Brief regering : Integrale aanpak online fraude
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Nr. 341 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2021
Hierbij informeer ik uw Kamer over een viertal onderwerpen.
1) De ontwikkeling van een integraal plan van aanpak voor de bestrijding van online fraude
mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën.1
2) Mijn toezegging om met banken in gesprek te gaan over een extra beveiligingsmechanisme
bij het overboeken van geld door slachtoffers van vriend-in-nood-fraude.2
3) De uitvoering van de motie van het lid van Nispen c.s. om met het openbaar ministerie
te spreken over de wenselijkheid van een richtlijn of kader voor zelfmelding en zelfonderzoek
door bedrijven met de inschakeling van advocaten.3
4) Tot slot informeer ik u mede namens de Minister voor Rechtsbescherming over de bijgewerkte
planning voor het opstellen van een beleidsreactie op de evaluatie van de Wet controle
op rechtspersonen.4
1. Integrale aanpak van online fraude
Aanleiding
Online fraude is een groeiend maatschappelijk probleem. Door de technologie en het
internet hebben oplichters in korte tijd een zeer groot bereik en kunnen zij snel
en eenvoudig hun werkwijze aanpassen. Vroeger ging het om skimming van bankpassen,
tegenwoordig gaat het vooral om spoofing, bankhelpdeskfraude, phishing en de zogenoemde
hulpvraagfraude. Online fraude heeft grote emotionele en financiële gevolgen voor
slachtoffers en veroorzaakt een aanzienlijke schadelast voor het bedrijfsleven. De
banken geven aan dat met de schade door phishing en bankhelpdeskfraude in de eerste zes maanden van 2021 ruim 22,5 miljoen is gemoeid. Hun
verwachting is dat als deze groei doorzet het totaal het schadebedrag van 2020 (39,5
miljoen) zal overstijgen. De groeiende omvang van fraude vraagt om integrale samenwerking;
gerichte aanpak aan de bron, gezamenlijke inzet op preventie, detectie en interventies
en strafrechtelijke opsporing. Een integrale aanpak voorkomt versnippering van initiatieven.
Bovendien denken we daarmee een grotere impact te bereiken dan met losstaande initiatieven
en om in de toekomst nieuwe fraudevormen effectief te bestrijden. In onze eerdere
brief hebben we beschreven welke acties al genomen worden door de telecomsector, de
bankensector en de overheid om digitale fraude tegen te gaan, hebben we het belang
van een integrale aanpak benoemd en hebben we aangegeven uw Kamer opnieuw te informeren.
Beleidsambities
In het voorjaar is het overleg gestart met vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging
van Banken (NVB), de Betaalvereniging Nederland (BVN), de Vereniging COIN (Vereniging
voor telecomaanbieders) en met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en
het Ministerie van Financiën. In de afgelopen maanden is een gezamenlijke probleemanalyse
uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat er zowel op publiek als privaat vlak meerdere
initiatieven zijn genomen, maar dat een gedeelde strategie en regie ontbreekt. Dit
is nodig om in de toekomst als publieke partijen samen met private partners een grotere
impact te bereiken en om op langere termijn en met structurele maatregelen (zoals
wetgeving) de groei van onlinefraude daadwerkelijk terug te dringen. Onze gezamenlijke
beleidsambities zijn gericht op:
• preventie: het vergroten van de bewustwording omtrent online fraude en veiligheidsmaatregelen
die burgers zelf kunnen treffen, daar is de grootste winst qua preventie te behalen;
• interventies: het wegnemen van gelegenheid en het verstoren van fraude en het opwerpen
van barrières;
• slachtofferhulp: slachtoffers handelingsperspectief bieden door middel van voorlichting
waar zij terecht kunnen voor hulp en hoe financiële schade is te verhalen op daders;
en
• het faciliteren van expertise- en informatiedeling.
Actielijnen
We hebben met de NVB, BVN en COIN verkend waar een integrale aanpak betrekking op
zou moeten hebben. Het is belangrijk om tot een stevige aanpak te komen, omdat het
aantal oplichtingszaken stijgt en de schade toeneemt. Het gaat tegelijkertijd om een
complexe maatschappelijke opgave. Het ontwikkelen van een door alle partners gedragen
strategie heeft bovendien tijd nodig. Ook op de langere termijn zal sectoroverstijgende
inzet en samenwerking nodig zijn. Daar is tijd en een breed draagvlak voor nodig.
Naast de genoemde partners zijn ook andere partijen belangrijk voor samenwerking,
zoals de Fraudehelpdesk, internet serviceproviders, online platforms voor sociale
media, online handelsplatformen en bijvoorbeeld ouderen- en jongerenorganisaties.
Dit zijn ook belangrijke partners de integrale aanpak van cybercriminaliteit. Bovendien
kan niet alles tegelijk en voor de verwezenlijking van ambities zijn middelen en capaciteit
en nodig. De keuzes en prioriteitstelling daarvoor zijn ook aan een volgend kabinet.
Op basis van het gevoerde overleg schetsen we de gewenste richting en de grote lijnen
voor een integrale aanpak. Dit wordt de komende tijd verder uitgewerkt.
• Preventie en slachtofferhulp
Op dit moment worden zowel vanuit de overheid als de private sector verscheidene voorlichtingscampagnes
georganiseerd voor kwetsbare doelgroepen, zoals senioren en jongeren. De ambitie is
om consumenten en bedrijven te informeren over online risico’s en de digitale hygiëneregels
voor veilig internetverkeer actief onder de aandacht te brengen. Door middel van samenwerking
en regie kan het effect van een gezamenlijke publiekscampagne en -voorlichting gericht
op digitale weerbaarheid versterkt worden. Een concreet voorbeeld is de voorlichtingscampagne
gericht op «ouderen en veiligheid». Het is voorts van belang slachtoffers handelingsperspectief
te bieden door verwijzing naar instanties waar zij terecht kunnen met vragen. Voor
betekenisvolle opvolging voor slachtoffers is het van belang dat zij eenvoudig aangifte
kunnen doen en dat er laagdrempelige voorzieningen zijn voor slachtoffers om hun schade
te verhalen op daders, zoals een directe aansprakelijkstelling of met inschakeling
van deurwaarders.
• Interventies
De ambitie is om de keten van signaleren, melden en aangifte te verbeteren. Onder
deze actielijn wordt in aanvulling op bestaande preventieve en repressieve maatregelen
in kaart gebracht wat nog meer mogelijk is binnen de bestaande wettelijke kaders,
zoals de uitvoering van het spoofingverbod en de toepassing van een notice and take
downprocedure. De Autoriteit Consument en Markt zal haar visie geven over wat telecomaanbieders
binnen het huidige wettelijke kader kunnen en moeten doen. Het door de Minister van
Economische Zaken en Klimaat aangekondigde wetsvoorstel tot aanpassing van de Telecommunicatiewet
met aanscherping van het spoofingverbod en flankerende maatregelen zal naar verwachting
in het eerste kwartaal van 2022 gereed zijn voor internetconsultatie.
Naast de gewenste inzet op preventie en interventies is de inzet van het strafrecht
van belang. Het strafrecht wordt toegepast als optimum remedium en in betekenisvolle
zaken. Dit heeft geleid tot meerdere aanhoudingen en tot succesvolle strafrechtelijke
vervolging, waarbij de rechter gevangenisstraf heeft opgelegd.5
Tegen de achtergrond van de toename van gedigitaliseerde criminaliteit inclusief online
fraude is de vraag te stellen hoe de inzet van het strafrecht betekenisvol kan blijven
en wat dit vraagt van de benodigde expertise en organisatie van de opsporing. Deze
verkenning wordt momenteel door de politie uitgevoerd. Op Europees niveau wordt operationeel
samengewerkt door opsporingsdiensten. Dit is nodig omdat het een probleem is dat daders,
geldezels en de buit van online fraude in veel gevallen naar het buitenland verdwijnen.
• Kennis- en informatiedeling
In aanvulling op de genoemde actielijnen worden de mogelijke voordelen van een expertisecentrum
en een centraal meldpunt bezien voor het kunnen uitwisselen van kennis en signalen
van online fraude. We betrekken in het onderzoek internationale voorbeelden alsook
de Fraudehelpdesk. Het is wenselijk dat online bedreigingen en signalen effectief
kunnen worden gedeeld zodat dit ook omgezet kan worden in een snelle respons. Bijvoorbeeld
in de vorm van gerichte waarschuwingen aan de betreffende doelgroepen of het informeren
van actoren die malafide werkwijzen kunnen verstoren. We zien het belang van informatie-uitwisseling
van private en publieke partijen. Als rode draad onderzoeken we de ervaren belemmeringen
onder het huidige wettelijke kader bij informatiedeling ten behoeve van fraudepreventie
en de waarborgen die gelden zoals de bescherming van privacy.
2. Gesprek met banken over het vasthouden of terugdraaien van overboekingen van slachtoffers
van vriend-in-nood-fraude
Ik heb uw Kamer toegezegd om met banken te spreken over het treffen van een extra
veiligheidsmechanisme bij het overboeken van geld aan vermoedelijke fraudeurs. Al
eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over wat banken al doen tegen bancaire en niet-bancaire
fraude.6
Banken hebben desgevraagd aangegeven dat zij investeren in technische maatregelen
om verschillende vormen van fraude terug te dringen en consumenten voor te lichten
en te waarschuwen. Banken waarschuwen hun klanten actief in direct contact (bijvoorbeeld
via de app) en via de media. Desondanks neemt digitale fraude en oplichting toe, met
veel leed en ongemak bij de slachtoffers tot gevolg. In het betalingsverkeer zijn
diverse merkbare en niet merkbare maatregelen ingevoerd. Voorbeelden hiervan zijn
de invoering van een IBAN-Naam Check (naam-nummercontrole), de mogelijkheid om betaallimieten in te stellen, de tweefactor authenticatie
en de zogenoemde «gelijk oversteken»-service, die klanten van een online marktplaats
kunnen inzetten om hun transacties veilig te laten verlopen.
Ook werken banken met verschillende fraudedetectiesystemen om fraudeleuze transacties
op te sporen en te onderzoeken. Wanneer er sprake is van een verdachte transactie,
wordt deze transactie automatisch geparkeerd of tegengehouden door de bank. Er is
dus al sprake van een veiligheidsmechanisme bij het overboeken van geld aan vermoedelijke
fraudeurs. Hierbij geldt wel dat niet iedere frauduleuze transactie wordt gedetecteerd.
Bij hulpvraagfraude, zoals via WhatsApp, worden consumenten buiten het zicht van de
bank, op geraffineerde wijze misleid om zelf een betaling over te maken aan een zogenaamde
bekende. Hierdoor heeft een dergelijke betaling alle kenmerken van een legitieme transactie
en zal deze transactie in de meeste gevallen niet als verdachte transactie naar voren
komen in het fraudedetectiesysteem. Dat is ook niet altijd wenselijk vanwege het belang
van een goed functionerend en betrouwbaar betalingsverkeer. Op het moment dat slachtoffers
zich bij de bank melden, is het veelal te laat. Criminelen hebben het geld vaak al
weggesluisd naar andere (buitenlandse) bankrekeningen of het geld is via geldezels
al contant opgenomen. Terugboeken is in deze situatie dan niet aan de orde.
Sinds begin dit jaar kan een gedupeerde rekeninghouder (onder voorwaarden) de naam, adres en woonplaatsgegevens van de (vermeende) fraudeur bij de banken
opvragen om via een civiele procedure schade te verhalen op de daders. De banken nemen
contact op met de vermeende dader met het verzoek het bedrag, dat onder valse voorwendselen
werd overgemaakt, terug te boeken aan het slachtoffer.
Wanneer dit niet tot volledige terugbetaling leidt, kunnen slachtoffers vervolgens
via een civielrechtelijke procedure het schadebedrag verhalen bij de ontvanger van
het geld. Zo is het voor slachtoffers van onder meer hulpvraagfraude via WhatsApp
mogelijk om met professionele hulp gemakkelijker het door fraudeurs buitgemaakte bedrag
terug te krijgen. Ook worden sinds het najaar 2020 spoofing-slachtoffers financieel
gecompenseerd als zij voldoen aan het coulancekader spoofing. Dit hebben banken mogelijk
gemaakt na aandringen van uw Kamer en na overleg met de Minister van Financiën. Het
kabinet spreekt zijn waardering uit dat banken die verantwoordelijkheid hebben genomen.
Banken vragen om mitigerende maatregelen om de groei van online fraude en de schadelast
ervan in te dammen. Binnen de integrale aanpak van online fraude zal onderzocht worden
wat er nog meer mogelijk is. Een brede samenwerking is van belang, ook met sociale
media platforms om er voor te zorgen dat er in een vroeg stadium maatregelen worden
genomen om mensen beter te kunnen beschermen tegen specifieke vorm van fraude.
3. Overleg over de wenselijkheid van een richtlijn voor zelfonderzoek door bedrijven
met inschakeling van advocaten
Ter uitvoering van de motie van het lid Van Nispen (SP) heb ik met het Openbaar Ministerie
(OM) besproken of het wenselijk is een richtlijn of kader te ontwikkelen, waarin beschreven
wordt waar zelfonderzoek door bedrijven aan moet voldoen en met bijzondere aandacht
hoe omgegaan moet worden met de geheimhoudingsplicht van de betrokken advocaat.
Bedrijven die worden verdacht van financieel-economische criminaliteit kunnen eigen
advocaten inschakelen om de gang van zaken te onderzoeken. In opdracht van het WODC
wordt momenteel onderzoek uitgevoerd naar de voor- en nadelen van zelfonderzoek en
zelfmelding door bedrijven. Het onderzoek zal ingaan op de betrouwbaarheid en bruikbaarheid
van de resultaten van dergelijk zelfonderzoek voor opsporingsinstanties. Ook zal het
onderzoek ingaan op de vraag hoe kan worden omgegaan met zelfmeldingen van bedrijven
inzake financieel-economische criminaliteit. Er bestaat nu geen kader of richtlijn. Het OM heeft aangegeven
dat het wenselijk is om voor een standpuntbepaling over de wenselijkheid van een mogelijk
kader de bevindingen van het WODC-onderzoek af te wachten. Na de afronding van het
onderzoek, naar verwachting in maart 2022, zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren.
4. Beleidsreactie evaluatie Wet controle op rechtspersonen
Onlangs is uw Kamer geïnformeerd over de WODC-evaluatie en is aangegeven dat een beleidsreactie
later dit jaar volgt.7 Uit de evaluatie blijkt dat de maatregelen van de wet in de praktijk worden gebracht
zoals was bedoeld door de wetgever. Door de onderzoekers is echter ook aangegeven
dat niet is vast te stellen in welke mate deze uitvoering effectief is omdat gekwalificeerde
doelen voor deze wet ontbreken. Het onderzoeken van de toegevoegde waarde is van belang
en daarom zal ter voorbereiding van de beleidsreactie met Justis en met stakeholders
besproken worden wat de meerwaarde van risicomeldingen is voor de uitvoering van hun
wettelijke taken voor controle, opsporing en handhaving. Hierbij zal -naast de bevindingen
van de onderzoekers in deze evaluatie- breder verkend worden wat er in de toekomst
nodig is voor het toezicht op rechtspersonen, gegeven de maatschappelijke ontwikkelingen
en in het licht van andere producten of opgaves. Bezien zal onder meer worden of de
kring van afnemers kan worden uitgebreid en wordt de mogelijkheid onderzocht om een
eigen bijdrage van de behoeftestellers te vragen. Deze tussenstappen leiden ertoe
dat uw Kamer naar verwachting in de zomer 2022 de beleidsreactie zal ontvangen.
Tot slot
Met deze brief heb ik u de ambitie voor de integrale aanpak van online fraude toegelicht.
Dit is een grote en complexe opgave die in de komende periode de nodige inspanning
zal vragen. Daarom is tijd nodig om in overleg met partners uitwerking te geven aan
de strategische visie en concrete actielijnen. Tegelijkertijd is er tempo gewenst
vanwege de toename en om schade voor potentiële slachtoffers te voorkomen.
Het is vervolgens aan het (volgende) kabinet om daarvoor de randvoorwaarden te faciliteren,
meetbare doelstellingen te formuleren en zo nodig daarin specifieke beleidsaccenten
te leggen. Uw Kamer zal naar verwachting voor de zomer geïnformeerd worden over de uitvoering. Ook ben ik ingegaan
op mijn toezegging om met banken in overleg te gaan en over het terughalen van overboekingen
aan fraudeurs en over het overleg met het OM over een richtlijn voor zelfonderzoek
door bedrijven door inschakeling van advocaten. Zowel de toezegging als de motie beschouw
ik als uitgevoerd.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid