Brief regering : Eindrapportage Onbeperkt meedoen! 2018 - 2021
24 170 Gehandicaptenbeleid
Nr. 251 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2021
In Nederland hebben ruim twee miljoen mensen een auditieve, visuele, lichamelijke,
verstandelijke beperking of psychische kwetsbaarheid.
In 2021 is het vijf jaar geleden dat Nederland het VN-verdrag inzake de rechten van
personen met een handicap (hierna: VN-verdrag) heeft geratificeerd. Bedrijven, maatschappelijke
organisaties, ervaringsdeskundigen en overheden hebben de afgelopen jaren samen gewerkt
aan een landelijke beweging richting meer toegankelijkheid en inclusie. Om deze beweging
aan te jagen en te faciliteren, heeft het kabinet in juni 2018 het programma Onbeperkt meedoen! (Kamerstuk 24 170, nr. 177) gelanceerd. Ervoor zorgen dat mensen met een beperking net als ieder ander naar
eigen wens en vermogen kunnen meedoen aan de samenleving, dat is de ambitie waar alle
partners van het programma in de afgelopen periode aan gewerkt hebben.
Met deze brief stuur ik u de eindrapportage van Onbeperkt meedoen! over de periode 2018–2021, met hierin ook de inbreng van alle bij het programma betrokken
partners1. Naar aanleiding van deze eindrapportage licht ik in deze brief ook mijn ambitie
toe om met diverse partners door te bouwen aan een inclusieve samenleving. Hiervoor
werk ik nu samen met deze partners, in lijn met het verzoek van de Tweede Kamer (motie
van de leden Westerveld en Werner bij de begrotingsbehandeling van VWS), een plan
van aanpak uit voor het vervolg van de implementatie van het VN-verdrag.2 In het laatste deel van mijn brief ga ik nader in op dit plan van aanpak en het proces
dat ik hiervoor ben gestart.
Ik stuur u deze brief mede namens de Minister en Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de
Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat die
op hun beleidsterreinen (mede) inhoudelijke verantwoordelijkheid dragen.
Hoofdpunten van deze brief en de eindrapportage:
• De groei van de landelijke beweging die zich inzet voor meer toegankelijkheid en inclusie
in de afgelopen jaren.
• De inzet binnen Onbeperkt meedoen! op uiteenlopende thema’s van het VN-verdrag en de hierbij geboekte resultaten.
• De sleutelrol die bewustwording en positieve beeldvorming hebben vervuld in de uitvoering
van het programma.
• De invloed van de coronacrisis op de uitvoering van het programma.
• Het verzette werk op het gebied van de inzet van ervaringsdeskundigheid in de afgelopen
jaren, maar ook de blijvende noodzaak om deze inzet in de komende jaren te stimuleren.
• Een toelichting op de rol en betrokkenheid van overige departementen op het VN-verdrag
en bij dit programma.
• Een overzicht van de invulling van openstaande moties en toezeggingen.
• De energie, inspiratie en noodzaak om ook na deze periode verder te blijven werken
aan de ambities uit het VN-verdrag.
Landelijke beweging naar toegankelijkheid en inclusie
De afgelopen jaren is er geïnvesteerd in de landelijke beweging naar toegankelijkheid
en inclusie en deze beweging groeit door. Dat is in de eindrapportage terug te zien
in de uiteenlopende initiatieven die gedurende het programma zijn opgestart en waarvan
een groot aantal ook de komende jaren doorlopen. In hoofdstuk 1 van de eindrapportage
ziet u een uitgebreid overzicht met voorbeelden van geboekte resultaten terug. In
deze brief benoem ik daar graag een aantal van3:
• De 50.000 ondernemers die MKB Nederland in de horeca, recreatie en detailhandel heeft
aangezet tot actie, en de 27 actieplannen die in diverse sectoren van het bedrijfsleven
zijn opgesteld.
• De Hogeschool Leiden, Saxion Hogeschool en Universiteit Twente als nieuwe ondertekenaars
van de VN-intentieverklaring in het hoger onderwijs in 2021. In totaal hebben in de
afgelopen jaren 18 instellingen in het hoger onderwijs deze verklaring ondertekend,
waarmee zij aangeven dat zij vanuit het VN-verdrag doelstellingen voor het eigen onderwijsbeleid
formuleren.
• Het netwerk van gemeenten rond het VN-verdrag dat door de VNG de afgelopen periode
is uitgebouwd tot 253 gemeenten.
• Ontwerpers die concepten uitwerken voor inclusief ontwerp via het, door het programma
georganiseerde, What if lab.
• De oprichting van het SamenSpeelNetwerk: de landelijke community voor kennisontwikkeling
en kennisdeling over samen spelen.
• De uitvoering van het actieplan toegankelijk stemmen bij de Tweede Kamer Verkiezingen
in 2021, dat ook een vervolg krijgt bij de Gemeenteraadsverkiezingen in 2022.
Inzet op uiteenlopende thema’s
Het programma heeft zich op diverse inhoudelijke thema’s en onderwerpen gericht. De
geboekte resultaten op deze thema’s en onderwerpen leest u in hoofdstuk 3 van de eindrapportage
uitgebreid terug. In deze brief noem ik graag een aantal voorbeelden:
1. De inzet voor het toegankelijk maken van treinstations.4 In 2020 was het percentage reizigers dat van of naar een toegankelijk station reist
76%. Naar verwachting is dat percentage in 2022 90%.
2. De inzet voor een meer inclusieve arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld met het versoepelen van
de overgangen tussen uitkering en werk voor mensen met een beperking of chronische
ziekte.5
3. De inzet voor toegankelijker (ver)bouwen. Bijvoorbeeld met een aantal wijzigingen
in de bouwregelgeving om publiek toegankelijke gebouwen, zoals winkels en cafés, toegankelijker
te maken.6
4. De inzet voor inclusiever onderwijs. Bijvoorbeeld met het opzetten van een experimenteerregeling
gericht op de samenwerking tussen het regulier en het speciaal onderwijs.7
5. De brede inzet voor toegankelijkheid en participatie. Bijvoorbeeld in de sportsector
met de opbouw van een platform dat overzicht geeft op het toegankelijke sport- en
beweegaanbod in Nederland. Dit jaar heeft het platform 500.000 unieke bezoekers.8
6. De inzet voor een betere toegang tot zorg en ondersteuning. Bijvoorbeeld met het starten
van een actieplan hulpmiddelen en het ontwikkelen van een bijbehorend landelijk normenkader,
dat nu tot diverse verbeteracties in de verstrekking van hulpmiddelen leidt.9
7. De inzet voor een inclusieve rijksoverheid. Bijvoorbeeld met de start van het netwerk
Onbeperkte Denkers binnen de rijksoverheid zelf, waarbinnen nu 1.300 medewerkers actief zijn. Binnen
hun eigen werkomgeving ondersteunen zij bijvoorbeeld collega’s met een beperking.10
8. De vergoeding van tolken Nederlandse Gebarentaal is een specifiek thema waarop in
de afgelopen periode is ingezet. De waarde en betekenis van het werk van deze tolken
is mede door de corona-persconferenties bij een breed publiek zichtbaar geworden.
Binnenkort verwacht ik de Tweede Kamer te kunnen informeren over de voortgang in de
harmonisatie van de tolkregelingen van de Ministeries van OCW, SZW en VWS.
Bewustwording en positieve beeldvorming
Bewustwording en positieve beeldvorming hebben in de uitvoering van dit programma
een sleutelrol vervuld. Met alle partijen is hard gewerkt om mensen met een beperking
op een positieve manier zichtbaar te maken en vooroordelen en stereotyperingen tegen
te gaan. Tijdens de recente begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS in de
Tweede Kamer is de vraag gesteld hoe mensen met een handicap de inzet op bewustwording
en positieve beeldvorming hebben kunnen merken.
In de afgelopen periode heeft het Ministerie van VWS, in samenwerking met maatschappelijke
partijen en andere departementen, doorlopend inspirerende initiatieven op het gebied
van inclusie en levensverhalen van mensen met een beperking gedeeld, bijvoorbeeld
via e-zines, filmpjes en podcasts. Het uitgangspunt bij alle communicatie-uitingen
was dat het perspectief van een ervaringsdeskundige centraal stond. De impact en het
bereik zijn vergroot door deze communicatie-uitingen samen met partners te maken en
hun netwerk in te zetten voor de verspreiding ervan. Zo is samengewerkt met ProRail,
NS, Handicap.nl, de Efteling, het Rijksmuseum, Diergaarde Blijdorp, Zwarte Cross en
hulpverleningsorganisatie Active4You. En daarnaast met diverse gemeenten, expertisecentra
zoals ECIO11 en belangenorganisaties zoals de LFB12. In de eindrapportage treft u een verder overzicht van de inzet op bewustwording
en positieve beeldvorming en de resultaten daarvan.13
In 2021 stond ook het INC. Festival in het teken van het doel om meer bewustwording
over het VN-verdrag te creëren. Dit festival is georganiseerd om vijf jaar ratificatie
van het VN-verdrag in Nederland te markeren. En zowel goede voorbeelden als agendapunten
voor de toekomst een podium te geven. Met films, documentaires, games, kunst, muziek,
sport en humor was dit driedaagse evenement in het bijzonder gericht op jonge mensen.
Binnen drie weken werden via Twitter, Facebook en Instagram in totaal meer dan twee
miljoen mensen bereikt. Het enthousiasme en de energie tijdens het festival hebben
nogmaals onderstreept hoe groot de inzet op toegankelijkheid van veel partijen is,
en hoe noodzakelijk het is om ook in de toekomst de handen ineen te slaan voor een
inclusieve samenleving.14
Ook diverse partners hebben zich de afgelopen periode ingezet op het gebied van bewustwording.
Zo hebben MKB-Nederland en VNO-NCW diverse campagnes uitgevoerd. Een voorbeeld is
de Stoomcursus gebarentaal voor ondernemers.15 De Alliantie heeft op al haar communicatiekanalen aandacht besteed aan actuele ontwikkelingen
rond de implementatie van het VN-verdrag en bracht onder meer een informatiepakket
over het sociaal model uit. En om de activiteiten van het SamenSpeelNetwerk te promoten,
startte dit najaar de campagne Onbeperkt Spelen.16
Invloed van de coronacrisis
Het coronavirus heeft in 2020 en 2021 veel invloed gehad op het dagelijks leven van
mensen met een beperking of chronische ziekte. Het heeft daarmee ook invloed gehad
op de uitvoering van dit programma in deze jaren. Vanaf het begin van de coronacrisis
is er nauw samengewerkt met cliënt- en brancheorganisaties en beroepsverenigingen
en zijn diverse inspanningen gestart. Met de Covid-19 strategie voor mensen met een beperking of chronische ziekte is in kaart gebracht welke vraagstukken rond corona specifiek spelen voor mensen
met een beperking of chronische ziekte. Met die strategie als leidraad is getracht
dat mensen met een beperking zo veilig en gelijkwaardig mogelijk deel kunnen blijven
nemen aan de samenleving.17 Ook heeft Vilans een online informatiepunt opgezet waar mensen met een beperking
of chronische ziekte gevalideerde kennis en informatie kunnen vinden.18 De eindrapportage geeft een verder overzicht van de inspanningen om mensen met een
beperking of chronische ziekte in coronatijd te beschermen.19
Inzet van ervaringsdeskundigheid
De inzet van ervaringsdeskundigheid is en blijft een belangrijke randvoorwaarde om
goede oplossingen te vinden om de samenleving toegankelijker te maken. Want juist
de bezoeker van een museum, student in de collegezaal of gebruiker van een app kan
het beste aangeven wat nodig is om de toegankelijkheid te verbeteren. In de afgelopen
periode is in diverse onderdelen van het programma werk gemaakt van het stimuleren
van de inzet van ervaringsdeskundigheid. Ook is werkenderwijs gezocht naar goede manieren
om die inzet voor organisaties en bedrijven passend te maken. Zo zijn ervaringsdeskundigen
betrokken in een commissie van het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN), dat werkt
aan een richtlijn voor toegankelijk (ver)bouwen. Bovendien hebben ervaringsdeskundigen
meegewerkt aan actieplannen en agenda’s rond thema’s als vervoer en cultuur en in
sectoren zoals de verzekeringsbranche. In de eindrapportage komen verdere voorbeelden
van de inzet van ervaringsdeskundigheid terug.20 Tegelijkertijd is de inzet van ervaringsdeskundigheid in de breedte nog niet altijd
een vanzelfsprekendheid en blijft het ook in de komende jaren nodig deze inzet te
stimuleren. Succesverhalen of goede voorbeelden van organisaties die ervaringsdeskundigen
betrekken, kunnen andere organisaties helpen om dit voorbeeld te volgen.
Rol en betrokkenheid departementen
Tijdens de recente begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS (Handelingen II
2021/22, nr. 15, Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2022) in de Tweede Kamer
heb ik toegezegd om inzichtelijk te maken welke departementen meedoen met Onbeperkt meedoen! en op welke manier zij invulling geven aan hun verantwoordelijkheid t.o.v. verdragsverplichtingen
op het VN-verdrag. Bij de kabinetsbrede vaststelling van het programma Onbeperkt meedoen! is afgesproken dat elke bewindspersoon op het eigen beleidsterrein aanspreekbaar
blijft op de implementatie van het VN-verdrag.21 Met het programma Onbeperkt meedoen! heeft het kabinet de ambitie uitgesproken om deze kabinetsperiode, in een gezamenlijke
aanpak met diverse bestuurlijke en maatschappelijke partners, op een aantal specifieke
onderdelen van het VN-verdrag een stap extra te zetten. Deze ambitie is binnen Onbeperkt meedoen! vertaald naar zeven actielijnen en diverse projecten, elk met een doelstelling gebaseerd
op het VN-verdrag.22 Eerder in deze brief gaf ik een aantal voorbeelden van de betrokkenheid en inzet
van overige departementen. Zoals op het terrein van de toegankelijkheid van de verkiezingen
en het openbaar vervoer, overgangen tussen uitkering en werk of het stimuleren van
samenwerking tussen speciaal en regulier onderwijs. In de jaarlijkse voortgangsrapportages
van het programma is over deze inzet gerapporteerd en met deze eindrapportage informeer
ik u over de meest recente stand van zaken.23 Deze rapportages gaan over een groot aantal beleidsterreinen uit het VN-verdrag,
maar daarnaast worden ook op andere beleidsterreinen ambities uit het VN-verdrag meegenomen
in de ontwikkeling en uitvoering van wet- en regelgeving en beleid. Periodiek stelt
Nederland hiervoor op verzoek van het VN-comité voor de rechten van personen met een
handicap een overzicht per verdragsartikel op.24
Openstaande moties en toezeggingen
Met het aanbieden van deze eindrapportage geef ik invulling aan de toezegging van
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om gedurende deze kabinetsperiode
ieder jaar een voortgangsrapportage over het programma Onbeperkt meedoen! aan de Tweede en Eerste Kamer te sturen. In het eerste hoofdstuk van deze eindrapportage
geef ik ook een uitgebreide reflectie op de inzichten uit de evaluatie van Significant
Public, waarmee ik invulling geef aan mijn eerdere toezegging aan de Tweede Kamer
bij het verschijnen van deze evaluatie.25 In deze brief en met het overzicht in de eindrapportage geef ik invulling aan mijn
toezegging aan de Tweede Kamer om inzichtelijk te maken welke departementen meedoen
met Onbeperkt meedoen! en op welke manier zij invulling geven aan hun verantwoordelijkheid t.o.v. verdragsverplichtingen.
Ook geef ik invulling aan mijn toezegging aan de Tweede Kamer om terug te komen op
de vraag van het Kamerlid Werner over hoe mensen met een handicap de inzet op bewustwording
en positieve beeldvorming hebben kunnen merken. Verder benoem ik in deze brief de
start van de uitvoering van de motie van de leden Westerveld en Werner.
In de bijlage van deze brief geef ik tenslotte de stand van zaken aan op overige openstaande
moties en toezeggingen, op een aantal specifieke onderwerpen gerelateerd aan het VN-verdrag.
Energie en inspiratie voor een volgende periode
De implementatie van het VN-verdrag is nog zeker niet af. Mensen met een beperking
ervaren immers nog steeds drempels in het dagelijks leven, waardoor mee kunnen doen
niet altijd vanzelfsprekend is. Bij de start van het programma was reeds bekend dat
de opdracht waar het VN-verdrag ons als samenleving voor plaatst, niet in één kabinetsperiode
kan worden afgerond en dat het volledig realiseren van de ambitie uit het VN-verdrag
verder reikt dan de duur en reikwijdte van dit programma. Deze eindrapportage luidt
daarmee weliswaar het einde in van het programma Onbeperkt meedoen! in zijn huidige vorm, maar de rapportage beschrijft ook dat de beweging naar meer
inclusie en toegankelijkheid goed op gang is gekomen en zet de bouwstenen klaar om
daarop voort te bouwen. Zo geven de ervaringen van de afgelopen jaren, de evaluatie
van het programma en het INC. Festival inspiratie en inzichten om in de komende periode
verder te blijven werken aan een toegankelijke en inclusieve samenleving.
In lijn met de motie van de leden Westerveld en Werner werk ik de komende periode
een plan van aanpak uit voor het vervolg. Ik zie dit als een moment om verdere ambities
rond de implementatie van het VN-verdrag te bespreken. Hierover ben ik nu ook het
gesprek gestart met diverse maatschappelijke partners en andere departementen. Een
volgend kabinet kan op basis hiervan de besluiten nemen over de definitieve invulling.
Uiterlijk 1 april 2022 wordt uw Kamer verder geïnformeerd over het plan van aanpak
voor het vervolg van de implementatie van het VN-verdrag.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Bijlage: Overzicht van moties en toezeggingen op specifieke onderwerpen
Hieronder geef ik de stand van zaken aan op overige openstaande moties en toezeggingen,
op een aantal specifieke onderwerpen gerelateerd aan het VN-verdrag:
Motie van de Tweede Kamer: verbeteren van lokale vertegenwoordiging van mensen met
een handicap of chronische aandoening
Naar aanleiding van het notaoverleg van 26 november 2020 (Handelingen II 2019/20,
nr. 39, item 4) is een motie aangenomen van de leden Van den Berge en Renkema over de lokale vertegenwoordiging
van mensen met een handicap of chronische aandoening.26 In de motie wordt verzocht om «samen met vertegenwoordigers van mensen met een handicap
of chronische aandoening te onderzoeken wat er nodig is om lokale vertegenwoordiging
te verbeteren, en daar actie op te ondernemen». Met de brief over «aanbieding adviesrapport
versterking regionale patiëntenvertegenwoordiging» van 12 juli jl. aan uw Kamer en
het bijgevoegde adviesrapport heb ik invulling gegeven aan de motie.27 Met deze brief presenteerde ik u een rapport met adviezen inzake de versterking van
regionale- en lokale patiëntenvertegenwoordiging. Dit rapport wordt meegenomen in
de ontwikkeling van een nieuw kader voor financiering van patiënten- en cliëntenorganisaties,
waarvoor ook een gespreksronde plaatsvindt met organisaties die de belangen van mensen
met een beperking behartigen.
Toezeggingen aan Tweede en Eerste Kamer over toetsing van wetgeving aan het VN-verdrag
en de rol van het College voor de Rechten van de Mens daarbij
De Minister van VWS heeft in een debat met de Tweede Kamer op 19 december 2019 toegezegd
om een gesprek met de Ministeries van BZK en J&V te voeren over het nader rubriceren
van de wetgevingstoets op het VN-verdrag handicap (de wijze waarop de toetsing van
wetgeving aan het VN-verdrag handicap inzichtelijk wordt gemaakt) en de Kamer hierover
te informeren. Beide Kamers zijn eerder over de stand van zaken van deze toezegging
geïnformeerd in de brief bij de voortgangsrapportage over het programma Onbeperkt meedoen! van 20 november 2020.28 Hieronder informeer ik u nader over de huidige stand van zaken.
De Staatssecretaris van SZW heeft de Eerste Kamer op 19 mei 2020 toegezegd om de Ministers
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS) te verzoeken de Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de uitkomst
van de principiële discussie om het College voor de Rechten van de Mens (het College)
standaard op te nemen in de consultatierondes.29 In de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport van 29 juni jl.30 is toegezegd dit te betrekken bij de lopende gesprekken over de toetsing van wetgeving
en de beide Kamers daar bij de eindrapportage over het programma Onbeperkt meedoen! nader over te informeren. Die toezegging doe ik met de informatie hieronder gestand.
Ten aanzien van de vraag van de Eerste Kamer om te overwegen het College voor de Rechten
van de Mens standaard op te nemen in consultatierondes merk ik het volgende op. Die
optie vinden wij niet wenselijk. Met de Wet afschaffing adviesverplichtingen is er
voor gekozen om het aantal wettelijk geregelde verplichtingen om advies te vragen
bij de ontwikkeling van beleid en wetgeving tot een minimum te beperken.31 Het doel daarbij was onder meer om een meer flexibele aanpak mogelijk te maken, onnodige
belasting te voorkomen en versnelling te bewerkstelligen. Die wet reflecteert nog
steeds het geldende kabinetsbeleid. Dat betekent dat terughoudend wordt omgegaan met
het verplicht stellen van toetsing bij een specifiek adviesorgaan. In het geval van
een standaardrol voor het College voor de Rechten van de Mens bij alle wetgeving vinden
wij dat dat een te zwaar instrument zou zijn. Het zou namelijk een enorme verzwaring
van het takenpakket van het College betekenen, waarbij in het overgrote deel van de
gevallen de constatering zal zijn dat geen sprake is van samenloop van de voorgenomen
wetgeving met het VN-verdrag handicap. Daarmee zou de focus van de werkzaamheden van
het College niet meer liggen in het gericht inzetten van zijn expertise, maar in een
bureaucratisch proces van toetsing van alle wetgeving. Dat wil geenszins zeggen dat
we de expertise van het College in wetgevingsprocessen niet van toegevoegde waarde
vinden. In het meerjarenplan van het College is expliciet opgenomen dat het College
gevraagd en ongevraagd kan adviseren over voorgenomen wetgeving. Dat kan door een
verzoek daartoe van een ministerie of op eigen initiatief van het College in de consultatieronde.
Als het College adviseert over voorgenomen wetgeving, dan wordt dat advies serieus
meegewogen in het vervolg.
Voor wat betreft de toetsing van wetgeving aan het VN-verdrag en de wijze waarop dat
inzichtelijk is gemaakt, breder dan de rol die het College daarbij kan spelen, meld
ik u het volgende. Ik heb samen met de Ministeries van BZK en J&V in kaart gebracht
op welke manier op dit moment aandacht wordt besteed aan de toetsing van grond- en
mensenrechten, waaronder het VN-verdrag handicap. Aandacht voor die toetsing is nadrukkelijk
opgenomen in de Aanwijzingen voor de regelgeving en het Integraal afwegingskader voor
beleid en regelgeving (IAK). In het IAK wordt expliciet ingegaan op de toetsing van
wetgeving aan de Grondwet en hoger recht (waaronder internationale verdragen). Het
IAK bevat handvatten voor die toetsing door middel van een checklist en de verwijzing
naar verschillende handreikingen. Het is de verantwoordelijkheid van het departement
dat de wetgeving voorbereidt om die toetsing te doen. Het resultaat van de constitutionele
toets vindt zijn weerslag in de memorie of nota van toelichting, als constitutionele
of mensenrechtelijke bepalingen aan de orde zijn. Dit wordt ook voorgeschreven door
de Aanwijzingen voor de regelgeving en is nader toegelicht in de Schrijfwijzer memorie
van toelichting. Het Ministerie van J&V, dat een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien
van de toetsing van wetgeving op rechtsstatelijke en bestuurlijke kwaliteit, toetst
voorgenomen regelgeving van alle ministeries. Voor wat betreft de toetsing aan hoger
recht werkt het daarvoor nauw samen met het Ministerie van BZK, dat verantwoordelijk
is voor de uitvoering van een constitutionele toets op ontwerpregelgeving.
Ondanks het feit dat de toetsing qua verantwoordelijkheden en procedureel goed is
geborgd, constateren we met elkaar dat die toetsing in de praktijk niet altijd voldoende
plaatsvindt of onvoldoende expliciet wordt gemaakt. Onze analyse is daarbij dat dit
waarschijnlijk wordt veroorzaakt door onbekendheid met het VN-verdrag handicap bij
dossierhouders die niet expliciet werken aan de implementatie van het verdrag of de
positie van mensen met een beperking. Het verdrag is van toepassing op alle domeinen
van het leven, maar niet altijd zal voldoende doorzien worden dat een wetswijziging
een effect kan hebben op de doelgroep mensen met een beperking. We hebben overigens
geen signalen dat dat leidt tot wetgeving die de positie van mensen met een beperking
onbedoeld raakt, maar tegelijkertijd moet wat ons betreft het streven zijn dat die
toets, waar aan de orde, altijd plaatsvindt.
We willen de praktijk van toetsing daarom wel verbeteren. Om te beginnen wordt op
dit moment afgerond een Handreiking constitutionele toetsing van het Ministerie van
BZK met praktische handvatten voor wet- en regelgeving. Daarin wordt naar het VN-verdrag
handicap verwezen. Daarnaast zal samen met het Ministerie van J&V worden bekeken of
en op welke manier het VN-verdrag handicap een explicietere plek kan krijgen in het
IAK. Doel is daarbij dat dossierhouders worden geattendeerd op mogelijke relevantie
van het VN-verdrag handicap voor hun wetsvoorstel, ook in de gevallen waarin dit op
het eerste gezicht minder evident is. Bovendien werkt het College voor de Rechten
van de Mens, in afstemming met mijn ministerie en met inbreng vanuit beleidsmakers
en wetgevingsjuristen van verschillende departementen, aan een handreiking toetsing
aan het VN-verdrag handicap. Het doel van die handreiking is om beleidsmakers en wetgevingsjuristen
een concreet handvat te bieden om de toetsing van het VN-verdrag handicap in de praktijk
te brengen. Ik bekijk met het College of die handreiking past binnen de wetgevingsprocedures
van het Rijk, zodat daar ook een verwijzing naar kan worden opgenomen in de Handreiking
constitutionele toetsing en het IAK. Met het College zal vervolgens ook bekeken worden
op welke manier die handreiking verder onder de aandacht kan worden gebracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport