Brief regering : Ontwikkelingen in de sportsector
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 290
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2021
Met deze brief wil ik wil ik graag uiteenzetten welke ontwikkelingen zich op dit moment
voordoen in de sportsector en welke stappen er gezet kunnen worden in de aanloop naar
een volgend kabinet. Daarnaast ga ik in het tweede deel van deze brief in op de verschillende
moties en toezeggingen van de afgelopen zes maanden.
Inspirerende kracht van sport en bewegen
De inspirerende kracht van sport en bewegen zien we terug in de volle breedte van
de sport: van het Olympisch goud van Sifan Hassan op de 10 kilometer en Jetze Plat
op de paralympische triatlon, tot tienjarige volleyballertjes op een zaterdagochtend
in de sporthal en een groep ouderen bij een beweegles in het fitnesscentrum. Sporten
en bewegen stimuleren ontmoetingen en zijn een belangrijk onderdeel van een gezonde
leefstijl. Veel mensen weten – soms al generaties lang – de weg te vinden naar sportclubs.
Ook het sport- en beweegbeleid heeft zich vooral gericht op het aanbod voor deze groep.
Tegelijkertijd verschuift het sport- en beweeggedrag in het bijzonder van georganiseerd
naar ongeorganiseerd, waarbij individueel sporten en bewegen steeds populairder wordt.
De coronacrisis versnelt deze ontwikkeling. Daarnaast legt deze crisis het vergrootglas
op de scheiding tussen het deel van de Nederlanders dat graag sport en beweegt, en
het andere deel dat dat juist niet wil, kan of doet.1 Voor veel mensen is sporten geen vanzelfsprekendheid. Dit komt bijvoorbeeld omdat
ze gewoonweg niet kunnen sporten of de meerwaarde van bewegen niet zien, omdat ze
het niet kunnen betalen, of ’s avonds niet buiten durven te wandelen omdat het te
donker is.
Juist het bereiken en vasthouden van díe groep, voor wie sporten en bewegen niet vanzelfsprekend
is, is essentieel. Sporten en bewegen kunnen voor iedereen positief uitwerken. Waarden
als plezier, veiligheid, inclusiviteit, toegankelijkheid en kwaliteit zouden hoog
in het vaandel moeten staan, maar de realiteit is op veel plekken anders. Ook het
advies «De opstelling op het speelveld» van de NLsportraad legt de vinger precies
op die zere plek: de sportsector is nu niet voldoende in staat om deelname aan sport
en bewegen van een grotere groep te stimuleren, met de positieve waarden die daar
bij horen.
We gaan samen in gesprek over de betekenis van sport
Om een doorbraak te forceren, wil ik naar de toekomst kijken en de fundamentele vraag
stellen hoe we gaan zorgen dat we iedereen kunnen bereiken en sporten en bewegen aantrekkelijk
maken voor nieuwe groepen en generaties. Het doel is dat in 2040 75 procent van de
Nederlanders voldoet aan de beweegrichtlijn.2 Die uitdaging vraagt om meer dan alleen extra investeringen in het huidige sportlandschap
en een juridische verankering daarvan. We moeten breder kijken dan alleen de sportsector,
zoals ook benoemd in de brief «Nederland vitaal en in beweging» die zeven bewindspersonen
met uw Kamer hebben gedeeld.3 We willen op zoek naar de beweegredenen van mensen die (nog) niet sporten of voldoende
bewegen. Als daarover meer duidelijkheid ontstaat, kunnen we gerichter gaan werken
aan het bereiken van het doel in 2040.
Om hier te komen, moeten we concrete doelen op weg naar 2040 definiëren en bepalen
hoe we daar naartoe gaan bewegen. Dat transitieproces wil ik in de eerste helft van
2022 opstarten samen met de sportsector, gemeenten, uw Kamer, ervaringsdeskundigen
en experts uit andere sectoren. Daarbij gaan we praten over de kernwaarden plezier,
veiligheid, inclusiviteit, toegankelijkheid en kwaliteit.
We wachten niet, maar komen nu al in beweging
Het is waardevol om het gesprek over de weg naar 2040 aan te gaan, maar er is ook
nu al actie nodig. De 18-jarige sporter, beweger of uitvaller van 2040 wordt morgen
al geboren. Vanwege die urgentie wil ik in 2022 al de volgende concrete stappen zetten.
We versterken het Sportakkoord en bouwen verder op de lokale energie
Met het Nationale Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 183) en de lokale sportakkoorden hebben we in maar liefst 343 gemeenten sterke lokale
netwerken opgebouwd van lokale overheden, sportclubs, zorg, onderwijs en bedrijven.
Zij werken op basis van ervaring, kennis en ideeën al aan het verbinden van de vraag
met het lokale sport- en beweegaanbod. Dit is een mooie tussenopbrengst, maar de lokale
akkoorden hebben nog veel meer potentie om iedereen van sport te laten genieten.
Ik wil de aanpak van het Sportakkoord behouden en de lokale akkoorden
de tijd gunnen om vanuit de sterke netwerken meer te gaan inzetten op passend sport-
en beweegaanbod voor meer mensen. Daarvoor wil ik opnieuw gebruik maken van de energie
die werd gegenereerd bij het afsluiten van de akkoorden. Binnen de pijlers van het
Sportakkoord ga ik ideeën ophalen over wat er nodig is om een schaalsprong te maken
ten opzichte van de huidige inzet. Daarbij kan ik me goed voorstellen dat de inzet
binnen de lokale akkoorden in het vervolg minder vrijblijvend moet zijn. Dat vraagt
ook dat we de schotten tussen het sport- en beweegdomein enerzijds en het sociale
en zorgdomein anderzijds gaan wegnemen, en samenwerking met de preventiepartners en
de lokale preventieakkoorden bevorderen.
Voor het behalen van de beweegdoelstellingen is een brede aanpak nodig
Dat sporten en bewegen goed is voor de gezondheid, klinkt als een logische stelling,
maar moet zich ook vertalen in ambitie en eigenaarschap om veel meer Nederlanders
te laten voldoen aan de beweegrichtlijn. Vijf departementen hebben zich verbonden aan het doel dat 75 procent van
de Nederlanders aan deze richtlijn gaat voldoen. Mijn ambitie voor het komende jaar
is om een start te maken met het nationale programma uit de brief «Nederland vitaal
en in beweging». De formatietafel bepaalt de (financiële) ruimte om deze aanpak vorm
te geven.
Naast die brede interdepartementale aanpak is ook het betrekken van een bredere maatschappelijke
vertegenwoordiging nodig. Meer dan in het verleden moeten we praten met partijen als
het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS) en Sportinnovator, maar bijvoorbeeld
ook met andere sectoren en het bedrijfsleven zoals de Branchevereniging Sport- en
Cultuurtechniek (BSNC). In lijn met de aanbevelingen van de NLsportraad wil ik partijen
als de POS en de BSNC nog nadrukkelijker als gesprekspartner positioneren.
We werken aan een topsport die inspireert
De Nederlandse topsportprestaties en het Nederlandse topsportklimaat behoren tot de
beste van de wereld en dat moeten we koesteren. We moeten ons wel nadrukkelijk de
vraag stellen of de plek in de wereldwijde medaillespiegel het belangrijkste uitgangspunt
van topsportbeleid moet zijn. In het deelakkoord «Topsport die inspireert» hebben
de partners van het Nationaal Sportakkoord afgesproken dat de maatschappelijke waarde
van topsport meer centraal moet komen te staan.
Die maatschappelijke waarde bestaat allereerst uit de waarde van de prestatie, die
over meer gaat dan alleen het resultaat (de medaille) of het niveau waarop dat resultaat
wordt behaald. De maatschappelijke waarde van topsport is daarnaast afhankelijk van
de normen die de maatschappij stelt aan de manier waarop het resultaat wordt behaald
en de mate waarin de topsportcultuur op die normen aansluit. Om hier inzicht in te
krijgen, financier ik het brede onderzoek naar de topsportcultuur in Nederland, waar
ik bij de moties en toezeggingen verderop in deze brief nader op inga. Ten derde geldt
dat de zichtbaarheid van topsport mogelijkheden biedt om maatschappelijke thema’s
als vitaliteit, duurzaamheid en eenzaamheid te adresseren en via de topsport een bijdrage
te leveren aan de oplossingen ervan. Ik streef ernaar om deze uitgangspunten in de
eerste helft van 2022 uitgebreider toe te lichten en uit te werken in een aparte brief
aan uw Kamer over een nieuwe visie op het topsportbeleid van de rijksoverheid.
Tot slot
Bovenstaande is wat mij betreft de agenda voor volgend jaar. De aanpak van het Sportakkoord
en de lokale akkoorden is een belangrijke basis waar ik samen met de betrokken partners
op voortbouw. Tegelijkertijd wil ik werken aan een veilige, toegankelijke en inclusieve
sport- en beweegsector die er voor iedereen is.
Hieronder geef ik aan hoe ik uitvoering heb gegeven aan verschillende moties van en
toezeggingen aan uw Kamer. Ik heb deze waar mogelijk op thema gegroepeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Moties en toezeggingen
Financieel
Niet-juridisch verplichte ruimte
U heeft bij de Begrotingsbehandeling aandacht gevraagd voor het nader onderbouwen
van de niet-juridisch verplichte ruimte op artikel 6 (Handelingen II 2021/22, nrs 13
en 15, debat over de begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2022). Deze ruimte
is 1,2 procent, wat overeenkomt met € 4,6 miljoen. Hiervan is echter al € 1,0 miljoen
geamendeerd tijdens de Begrotingsbehandeling. Ik heb uw Kamer aangegeven dat dit budget
weliswaar nog niet is vastgezet in opdrachten of subsidies, maar dat hierop wel verschillende
beleidsvoornemens rusten. De belangrijkste daarvan wil ik u nog nader toelichten.
Inclusief sporten en bewegen is een belangrijke pijler, waarvoor uw Kamer ook terecht
vaak aandacht vraagt. Om ook dit thema bij verenigingen sterker naar voren te brengen,
is dit jaar een campagne gelanceerd om bewustwording te vergroten. Deze campagne slaat
goed aan en verdient een intensivering om ook volgend jaar nog meer mensen te bereiken.
Ik zie ook waarde in het vergroten van het Fonds voor sporthulpmiddelen voor sporters
met een beperking, dat zeer goed gevonden wordt en van grote waarde blijkt voor de
sporters. Ik wil ook meer inzetten op de monitoring van de effectiviteit van de inzet
in het kader van het deelakkoord «Vaardig in bewegen».
In het kader van de opvolging van het advies van de NLsportraad om de branchevertegenwoordiging
te versterken, ben ik in gesprek met het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS)
en de Brancheorganisatie Sport- en Cultuurtechniek (BSNC) over de professionalisering
van hun respectievelijke organisaties. Die slag is van belang voor het verder brengen
van de ambities van het sport- en beweegbeleid.
De rol van sporten en bewegen bij preventie is niet te onderschatten, en wordt steeds
belangrijker. In de komende jaren wil ik deze waarde verder laten uitzoeken, door
de maatschappelijke kosten en baten van de inzet op sport en bewegen methodischer
in beeld te brengen. Dat helpt overheden, maar ook andere partners om hun inzet op
dit vlak beter te onderbouwen en te sturen op waardevolle interventies. Hoe dit concreet
wordt uitgewerkt, wordt in de komende maanden bepaald.
Gemeentelijke bezuinigingen op sportbeleid
In antwoord4 op Kamervragen van het lid Van Nispen heeft mijn voorganger toegezegd u te informeren
over de stand van zaken van gemeentelijke uitgaven aan sport en over eventuele zorgwekkende
signalen van gemeentelijke bezuinigingen op sportbeleid. In het Jaarrapport Duurzame
Sportinfrastructuur (bijlage 2)5 kunt u zien dat de gemeentelijke uitgaven aan sport in het jaar 2020 zijn toegenomen,
zowel op het vlak van accommodaties als op sportstimulering. Vooralsnog ken ik ook
geen signalen dat gemeenten over 2021 veel minder hebben uitgegeven aan sportbeleid,
of voornemens zijn dat in 2022 te doen.
Bovendien zijn er in 2021 ook leefstijlmiddelen aan de gemeenten beschikbaar gesteld
via de lokale sport- en preventieakkoorden, waarmee ook doelen op het gebied van sporten
en bewegen kunnen worden ondersteund. Het is aan een volgend kabinet om te bepalen
of die inzet geïntensiveerd moet worden.
Het Mulier Instituut en de VSG voeren momenteel onderzoek uit naar de gemeentelijke
sportbudgetten, waarbij ook wordt gevraagd naar voorgenomen bezuinigingen. De uitkomsten
van dat onderzoek worden begin volgend jaar verwacht. In het voorjaar van 2022 zal
ik uw Kamer nogmaals informeren over de stand van zaken en acties die ik in gang heb
gezet bij zorgwekkende signalen van gemeentelijke bezuinigingen op sportbeleid.
Subsidieregelingen BOSA en SPUK Stimulering Sport
In bijlage 3 stuur ik u de recente tussenevaluatie van de subsidieregelingen Bouw
en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) en SPUK Stimulering Sport6. De evaluatie is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
In zijn evaluatie concludeert de RVO dat beide subsidieregelingen een belangrijke
rol spelen in het mogelijk maken van investeringen in de sport. Ook worden enkele
specifieke aanbevelingen gedaan om de regelingen en de toegankelijkheid daarvan te
verbeteren.
De BOSA en de SPUK lopen tot en met 2023. Een nieuw kabinet moet besluiten over het
doorzetten van de beide regelingen vanaf 2024. De aanbevelingen uit de evaluaties
kunnen daar mede richting aan geven. Wel pas ik met ingang van 1 januari 2022 de BOSA-regeling
alvast aan op advies van RVO. Om het ook voor kleinere amateursportorganisaties mogelijk
te maken een aanvraag te doen, halveer ik het minimum subsidiebedrag van € 5.000 naar
€ 2.500. Om de sportsector en de gemeenten tijdig inzicht te geven in de toekomst
van de BOSA en de SPUK na 2023, wordt u aan het einde van volgend jaar geïnformeerd
over de belangrijkste contouren van nieuwe regelingen.
Kunst- en natuurgras sportvelden en subsidiëren van duurzame velden
Mijn voorganger heeft uw Kamer toegezegd om u te informeren over de mogelijkheden
van het subsidiëren van duurzaam kunstgras via de BOSA-regeling. Daarnaast heeft het
lid Van Esch een motie ingediend die het kabinet oproept te onderzoeken of er ook
mogelijkheden zijn om de aanleg van natuurgrasvelden te stimuleren.7
In de Routekaart Verduurzaming Sport hebben sport, gemeenten en producenten afgesproken
te werken aan de verduurzaming van de sportsector. Daarbij is niet alleen voorkomen
van negatieve milieu-impact van kunstgrasvelden een belangrijke factor. Ook klimaatadaptatie,
het voorkomen van hittestress en bevorderen van biodiversiteit zijn aspecten waar
een duurzame sportsector aan kan bijdragen. Vanuit die optiek onderschrijf ik van
harte het standpunt dat de aanleg van natuurgras in plaats van kunstgras de voorkeur
heeft. Ook qua investeringskosten is dit veelal de meest gunstige keuze.
De praktijk leert echter dat kunstgrasvelden een belangrijke toegevoegde waarde hebben
op plekken waar de ruimte voor sportbeoefening, zeker in of dicht bij de wijk, beperkt
is. In die gevallen kan één kunstgrasveld even intensief bespeeld worden als drie
natuurgrasvelden. De keuze om kunstgras aan te leggen is dus vooral ingegeven door
beperkingen in ruimte en niet in financiën of informatie. Dat vind ik een lokale afweging.
In de sport moet wel ruimte blijven voor natuurgras. Daarom wil ik ook samen met de
sport en gemeenten in kaart brengen waar bijvoorbeeld normen of technische eisen de
aanleg van natuurgras in de weg staan, terwijl dit de sportbeoefening niet bevordert.
Juist vanwege deze rol van kunstgrasvelden in de Nederlandse sportinfrastructuur is
het belangrijker dan ooit om te werken aan de verduurzaming van deze velden. Begin
dit jaar heeft mijn voorganger samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en
Waterstaat de visie van het duurzame kunstgrasveld van 2030 met uw Kamer gedeeld.
Op kortere termijn is mijn inzet om de meest urgente problematiek rondom kunstgrasvelden,
bijvoorbeeld de potentiële verspreiding van instrooimaterialen als rubbergranulaat
in de omgeving, aan te pakken. Ik zie gelukkig dat het bedrijfsleven, sport, gemeenten
en de rijksoverheid steeds beter samenwerken om dit mogelijk te maken.
Dat begint nu met de ontwikkeling van het duurzaamheidslabel voor kunstgrasvelden
door de Branchevereniging Sport- en Cultuurtechniek (BSNC), die ik ondersteun. Onze
ambitie is om volgend jaar via het Kwaliteitszorgsysteem van NOC*NSF een duurzaamheidslabel
te kunnen koppelen aan alle kunstgras toplagen die voldoen aan de sporttechnische
eisen van NOC*NSF. Daarmee kunnen inkopers (veelal gemeenten) direct inzicht krijgen
in de milieu-impact van de aangeboden velden en hier ook inkoopcriteria aan verbinden.
De implementatie van dit duurzaamheidslabel zie ik, in navolging van onderzoek door
CE Delft, als een noodzakelijke voorwaarde om vervolgens investeringen in duurzaam
kunstgras ook financieel te stimuleren via de BOSA.
Na implementatie van het duurzaamheidslabel zal ik in kaart brengen welke meerinvesteringen
moeten worden gedaan om duurzaam kunstgras aan te leggen, ten opzichte van de «conventionele»
velden. Via de BOSA wil ik die meerinvesteringen aanvullend subsidiëren, zodat amateursportorganisaties
sneller in staat zijn om een gezonde en duurzame keuze voor een sportveld te maken.
Door het aanvullend subsidiëren van enkel de meerinvesteringen blijft de impact op
het BOSA-budget relatief beperkt, maar heeft het subsidie-instrument wel toegevoegde
waarde. Ook als alle circa 150 kunstgras sportvelden die jaarlijks moeten worden vervangen,
via de BOSA duurzaam worden aangelegd, is daarmee een lager subsidiebedrag van ongeveer
€ 5 miljoen gemoeid.
Sportakkoord
Monitoring Sportakkoord
In bijlage 4 van deze brief vindt u zoals toegezegd de Monitor Sportakkoord8. Het Mulier Instituut constateert in deze monitor dat de samenwerking die lokaal
tot stand is gekomen, tussen partijen die niet gewend zijn om met elkaar te werken,
een basis biedt voor de toekomst. Daarbij kan een sterke aanjager naast de uitvoeringskracht
van buurtsportcoaches en andere professionals het verschil maken. Vooral de lokale
akkoorden die al langer bestaan, laten de meeste vorderingen zien. Akkoorden zowel
de tijd gunnen als blijven aanjagen is dan ook de belangrijkste aanbeveling.
Daarnaast heb ik u in het debat over de misstanden in de gym- en turnsport van 13 oktober
jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 11, item 5) toegezegd een overzicht te geven van de deelnemende actoren van het Sportakkoord.
Het Mulier Instituut heeft sinds 2018 ieder half jaar een monitor opgeleverd die de
voortgang van het Nationaal Sportakkoord nauwkeurig volgt. In het voorjaar ligt de
focus op de nationale lijn en in het najaar wordt de stand van zaken rondom de lokale
sportakkoorden weergegeven. Voor een overzicht van meewerkende actoren en de vorderingen
van hun inzet verwijs ik u naar de Monitor Sportakkoord die in de bijlage is opgenomen
en naar de Monitors die voor 2022 gepland staan. Deze worden zoals toegezegd met uw
Kamer gedeeld.
Schrapsessies bij vrijwilligers in de amateursport.
Tijdens het Wetgevingsoverleg Sport van 2 december 2019 (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 153) is toegezegd om bij NOC*NSF navraag te doen naar de uitkomsten van de schrapsessies
bij vrijwilligers in de amateursport. Naar aanleiding hiervan heeft NOC*NSF het handboek
wet- en regelgeving voor bestuurders van sportverenigingen aangepast en bij sportbestuurders
geïnventariseerd welke regels sportclubs graag zouden willen schrappen. In het algemeen
werden geen regels geïdentificeerd als overbodig of onwenselijk.
Wel kwam een helder signaal naar voren vanuit de sporten die hun evenementen organiseren
in de openbare ruimte, zoals bijvoorbeeld de wandel-, fiets-, schaats- en ruitersport.
Evenementen van deze sporten, al dan niet met een wedstrijdelement, spelen zich vaak
af in meerdere gemeenten. Dit resulteert meestal in het moeten aanvragen van meerdere
evenementvergunningen, waarbij vaak per gemeente andere eisen aan een evenement worden
gesteld en verschillende procedures worden gehanteerd. Er is een grote behoefte aan
uniformiteit op dit gebied, liefst met de mogelijkheid om per evenement te volstaan
met één vergunning voor meerdere gemeenten.
Omdat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het verlenen van vergunningen en het bepalen
van de procedures en afwegingen, moet uniformering van deze regels ook op dat niveau
plaatsvinden. Ik geef dit signaal daarom door aan de Vereniging Sport en Gemeenten
(VSG), zodat gemeenten samen kunnen kijken of praktische oplossingen mogelijk zijn.
Op basis van de inventarisatie van NOC*NSF kan worden geconcludeerd dat er begrip
is voor de wet- en regelgeving waarmee sportverenigingen worden geconfronteerd en
dat het vooral van belang is dat (de toepassing van) regelgeving begrijpelijk en behapbaar
is voor vrijwilligersorganisaties. Het geactualiseerde digitale handboek wet- en regelgeving
sportverenigingen draagt hieraan bij, maar begrijpelijkheid van regelgeving blijft
een voortdurend punt van aandacht bij ondersteuning van sportverenigingen.
Buurtsportcoaches
In bijlage 5 kunt u het advies lezen van Bureau Mozaiek die de Community of Practice
«Sportief bewegen tussen beleid en praktijk» (de ex-durante evaluatie van de regeling)
heeft geleid9. De uitkomsten van de ex-post evaluatie Brede regeling Combinatiefuncties is te vinden
in bijlage 610. De uitkomsten van deze evaluaties zullen worden meegenomen bij het herzien van de
regeling vanaf 2023. Tot slot vindt u in bijlage 7 de Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties11.
Integriteit
Gym- en turnsport
Naar aanleiding van het Verinorm-rapport «Ongelijke leggers» heeft mijn voorganger
u via een beleidsreactie geïnformeerd over de hulp en zorg voor oud-turnsters en de
mogelijkheden aangaande een financiële tegemoetkoming bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Hiermee heb ik ook invulling gegeven aan de moties van de leden Rudmer Heerema en
Westerveld c.s.12 Daarnaast heb ik u onlangs geïnformeerd over de financiële tegemoetkoming voor oud-sporters
die te maken hebben gehad met grensoverschrijdend gedrag in de gym- en turnsport.13
Tijdens het debat over de misstanden in de gym- en turnsport heb ik toegezegd u jaarlijks
te informeren over de opvolging van de aanbevelingen van het Verinorm-rapport «Ongelijke
leggers» en over de stand van zaken van de hulp die wordt geboden via het UMCG-traject.
De KNGU heeft een onafhankelijke opvolgingscommissie samengesteld die periodiek rapporteert
over de opvolging van de aanbevelingen. Hieronder vallen ook de aanbevelingen over
hulp en (na)zorg. Het verslag van de opvolgingscommissie is openbaar.14 Ik houd vinger aan de pols over de opvolging van de aanbevelingen. Daarnaast geeft
de KNGU periodiek inzicht in de stand van zaken op haar website.15 Dit is inclusief de stand van zaken van de zorg die wordt geboden via het UMCG-traject.
Bovendien kan ik vermelden dat het UMCG-traject inmiddels is gestart en is opengesteld
voor alle oud-sporters die te maken hebben met langdurige psychische gevolgen door
grensoverschrijdend gedrag in de sport.
Danssport
Tijdens het debat over de misstanden in de gym- en turnsport heb ik ook toegezegd
u te informeren over hoe de aanbevelingen uit het Verinorm-rapport «Ongelijke leggers»
kunnen worden toegepast binnen de danssport en hoe het melden in de cultuursector
is vormgegeven. Zoals in de beleidsreactie op het Verinorm-rapport «Ongelijke leggers»
is aangegeven, is een groot deel van de aanbevelingen voor alle sporten van toepassing.16 Zo is de hulp die wordt geboden via Slachtofferhulp Nederland ook beschikbaar voor
alle (dans)sporters én is het UMCG-traject opengesteld voor oud-sporters, waaronder
oud-danssporters, die kampen met langdurige psychische gevolgen. Daarnaast zal ook de danssportbond
profiteren van de sportbrede aanpak van de opvolging van de aanbevelingen, zoals het
creëren van een pedagogisch sportklimaat, de implementatie van de code Goed Sportbestuur
en een nieuwe visie op topsport.
Ik zal met partijen in gesprek gaan over onafhankelijk onderzoek naar grensoverschrijdend
gedrag binnen de danssport, zoals de motie van het lid Van der Laan c.s. vraagt.17 Daarnaast zijn mijn collega van OCW en ik in afwachting van het advies van de Raad
voor Cultuur over grensoverschrijdend gedrag in de culturele en creatieve sector,
waar de danssector grotendeels onder valt. Dit advies wordt in het voorjaar van 2022
verwacht en neem ik mee in de gesprekken over het hierboven genoemde onafhankelijk
onderzoek. Het advies moet zicht geven op wat er speelt en mogelijk is op het terrein
van preventie, signaleren, terugdringen en het tijdig bieden van passende hulp aan
slachtoffers. Het melden in de cultuursector is mogelijk via het platform Mores,18 het meldpunt voor ongewenste omgangsvormen in de Nederlandse culturele en creatieve
sector.
Instituut Sportrechtspraak
Ik heb u toegezegd om u voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Sport te informeren
over de stand van zaken van de professionalisering van en capaciteit bij het Instituut
Sportrechtspraak (ISR).19 Voor de professionalisering van het ISR heeft een kwartiermaker een strategisch driejarenplan
opgesteld. Hierin zijn drie hoofddoelstellingen geformuleerd:
• kwaliteitsverbetering dienstverlening;
• toekomstbestendige organisatiestructuur;
• optimaal dienen van maatschappelijk belang en verantwoordelijkheid.
Per 1 januari 2022 is het ISR een zelfstandige organisatie. Er is een extra casemanager
en communicatie-expert geworven. Een extra functie van coördinator tuchtrecht is gecreëerd
en wordt naar verwachting per januari 2022 ingevuld. Ook zijn er nog diverse vacatures.
Naast deze extra capaciteit is er een casemanagementsysteem waarin zaken vanaf heden
worden bijgehouden en gemonitord. Verder heeft het ISR verbeteringen doorgevoerd in
de procedures en protocollen voor het uitvoeren van onderzoek. Ook is een communicatieprotocol
ontwikkeld met als doel meer duidelijkheid voor alle betrokkenen bij een tuchtrechtelijke
behandeling en de daarbij horende rechten en plichten. Via een klanttevredenheidsonderzoek
worden nog meer verbeteringen opgehaald en meegenomen in de professionaliseringslag.
De komende drie jaar zal het ISR zich blijven ontwikkelen en professionaliseren op
basis van het driejarenplan. Bij de uitvoering hiervan wil ik de moties van de leden
Pouw-Verweij en Omtzigt20 en Westerveld c.s.21 betrekken. Het heeft tijd nodig om te komen tot een professionele organisatie en
doorontwikkeling van het tuchtrecht. Ik ondersteun het ISR financieel om dit tot uitvoering
te brengen en ik zal uw Kamer periodiek informeren over de voortgang.
Ontwikkeling technisch en bestuurlijk kader
In antwoord op mondelinge vragen van 6 juli jl. over grensoverschrijdend gedrag in
de danssport (Handelingen II 2020/21, nr. 97, item 4) is toegezegd u te informeren over de wijze waarop trainers, coaches, bestuursleden
en begeleiders de pedagogische competenties ontwikkelen die bijdragen aan een zo veilig
mogelijk sportklimaat in de gehele sportsector. Samen met de partners van het Sportakkoord
zet ik binnen de thema’s «Positieve sportcultuur» en «Vitale aanbieders» in op het
opleiden en ondersteunen van trainers, coaches en bestuursleden. Dagelijks worden
trainers en coaches opgeleid via services, online tooling en webinars. Het betreft
hier zowel professionele krachten als vrijwilligers. Ook zijn er inmiddels ruim 450
professionele clubkadercoaches opgeleid die vrijwillige trainers op de club ondersteunen
op pedagogisch en didactisch gebied. Daarnaast ondersteun ik sportbonden bij het ontwikkelen
en implementeren van een pedagogische visie voor de clubs die bij hen zijn aangesloten.
Ook in de kwalificatiestructuur die de sportbonden hanteren (Kwalificatie Structuur
Sport) hebben pedagogische competenties een prominentere plek gekregen.
Naast deze al lopende processen is er in de Human Capital Agenda sport aandacht voor
mogelijke ontwikkelingen die een bijdrage kunnen leveren aan een veilige sport, zoals
het opstellen (en registreren) van kwalificatie-eisen voor trainers en begeleiders
in de sport. Ik ondersteun de sportsector om het komende jaar met deze en andere vraagstukken
op het gebied van professionalisering aan de slag te gaan.
Leefstijl
Leefstijlcampagne
In de motie van de leden Von Martels en Kuik wordt opgeroepen om spoedig te starten
met een leefstijlcampagne.22 Met de Kamerbrief over COVID-19 en de start van de leefstijlcampagne op 18 december
2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de inhoud van deze campagne.23 In mei 2021 is de campagne #fitopjouwmanier live gegaan.
GLI-coaches binnen de sportopleidingen
Mijn voorganger heeft toegezegd u nader te informeren over opleidingen tot GLI-coach.
Daarnaast roept de motie van het lid Diertens c.s. op om te onderzoeken of opleidingen
tot GLI-coach ondergebracht kunnen worden bij bestaande mbo- en Hbo-opleidingen.24
Voor mbo-opleidingen worden er landelijke kwalificatiedossiers vastgesteld door de
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Voor Hbo-opleidingen
worden landelijke opleidingsprofielen opgesteld door de Vereniging Hogescholen. Leefstijl
en vitaliteit zijn al uitstroomprofielen van verschillende Hbo-opleidingen sportkunde.
Ook op mbo-niveau is een beweging te zien richting een bredere kijk op sport, bewegen
en vitaliteit in de (populaire) afstudeerrichtingen.
Als onderdeel van de Human Capital Agenda sport blijft de sportsector met opleidingen
en andere sectoren in gesprek over het breed opleiden van professionals. Hierdoor
kan de sportsector nog beter inspelen op de belangrijke rol die sport en bewegen hebben
in de preventieketen.
Buitenspelen
Tijdens het afgelopen Commissiedebat Sport (Kamerstuk 30 234, nr. 275) is toegezegd dat u voor het Wetgevingsoverleg Sport in 2021 wordt geïnformeerd over
de uitkomst van de overleggen met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) over buitenspeelbeleid.
De gesprekken met de VSG zijn gaande. De Kamer wordt in het voorjaar van 2022 geïnformeerd
over de uitkomst.
Relatie sport en zorgkosten
Het onderzoek naar de effecten van toenemende beweegdeelname op de zorgkosten door
het RIVM heeft vertraging opgelopen als gevolg van de drukte bij het RIVM in het afgelopen
half jaar. De uitvoering van de motie van de leden Van Nispen en Diertens loopt daardoor
vertraging op.25 Het RIVM verwacht begin 2022 het onderzoek te publiceren. In het volgende Commissiedebat
Sport informeer ik u over de uitkomsten van deze studie.
Inclusief sporten
Het tienpuntenplan over sporten met een handicap
In het afgelopen Commissiedebat Sport is toegezegd dat u een schriftelijke reactie
krijgt op de notitie over sporten met een handicap van de leden Van Nispen (SP), Westerveld
(GL) en Van der Laan (D66). De notitie, met tien punten om sporten en bewegen voor
mensen met een handicap in 2030 vanzelfsprekend te laten zijn, geeft herkenbare punten
weer waar ook in het kader van het Sportakkoord op wordt ingezet. In een gesprek met
de initiatiefnemers worden deze punten verder besproken en wordt ingezoomd op de knelpunten
en mogelijke oplossingen. De uitkomsten van dit gesprek zullen begin 2022 met de Kamer
worden gedeeld in een separate brief.
Sporthulpmiddelen
Aan uw Kamer is toegezegd u te informeren over de pilots voor sporthulpmiddelen en
een landelijk loket voor informatie. Het project «Sporthulpmiddelen beter bereikbaar
en beschikbaar» zal in januari 2022 worden afgerond. In het eindrapport zullen de
resultaten van de pilots staan en worden aanbevelingen gedaan over de manier waarop
sporthulpmiddelen (zoals sportrolstoelen of hardloopprothesen) beter bereikbaar en
beschikbaar te maken zijn voor mensen met een handicap die willen sporten. Ook doet
het rapport een aanbeveling over hoe kennis en informatie omtrent vergoedingen en
financiering van sporthulpmiddelen verzameld en verspreid kunnen worden.
Financiering van sporthulpmiddelen
Op basis van de motie van het lid Westerveld c.s. over de financiering van sporthulpmiddelen26 heeft een gesprek plaatsgevonden met Zorgverzekeraars Nederland en Vereniging Nederlandse
Gemeenten. Tijdens dit gesprek is gezamenlijk verkend in hoeverre duidelijkheid te
verkrijgen is over de vraag wie de financier van welke sporthulpmiddelen is. Binnen
de Wmo 2015 bestaat er beleidsvrijheid voor gemeenten om in het kader van het ondersteunen
van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking al dan niet
sporthulpmiddelen toe te kennen en deels of geheel te financieren. Binnen de Zorgverzekeringswet
wordt op basis van zorgcriteria en het doelmatigheidsbeginsel getoetst of het verstrekken
van een sporthulpmiddel passend is. De mogelijkheden binnen de Wmo 2015 en Zvw zijn
er, maar het is te vaak onduidelijk welk hulpmiddel waar gefinancierd wordt.
Begin dit jaar is het fonds voor sporthulpmiddelen van Uniek Sporten van start gegaan.
Het fonds is opgericht om de onduidelijkheden over financiering weg te nemen en één
punt in te richten voor informatie en advies, ondersteuning bij het uitproberen en
uitlenen van sporthulpmiddelen en financiële ondersteuning bij de aanschaf van een
sporthulpmiddel.
Inmiddels zijn er bijna 75 sporthulpmiddelen verstrekt. Er liggen nog ongeveer 75
lopende aanvragen. Uniek Sporten ziet in de cijfers terug dat er bij ongeveer 50 procent
van de aanvragen sprake is van een toekenning vanuit de Wmo. De ervaring tot nu toe
leert dat in de meeste gevallen de aanvragers in staat zijn de eigen bijdrage zelf
te voldoen. Er wordt in enkele gevallen gebruik gemaakt van crowdfunding.
Omdat het fonds voorziet in een grote behoefte, ondersteun ik dit initiatief financieel
in 2021 en 2022. Het is Uniek Sporten daarnaast gelukt om extra financiering te realiseren
vanuit sponsoren. Mijn opvolger kan een besluit nemen over middelen voor 2023 en verder.
Ik wil ook benadrukken dat de samenwerking met zorgverzekeraars en gemeenten van groot
belang is. Ik roep gemeenten en zorgverzekeraars dan ook op om te blijven ondersteunen
wat ze nu ook al doen.
Zwemdiploma’s voor kinderen met een beperking
Zoals mijn voorganger aan u heeft toegezegd, treft u in bijlage 8 het onderzoek van
het Mulier Instituut naar de motieven en belemmeringen van kinderen (met een beperking)
zonder zwemdiploma27.
Topsport
Ten aanzien van topsport ga ik hieronder in op een aantal toezeggingen die eerder
zijn gedaan over de voortgang van deelakkoord 6 «Topsport die inspireert», een overzicht
van de besteding van de topsportmiddelen, het onderzoek naar de topsportcultuur en
de voorlichting door Topsport Talentscholen.
Voortgang deelakkoord 6 «Topsport inspireert»
Sinds de ondertekening van deelakkoord 6 «Topsport inspireert» is door VWS, NOC*NSF
(sportbonden) en de VSG (gemeenten) gewerkt aan de uitvoering van verschillende maatregelen
binnen dit akkoord. Inmiddels zijn zes sleutelprojecten benoemd waarop vanuit de driehoek
VWS, NOC*NSF en VSG wordt gestuurd. De sleutelprojecten zijn:
1. Maatschappelijke waarde topsport
2. Topsportaccommodaties
3. Versterken nationale top (team) competities
4. Talentontwikkeling: (visie) en fundament vaardig in bewegen
5. Erkennen vak trainer-coach & implementeren doorlopende leerlijn
6. Uitvoeren gezamenlijke evenementenstrategie
Maatschappelijke waarde van topsport
De maatschappelijke waarde van topsport heeft een bijzondere positie, omdat deze overkoepelend
en doorsnijdend is voor alle andere (sleutel)projecten in deelakkoord 6. Vanuit de driehoek VWS, NOC*NSF en VSG wordt
gewerkt aan een plan om beter inzicht te krijgen in de (brede) waarde van topsport
en de waarde die aan topsport wordt gegeven. Hoe we aankijken tegen de maatschappelijke
waarde van topsport heb ik kort aangestipt in de inleiding.
Topsportaccommodaties
In het kader van het deelakkoord «Topsport die inspireert» is toegezegd dat u een
onderzoek ontvangt waarin wordt ingegaan op de verschillende vraagstukken die spelen
rondom topsportaccommodaties. U vindt dit onderzoek in bijlage 9 bij deze brief.
In het onderzoek is uitgebreid gekeken naar de huidige processen rondom de bouw van
sportaccommodaties waarin ook topsport een plek heeft. Daaruit is naar voren gekomen
dat bij de bouw van deze sportaccommodaties niet altijd alle relevante actoren op
het juiste moment betrokken worden. Daardoor moeten op het laatste moment extra eisen
aan de bouwer worden meegegeven of voldoet de accommodatie na de bouw niet altijd
aan de gestelde eisen van alle gebruikers. Op basis van deze ervaringen hebben de
onderzoekers aanbevelingen gedaan waarin ze alle lessen hebben opgenomen. Hierin is
het Total Cost of Ownership-principe centraal gesteld en wordt de sector opgeroepen
om een integraal vastgoedplan te maken met een vooruitblik voor de komende tien tot
vijftien jaar. Hiermee hopen de onderzoekers betere uitgangswaarden te creëren, voor
zowel het bouwproces als de exploitatie, bij de bouw of renovatie van toekomstige
sportaccommodatie waarin topsport een bijzondere rol heeft.
Ook is in het onderzoek stilgestaan bij verhoudingen tussen de verschillende partners
in het sportlandschap. Daaruit blijkt een sterke roep van de sector aan de rijksoverheid
om financieel bij te dragen aan grote accommodaties waar ook topsport wordt bedreven.
Ik begrijp deze roep, maar heb daarvoor op dit moment noch de financiële middelen,
noch de juridische grondslag ter beschikking. Ik blijf hierover met de sector in gesprek.
Versterken nationale top(team)competities
Een breed kernteam bestaande uit sportbonden, gemeenten en provincies werkt aan het
opstellen van een plan van aanpak voor de manier waarop (team)sportcompetities in
Nederland kunnen worden versterkt. Onderdeel hiervan zal een stappenplan met planning
zijn waarin de benodigde activiteiten worden beschreven om dit in de periode 2022–2026
te realiseren. Op dit moment is de verwachting dat 2022–2024 nodig is om te bouwen,
de structuur en minimale voorwaarden in te richten. De aanpak kan dan starten met
de hoogste divisies van de top(team)competities. Het streven is dat in 2024–2026 de
topdivisie ook daadwerkelijk in de praktijk tot stand is gebracht en dat het effect
en de maatschappelijke waarde steeds beter zichtbaar worden.
Talentontwikkeling: (visie en) fundament vaardig in bewegen
Om de ontwikkeling van kansrijke sporters verder te kunnen optimaliseren en op maatschappelijk
verantwoorde wijze te organiseren, is het van belang dat niet alleen de nationale
opleidingsprogramma’s een lerende omgeving bieden, maar dat ook de route die daaraan
voorafgaat ontwikkelingsgericht wordt vormgegeven. Met de partijen uit de driehoek
sport, gemeenten en de rijksoverheid wordt momenteel nog gewerkt aan een gezamenlijke
visie op de ontwikkeling van kansrijke sporters. De kern van deze visie is gebaseerd
op een integrale en pedagogisch verantwoorde benadering waarin het kind centraal staat.
De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen in een aparte brief over topsportbeleid
van de rijksoverheid.
Erkennen vak trainer-coach en implementeren doorlopende leerlijn
Sinds 2021 zijn er grote stappen gezet om een betere en meer toegankelijke opleiding
voor Nederlandse topcoaches mogelijk te maken. Naar verwachting zal per 1 september
2022 op drie hogescholen gestart kunnen worden met een nieuwe bekostigde opleiding
op niveau 5: de Associate Degree Sport profiel Topsport- en talentcoach. Sportbonden,
experts van TeamNL en prestatiemanagers zijn bij de voorbereiding aangesloten om mee
te denken over de inhoud van het opleidingsprogramma en de rol- en taakverdeling van
sport en onderwijs bij de uitvoering van de opleiding.
Deze opleiding maakt onderdeel uit van de Doorlopende leerlijn voor trainer-coaches.
Op de website staan alle recente ontwikkelingen vermeld, ook voor de opleidingsprogramma’s
op niveau 3 en 4.28 Deze stappen zie ik als een belangrijk onderdeel van de bredere aanpak om het menselijk
kapitaal in de sport te versterken.
Uitvoeren gezamenlijke evenementenstrategie
Bijlagen 10 en 11 gaan uitgebreid in op de stand van zaken van het topsportevenementenbeleid29.
Topsportmiddelen
Jaarlijks informeer ik uw Kamer over de besteding van het topsportbudget van het Ministerie
van VWS dat naar NOC*NSF gaat. In bijlage 12 wordt een overzicht gegeven van de bestedingsdoelen
van de topsportbegroting van NOC*NSF in 2021. De additionele eenmalige € 5 miljoen
als financiële tegemoetkoming voor sportbonden met één of meer topsport- of talentprogramma’s,
ter invulling van de motie van het lid Rudmer Heerema,30 was op het moment van het vaststellen van de bestedingsdoelen 2021 nog niet meegenomen
in de begroting. De toekenning van deze middelen aan de sportbonden en TeamNL Centra
heeft inmiddels plaatsgevonden.
Topsportcultuur
Tijdens het debat over de misstanden in de gym- en turnsport heb ik aangekondigd dat
er een onderzoek naar de huidige topsportcultuur zal starten, gefinancierd door het
Ministerie van VWS, en dat u geïnformeerd wordt over de invulling daarvan. Topsport
kan alleen inspirerend en van maatschappelijke waarde zijn wanneer de positieve waarden
van topsport ten volle worden benut en de negatieve kanten ervan zoveel mogelijk worden
gereduceerd. Om voor de toekomst een goed fundament te leggen voor de topsport en
hardnekkige bedreigingen te doorbreken, is het urgent om beter inzicht te krijgen
in de huidige topsportcultuur. Hiermee moet een verschuiving op gang komen van reactieve
maatregelen naar aanleiding van excessen, naar preventieve maatregelen. Deze maatregelen
moeten zich enerzijds richten op het verder vergroten van een positieve topsportcultuur
en het verbeteren van het welzijn van topsporters en anderzijds de kans op misdragingen
in de topsport verminderen. Daarbij wordt gekeken naar verschillende partijen die
van invloed kunnen zijn op de topsportcultuur. Hierbij valt te denken aan sporters,
coaches, sportbestuurders, sponsoren, media en overheden.
De opbrengsten van de eerste fase van het onderzoek, die zich op drie sporten richt,
worden voor de zomer van 2022 verwacht. In de hierop volgende fase zullen 21 andere
sporten kunnen starten. Naar verwachting zal het gehele onderzoek in 2024 zijn afgerond.
Voorlichting Topsport Talentscholen
Tijdens het afgelopen Commissiedebat Sport heeft mijn voorganger toegezegd uw Kamer
te informeren over de rol die Topsport Talentscholen kunnen spelen in het geven van
voorlichting aan jonge voetballers. Door de dertig Topsport Talentscholen wordt bij
het begeleiden van alle leerlingen met een NOC*NSF-status of een KNVB-beloftestatus
op verschillende momenten expliciet aandacht besteed aan de duurzaamheid van deze
status en de mogelijkheden die er zijn bij het aflopen van deze status. Vanuit de
Topsport Talentschool wordt proactief voorlichting gegeven aan nieuwe leerlingen met
een status tijdens de volgende momenten:
• Moment 1: informatieavond voor groep 8;
• Moment 2: voorlichting op de club bij nieuwe instroom van talent;
• Moment 3: eerste intakegesprek nieuwe leerling in aanwezigheid van ouders;
• Moment 4: Leerling en ouders tekenen een overeenkomst met de school waarin het belang
van onderwijs wordt benoemd.
Alle maatwerkaanpassingen die worden geboden aan de statusleerling worden zo ingezet
dat de weg naar een diploma altijd open blijft en de leerling niet zal uitvallen.
Ook de club en bond stellen nu veelal als harde eis dat de middelbare school wordt
afgerond met een diploma op niveau van de leerling. Door het jaar heen worden begeleidingsgesprekken
met statusleerlingen gehouden waarbij dit onderwerp in meer of mindere mate aan de
orde komt, afhankelijk van hoe het met de leerling gaat.
Compliance Dopingautoriteit
Onlangs heb ik u geïnformeerd over compliance van de Dopingautoriteit met de Wereld
Anti-Doping Code.31 De wetswijziging die ik in die brief heb aangekondigd heb ik in voorbereiding. Ik
verwacht het wetsvoorstel in het voorjaar naar uw Kamer te sturen.
In lijn met de wens van WADA heeft de Dopingautoriteit daarnaast in nauw overleg met
WADA een tijdelijke oplossing gevonden die de bestaande bezwaarcommissie onafhankelijker
maakt van de Dopingautoriteit. De benoeming van leden van de commissie, de ondersteuning
van de commissie en de besluitvorming zijn met tijdelijke maatregelen zo georganiseerd
dat automatische non-compliance per 14 januari 2022 en de bijbehorende sancties door
WADA is geannuleerd. WADA blijft voor de (middel)lange termijn wel aandringen op een
duurzame oplossing in de vorm van een wetswijziging. Ik hoop dan ook op een spoedige
behandeling van het wetsvoorstel in uw kamer.
Indieners
-
Indiener
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport