en de mogelijkheid voor ouders om het proces eerder af te ronden.
Daarnaast adviseert de BAK om meer ervaringsdeskundigen en/of onafhankelijke experts
in te zetten en zorg te besteden aan nazorg. Ik begrijp deze adviezen van de BAK,
en ik ben van mening dat zij goed aansluiten bij de oplossingsrichtingen van de herijking
zoals ik die hierboven heb geschetst.
Een tweede gelijktijdig advies van de BAK gaat over een regionale uitvoering. Ik begrijp
deze adviezen gezien het eerste advies van de BAK. Tegelijkertijd is dit een concrete
invulling die ik zelf met UHT en gemeenten nader wil uitwerken, om te zorgen dat de
manier waarop wij dat doen goed aansluit bij hun behoeften, en waar ik ook de consequenties
voor de uitvoering goed wil begrijpen voor daartoe te besluiten. Ik neem dit advies
van de BAK graag mee in de nadere uitwerking van de uitvoering samen met gemeenten.
Dit tweede advies van de BAK adviseert ook om de uitvoering meer af te schermen van
politieke interventies. De BAK adviseert om de uitvoering op meer afstand van de bewindspersoon
te organiseren, bijvoorbeeld door het aanstellen van een regeringscommissaris. De
wens van de BAK om rust in het uitvoeringsproces te brengen herken en onderschrijf
ik. Tegelijkertijd voelt het kabinet een diepe verantwoordelijkheid om het herstel
van de problemen bij toeslagen voortvarend op te pakken. Er zijn immers grote fouten
gemaakt, die het vertrouwen van burgers in de overheid hebben beschadigd. Deze fouten
zijn mede door de inzet van uw Kamer aan het licht gekomen. De verantwoordelijkheid
voor het herstel van die fouten maakt dat een nauwe betrokkenheid van het kabinet
en van uw Kamer bij de hersteloperatie nodig zal blijven. Ik zie het advies van de
BAK dan ook als een oproep voor twee zaken. Ten eerste om de samenwerking met andere
betrokken partijen, vooral de gemeenten, in het herstel voortvarend op te pakken en
door te zetten. Ten tweede om te bewaken dat deze nauwe betrokkenheid er niet toe
leidt dat de koers van de hersteloperatie onderhevig is aan steeds wisselende politieke
interventies. Deze oproep onderschrijf ik.
5. Schets van het vervolgproces
De voorgestelde oplossingsrichtingen zijn onder nadrukkelijk voorbehoud van de volledige
Uitvoeringstoets, juridische toets en parlementaire autorisatie van de benodigde middelen
in een begrotingswet. Nu gemeenten bereid zijn een grotere rol willen nemen in het
herstelproces is het extra belangrijk dat we de uitvoering daarvan goed gaan regelen.
De planning is om tot aan het kerstreces de voorgestelde oplossingsrichtingen verder
uit te werken en de voorlopige besluitvorming met uw Kamer en met het VNG-bestuur
en de gemeenten te doorlopen. Ook zal ik het pakket aan oplossingsrichtingen nog een
keer voorleggen aan ouders. Vanaf januari 2022 werken UHT en de gemeenten de kansrijke
oplossingsrichtingen verder uit en verrichten zij de uitvoeringstoetsen. In de verdere
uitwerking benutten we ook de concrete ideeën en suggesties van ouders die uit het
ouderonderzoek naar voren komen. Een onderdeel van de verdere uitwerking is ook de
toezegging aan de heer Snels en de motie van het lid Nijboer19 over realistische data als doelstelling formuleren voor diverse groepen ouders. Parallel
aan de uitvoeringstoetsen bereiden we de implementatie voor van kansrijke oplossingen.
Op basis van de verdere uitwerking en de resultaten van de uitvoeringstoetsen vindt
in maart 2022 definitieve besluitvorming plaats over de aanpassingen aan de hersteloperatie.
In een begrotingswet zullen de voorstellen ter autorisatie aan uw Kamer worden voorgelegd.
Vanzelfsprekend blijft de reguliere uitvoering van het herstel door UHT, gemeenten
en anderen uitvoerders doorlopen terwijl de uitvoeringstoetsen en de voorbereidingen
van de implementatie lopen.
Ik zet erop in dat het effect van de eerste oplossingen in het tweede kwartaal van
2022 merkbaar zijn voor de ouder. Indien er oplossingen zijn die een minder uitgebreid
traject vereisen dan zal ik niet onnodig wachten met de implementatie hiervan. Dit
gaat mogelijk om de oplossingen voor het eerder hebben van persoonlijk contact met
de ouder en een versnelde en verkorte afronding voor specifieke groepen burgers, zoals
degenen die na de eerste toets geen gedupeerden zijn van de kinderopvangtoeslag of
ouders waar de compensatie waarschijnlijk ook na de integrale beoordeling € 30.000
blijft.
Ten slotte wil ik benadrukken dat we tijdens het vervolg van de herijking vol doorgaan
met het helpen van ouders binnen het bestaande herstelproces. Om ouders zo goed en
spoedig mogelijk te helpen maakt UHT intussen aanpassingen aan de organisatie en schaalt
maximaal verder op. In de 9e Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag ga ik verder in op de veranderingen in de
organisatie van UHT.
Uitvoeringstoetsen
De herijking van de hersteloperatie staat niet op zichzelf, maar moet gezien worden
in de bredere context van de lessen en aanbevelingen die zijn voortgekomen uit de
Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag20, de Tijdelijke Commissie Uitvoering21 en Werken aan Uitvoering22. Uit deze rapporten komt onder meer naar voren dat uitvoeringsorganisaties in een
vroeg stadium betrokken moeten worden bij het maken van nieuw beleid en dat een Uitvoeringstoets
van groot belang is om problemen voor burgers te voorkomen. Er moet gesproken worden
met in plaats van over de uitvoering, waarbij de menselijke maat en doenvermogen belangrijke
uitgangspunten zijn.
De bovengenoemde lessen moeten we dus ook in acht nemen bij de uitvoering van de Hersteloperatie
zelf, en bij de invoering van de oplossingsrichtingen die uit de herijking voortkomen.
Daarbij is de balans tussen de noodzaak om gedupeerden zo snel mogelijk én zo goed
mogelijk te helpen een lastige. Het hoge tempo van veranderingen en vernieuwingen
in het uitvoeringsproces zit soms een goed herstel van gedupeerden in de weg. Gedupeerden
in deze hersteloperatie hebben door de problemen met kinderopvangtoeslag vaak hun
vertrouwen in de overheid en haar handelen verloren. De wijze van handelen in de hersteloperatie
moet dat vertrouwen herstellen. Gedupeerden moeten ervan op aan kunnen dat wat hen
toegezegd is ook waargemaakt wordt. Daarom is een gedegen Uitvoeringstoets voorafgaand
aan finale besluitvorming essentieel.
In de uitvoeringstoetsen komt er expliciet een grote rol voor de beleving van de ouder.
Dit is essentieel omdat ouders in het ouderonderzoek frequent hebben aangegeven dat
het vaak niet (alleen) gaat om wat de exacte processtap is maar om hoe een medewerker
van de hersteloperatie hier invulling aan geeft. Een herstelproces dat aansluit bij
de behoeften van de ouder is ook in de uitvoeringstoetsen onverminderd van groot belang.
Tevens komt er in de uitvoeringstoetsen expliciet aandacht voor de randvoorwaarden
die een goede samenwerking tussen de gemeenten en UHT mogelijk maken. Dit gaat onder
andere om informatiedeling en over een wijze van organiseren waardoor UHT en de gemeente
slagvaardig kunnen samenwerken. Ten slotte is er ook aandacht in de uitvoeringstoetsen
voor het bepalen van de verwachte impact op de kwaliteit en de snelheid waarmee we
ouders helpen.
Budgettair
De in deze brief voorgestelde richtingen voor de herijking zijn bedoeld als basis
voor een discussie met de Kamer over de uiteindelijke vorm van de voorstellen die
voor parlementaire instemming zullen worden aangeboden. Het kabinet overlegt graag
eerst met het parlement over de voorgestelde richtingen. Na dit debat en na afronding
van de benodigde uitvoerings- en juridische toetsen, besluit de ministerraad over
de herijkingsvoorstellen en over de verwerking van de budgettaire gevolgen van deze
maatregelen in een nader te bepalen begrotingswet. Het kabinet zal deze begrotingswet
vervolgens aan het parlement aanbieden ter autorisatie. Het kabinet zal pas starten
met de uitvoering van dit aangekondigde beleid, het aangaan van verplichtingen en
het doen van uitgaven nadat het parlement heeft ingestemd met de genoemde begrotingswet.
Dit betekent, met andere woorden, dus ook dat de richtinggevende voorstellen tot aan
het moment van parlementaire instemming niet beschouwd dienen te worden als verplichting
in de zin van artikel 2.14 van de Comptabiliteitswet 2016. Hiermee vertrouwt het kabinet
erop het budget- en informatierecht van het parlement volledig te respecteren.
Als laatste bedank ik alle ouders en organisaties die in de afgelopen periode meegewerkt
hebben aan de herijking.
Graag bespreek ik deze richtingen met uw Kamer. Dit om ook de inzichten en voorkeuren
van uw Kamer te kunnen betrekken bij de uitvoeringstoetsen. Dit is de enige manier
waarop wij – vanuit onze verschillende, maar ook gezamenlijke verantwoordelijkheden –
gedupeerden duidelijkheid kunnen bieden, en de uitvoering in staat kunnen stellen
om beter en sneller door te kunnen gaan om gedupeerden te helpen.
De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen
Indieners
-
Indiener
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën