Brief regering : Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 12 en 13 december 2021
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1361
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2021
Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de agenda van de Landbouw- en Visserijraad
die 12 en 13 december aanstaande plaatsvindt in Brussel. Deze brief bevat een kabinetsappreciatie
van de Commissiemededeling over een noodplan voedselzekerheid en voedselvoorziening.
Het voorzitterschap is voornemens om over deze mededeling Raadsconclusies aan te nemen
tijdens deze Landbouw- en Visserijraad.
I. Agendapunten Visserij
Vangstmogelijkheden voor 2022 in EU en non-EU wateren
Politiek akkoord
Het Sloveense voorzitterschap wil tijdens de Raad een politiek akkoord bereiken over
de verordening inzake de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2022. Het voorstel
van de Europese Commissie is op 3 november jl. gepubliceerd en aangevuld op 16 november
jl. Gelet op de lopende onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen
over de vangstmogelijkheden 2022 staan in het voorstel het grootste deel van de voor
Nederland belangrijke bestanden op «pro memorie» (PM). De Europese Commissie streeft
ernaar dat de onderhandelingen tijdig afgerond zijn, zodat de uitkomsten onderdeel
kunnen zijn van de besluitvorming tijdens de decemberraad. In deze brief informeer
ik uw Kamer over mijn inzet met betrekking tot het voorstel van de Commissie. Mijn
inzet in de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden heb ik reeds met uw Kamer
gedeeld (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1344, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1354 en Kamerstuk 21 501-32, nr. 1360).
Op het moment van schrijven is het voorstel van de Europese Commissie voor toekomstige
aalmaatregelen nog niet bekend. Ook is nog niet bekend wanneer de Commissie met deze
voorstellen zal komen en of dit onderdeel zal uitmaken van de besluitvorming in de
decemberraad. Desondanks zal ik tijdens de decemberraad aandacht vragen voor de aal.
Ik hecht eraan dat maatregelen omtrent aalherstel in Europees verband plaatsvinden.
Daarom zal ik inzetten op het effectiever maken van het verbod op aalvisserij voor
een aaneengesloten periode van drie maanden in de mariene en estuariene wateren, zoals
vastgelegd in de verordening vangstmogelijkheden 2021 (2021/92). Dit door op te nemen
dat een dergelijke periode overeenkomt met het wetenschappelijk advies omtrent de
daadwerkelijke migratieperiode van (schier)aal in de betreffende lidstaat. In Nederland
geldt al sinds 2010 een vangstverbod in de zoute (en binnen-)wateren voor de periode
(september t/m november) waarin de geslachtsrijpe alen (schieraal) naar zee migreren.
Met een dergelijke aanpassing wordt de bescherming van het aalbestand effectiever
en is er ook sprake van een gelijk speelveld in alle lidstaten.
In lijn met het Noordzeeakkoord en de ambities van de KRM blijf ik mij inzetten voor
het minimaliseren van (ongewenste) bijvangsten van bedreigde soorten, ook als er voor
bepaalde soorten een gebrek aan (vangst)data is.
Onder verwijzing naar het verslag van de Landbouw en Visserijraad van oktober (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1356) wordt naar verwachting opnieuw gesproken over de vangstmogelijkheden (Total Allowable
Catch (TAC)) voor makreel in de Noordzee. Hierover is in een Oktoberraad een verklaring
van de Commissie en de Raad opgenomen om een analyse te maken van methodologie van
de berekeningen en toebedeling van deze makreel-TAC. Tot op heden is nog geen document
van de Commissie ontvangen. Hangend nadere inzichten volgend uit het verwachtte document
van de Commissie, is het Nederlandse standpunt dat een eventueel voorstel niet ten
koste moet gaan van het Nederlandse aandeel in de onderscheiden makreel-TAC’s en dat
het tevens recht moet doen aan de historische opbouw van de betreffende TAC’s, mede
in het licht van Brexit.
Vangstmogelijkheden voor 2022 in de Middellandse en Zwarte Zee
Politiek akkoord
De Raad zal naar verwachting een politiek akkoord bereiken over de maximaal toegestane
vangstmogelijkheden voor 2022 in de Middellandse en Zwarte Zee. De Commissie heeft
op 17 september 2021 haar voorstel voor de vangstmogelijkheden 2022 voor de Middellandse
en Zwarte Zee gepubliceerd. Dit voorstel is op 24 november jl. aangevuld met uitkomsten
van de General Fisheries Commission for the Mediterranean (GFCM) en aanvullende data
van de lidstaten. De voorgestelde vangstmogelijkheden zijn gebaseerd op wetenschappelijk
advies en de relevante meerjarenplannen die voor het gebied gelden. Vanwege de slechte
staat van demersale soorten in de Middellandse Zee stelt de Commissie aanvullende
maatregelen voor om deze bestanden verder te ontzien.
De Nederlandse visserijsector heeft geen belangen in de Middellandse Zee en Zwarte
Zee. Ik hecht er wel belang aan dat het beheer van visserijbestanden in alle Europese
wateren op uniforme duurzame wijze wordt gerealiseerd. Ik ben tevreden dat het voorstel
van de Commissie in lijn is met het wetenschappelijke advies en conform de relevante
meerjarenplannen. De betrokken lidstaten zullen naar verwachting aangeven dat het
voorstel grote sociaaleconomische gevolgen heeft.
II. Agendapunten Landbouw
Oneerlijke handelspraktijken
Tijdens de Raad zal een discussie plaatsvinden over de omzetting en uitvoering van
Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake
oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en
voedselvoorzieningsketen. In deze richtlijn, die bindend is voor alle 27 lidstaten,
is een minimaal harmonisatieniveau bepaald door een lijst vast te stellen met verboden
oneerlijke handelspraktijken tussen afnemers en leveranciers in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen.
De lidstaten hebben het recht om nationale regels vast te stellen of te handhaven
die verder gaan dan in de in de richtlijn vermelde oneerlijke handelspraktijken, mits
dergelijke nationale regels verenigbaar zijn met de regels inzake de werking van de
interne markt. In de richtlijn is bepaald dat lidstaten uiterlijk op 1 mei 2021 de
nodige wettelijke bepalingen hebben moeten vastgesteld en deze uiterlijk op 1 november
2021 moeten toepassen. De Europese Commissie heeft een rapport opgesteld waarin de
stand van zaken met betrekking tot de omzetting en uitvoering van de Richtlijn in
de verschillende Lidstaten inzichtelijk wordt gemaakt. Ten behoeve van de implementatie
van de Richtlijn is in Nederland sinds 1 november 2021 de Wet Oneerlijke Handelspraktijken
in de Landbouw- en Voedselvoorzieningsketen van kracht.
Noodplan voedselvoorziening en voedselzekerheid in tijden van crisis
Het voorzitterschap beoogt tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 13 en 14 december
Raadsconclusies aan te nemen over de Commissiemededeling. «Noodplan voor het waarborgen
van de voedselvoorziening en voedselzekerheid in tijden van crisis». Omdat deze mededeling
op 12 november jl. is verschenen, was er niet voldoende tijd om voorafgaand aan de
beoogde Raadsconclusies een BNC-fiche op te stellen. Hieronder volgt derhalve langs
deze weg een korte beschrijving van de mededeling, de appreciatie van het kabinet,
alsmede de Nederlandse positie en een overzicht van het krachtenveld.
Inhoud van de mededeling
De Europese interne markt zorgt voor een efficiënte voedselvoorziening- en verspreiding
binnen en tussen de lidstaten. Over het algemeen zijn marktpartijen in de interne
markt zeer goed in staat om voedselvoorziening voor de Europese burgers te waarborgen.
Ook de recente marktverstoringen als gevolg van COVID-19 brachten de voedselvoorziening
en voedselzekerheid in de EU niet in gevaar. Ze hebben echter wel het belang van alertheid
en paraatheid aangetoond. Daarom heeft de Europese Commissie crisisprocedures opgesteld
en een crisisresponsmechanisme in het leven geroepen om zo goed mogelijk voorbereid
te zijn op mogelijke crises die onze voedselvoorziening en -zekerheid in gevaar kunnen
brengen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan extreme weersomstandigheden (zoals bosbranden),
mislukte oogsten, of handels- en sanitaire problemen. De Van-Boer-tot-Bord-strategie
kondigde dit noodplan al aan, met de coronapandemie als directe aanleiding.
Het voorgestelde Europees mechanisme voor paraatheid en respons (European Food Security
Crisis preparedness and response Mechanism, EFSCM) zal in werking treden in geval
van uitzonderlijke, onvoorspelbare en grootschalige gebeurtenissen of risico’s die
een bedreiging kunnen vormen voor de voedselvoorziening binnen de EU. Omdat een dergelijke
crisis, ongeacht of deze binnen of buiten de voedselvoorzieningsketen plaatsvindt,
zich in meer dan één lidstaat voordoet, is coördinatie op EU-niveau vereist. Het EFSCM
zal steunen op een nieuwe, speciale groep van deskundigen bestaande uit vertegenwoordigers
van de lidstaten die regelmatig samenkomen om de huidige paraatheid van de EU te onderhouden
en waar nodig te verbeteren.
Het nieuwe mechanisme zal niet overlappen met bestaande paraatheids- en responsstructuren,
maar een aanvullende werking hebben. Kwetsbaarheden en afhankelijkheden zullen in
dit kader onder meer met stresstests van de verschillende ketens en een studie naar
de kwetsbaarheden en kritieke infrastructuur van de voedselvoorzieningsketen door
de Europese Commissie onderzocht worden. Daarbij kan ook een beroep worden gedaan
op een combinatie van EU-beleidsmaatregelen die de veerkracht van het voedselsysteem
vergroten en voorzien in instrumenten voor crisisbeheer.
Appreciatie en Nederlandse positie
Ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit is de grondhouding
van het kabinet over het noodplan positief. Het waarborgen van de voedselvoorziening
en de voedselzekerheid is als doelstelling vastgelegd in art. 39 van het EU-Verdrag.
Voedselzekerheid is zeker in Nederland innig verknoopt met voedselzekerheid en voedselsystemen
in de rest van Europa. De financiële en juridische gevolgen van dit initiatief zullen
naar verwachting zeer beperkt zijn. Het gaat vooral om een intensievere en meer gestructureerde
samenwerking om in crisissituaties als Europese Unie sneller en adequater te kunnen
reageren.
Het kabinet is van mening dat de eventuele benodigde EU-middelen gevonden dienen te
worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het Meerjarig Financieel
Kader (MFK) 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van
de jaarbegroting. Indien er sprake is van budgettaire gevolgen voor Nederland, dan
zullen deze worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departement,
conform de regels van de budgetdiscipline.
Het kabinet is in algemene zin positief over het noodplan en de vorming van het EFSCM.
Grensoverstijgende problematiek vraagt om een grensoverstijgende aanpak en goede voorbereiding
op toekomstige crises voorkomt onrust en onnodige ad hoc reacties. Met name de coördinatie
tussen stakeholders (waaronder lidstaten) is een rol die de EFSCM uitstekend op zich
kan nemen, vooral op relevante onderwerpen zoals Green Lanes, seizoens- en grenswerkers,
en de transportsector. Het kabinet ziet toegevoegde waarde in het op deze wijze gezamenlijk
garanderen van vrij verkeer van producten, dieren en werknemers, zodat voedselvoorziening
en voedselveiligheid in crisistijden kunnen worden gegarandeerd. Het plan laat de
voedselvoorziening- en verspreiding nog steeds over aan de markt, maar houdt toezicht
en kan tijdig ingrijpen als er onvoorziene situaties ontstaan waar de markt niet tijdig
of effectief op kan reageren. Het is voor het kabinet daarbij van belang dat het noodplan
niets afdoet aan de nationale competenties van de lidstaten, in algemene zin maar
zeker ook in tijden van crisis.
Naast het noodplan zullen lidstaten door de Europese Commissie worden aangemoedigd
om eigen noodplannen op nationaal niveau te behouden of op te stellen. Het kabinet
wordt gewerkt aan een Draaiboek voedselzekerheid in crisissituaties (essentiële voedingsmiddelen),
voor wanneer de bevolking geen toegang meer heeft of dreigt te hebben tot essentiële
voedingsmiddelen. In zulke gevallen kunnen marktpartijen in een normaal goed draaiend
voedselsysteem hun taken niet meer vervullen en is samenwerking met overheden noodzakelijk
om de voedselzekerheid te bewaken en te garanderen. Overigens geldt het draaiboek
voedselzekerheid in crisissituaties als aanvulling op het bestaande nationaal handboek
crisisbesluitvorming en departementale handboek crisisbesluitvorming EZK/LNV, waarin
de reguliere crisisbesluitvormingstructuren worden beschreven.
Krachtenveld
De EU-lidstaten hebben het voorstel in grote lijnen verwelkomd. De COVID-19-crisis
heeft laten zien dat de Europese agrofoodsector veerkrachtig is, maar ook dat er ruimte
is voor verbetering, onder andere in de onderlinge communicatie. De lidstaten vinden
het belangrijk om gezamenlijk op EU-niveau te acteren in tijden van crises. Dit geldt
zeker als het gaat om grensoverschrijdende aspecten van de voedselwaardeketen, zoals
het vrije vervoer op de interne markt van producten, dieren en werknemers. Enkele
lidstaten vinden dat daarbij ook aandacht moet zijn voor het openhouden van de grenzen
voor handel met derde landen in tijden van crisis. De lidstaten zijn het vrijwel unaniem
eens dat de voorgestelde EFSCM niets af mag doen aan de nationale bevoegdheden van
lidstaten en dat overlap met bestaand nationaal of communautair beleid (zoals het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of het Gemeenschappelijk Visserijbeleid) vermeden
moet worden. Een aantal lidstaten maakt zich zorgen over de veiligheidsrisico’s die
gepaard kunnen gaan met het delen van strategische informatie over de Europese voedselketen.
Een paar lidstaten zien een coördinerende rol voor de Europese Commissie op het gebied
strategische reserves. Een aantal lidstaten vraagt rekening te houden met specifieke
omstandigheden zoals in het geval van eilanden of ultraperifere gebieden
III. Diverse punten (AOB) visserij
EMFAF
De Europese Commissie zal naar verwachting nog eens onderstrepen dat het EMFAF programma
dient bij te dragen aan de doelstellingen van de European Green Deal en de implementatie
van het GVB. De Commissie zal het belang dat zij hecht veerkracht, verduurzaming,
en digitale transitie waarschijnlijk nog eens onderstrepen. Op 26 maart 2021 zijn
de hoofdlijnen van de Nederlandse invulling van het EMFAF programma per brief (Kamerstuk
32 201, nr. 114) aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Zoals u kunt lezen, draagt het Nederlandse programma
bij aan deze voor de Commissie belangrijke onderwerpen. Op dit moment wordt de laatste
hand gelegd aan het programma. Het streven is dat het programma uiterlijk in de eerste
weken van 2022 formeel aan de Europese Commissie kan worden aangeboden.
Visserijcontrole
Het voorzitterschap heeft als AOB punt visserijcontrole geagendeerd voor de Landbouw-
en Visserijraad. Er is voor dit agendapunt nog geen document gedeeld. Naar verwachting
doet het voorzitterschap verslag van de voortgang van de besprekingen over de wijziging
van de controleverordening voor visserij, welke momenteel gehouden worden in de triloog
tussen de Europese Commissie, de Raad en het Europees parlement. Uw Kamer is geïnformeerd
over het kabinetsstandpunt in dezen met het BNC-fiche van 20 juli 2018 (Kamerstuk
20 122, nr. 2678).
IV. Diverse punten (AOB) landbouw
Ontbossingsverordening
De Commissie zal een presentatie geven over haar voorstel voor een Verordening over
ontbossingsvrije producten dat op 17 november jl. is uitgebracht. Het voorstel komt
voort uit de aankondiging in de Mededeling «Bescherming en herstel van bossen wereldwijd:
de actie van de EU opvoeren». In de mededeling worden nieuwe regels voorgesteld die
onder meer moeten garanderen dat producten die EU burgers kopen, gebruiken en consumeren
op de EU markt niet bijdragen aan wereldwijde ontbossing en bosdegradatie.
Inzet Nederland
Het kabinet zal het voorstel verwelkomen en uw Kamer op gebruikelijke wijze nader
informeren over de positie van het kabinet via een BNC-fiche. Het kabinet heeft vanaf
het begin aangedrongen op het nemen van maatregelen. Zo spraken op initiatief van
Nederland vertegenwoordigers van Amsterdam Declarations Partnership (ADP) landen met
de Commissie over de aangekondigde EU-maatregelen. Tijdens dat gesprek bepleitte Nederland,
mede namens de ADP-landen, dat de Commissie met een mix van effectieve en ambitieuze
maatregelen zou moeten komen, inclusief wetgeving, die bijdraagt aan het voorkomen
van ontbossing. Het kabinet geeft daarmee ook uitvoering aan de motie van het lid
Bouali c.s. (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 28) om tot effectieve EU-maatregelen te komen die gericht zijn op het vermijden dan
wel het minimaliseren van het op de interne markt brengen van producten die gerelateerd
zijn aan ontbossing of bosdegradatie. De Europese Commissie zal deze mededeling ook
presenteren tijdens de Milieuraad op 20 december.
Indicatie krachtenveld
Gezien er nog geen inhoudelijke bespreking over de Verordening over ontbossingsvrije
producten heeft plaatsgevonden, is het krachtenveld nog niet duidelijk. Het voorstel
raakt mede aan EU-externe handelsrelaties.
Bioeast-intitatief
Het voorzitterschap zal conclusies presenteren van de virtuele bijeenkomst bioeast
Foresight Conference (27 September 2021) en Hongarije zal een gezamenlijke een verklaring
van de ministers van Landbouw van Tsjechië, Hongarije, Polen, Slowakije, Bulgarije,
Kroatië, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië en Slovenië ter ere van het vijfjarig
jubileum van het bioeast initiatief presenteren. Het bioeast initiatief is een samenwerking
van bovengenoemde lidstaten waarin zij onderzoek stimuleren en kennis delen over bioeconomie.
Ik zal dit agendapunt aanhoren.
Dierenwelzijn leghennen – informatiepunt Denemarken
Denemarken zal informatie geven over frequente problemen met borstbeenfracturen bij
leghennen die naar voren komen uit onderzoek van de universiteit van Kopenhagen. Denemarken
wil aandacht vragen voor de problematiek die fokkerijgerelateerd lijkt te zijn, alsmede
oproepen tot een gezamenlijke EU-aanpak. Navraag bij de WUR laat zien dat men – ook
in Nederland – bekend is met hoge incidenties aan borstbeenbreuken. Over onderscheid
in plaatsen van breuken in het borstbeen zijn in Nederland echter nog geen duidelijke
data beschikbaar. Dit geldt ook voor mogelijke oorzaken van bepaalde van deze breuken.
Nader onderzoek lijkt nodig. Daarnaast lijkt het, zoals Denemarken voorstelt, zinvol
als de Commissie bij de herziening van de EU-dierenwelzijnsregelgeving ook aandacht
besteedt aan fokkerij-aspecten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.