Brief regering : Voortgang forensische zorg
33 628 Forensische zorg
Nr. 85
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2021
Op 12 mei 2021 informeerde ik uw Kamer over de voortgang van het brede pakket van
maatregelen en acties dat de afgelopen jaren is ingezet om de forensische zorg te
versterken (Kamerstuk 33 628, nr. 81). In deze brief zet ik uiteen welke stappen sindsdien zijn gezet. Net als in de vorige
voortgangsbrief doe ik dit aan de hand van de thema’s in de bestuurlijke agenda forensische
zorg, die vorig jaar met de sector is vastgesteld en aan uw Kamer is aangeboden.1
De afgelopen jaren zijn door alle betrokken partijen flinke stappen gezet om de veiligheid
en kwaliteit van de forensische zorg te vergroten. Samen met het veld heb ik maatregelen
genomen om het risicobewustzijn rond de uitplaatsing vanuit detentie naar een forensische
instelling van de doelgroep veroordeelden voor een ernstig gewelds- of zedendelict
te vergroten. We hebben gezorgd dat risico’s goed in beeld zijn en ook daadwerkelijk
worden meegewogen en dat vrijheden alleen onder goede waarborgen worden toegekend.
Met de ontwikkeling van het kwaliteitskader werken we aan duidelijke normen voor de
forensische zorg, waarin de balans tussen veiligheid en zorg goed is vastgelegd. En
met de aanpak van de problematiek van weigerende observandi is er voor gezorgd dat
verdachten niet de tbs-maatregel kunnen ontlopen door te weigeren om mee te werken
aan observatieonderzoek. Daardoor krijgt de rechter beter zicht op verdachten en wordt
de tbs-maatregel opgelegd wanneer dat nodig is. De Onderzoeksraad voor Veiligheid
heeft in een notitie2 van juni 2021, die ik uw Kamer met deze brief doe toekomen, geconcludeerd dat alle
door hen gedane aanbevelingen in het rapport «Forensische zorg en veiligheid» uit
2019 zijn of worden opgevolgd.
Ik ben blij dat deze verbeteringen zijn gerealiseerd en zichtbaar effect hebben. Uit
cijfers voor de Raad voor de Rechtspraak blijkt bijvoorbeeld dat het aantal tbs-opleggingen
de afgelopen jaren is gestegen.3 Tegelijkertijd zorgt die hogere tbs-instroom in combinatie met andere factoren ook
voor capacitaire uitdagingen. Ik ga daar in deze brief nader in op en schets wat er
nodig is om blijvend te kunnen voorzien in voldoende forensische zorgcapaciteit. Ook
op andere onderdelen uit de bestuurlijke agenda doe ik in deze brief verslag van de
voortgang.
Voortgang acties uit de bestuurlijke agenda
Hieronder schets ik de stappen die de afgelopen tijd zijn gezet met betrekking tot
het brede pakket aan maatregelen en acties op het terrein van de forensische zorg.
a. Doelmatigheid en doeltreffendheid
Samen met de sector streef ik naar een zo doelmatig en doeltreffend mogelijke forensische
zorg. Om de uitdagingen op het gebied van capaciteit het hoofd te bieden en tegelijkertijd
de kwaliteit en veiligheid van de forensische zorg op peil te houden, werk ik samen
met DJI en de sector aan initiatieven voor zowel de korte als de lange termijn.
Capaciteit forensische zorg
Het uitgangspunt van de forensische zorg is dat de juiste patiënt op het juiste moment
op de juiste plek een passende behandeling krijgt. Over de gehele linie van forensische
zorg is er sinds enkele jaren sprake van een stijgende bezetting, waardoor dit uitgangspunt
onder druk komt te staan. Zo is het aantal plekken voor forensisch beschermd wonen
in de periode 2018–2020 met ruim 24 procent gestegen en voor tbs met 8 procent.4 Deze stijging is onder andere te verklaren doordat rechters vaker tbs opleggen, ook
bij verdachten die niet willen meewerken aan vooronderzoek. Hierdoor neemt de instroom
in de forensische zorg toe. Daarnaast is er sprake van schaarste aan passende door-
en uitstroomvoorzieningen op een lager beveiligingsniveau. Doordat deze lagere beveiligingsniveaus
niet in voldoende mate beschikbaar zijn, blijven cliënten langer op hogere beveiligingsniveaus.
Het gevolg hiervan is dat hoger beveiligde plaatsen bezet blijven, die juist weer
benodigd zijn voor de toenemende instroom.
In reactie op de inspectierapporten over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel
heb ik in mijn brief van 14 oktober 2020 uiteengezet welke maatregelen ik tref om
voldoende capaciteit in tbs-klinieken en vervolgvoorzieningen te realiseren.5 Daarnaast zijn extra plekken voor forensisch beschermd wonen gerealiseerd. Zoals
aangegeven in de voortgangsbrief forensische zorg van 12 mei 2021 zet ik tevens in
op een nieuwe inkoopsystematiek waardoor DJI betere afspraken kan maken met zorgaanbieders
zodat beter op kwaliteit en capaciteit gestuurd kan worden en voor bepaalde segmenten
contracten met ene langere looptijd kan hanteren. Ook werk ik aan het verbeteren van
ICT-systemen en dataverzameling om het inzicht in benodigde en beschikbare capaciteit
en daarmee ook de sturingsmogelijkheden te verbeteren.6
Deze oplossingen hebben pas op langere termijn effect, terwijl we zien dat de behoefte
al op korte termijn verder oploopt. Het is daarom noodzakelijk om nu al maatregelen
te treffen. Als tijdelijke maatregel worden daarom tbs-gestelden die in een penitentiaire
inrichting verblijven (veelal in een penitentiair psychiatrisch centrum) en wachten
op de start van hun tbs-behandeling niet direct in een tbs-kliniek geplaatst. Ze zullen
dus langer dan gebruikelijk in de penitentiaire inrichting verblijven. Het huidige
aantal van 82 tbs-passanten (peildatum 12 oktober 2021) laten we hiermee bewust verder
toenemen zover nodig. Dat heeft als nadeel dat zij pas later met hun behandeling kunnen
beginnen dan gewenst is en als gevolg daarvan op enig moment ook in aanmerking komen
voor een schadevergoeding. Het belang van een goede doorstroom in het totale systeem
om zo ook een kwalitatief goede behandeling te kunnen garanderen, weegt voor mij echter
zwaarder. Met deze maatregel creëren we ruimte voor overplaatsingen tussen tbs-klinieken
onderling (bijvoorbeeld om een vastgelopen behandeling weer op gang te brengen) als
om klinische plaatsingen in aansluiting op detentie (bijvoorbeeld als in het kader
van een voorwaardelijk strafdeel nog behandeling nodig is). Daarnaast wil ik in 2022
capaciteitsuitbreidingen mogelijk maken bij zorgaanbieders om in de stijgende behoefte
aan beveiligde plaatsen te kunnen blijven voldoen. Ik hou uw Kamer op de hoogte van
de relevante ontwikkelingen op dit punt.
Inkoopstrategie DJI
Bij mijn brief van 12 mei 2021 heb ik het adviesrapport over een nieuwe inkoopstrategie
voor de inkoop van forensische zorg met uw Kamer gedeeld.7 DJI heeft aan de hand van dit adviesrapport de nieuwe inkoopstrategie vormgegeven.
Er is gekozen voor het uitgangspunt van een landschapsgerichte aanbesteding, waarbij
DJI waar mogelijk een dialoogfase wil gaan hanteren. Dit houdt in dat er aparte aanbestedingen
worden gehouden, gericht op verschillende segmenten zorgaanbieders. Het onderscheid
tussen deze segmenten wordt niet gemaakt op basis van het type zorg dat wordt geleverd,
maar op basis van kenmerken van de zorgaanbieder. Voorbeelden zijn het hebben van
een landelijk of juist regionaal aanbod of de mate van specialisatie. Door de aanbesteding
per segment te organiseren kunnen gerichtere afspraken worden gemaakt die passend
zijn voor dat type zorgaanbieder. Ook biedt deze nieuwe procedure DJI de mogelijkheid
om langerlopende contracten af te sluiten met bepaalde segmenten zorgaanbieders. Hierdoor
werken we aan een meer duurzame samenwerkingsrelatie met meer zekerheid voor zorgaanbieders
en beperken we de administratieve lasten voor zorgaanbieders.
In mijn vorige voortgangsbrief sprak ik de verwachting uit dat de nieuwe inkoopstrategie
tot nieuwe contracten per 2023 zou leiden. Afgelopen jaar heeft DJI het veld betrokken
bij de nadere uitwerking van de inkoopstrategie middels een marktconsultatie. Mede
op basis van de input uit deze marktconsultatie heeft DJI geconcludeerd dat het verstandiger
is om de invoering van de nieuwe contracten een jaar op te schuiven. Hiermee is er
voldoende ruimte om de gewenste marktsegmentatie verder uit te werken en zit er genoeg
tijd tussen het sluiten van het contract en de ingangsdatum daarvan. Die tijd kan
gebruikt worden om de contracten goed te implementeren. Als de contracten per 1 januari
2023 in zouden gaan, zou dat te veel druk zetten op de zorgvuldigheid van onder andere
deze stappen in het proces. Door de contracten vanaf 1 januari 2024 in te laten gaan
kan bij de inkoop beter worden aangesloten bij de actuele status en inhoud van het
kwaliteitskader forensische zorg. DJI kan daarmee beter sturen op kwaliteit. Dit besluit
kan op instemming van zorgaanbieders rekenen.
Zorgprestatiemodel
Op 1 januari 2022 gaan de forensische zorg en de reguliere geestelijke gezondheidszorg
over op een nieuwe bekostigingssystematiek. Het zogeheten zorgprestatiemodel is de
afgelopen jaren door de Nederlandse Zorgautoriteit samen met de sector ontwikkeld.
Het gaat onder andere bijdragen aan vergoedingen die beter aansluiten op de feitelijk
geleverde zorg, aan sneller inzicht in de geleverde zorg en aan een vermindering van
administratieve lasten. DJI heeft de overgang naar het zorgprestatiemodel samen met
de sector zorgvuldig voorbereid. De ICT-voorzieningen bij DJI zijn gereed om vanaf
medio januari 2022 de facturen te kunnen ontvangen, verwerken en betalen. Zodra de
ICT-voorzieningen bij zorgaanbieders gereed zijn, naar verwachting op 1 april, kunnen
zij de geleverde zorg ook volgens het zorgprestatiemodel declareren.
b. Kwaliteit en professionaliteit
Duidelijke kwaliteitsnormen en goed opgeleide professionals zijn noodzakelijk voor
het uitdagende maar ook complexe werk in de forensische zorg, waar zorg van het hoogste
niveau en goed risicomanagement hand in hand gaan. Leren en reflecteren is een belangrijk
onderdeel van het stelsel. Ook daaraan wordt blijvend aandacht besteed.
Kwaliteitskader forensische zorg
Het kwaliteitskader forensische zorg is in een vergevorderd stadium om geïmplementeerd
te worden. Het instellen van de ondersteuningsstructuur voor zorgaanbieders ligt op
schema en het kwaliteitskader is inmiddels onder voorbehoud van financiering voor
inhoudelijke toetsing aangeboden aan het Zorginstituut. In de vorige voortgangsbrief
heb ik u bericht dat de financiële effecten van het kwaliteitskader in kaart gebracht
zouden worden. De analyse van de budgettaire consequenties is uitgevoerd door de Nederlandse
Zorgautoriteit. Daaruit is gebleken dat bij implementatie van het kwaliteitskader
structureel meer budget nodig is om het in het kwaliteitskader beschreven kwaliteitsniveau
te halen. Dat loopt op tot 29 miljoen euro in 2025. Verdere besluitvorming over financiële
dekking is een overweging voor een nieuw kabinet. In de tussentijd wordt alles zoveel
mogelijk gereed gemaakt voor implementatie.
Beleidsreactie «Recidive tijdens forensische zorgtrajecten 2013–2017»
Op 3 september 2021 heb ik u het onderzoeksrapport «Recidive tijdens forensische zorgtrajecten
2013–2017» aangeboden.8 Dit onderzoek is uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(WODC) en vormt vooralsnog het sluitstuk van het bredere WODC-onderzoeksprogramma
«Recidiveonderzoek forensische zorg». Het onderzoek is verricht onder alle personen
die in de periode 2013–2017 forensische zorg hebben ontvangen. Het onderzoek geeft
voor het eerst cijfers over de aard en omvang van de recidive tijdens forensische zorgtrajecten, met onderscheid tussen ambulante zorg, intramurale zorg,
forensische verblijfszorg en forensische zorg in het gevangeniswezen.
In de periode 2013–2017 ontvingen 44.578 personen op enig moment forensische zorg
en vonden naar aanleiding van recidive tijdens forensische zorgtrajecten 30.344 strafzaken
plaats die eindigden in een schuldigverklaring door de rechter of een afdoening door
het OM. Vermogensdelicten zonder geweld kwamen het meest voor (46 procent) gevolgd
door geweldsdelicten (17 procent; waarvan 0,5 procent levensdelicten). Zedendelicten
kwamen verhoudingsgewijs weinig voor (1 procent; waarvan aanranding of verkrachting
0,2 procent). Bijna de helft (47 procent) van alle recidive vond plaats in periodes
zonder forensische zorg, dat wil zeggen in de periodes dat wel sprake was van een strafrechtelijke
titel maar de forensische zorg nog niet was gestart of reeds was beëindigd. 39 procent
van de recidive vond plaats tijdens ambulante forensische zorg. Recidive tijdens verblijfszorg
(6 procent), intramurale forensische zorg (3 procent) en detentie (5 procent) komt
veel minder voor.
Het percentage recidivisten binnen één jaar lijkt logisch samen te hangen met het
type forensische zorg en de vrijheden die daar van toepassing zijn. In de ambulante
forensische zorg recidiveert 15 procent binnen één jaar (waarvan 1 procent met een
zeer ernstig delict), in de forensische verblijfszorg (beschermd wonen) 11 procent
(waarvan 0,8 procent met een zeer ernstig delict), in de intramurale forensische zorg
(waaronder tbs): 4 procent (waarvan 0,4 procent met een zeer ernstig delict) en in
detentie 3 procent (waarvan 0,4 procent een zeer ernstig delict).
In een werksessie met wetenschappers en professionals uit de forensische zorgsector
zijn de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen uit het WODC-onderzoek nader besproken.
Met dit rapport is voor het eerst de recidive tijdens forensische zorg onderzocht. Het onderzoek levert daarmee nieuwe inzichten op die
moeilijk tegen andere en eerdere resultaten zijn af te zetten.
Een opvallende bevinding is dat er relatief veel recidive plaatsvindt nog voordat
de forensische zorg is gestart. Het is vanzelfsprekend van belang dat een forensische
behandeling zo snel mogelijk na oplegging door de strafrechter begint. Zoals eerder
in deze brief aangegeven is de druk op de forensische zorgcapaciteit hoog. Dat heeft
gevolgen voor de snelheid waarmee een zorgtraject kan worden gestart, ook ambulant.
Daarom nemen we de eerder in deze brief beschreven maatregelen die er voor moeten
zorgen dat de druk op de capaciteit afneemt.
Ook de recidive tijdens ambulante forensische zorg lijkt relatief hoog. Dat is op
zich niet verbazingwekkend: deze doelgroep verblijft in de vrije samenleving, heeft
te maken met diverse criminogene factoren (problemen op het gebied van huisvesting,
psychische- en/of verslavingsproblematiek en werk/inkomen) en heeft vaak al een geschiedenis
van delicten en overlast. Tegen die achtergrond is het aan de reclassering om contact
te leggen, een werkrelatie op te bouwen, te motiveren tot behandeling, de juiste behandelplek
te vinden en de aanmelding te verzorgen. Dit is een complexe opgave. Samen met de
reclassering en de zorgaanbieders breng ik in beeld wat er vooral aan de voorkant
van een forensisch zorgtraject nog voor verbeteringen nodig zijn om de kans op recidive
te verkleinen. Meer specifiek wil ik scherper zicht op de kenmerken van de doelgroep
die in afwachting van en tijdens ambulante forensische zorg (ernstig) recidiveert.
Daarmee kunnen de indicatiestelling en het risicomanagement bij deze doelgroep worden
aangescherpt.
Ik heb aan het WODC gevraagd vorm te geven aan een nieuw meerjarig onderzoeksprogramma
recidive forensische zorg. Daarin wordt periodiek de recidive tijdens en na forensische
zorg gemeten. Ook worden de uit de werksessie voortgekomen aandachtspunten meegenomen
in dit onderzoeksprogramma. Ik informeer uw Kamer in de volgende voortgangsbrief over
de opzet van het nieuwe meerjarige onderzoeksprogramma.
Afronding Taskforce forensische zorg 2018–2021
In 2018 bleek uit verschillende rapporten dat de toegenomen complexiteit van de doelgroep,
de administratieve lasten, financiële druk en een tekort op de arbeidsmarkt een zeer
hoge werkdruk veroorzaakten bij forensische zorginstellingen.9 Naar aanleiding hiervan is in juli 2018 met de sector de Meerjarenovereenkomst 2018–2021
gesloten, waarbij ik onder andere 28,5 miljoen euro beschikbaar heb gesteld voor de
sector om de ergste druk te verlichten. De Taskforce forensische zorg (hierna: Taskforce)
is in oktober 2018 opgericht om een deel van de afspraken uit de meerjarenovereenkomst
te realiseren.10 De afgelopen jaren heeft de Taskforce zich toegelegd op drie hoofdthema’s: vermindering
van administratieve lasten, arbeidsmarktaanpak en forensisch vakmanschap (kwaliteit
van zorg).
De opdracht van de Taskforce loopt per 31 december 2021 ten einde. Begin volgend jaar
verwacht ik de definitieve eindrapportage van de Taskforce, die ik uw Kamer dan met
mijn integrale reactie daarop doe toekomen. Daarbij ga ik ook in op de borging van
de nog lopende projecten. Recent is reeds een rapport door Andersson Elffers Felix
(AEF) aan de Taskforce opgeleverd over de vorderingen op het thema administratieve
lasten. Dit rapport, «Eénmeting administratieve lasten forensische zorg», stuur ik
uw Kamer met deze brief toe11.
In 2018 volgde uit onderzoek dat een psychiater in de forensische zorg van een 36-urige
werkweek ongeveer zestien uur besteedt aan administratieve taken.12 Destijds heb ik op aangeven van de sector als doel gesteld de administratieve lasten
in de forensische zorg met 25 procent terug te brengen.13 Deze doelstelling is ook opgenomen in de meerjarenovereenkomst. De Taskforce heeft
diverse initiatieven uitgevoerd die naar verwachting zouden bijdragen aan een vermindering
van de administratieve lasten, onder meer het invoeren van trajectindicaties en het
eenvoudiger registreren van indirecte tijd.
AEF geeft aan dat het door de fase waarin de initiatieven zich bevinden en de schaal
waarop ze worden toegepast, niet mogelijk is om het totaal gerealiseerde effect op
de administratieve lasten in kaart te brengen. Wel is van de drie initiatieven met
directe impact op administratieve lasten bij zorgprofessionals het te verwachten effect
in kaart gebracht. AEF constateert dat bij volledige implementatie van deze initiatieven
twee tot drie procent administratieve lastenverlichting bewerkstelligd kan worden.
Dat is teleurstellend ten opzichte van de gestelde ambitie van 25 procent. AEF laat
zien dat het karakter van de forensische zorg van belang is voor de interpretatie
van deze resultaten. De complexiteit van het werk en de stevige nadruk op maatschappelijke
veiligheid dragen bij aan een cultuur van verantwoorden en vastleggen. Dit is tijdrovend
voor zorgprofessionals. Toch geven veel van hen zelf aan dat het verantwoorden en
vastleggen inherent is aan de sector en de cliëntpopulatie, en ook niet te voorkomen.
Daarbij geven ze ook aan dat een groot deel van de administratieve taken, zoals dagrapportages
schrijven en behandelplannen opstellen, bijdraagt aan de kwaliteit van de zorg en
de veiligheid in de zorginstellingen. Niet alle administratieve taken zijn daarmee
ook administratieve lasten. Juist op die punten die door zorgprofessionals worden
aangemerkt als administratieve lasten die het minst bijdragen aan de kwaliteit van
zorg, zoals tijdschrijven en bekostigingsadministratie, zijn vorderingen geboekt door
de initiatieven van de Taskforce. Ik blijf me op dit punt met de sector inspannen
om de feitelijke en ervaren administratieve lastendruk bij professionals te verminderen.
Het rapport biedt aanknopingspunten voor vervolgstappen op het thema administratieve
lasten. Zoals ik eerder in deze brief aangaf, stuur ik uw Kamer begin volgend jaar
de eindrapportage van de Taskforce toe. In de begeleidende brief daarbij geef ik een
integrale beleidsreactie op de eindrapportage en ga ik in op de borging van de thema’s
administratieve lasten, forensisch vakmanschap en arbeidsmarktaanpak.
Vervolgonderzoek kwaliteit en veiligheid penitentiair psychiatrische centra
In mijn brief van 12 mei 2021 heb ik uw Kamer laten weten dat ik naar aanleiding van
de bevindingen van het onderzoek naar de randvoorwaarden voor goede zorg en veiligheid
in de penitentiair psychiatrische centra (PPC’s) een vervolgonderzoek ben gestart
naar de plek die de PPC’s innemen in het forensische zorgstelsel.14 Het onderzoeksrapport hierover is recent opgeleverd en verzend ik gelijktijdig met
deze brief aan uw Kamer. Het rapport schetst de doelgroep die in de PPC’s verblijft,
gedetineerden met complexe en ernstige psychiatrische problematiek die vaak (relatief)
kort in een PPC verblijven, en de mogelijkheden die de PCC’s in dat kader hebben om
forensische zorg in te zetten. Naar aanleiding van dit rapport ben ik met DJI in gesprek
over de rol van de PPC’s in het forensische stelsel en wat dit betekent voor de benodigde
randvoorwaarden. Op basis hiervan stel ik de komende maanden een herijkte visie op
de PPC’s op. In mijn volgende voortgangsbrief bericht ik uw Kamer over de uitkomsten
hiervan.
Aanscherping afspraken verloftoetsing tbs
In inspectierapporten over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel, die ik uw Kamer
op 14 oktober 2020 aanbood, kwam naar voren dat het wenselijk was de afspraken inzake
de externe verloftoetsing door het Adviescollege verloftoetsing tbs (AVT) aan te scherpen.15 Dit gold in het bijzonder voor het indienen van wijzigingen van verlofplannen, vooral
in die gevallen waarbij sprake is van een overplaatsing naar een externe voorziening.
Het AVT heeft samen met de FPC’s en FPK’s op deze punten concrete afspraken gemaakt.
Zo is besloten dat in elke aanvraag tot wijziging van een verlofplan door de klinieken
standaard een aantal onderdelen wordt opgenomen. Daarnaast is afgesproken dat alle
wijzigingsaanvragen conform de Verlofregeling tbs in de interne verloftoetsingscommissie
van de kliniek worden besproken, ongeacht de omvang van de wijziging. Ook zijn afspraken
gemaakt over de overdracht en samenwerking tussen FPC/FPK en de vervolgvoorziening
waarnaar een cliënt wordt overgeplaatst. Voorafgaand aan de overplaatsing dienen concrete
samenwerkingsafspraken zoveel mogelijk te worden uitgewerkt, zoals hoe de kliniek
en de vervolgvoorziening uitvoering geven aan het toezicht en wat de kwalitatieve
eisen zijn die worden gesteld aan de samenwerking (bijvoorbeeld over de contactfrequentie).
Naast de aanscherping van de procedures, werken de klinieken en het AVT samen aan
het stimuleren van een lerende verlofpraktijk. In dat kader verzorgt het AVT reeds
enige tijd trainingen voor schrijvers van verlofaanvragen. Het is de wens de lerende
verlofpraktijk meer systematisch vorm te geven, bijvoorbeeld door het organiseren
van intervisiebijeenkomsten waar in een vertrouwelijke setting incidenten kunnen worden
geëvalueerd. Dit wordt in een werkgroep nader uitgewerkt.
Zoals ik meermaals aan uw Kamer heb aangegeven sta ik voor een zorgvuldige verloftoetsing,
zodat we risico’s zoveel mogelijk voorkomen. Het honderd procent voorkomen van recidive
is echter niet te realiseren. Daarom is het belangrijk dat we van incidenten leren.
Ik ben dan ook blij met de inspanningen van het AVT en de klinieken, zowel met betrekking
tot de aanscherping van de afspraken over verloftoetsing als het zorgen voor een lerende
verlofpraktijk.
Plaatsingsbeleid FPA Utrecht
Sinds 27 november 2017 werden naar aanleiding van de bevindingen van de Inspectie
Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd bij de FPA Utrecht
in Den Dolder geen personen met complexe problematiek en zedenproblematiek meer geplaatst.
Dit gaf de FPA Utrecht de ruimte om noodzakelijke verbetermaatregelen door te voeren.
De FPA heeft de knelpunten die door de inspecties zijn gesignaleerd opgepakt. Er is
een kwaliteitsslag gemaakt, het aantal incidenten is sterk gedaald en grotendeels
niet forensisch gerelateerd en er is voortdurende aandacht voor de relatie en communicatie
met de omgeving. Er is dan ook geen reden meer om nog langer af te wijken van het
reguliere plaatsingskader dat voor iedere FPA geldt. Wel heb ik heb besloten om definitief
geen zedendelinquenten meer te plaatsen in FPA Utrecht, rekening houdend met de impact
en blijvende emoties bij de inwoners van Den Dolder na de ernstige gebeurtenissen
in 2017. De overige doelgroepen die passen bij het beveiligingsniveau van de kliniek
worden per 1 november 2021 wel weer geplaatst. De inspecties monitoren de ontwikkelingen
en aandachtspunten bij de FPA aan de hand van hun reguliere toezichtsprogramma.
Vervolgonderzoek Inspectie Justitie en Veiligheid FPC De Kijvelanden
In de voortgangsbrief van 3 december 2020 heb ik mijn beleidsreactie gegeven op het
rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de inspectie) over de toedracht
van het incident in FPC De Kijvelanden waarbij een medewerker werd gegijzeld en een
tbs-gestelde om het leven is gekomen.16 De inspectie is met vervolgonderzoek nagegaan wat de voortgang en het effect van
de genomen verbetermaatregelen waren ten aanzien van de drie in haar incidentonderzoek
geïdentificeerde thema’s: de controle van bezoek en de invoer van goederen, het team
van de EVBG-afdeling (extreem vlucht- en beheersgevaarlijk) en de werkwijze tijdens
de gijzeling. Als bijlage is een afschrift van de brief van de inspectie aan FPC De
Kijvelanden met daarin de bevindingen van het vervolgonderzoek toegevoegd17.
De inspectie concludeert ten aanzien van het thema controle bezoek en invoer goederen
dat de toegangscontroles verbeterd zijn en ziet een positieve ontwikkeling in het
verduidelijken van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor de medewerkers
Toegang en Veiligheid en in de samenwerking binnen het team. De inspectie concludeert
ten aanzien van het thema het team van de EVBG-afdeling dat er diverse maatregelen
zijn genomen die hebben geleid tot verbeteringen in de onderlinge samenwerking en
sfeer en in de kwantitatieve en kwalitatieve bezetting van het team. Wel constateert
de inspectie dat op de EVBG-afdeling nog altijd een te groot deel van het team (circa
50 procent in juli 2021) bestaat uit externe medewerkers. Dit staat de doorontwikkeling
van het team in de weg. De inspectie concludeert ten slotte ten aanzien van het thema
werkwijze tijdens de gijzeling dat FPC De Kijvelanden weliswaar reeds concreet voor
ogen heeft welke verbetermaatregelen moeten worden doorgevoerd, maar dat de randvoorwaarden
om een dynamische gijzeling te vertragen en isoleren nog steeds niet zijn ingericht.
Ik constateer dat FPC De Kijvelanden op een groot aantal punten noodzakelijke verbeteringen
heeft doorgevoerd maar dat met name op het punt van het gijzelingsbeleid en de gebouwelijke
aanpassingen die op dat punt nodig zijn, meer vaart gemaakt moet worden. Het is cruciaal
dat FPC De Kijvelanden zo spoedig mogelijk de beoogde verbetermaatregelen afrondt
en hiermee zorgdraagt voor een veilige leef- en werkomgeving voor medewerkers en tbs-gestelden.
Aan de hand van de uitkomsten van de Safety, Security and Housing-audit (SSH) die
door DJI in mei van dit jaar is uitgevoerd, worden momenteel de laatste gebouwelijke
verbeterpunten uitgevoerd. Ik heb met FPC De Kijvelanden afgesproken dat per 1 januari
2022 alle gebouwelijke aanpassingen gereed zijn en zij daaropvolgend direct starten
met de periodieke trainingen en interne gijzelingsoefeningen op basis van de nieuwe
gebouwelijke situatie. In de trainingen agressiehantering zoals die structureel aan
medewerkers aangeboden worden is het gijzelingsbeleid dan ook volledig ingebed. Uiterlijk
in februari 2022 vindt ook een grootschalige oefening met externe partijen plaats.
Ter aanvulling op de bevindingen van de inspectie kan ik ook melden dat sinds het
inspectiebezoek begin juli 2021 het aantal vaste medewerkers van het team van de EVBG-afdeling
is uitgebreid en dit team momenteel voor 90 procent uit vaste medewerkers bestaat.
De overige medewerkers zijn werkzaam op basis van een detachering (periodes van ten
minste zes maanden).
Aanbieding advies RSJ «Risicotaxatie in de strafrechtstoepassing»
Met deze brief bied ik u het recent door mij ontvangen advies «Risicotaxatie in de
strafrechtstoepassing» van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
(RSJ) aan18. Dit advies ziet op de toepassing van risicotaxatie in de gehele strafrechtstoepassing,
waaronder het gevangeniswezen, de justitiële jeugdinrichtingen en de forensische zorg.
De RSJ gaat in haar advies in op methodologische beperkingen, aandachtspunten van
praktische aard, ethische vraagstukken en rechtspositionele aspecten. Ik wil hier
zorgvuldig naar kijken. In de eerste helft van volgend jaar stuur ik uw Kamer mijn
beleidsreactie op dit advies toe.
c. Versterken ketensamenwerking en continuïteit van zorg
In de verbetering van de forensische zorg zijn ketensamenwerking en continuïteit van
(forensische) zorg belangrijke speerpunten.
Trajectindicaties
In een eerdere brief informeerde ik u over de invoering van trajectindicaties in de
forensische zorg. Trajectindicaties beogen de ketensamenwerking in de forensische
zorg rondom een patiënt te bevorderen en om de administratieve lasten te beperken.
Een trajectindicatie beschrijft de noodzakelijke zorg en het eventuele beveiligingsniveau
bij aanvang van het traject en gedurende de duur van de strafrechtelijke titel en
doet waar mogelijk al een uitspraak over de benodigde zorg in de periode na de strafrechtelijke
titel. Vanaf 2020 is er gewerkt aan het ontwikkelen van trajectindicaties en is in
twee pilotregio’s gestart met de implementatie hiervan. Besloten is de pilotfase te
verlengen, om meer ervaring op te kunnen doen met de toepassing van trajectindicaties.
Daarnaast wordt deze tijd benut voor het digitaal inregelen van trajectindicaties
door het verbeteren van de informatiesystemen van DJI. Wanneer deze aanpassing gereed
is kan het gebruik van trajectindicaties landelijk worden ingevoerd. Dit zal naar
verwachting in het tweede kwartaal van 2022 zijn.
Tot slot
De eerdergenoemde conclusie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat hun aanbevelingen
inzake de terugkeer van plegers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven zijn opgevolgd,
en de aanstaande afronding van de opdracht van de Taskforce forensische zorg, markeren
de afsluiting van een kabinetsperiode waarin ik me samen met de sector heb ingezet
om een duurzame verbetering van de forensische zorg te realiseren. Onderaan de streep
staan we er beter voor dan aan het begin van deze kabinetsperiode. Maar we zijn er
nog niet. De capacitaire uitdagingen en de implementatie van een nieuwe inkoopsystematiek
en het kwaliteitskader vragen om onverminderde aandacht van alle betrokkenen bij de
forensische zorg. Ik heb vertrouwen in de inzet van professionals en organisaties
binnen de forensische zorg om hier verdere voortgang in te boeken.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming