Brief regering : Resultaten 2020 Meerjarenafspraken energie-efficiëntie MJA3 en MEE
30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 773
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2021
Energie besparen is van groot belang voor CO2-reductie en het behalen van de klimaatdoelen. Energie die niet gebruikt wordt hoeft
namelijk niet geproduceerd en getransporteerd te worden. Met deze brief informeer
ik uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
over de behaalde resultaten in 2020 van de convenanten Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie
3 (MJA3) en Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE). Bijgevoegd
bij deze brief vindt u de jaarlijkse resultatenbrochure1. Beide convenanten zijn eind 2020 afgelopen; de afspraken over CO2-reductie in het Klimaatakkoord zijn hiervoor (deels) in de plaats gekomen. Naast
de resultaten over 2020 geef ik in deze brief daarom ook inzicht in de resultaten
over de hele vierjaarlijkse planperiode (2017–2020) en de gehele convenantperiode
vanaf 2008 (MJA3) en 2009 (MEE).
Het doel van de convenanten MJA3 en MEE was energiebesparing realiseren bij bedrijven
met een groot energieverbruik. Deelnemers maakten vierjaarlijks Energie-Efficiëntie
Plannen (EEP’s). De daarin vastgelegde ambities en de overkoepelende doelstellingen
van de convenanten werden jaarlijks gemonitord door de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO). De MJA3-deelnemers bestonden grotendeels uit bedrijven die niet onder
het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS) vielen. Het gaat hier bijvoorbeeld om
bedrijven uit de textielindustrie, financiële dienstverleners en ICT-sector. Het merendeel
van de MEE-deelnemers waren grote industriële bedrijven en instellingen die verplicht
deelnamen aan het EU ETS. Voorbeelden zijn raffinaderijen en papierfabrieken. Door
het uitbreiden van de doelgroep van de energiebesparingsplicht krijgen de convenantdeelnemers
nu te maken met wettelijke energiebesparingsverplichtingen.
Voor het MJA3-convenant rapporteerden in 2020 859 bedrijven uit 33 sectoren. De MJA3-deelnemers
hebben 97% (43,9 PJ) van hun maximale energiebesparingsambitie2 (45,5 PJ) voor de periode 2017–2020 gerealiseerd. Ook hebben ze de separaat vastgelegde
doelen over de hele MJA3-convenantperiode sinds 2008 ruimschoots gehaald. Achterblijvende
resultaten op procesefficiëntie zijn gecompenseerd door extra inzet op duurzame energie.
Voor het MEE-convenant hebben 111 bedrijven verdeeld over 7 sectoren gerapporteerd.
Zij realiseerden in de periode 2017–2020 70% (37,0 PJ) van hun maximale besparingsambitie
(53,2 PJ), net iets meer dan hun minimale ambitieniveau (33,5 PJ). Overigens konden
MEE-bedrijven, in tegenstelling tot bij het MJA-convenant, achterblijvende resultaten
niet compenseren door duurzame energiemaatregelen.
De resultaten in het laatste convenantjaar van het MJA3 en MEE zijn lager dan in eerdere
jaren. De effecten van de corona-epidemie zullen daar waarschijnlijk mede oorzaak
van zijn, omdat veel investeringen zijn uit- of afgesteld. Hoe groot dit effect precies
is, valt niet te zeggen.
Toelichting convenanten
Sinds 1992 werden in het Nederlandse energiebeleid energiebesparingsconvenanten gebruikt.
De huidige MJA3 en MEE stammen uit respectievelijk 2008 en 2009 en liepen eind 2020
af. Ze vertegenwoordigden samen ongeveer 80% (809 PJ) van het industriële energiegebruik
en bij benadering een kwart van het totale energiegebruik in Nederland. Bedrijven
kregen geen voortgangsverklaring als zogenoemde zekere maatregelen uit hun vierjaarlijkse
Energie-Efficiëntie Plannen niet waren uitgevoerd, monitoringsgegevens niet tijdig
waren ingediend, of er niet voldaan was aan aangescherpte eisen voor energiezorg.
Zonder voortgangsverklaring kon een energie-intensief bedrijf geen aanspraak maken
op de teruggaveregeling energiebelasting en de Subsidieregeling Indirecte emissiekosten
ETS. Over 2020 hebben 25 MJA3-bedrijven en 1 MEE-bedrijf geen voortgangsverklaring
gekregen. Dit aantal kan nog wijzigen naar aanleiding van nog lopende bezwaarprocedures.
De convenanten zijn op verschillende doelstellingen gemonitord. De bijgevoegde resultatenbrochure
gaat onder andere in op het landelijk resultaat, het convenantresultaat, resultaten
op procesefficiëntie (zowel maatregelen in het gebouw als in het productieproces),
ketenefficiëntie (binnen- en buitenland) en bij het MJA3-convenant ook op duurzame
energie.3
Resultaten MJA3-convenant
Tabel 1 geeft de resultaten weer die de 859 MJA3-deelnemers in 2020 realiseerden.
Zij hebben in 2020 een lager convenantresultaat behaald dan gemiddeld over de hele
convenantperiode (2008–2020). Algemeen geldt dat procesefficiëntiemaatregelen de meeste
energiebesparing opleverden. Echter, waar ketenefficiëntie4 over 2020 een bovengemiddelde besparing opleverde, bleef procesefficiëntie5 over 2020 achter. In de Energie-Efficiëntieplannen van 2017–2020 hadden de deelnemende
bedrijven hun geplande maatregelen beschreven. Het is daarom relevant om ook naar
de EEP-ambitie en realisatie over deze periode te kijken. Dit wordt weergegeven in
figuur 1. Daaruit blijkt dat de totale EEP-ambitie met 97% vrijwel geheel is gerealiseerd.
Dat is met name te danken aan de forse extra realisatie van duurzame energie (eigen
opwek en inkoop van groencertificaten). Het convenantresultaat van 43,9 PJ over deze
vier jaar ligt overigens ruim boven de minimale ambitie van 29,7 PJ (optelsom van
de zekere maatregelen).
Tabel 1: Resultaten MEE en MJA3
MEE
MJA3
Besparing totaal (convenantresultaat)
2020
5,0 PJ (1,1%)
4,3 PJ (3,6%)
Gemiddelde over looptijd convenant
1,8%
4,4%
Procesefficiëntie
2020
3,7 PJ (0,7%)
3,1 PJ (1,3%)
Gemiddelde over looptijd convenant
1,1%
1,8%
Ketenefficiëntie
2020
1,3 PJ (0,5%)
0,5 PJ (0,7%)
Gemiddelde over looptijd convenant
0,7%
0,6%
Duurzame energie
2020
–
0,7 PJ (1,6%)
Gemiddelde over looptijd convenant
–
2,1%
Realisatie maximale ambitie totaal EEP-periode (2017–2020)
70%
97%
Realisatie maximale ambitie procesefficiëntie EEP-periode (2017–2020)
81%
84%
Figuur 1: Voorgenomen besparing en realisatie t/m 2020 in EEP-periode 2017–2020 (MEE/MJA3)
Omdat 2020 het laatste convenantjaar was, kunnen we ook terugkijken op de doelen over
de hele looptijd van het convenant. Het MJA3-convenant komt voort uit de doelstelling
van het regeerakkoord Balkenende IV (2007) waarin een streefdoel van 2% energiebesparing
per jaar was opgenomen. Deze 2% per jaar is in het MJA3-convenant vertaald naar een
30% besparing in 2020 ten opzichte van 2005 (15 jaar). Bedrijven konden het energiebesparingsdoel
realiseren door hun processen en ketens efficiënter te maken, en door de inzet van
duurzame energie.
Het energiebesparingsdoel van 30% is met een realisatie van 66,7% ruim overschreden.
Met name het aandeel duurzame energie heeft hieraan sterk bijgedragen. Voor procesefficiëntie
bestond er ook een apart streefdoel van 20%. Met een realisatie van 26,5% in 2020
is ook dit doel ruimschoots gehaald. Gemiddeld is er jaarlijks 1,8% aan procesefficiëntie
gerealiseerd. Dit betekent overigens niet dat het absolute energiegebruik van de MJA3-partijen
ook met 66,7% of 26,5% is afgenomen. Het energiegebruik van de MJA3-bedrijven ligt
hoger dan in 2008. Dit komt door veranderingen in productievolume, maar ook door toetredende
en uittredende bedrijven. Wel is het zo dat zonder de uitgevoerde maatregelen het
energiegebruik hoger was geweest.
Resultaten MEE-convenant
Tabel 1 geeft ook de resultaten van de 111 MEE-deelnemers weer. Opvallend is dat het
convenantresultaat in 2020 lager ligt dan gemiddeld. Net als in 2019 is dit lagere
resultaat grotendeels te verklaren door een lagere besparing op procesefficiëntie.
Zowel de realisatie van proces- als ketenefficiëntiemaatregelen ligt over 2020 lager
dan de gemiddelde besparing over de hele convenantperiode vanaf 2009. Procesefficiëntiemaatregelen
leveren, net als bij de MJA3, de meeste energiebesparing op. Omdat de meeste besparingen
gepland stonden in de eerste jaren van de EEP-periode 2017–2020 is het ook hier relevant
om naar de vierjaarlijkse ambitie en realisatie te kijken. Figuur 1 geeft aan dat
er voor 53,2 PJ gepland was tussen 2017–2020. Dit is de optelsom van zekere en voorwaardelijke
procesefficiëntie- en ketenmaatregelen. Daarvan is 70%, 37,0 PJ, gerealiseerd. Dit
is net iets meer dan het minimale ambitieniveau (optelsom van zekere maatregelen) van 33,5 PJ.
Het MEE-convenant kende geen afrekenbare doelstelling, maar had als doel een «significante
bijdrage» te leveren aan de verbetering van energie-efficiëntie. Wat een significante
bijdrage precies is, is destijds niet vastgelegd. Zoals hierboven toegelicht zijn
de bedrijven wel afgerekend op hun vierjaarlijkse plannen. In tegenstelling tot het
MJA3 is er bij de MEE niet gekeken naar de verbetering in 2020 ten opzichte van 2005,
maar ten opzichte van 2009. Sinds 2009 is er 11,7% (72 PJ) besparing gerealiseerd
door procesefficiëntiemaatregelen. Gemiddeld ligt dat op 1,1% per jaar. Dit ligt lager
dan bij de MJA3. Deze resultaten zijn echter sterk beïnvloed door een beperkt aantal
bedrijven. 16 bedrijven zijn verantwoordelijk voor 80% van het energiegebruik. Veel
van hun installaties zijn meer dan 50 jaar oud. Het rendabele besparingspotentieel
bij deze bedrijven is beperkt, omdat vervanging van de zeer complexe installaties
zeer hoge investeringen met bijzonder lange terugverdientijden kent.
In het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei zijn in 2017 wel twee resultaatsafspraken
gemaakt met de deelnemers aan het MEE-convenant. Deze afspraken zijn vastgelegd in
het Addendum op het MEE-convenant. Ten eerste is afgesproken om 9 PJ additionele finale6 energiebesparing te realiseren in 2020. Over de voortgang op dit doel zal ik uw Kamer
dit najaar apart informeren. De tweede afspraak is om 22 PJ finale energiebesparing
met procesefficiëntiemaatregelen te realiseren binnen het reguliere MEE-convenant
tussen 2017 en 2020. Daarvan is 19,8 PJ finaal (90%) aan procesefficiëntie gerealiseerd.
De doelstelling van 22 PJ finaal is dus niet gehaald.
Toekomst
De convenanten hebben energiebesparing op de kaart gezet bij de bedrijfsvoering van
de deelnemende bedrijven, zeker na de aanscherping van de criteria in de laatste EEP-cyclus.
Het precieze additionele effect van de convenanten is echter moeilijk te bepalen.
Bedrijven die niet deelnamen aan de convenanten zijn immers niet gemonitord. Ook zonder
convenanten realiseren bedrijven besparingen, bijvoorbeeld wanneer zij installaties
vervangen. De afrekenbare convenantdoelstellingen uit het MJA3-convenant zijn in elk
geval behaald. De MEE-deelnemers hebben zoals afgesproken in het reguliere MEE-convenant
bijgedragen aan energiebesparing. Figuur 1 laat zien dat zowel bij de MJA3 als bij
de MEE niet alle ambities uit de laatste EEP-cyclus gerealiseerd zijn. Aandacht voor
procesefficiëntie blijft daarom van belang om mogelijke besparingen ook daadwerkelijk
te realiseren.
Vanaf 2021 valt een deel van de MJA3-bedrijven onder de energiebesparingsplicht en
hebben ze in 2023 ook de verplichting om een informatieplichtrapportage in te dienen.
Daarnaast vormt het EU ETS en de CO2-heffing voor met name de MEE-deelnemers nu een drijfveer om energiebesparende maatregelen
uit te voeren. De doelgroep voor de energiebesparingsplicht en informatieplicht wordt
bovendien uitgebreid met zogenoemde complexe bedrijven en ETS-bedrijven. De hele doelgroep
van de convenanten krijgt hiermee vanaf 2023 een energiebesparingsplicht. Bedrijven
moeten elke vier jaar rapporteren over uitgevoerde en geplande energiebesparingsmaatregelen
via de informatieplicht of via een verplicht energiebesparingsonderzoek inclusief
een uitvoeringsplan. Daarmee blijft energie besparen bij bedrijven een belangrijk
speerpunt bij het invullen van de klimaatambitie. Dit is ook essentieel om invulling
te kunnen geven aan de Europese doelen voor energiebesparing tot 2030. In het kader
van de Fit For 55-plannen van de Europese Commissie worden deze doelen opgehoogd. Uw Kamer is hier
recent over geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nrs. 3201 en 3186).
Daarnaast verken ik momenteel, in overleg met brancheverenigingen en de decentrale
overheden, een eventueel vervolg op de convenanten gericht op het ondersteunen van
bedrijven bij het terugdringen van hun CO2-uitstoot.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
-
Indiener
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat