Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de oefenmogelijkheden voor informatiegestuurd optreden
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 203
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2021
Naar aanleiding van mijn brief «Uitvoeren moties LIMC» van 26 oktober jl.1 verzocht de Vaste Commissie voor Defensie om de Kamer nader te informeren over de
oefenmogelijkheden voor informatiegestuurd optreden. Hierbij ontvangt u mijn reactie
op dit verzoek. Met deze brief doe ik ook mijn toezegging uit de Begrotingsbehandeling
Defensie (Handelingen II 2021/22, nr. 21, debat over de Begroting Defensie 2022) gestand
aan het lid Boswijk om nader in te gaan op de mogelijkheden om in het cyberdomein
te kunnen trainen in bijvoorbeeld een simulatieomgeving. Gelet op de aanleiding van
dit verzoek van de Kamer, richt ik mij in deze brief vooral op de gevolgen van de
juridische kaders voor de oefenmogelijkheden voor informatiegestuurd optreden.
Om de krijgsmacht in te kunnen zetten voor zijn grondwettelijke taken, moet deze beschikken
over inzetbare eenheden. Goed kunnen oefenen en trainen is daarvoor een randvoorwaarde.
De oefenmogelijkheden voor informatiegestuurd optreden zijn gezien de geldende juridische
kaders echter beperkt. De vraag of hiervoor aanvullende maatregelen nodig zijn, wordt
thans door Defensie onderzocht. Hierover wordt u voor juli 2022 nader geïnformeerd.
Informatiegestuurd optreden
Defensie definieert informatiegestuurd optreden als: «Informatie Gestuurd Optreden (IGO) houdt in dat Defensie in staat is om alle relevante
informatie op elk gewenst niveau tijdig te verwerven, te verwerken, te verspreiden
en in te zetten. Dit is nodig voor snellere en kwalitatief hoogwaardiger besluitvorming,
waardoor de juiste middelen, op het juiste moment en op de juiste plaats kunnen worden
ingezet, teneinde de gewenste – operationele – effecten te bereiken om daarmee het
gedrag of de omgeving van onze opponenten te beïnvloeden met daarbij zo min mogelijk
nevenschade.»2
Dit is geen nieuw fenomeen. Informatie en inlichtingen vormen sinds jaar en dag de
basis waarop militaire inzet gepland en uitgevoerd wordt. Dit geldt voor operaties
in alle vijf militaire domeinen: land, zee, lucht, cyber en space. De snelle ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie en de veranderende
aard van oorlog en hybride conflicten leggen steeds meer de nadruk op het sneller
en slimmer verwerven, verwerken, verspreiden en inzetten van informatie. Potentiele
tegenstanders maken daarnaast steeds effectiever gebruik van de informatie-omgeving.
Dit dwingt Defensie om onze manier van werken aan te passen aan deze nieuwe werkelijkheid.
De Defensievisie-2035 gaat hier nadrukkelijk op in. In deze visie die door het kabinet
aan de Kamer is aangeboden, is informatiegestuurd optreden dan ook een van de drie
eigenschappen die richting geven aan de keuzes over de inrichting en samenstelling
van de defensieorganisatie in 2035. In deze Defensievisie staat dat Defensie nu onvoldoende
is toegerust voor het opereren in de informatie omgeving. Op dit moment wordt de beleidsvisie-IGO
opgesteld die beschrijft hoe Defensie dit de komende tijd wil verbeteren. Deze ontvangt
u in de eerste helft van 2022, zoals ik heb toegezegd in mijn brief van 26 oktober
jl.
Juridisch kader
Bij informatiegestuurd optreden is het in het algemeen gesteld onvermijdelijk dat
daarbij persoonsgegevens worden verwerkt. Deze verwerkingen moeten voldoen aan de
beginselen die gelden voor de bescherming van persoonsgegevens. Dit is in 1981 door
de lidstaten van de Raad van Europa voor het eerst in een Verdrag uitgewerkt.3 Met het voortschrijden van de informatietechnologie werd ook de regelgeving op het
gebied van gegevensbescherming in verschillende stappen aangescherpt. Zo werd in 2012
gekozen voor het instrument van een Algemene verordening gegevensbescherming, omdat
de keuzeruimte voor de nationale wetgever bij uitvoering van een verordening doorgaans
beperkter is dan bij implementatie van een richtlijn en dit de gelijkvormigheid tussen
landen dus in de hand werkt.4 In 2016 werd de Europese Verordening betreffende de bescherming van natuurlijke personen
in verband met de verwerking van persoonsgegevens van kracht. Vervolgens trad in Nederland
in 2018 de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG) in werking.
Hoewel de AVG van overeenkomstige toepassing is voor Defensie, zijn er wel enkele
uitzonderingen voor Defensie als de krijgsmacht wordt ingezet. Daarnaast zijn de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten uitgezonderd van de UAVG, omdat die onder de eigen Wet op de
Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv2017) opereren. Daarin zijn waarborgen opgenomen
in het kader van bescherming van de persoonlijke levenssfeer met bijbehorend toezicht.
In alle overige gevallen dient de verwerking van persoonsgegevens een zelfstandige
rechtmatige grondslag te hebben. Dit geldt derhalve ook bij oefeningen. Dit is verwerkt
in het document «Algemene juridische kaders voor activiteiten van de krijgsmacht in
de informatieomgeving» dat als bijlage bij de brief van 7 mei 2021 naar de Kamer is
gestuurd.5
Oefenmogelijkheden
Het feit dat de verwerking van persoonsgegevens bij oefeningen maar in beperkte mate
– alleen bij een wettelijke grondslag of mandaat – mogelijk is, plaatst de krijgsmacht
bij oefeningen voor informatiegestuurd optreden voor uitdagingen. Bij het gebruik
van moderne informatietechnologie worden namelijk al snel persoonsgegevens verwerkt.
Bijvoorbeeld bij het verzamelen van informatie uit open bronnen. Ook worden nieuwe
sensoren in waarnemings- en wapensystemen steeds capabeler waardoor deze bij oefeningen,
onbedoeld, persoonsgegevens kunnen vastleggen van burgers die daaraan niet deelnemen,
maar die zich toevallig wel in desbetreffende informatie-omgeving bevinden. Verder
is het bijvoorbeeld bij oefeningen met data-science cruciaal om over grote hoeveelheden data te kunnen beschikken die, als deze uit de
uit de maatschappelijke omgeving worden betrokken, hoogst waarschijnlijk persoonsgegevens
zullen bevatten.
Volgens het adagium «train as you fight» moet de krijgsmacht zo realistisch mogelijk kunnen opleiden en trainen, daarbij anticiperen
en zichzelf beschermen, zodat onze militairen operationeel kunnen worden ingezet.
In de informatie-omgeving wordt geoefend met gevechtstactieken, -procedures en het
inzetten van sensoren en software voor het verzamelen, verwerken en analyseren van
gegevens. Tevens moet worden geoefend met het inzetten van informatie als wapen om
het gedrag van oefentegenstanders te beïnvloeden, informatie te manipuleren, software
te saboteren en dergelijke. Dit vereist een veilige oefenomgeving die de krijgsmacht
in staat stelt deze taken te beoefenen en waar, zo mogelijk, alle handelingen worden
geregistreerd met het oog op evaluatie en verantwoording.
In een gesloten, gecontroleerde oefenomgeving zoals bijvoorbeeld een schietbaan is
de vrijheid van handelen groter dan in een open omgeving en is er een grotere marge
om al lerende fouten te maken. De gevolgen hiervan blijven dan binnen de oefenomgeving
en komen niet in de buitenwereld terecht. De heer Boswijk vroeg tijdens de begrotingsbehandeling
of iets dergelijks ook wordt gebouwd voor militairen die willen oefenen met hacks en dergelijke in het cyberdomein. Het antwoord daarop is ja. Voorbeelden hiervan
zijn zogeheten cyber ranges of gesimuleerde cyber omgevingen. Nederland zet op het gebied van een cyber range eerste stappen, maar kan hierbij ook aansluiten bij ontwikkelingen op dit vlak in
Europa en in de VS. Ook kunnen fictieve datasets, bijvoorbeeld als onderdeel van een
social media simulator, worden gebruikt waardoor kan worden geoefend zonder enige impact op de
privacy. Een andere mogelijkheid is een scenario of table top oefening voor informatiegestuurd optreden waarbij niet daadwerkelijk met informatietechnologie
wordt geoefend, maar de (mogelijke) effecten worden gesimuleerd. Een voordeel van
zo’n afgesloten omgeving waarbij ook met fictieve persoonsgegevens kan worden gewerkt,
is dat daarvoor geen aparte juridische grondslag nodig is en dat in principe alle
scenario’s kunnen worden gespeeld. Een nadeel is, dat dit, zoals bij elke simulatie
in dit domein, een (zeer) vereenvoudigde weergave van een complexe werkelijkheid is.
Daarnaast kan (personeel van) een eenheid tijdelijk bij de MIVD te werk worden gesteld
ter ondersteuning van de organieke taken van de MIVD waarbij tegelijkertijd de individuele
vaardigheden worden vergroot. In dat geval worden de betreffende personen bij de MIVD
ondergebracht, is de Wiv2017 onverkort op hen van toepassing en vindt aansturing door
de MIVD plaats. Ook kan bij militaire inzet in het kader van bijvoorbeeld art. 100
operaties of ingevolge een verzoek van civiele autoriteiten om Militaire Steunverlening
in het Openbaar Belang (MSOB) of om militaire bijstand worden gekeken hoe tegelijkertijd
capaciteiten op het gebied van informatiegestuurd optreden kunnen worden versterkt.
Concluderend kan worden gesteld dat de oefenmogelijkheden voor informatiegestuurd
optreden gegeven de juridische kaders beperkt zijn. De vraag is of dit gezien de veranderende
aard van oorlog en conflicten en het veranderende dreigingsbeeld aanvaardbaar is voor
de gereedstelling van een toekomstgerichte krijgsmacht. Daar ga ik hieronder op in.
Onderzoek naar het evenwicht tussen willen, kunnen en mogen
In het eindrapport van het AVG-onderzoek naar de activiteiten van het LIMC door de
onafhankelijke Functionaris voor Gegevensbescherming Defensie constateert zij terecht
dat «willen, kunnen en mogen» in de informatie-omgeving met elkaar in evenwicht moeten
zijn. Als bij Defensie een behoefte bestaat om op het gebied van oefenen en gereedstelling
meer te «mogen», bijvoorbeeld als gevolg van de ontwikkelingen in de informatie-omgeving
en een daarmee samenhangend veranderend dreigingsbeeld, dan is daarvoor mogelijk passende
wetgeving nodig. Voordat deze behoefte wordt overwogen, is echter het antwoord op
de «willen»-vraag noodzakelijk, luidt het advies van de Functionaris Gegevensbescherming
in dit rapport.
In de brief van 7 mei 2021 waarmee dit rapport aan de Kamer is aangeboden, stelt Defensie
dat zij in reactie op dit advies een onderzoek is gestart. Dit onderzoek bestaat uit
twee delen die parallel aan elkaar lopen. In het eerste deel worden verschillende
werkgroepen gevormd bestaande uit (militair) juristen, AVG-functionarissen, beleidsmedewerkers,
ethisch experts en kernfunctionarissen van operationele eenheden die in de informatie-omgeving
actief zijn. Zij onderzoeken aan de hand van praktijkvoorbeelden volgens de trits
«willen, mogen, kunnen» wat de mogelijkheden en beperkingen van oefenen en gereedstelling
in de informatie-omgeving zijn en hoe Defensie de ruimte binnen de bestaande juridische
kaders zo goed mogelijk kan gebruiken. De activiteiten van deze werkgroepen lopen
de rest van het jaar nog door.
Uit dit programma zal moeten blijken of er inderdaad een operationele noodzaak is
om in antwoord op de «willen»-vraag ook de wet- en regelgeving aan te passen of dat
beperkingen kunnen worden gemitigeerd door bijvoorbeeld de defensieorganisatie anders
in te richten of door een andere manier van werken. Daarbij wordt ook gekeken naar
hoe Europese partnerlanden de verhouding «krijgsmacht-AVG» hebben ingevuld.
In het tweede deel van het onderzoek vraagt Defensie het externe bureau dat de komende
tijd nader AVG-onderzoek bij Defensie uitvoert, om tevens de door de defensieonderdelen
gesignaleerde knelpunten voor de uitvoering van hun taken te inventariseren en aanbevelingen
te doen voor het oplossen of mitigeren van deze knelpunten.
Van beide onderzoekstrajecten worden rapporten opgesteld die Defensie voor juli 2022
met een appreciatie aan de Kamer zal aanbieden. Daarin zal Defensie nader ingaan op
de oefenmogelijkheden voor informatiegestuurd optreden alsmede op de vraag die in
het verlengde hiervan ligt, namelijk of op dit vlak aanvullende maatregelen nodig
zijn.
De Minister van Defensie,
H.G.J. Kamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Kamp, minister van Defensie