Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Van Nispen, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden, van 26 oktober 2021, over onwettig undercover onderzoek naar moskeeën dat werd betaald door de NCTV
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
30 821
Nationale Veiligheid
Nr. 202
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2021
Bij brief van 26 oktober 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 13, Regeling van Werkzaamheden)
heeft u mij gevraagd te reageren op aanvullende vragen van de leden Omtzigt en Van
Nispen over verschillende onderwerpen die betrekking hebben op de activiteiten van
de NCTV. Met deze brief geef ik gehoor aan de verzoeken en ga ik nader in op: (1)
de voortgang van de onderzoeken n.a.v. uitlatingen van een ambtenaar van het Ministerie
van JenV, (2) de wijze waarop mensen inzage kunnen verkrijgen in gegevens die beschikbaar
zijn bij de NCTV en (3) het geluid dat de SP heeft opgevangen over een onderzoek naar
een klokkenluider.
Uitingen van ambtenaar
Het lid Omtzigt heeft gevraagd hoe het staat met de twee onderzoeken die zijn gestart
naar de openbare uitingen van een ambtenaar over Kamerleden. In dit kader is het van
belang te melden dat ook advies door de werkgever is gevraagd van de Adviescommissie Grondrechten en functie-uitoefening Ambtenaren. De werkgever heeft inmiddels dit rapport ontvangen. De adviescommissie zal dit rapport,
zoals dat gebruikelijk is voor al haar rapporten, op haar website publiceren. Verderop
in deze brief ga ik nader in op het advies van de Adviescommissie, eerst geef ik nogmaals
de kaders aan waarbinnen de onderzoeken plaatsvinden. Hiervoor verwijs ik naar de
beantwoording van de Kamervragen die op 1 juni 20211 aan uw Kamer is gestuurd. Hierin heb ik toegelicht wat de wegingscriteria zijn voor
het bepalen van de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren.
In deze antwoorden van 1 juni 2021 heb ik aangegeven dat «het recht op de (bescherming
van de) vrijheid van meningsuiting is vastgelegd in onder andere artikel 7 Grondwet
en artikel 10 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM). Deze vrijheid geldt ook voor ambtenaren. In haar rol van werkgever
dient de overheid de grondrechten van haar ambtenaren te respecteren, maar daarop
mag de overheid als werkgever wel beperkingen aanbrengen. Ambtenaren vallen bij het
uitoefenen van hun functie onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Uitlatingen
die zij in het kader van hun functievervulling doen, kunnen de desbetreffende verantwoordelijke
Minister worden aangerekend. Onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt ook het
contact dat mogelijk is tussen ambtenaren en Kamerleden ten behoeve van hun controlerende
taken. Op deze contacten zijn voor ambtenaren verder de Aanwijzingen voor de externe
contacten van rijksambtenaren van toepassing. Deze Aanwijzingen zijn onlangs herzien,
wat per brief aan de Kamer is meegedeeld. Met de herziening is er meer ruimte gekomen
voor contact tussen ambtenaren en Kamerleden.
Voor de openbaring van persoonlijke opvattingen en gevoelens van een rijksambtenaar
geldt een zogeheten «functioneringsnorm». Deze norm is vastgelegd in artikel 10 van
de nieuwe Ambtenarenwet en houdt in dat de ambtenaar zich dient te onthouden van het
openbaren van gedachten of gevoelens als daardoor de goede vervulling van zijn functie
of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat
met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Uitgangspunt
bij de toepassing van de norm is dat ambtenaren vrijheid van meningsuiting hebben
en dat voorzichtigheid geboden is bij het inperken daarvan. Waar in een concreet geval
precies de grens ligt, hangt af van de omstandigheden van het geval.»
Het advies van de Adviescommissie Grondrechten en functie-uitoefening Ambtenaren ziet op de ruimte die er voor ambtenaren is om zich op sociale media te kunnen uiten.
Het inzetten van de adviescommissie zorgt voor zorgvuldigheid en voor de beoordeling
door een onafhankelijke derde. De commissie bevestigt in haar advies de hierboven
aangehaalde weergave van het juridisch kader voor de vrijheid van meningsuiting van
ambtenaren. De commissie beschrijft in dat verband dat er een grotere mate van bescherming
toegekend moet worden aan uitingen en uitlatingen die bijdragen in deelnemen aan het
sociale en politieke debat, kritiek en informatie in brede zin. De uitingsvrijheid
is bijzonder ruim waar het kritiek op politieke actoren, personen en instituties en
instellingen betreft. De vrijheid van meningsuiting in het algemeen, en dus ook van
ambtenaren, vindt haar bescherming in de waarde van het maatschappelijke en politieke
debat en omvat mitsdien ook evaluatie van en kritiek op het politieke handelen van
publieke/politieke actoren, aldus de commissie.
Het is in het licht van deze rechtspraak en uitleg van (de waarde van) artikel 10
EVRM dat de commissie de feiten en hun waardering in de betreffende casus heeft bezien
en beoordeeld en heeft toegepast op de nationale regelingen inzake de vrijheid van
meningsuiting van ambtenaren. Daarnaast heeft de commissie het beoordelingskader van
Aanwijzing 15 van de hierboven al genoemde Aanwijzingen externe contacten rijksambtenaren
bij haar oordeel betrokken. Zonder in te gaan op het concrete advies in deze individuele
zaak kan ik melden dat de werkgever dit advies meeneemt in het opmaken van de conclusies
van de onderzoeken. Zoals aangegeven in het Vragenuur van 13 april 2021 over de werkwijze
van de NCTV (Handelingen II 2020/21, nr. 67, item 2) en aangegeven in de antwoorden van 1 juni 2021 worden, gelet op de eisen van zorgvuldigheid
als werkgever, geen uitspraken gedaan over de conclusies.
Inzageverzoeken
Het lid Omtzigt heeft gevraagd of het mogelijk is voor mensen om inzage te krijgen
in hun dossier. Zoals ook beschreven in de Kamerbrief van 2 november jl.2 kunnen mensen die willen weten of hun gegevens door de NCTV zijn verwerkt, bij het
ministerie terecht. Elk van deze verzoeken wordt zorgvuldig afgehandeld conform het
gestelde in de AVG en mondt uit in een aan de verzoeker gericht besluit op zijn verzoek.
Sinds het verschijnen van de Kamerbrieven van 12 april 20213 en 21 mei 20214 en het Kamerdebat van 15 juni 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 88, item 26) heeft de NCTV een groot aantal inzageverzoeken op grond van de AVG ontvangen. Vanwege
de vele inzageverzoeken die zijn ingediend en het werk dat nodig is om zorgvuldig
op al die verzoeken te kunnen ingaan, is er helaas meer tijd mee gemoeid dan ik graag
zou zien. Indien betrokkene het niet eens is met het genomen besluit, staat de mogelijkheid
van bezwaar en beroep open. Tevens kan een betrokkene ook de andere rechten inroepen
die in de AVG zijn opgenomen zoals onder andere een verzoek doen tot wissen of rectificatie.
Onderzoek naar klokkenluider
De heer van Nispen heeft aangegeven dat zijn partij heeft vernomen dat er onderzoek
zou worden gedaan naar een klokkenluider. Ik wil benadrukken dat er geen onderzoek
plaatsvindt naar een klokkenluider, niet in het kader van het dossier over de grondslagen
van de NCTV en ook niet in het kader van een ander dossier. Een klokkenluider verdient
te allen tijde bescherming. Voor het overige geldt dat wet- en regelgeving bepalen
dat iemand die in strijd met die wet- en regelgeving informatie lekt, niet als een
klokkenluider beschouwd kan worden. Ik ben mij er van bewust dat met inwerkingtreding
van de nieuwe wet bescherming Klokkenluiders die nu aanhangig is in de Tweede Kamer5 en de rechtstreekse werking van de EU-richtlijn bescherming van klokkenluiders6 de positie van klokkenluiders verder wordt verbeterd. Deze wet en EU-richtlijn geven
een sterkere bescherming aan personen die misstanden of inbreuken van Unie recht openbaar
maken.
Los hiervan speelt ondertussen het volgende, voor medewerkers van mijn ministerie
geldt een geheimhoudingsplicht die ik heb te handhaven als er aanwijzingen zijn dat
die geheimhouding is geschonden. In dat verband wil ik u informeren dat op dit moment
twee onderzoeken lopen naar gelekte departementaal gerubriceerde documenten die terecht
zijn gekomen bij partijen die daartoe niet gerechtigd zijn én die vallen onder de
geheimhoudingsplicht van ambtenaren. Vanuit de verantwoordelijkheid die ik heb voor
het creëren van een veilige werkomgeving voor alle medewerkers van het ministerie
kan het in sommige situaties nodig zijn om aangifte te doen als vertrouwelijke informatie
weglekt. Medewerkers moeten erop kunnen vertrouwen dat informatie van hun hand niet
door collega’s buiten hun medeweten om wordt verstrekt aan onbevoegde derden. Juist
binnen een organisatie als de NCTV, waar vertrouwelijkheid van cruciaal belang is,
is het lekken van gerubriceerde documenten zorgelijk. In één van de twee hierboven
genoemde onderzoeken heeft deze overweging inmiddels geleid tot het doen van aangifte
en daartoe doet de Rijkrecherche onderzoek. Over de onderwerpen van betreffende documenten
doe ik geen uitspraken in het belang van het onderzoek.
Mocht gaandeweg de onderzoeken naar de gelekte documenten toch blijken dat deze medewerker(s)
is (zijn) te beschouwen als klokkenluider die voldoet(n) aan de gestelde voorwaarden
uit de wet en EU-richtlijn en indien gaandeweg zou blijken dat de keuze van de medewerker(s)
voor schending van de geheimhoudingsplicht voldoet aan de rechtvaardigingsgronden
voor openbaarmaking, zoals bedoeld in de EU-Richtlijn, zal ik er vanzelfsprekend op
toe zien dat de medewerker(s) niet benadeeld wordt(en) conform de wet en EU-richtlijn.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid