Brief regering : Stand van zaken voorraden strafrechtketen en toepassing tijdelijke maatregelen
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
Nr. 686
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2021
1. Inleiding
De uitbraak van het coronavirus en de in dat verband getroffen noodzakelijke maatregelen
zorgden vorig jaar vanaf maart voor oplopende werkvoorraden in de gehele rechtspleging.
Bij brieven van 25 juni 2020, 18 september 2020 en 10 mei 2021 hebben wij u geïnformeerd
over de gezamenlijke aanpak van de partners in de strafrechtketen om de door de coronacrisis
ontstane achterstanden bij strafzaken weg te werken.1 De nu voorliggende brief heeft tot doel uw Kamer zoals toegezegd voorafgaand aan
de begrotingsbehandeling te informeren over de tussenresultaten van de genomen maatregelen,
op basis van de maandelijkse monitorrapportage tot en met september jongstleden (paragraaf
2).
In de brief wordt, zoals verzocht in de moties van respectievelijk de leden Van den
Berge c.s. en Groothuizen c.s.2, ook ingegaan op de huidige stand van de gedachtenvorming en voorbereiding van besluitvorming
over het al dan niet structureel maken van een aantal getroffen tijdelijke maatregelen
(paragraaf 3). Concreet gaat het hierbij om de wettelijke voorzieningen die in de
Tijdelijke wet COVID 19 JenV op stafrechtelijk gebied zijn getroffen (paragraaf 3).
De tijdelijk verhoogde leeftijdsgrens van rechters geldt tot 2023 en zal derhalve
in deze brief niet verder worden behandeld. Daarnaast gaat het om twee maatregelen
die binnen geldende regelgeving zijn getroffen met het oog op het terugdringen van
de door de corona-pandemie opgelopen achterstanden in de strafrechtspleging: de geïntensiveerde
inzet van de OM-strafbeschikking en de enkelvoudige in plaats van meervoudige afdoening
door de rechter van zaken die daarvoor in aanmerking komen (paragraaf 4).
2. Stand van zaken afhandeling strafzaken
In de jaren 2020 en 2021 heeft de coronacrisis voor forse beperkingen voor het werk
in de strafrechtketen gezorgd. Geleidelijk aan zijn deze beperkingen aan het afnemen,
met als meest recente het vervallen van de 1,5-maatregel. De effecten van de corona-pandemie
op het functioneren van de strafrechtketen en op het wegwerken van de in deze periode
ontstane achterstanden zijn echter niet direct verdwenen. Vooral bij de afdoening
van overtredingen en bij de tenuitvoerlegging van werkstraffen en andere sancties
moet nog een forse inhaalslag gemaakt worden.
2.1 Opsporing
De werkvoorraad bij de politie is, na een daling vanaf september 2020, vanaf mei dit
jaar gestegen en ligt in september 2021 boven het niveau van voor corona.
2.2 Vervolging en berechting
Door de getroffen maatregelen om de achterstanden weg te werken is de productie van
zowel het OM als de Rechtspraak sterk toegenomen (ten opzichte van de productie in
het jaar dat de gerechtsgebouwen door corona gedeeltelijk gesloten zijn geweest).
Daardoor is de corona-voorraad van misdrijfzaken voor de meervoudige kamer en de jeugdrechter
op landelijk niveau voor de zomer 2021 weer onder het niveau van maart 2020 (voor
de corona-crisis). De laatste maanden neemt vooral de voorraad Politierechterzaken
weer toe en komt thans boven het niveau van voor corona uit. Lokaal zijn er nog wel
verschillen in de voorraad.
Handhaving van COVID-regels leidde tot een grotere instroom van overtredingszaken.
Het aantal afdoeningen door het OM is – mede door een fors aantal noodgedwongen sepots
vanwege (dreigende) verjaring van de strafzaak – sterk gestegen, maar door de hoge
(her)instroom bleef de voorraad overtredingszaken lange tijd hoog.
Al met al is de uitstroom van strafzaken momenteel vergelijkbaar met de instroom en
slinkt de voorraad minder dan gehoopt. Een belangrijke oorzaak hiervan is een lager
zittingsrendement, dat werd veroorzaakt door een combinatie van noodzakelijke coronamaatregelen
(bijvoorbeeld het nemen van meer tijd tussen zaken op een zitting in verband met hygiënemaatregelen),
het tekort aan rechters en het toenemen van de gemiddelde zaakzwaarte voor ter zitting
gebrachte misdrijfzaken. Een van de oorzaken van het toenemen van de zaakzwaarte is
dat een deel van de misdrijfzaken in plaats van meervoudig, enkelvoudig is afgedaan
en eenvoudige politierechterzaken met een OM-strafbeschikking zijn afgedaan, waardoor
de zaken die overblijven complexer van aard zijn.
Vanwege de geschetste ontwikkelingen zullen het OM en de Rechtspraak ook in 2022 tijd
nodig hebben om de voorraden overtredingszaken terug te kunnen brengen naar het niveau
van vóór de coronacrisis. Niet kan worden uitgesloten dat meer overtredingszaken moeten
worden geseponeerd. In paragraaf 4 wordt aangegeven welke maatregelen worden getroffen
om de voorraden zo snel als mogelijk is terug te dringen.
2.3 Tenuitvoerlegging
De in de keten getroffen maatregelen hebben ook effect op de tenuitvoerlegging van
vrijheidsbenemende, vrijheidsbeperkende en geldelijke sancties. Het CJIB monitort
vanuit de rol van ketenregisseur in samenspraak met de uitvoeringspartners en het
OM de voorraadvorming in de tenuitvoerlegging van sancties.
Vrijheidsbenemende sancties
Wat betreft vrijheidsbenemende sancties wordt de beschikbare celcapaciteit zo goed
als mogelijk benut en is een stabiel beeld te zien. De totale maandelijkse instroom
laat vanaf begin 2021 een duidelijke stijging zien tot augustus. Na een daling in
augustus is de instroom in september weer gestegen. De totale instroom ligt nog iets
onder het niveau van voor de coronaperiode. De instroom van preventief gehechten ligt
sinds juni 2020 wel weer ongeveer op het niveau van vóór de coronacrisis. Bij de arrestanten
stijgt de instroom; ook deze is vrijwel gelijk aan het pre-corona-niveau.
De instroom van zelfmelders is weliswaar gestegen tot boven de 80% ten opzichte van
de instroom pre-corona, maar ligt nog ver onder het niveau van maart 2020.
De verdeling van beschikbare celcapaciteit over arrestanten en zelfmelders wordt,
in afstemming met de politie, voortdurend gebalanceerd. Verwacht wordt dat ook de
komende maanden meer zelfmelders zullen (kunnen) instromen. De verdeling van beschikbare
celcapaciteit over arrestanten en zelfmelders wordt, in afstemming met de politie,
voortdurend gebalanceerd. Hierbij geldt voor DJI dat de 1,5 meter maatregel gehandhaafd
is, en de mogelijkheden om dit aantal te verhogen kunnen worden beperkt door coronabesmettingen.
Vrijheidsbeperkende sancties
Het beeld met betrekking tot de uitvoering van werkstraffen is stabiel. Door de reclassering
en de Raad voor de kinderbescherming worden meer werkstraffen afgehandeld, maar ook
de instroom is toegenomen. Een geleidelijke afbouw van de voorraad is sterk afhankelijk
van mogelijke nieuwe coronamaatregelen.
Het aantrekken van tijdelijk extra personeel en de werving van nieuwe projecten door
de reclassering heeft er aan bijgedragen dat sinds juni 2021 het gemiddeld productieniveau
– met de toen nog geldende beperkende maatregelen – weer rond het niveau lag van voor
het uitbreken van de coronacrisis. Na het opheffen van de meeste Coronamaatregelen
op 25 september jl. was de verwachting dat de productie snel zou stijgen en de voorraad
daadwerkelijk ingelopen zou kunnen worden. Door de aanscherping van de maatregelen
per 6 november jl. loopt de beschikbare capaciteit echter terug, doordat de reclassering
als gevolg van deze aanscherping bij de binnenlocaties van de werkstraffen weer de
1,5 meter maatregel in acht neemt en ook veel externe projecten weer terughoudend
zijn om werkgestraften toe te laten. Omdat nog onbekend is tot wanneer de maatregelen
gelden en of deze mogelijk nog worden aangescherpt, moeten de verwachtingen over het
inhalen van de Coronavoorraden getemperd worden. Het risico bestaat dat de voorraden
medio 2022 nog niet zijn weggewerkt.
Geldelijke sancties
De coronacrisis heeft tot op heden een beperkt effect op de tenuitvoerlegging van
geldelijke sancties. De inningsresultaten zijn stabiel ten opzichte van voorgaande
jaren. De trend dat burgers vaker kozen voor het treffen van een betalingsregeling
is nog steeds zichtbaar.
3. Stand van zaken/toekomst Tijdelijke wet COVID 19 Justitie en Veiligheid op strafrechtelijk
terrein
In de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid (hierna: de Tijdelijke wet) is
een groot aantal maatregelen getroffen die tot doel hadden om de continuïteit van
het wetgevingsproces, de rechtspleging en het openbaar bestuur gedurende de pandemie
zo veel mogelijk te garanderen3.
Voor de toepassing van het strafrecht gaat het in de tijdelijke wet om de artikelen
27 en 28 (tijdelijke voorzieningen inzake het telefonisch horen van personen in strafzaken
en het houden van online zittingen) en artikel 29 (tijdelijke voorziening inzake tenuitvoerlegging
taakstraffen).
In het strafproces is al sinds 2007 het uitgangspunt van de bestaande wettelijke regeling
dat videoconferentie kan worden toegepast in alle gevallen waarin sprake is van een
horen, verhoren of ondervragen van een persoon (verdachte, getuige, of slachtoffer).
Een procesdeelnemer hoeft dan niet fysiek aanwezig te zijn, maar kan of afstand deelnemen
via een beeld- en geluidsverbinding4. Het is de rechter die beslist of in een voorkomend geval videoconferentie wordt
toegepast, waarbij hij rekening houdt met het belang van het onderzoek en het standpunt
van alle procesdeelnemers hierover (artikel 131a Sv). In het Besluit videoconferentie
(laatstelijk geactualiseerd in maart 2020) is dit verder uitgewerkt. Daarin is onder
meer bepaald dat zonder instemming van de verdachte of diens raadsman geen gebruik
wordt gemaakt van videoconferentie bij de voorgeleiding voor de rechter-commissaris
in verband met de inbewaringstelling en bij de inhoudelijke behandeling van de zaak
ter terechtzitting van de meervoudige kamer.
In de Tijdelijke wet zijn extra mogelijkheden opgenomen. Artikel 27 voorziet in de
mogelijkheid om -behoudens een aantal uitzonderingen- in plaats van videoconferentie
(met een directe beeld- en geluidsverbinding), gebruik te maken van (groeps)telefonie. Het instemmingsrecht
van de verdachte bij de toepassing van videoconferentie of het horen per telefoon
is als gevolg van dit artikel tijdelijk niet van toepassing. Art 28 van de Tijdelijke
wet maakt het mogelijk -behoudens een aantal uitzonderingen-om een zitting volledig
online te houden. Een mondelinge behandeling vindt dan plaats zonder dat sprake is
van een fysieke zitting in de rechtbank. Dat betekent dat geen van de procesdeelnemers
aanwezig is in de zittingszaal, maar van een andere locatie inbelt of inlogt in een
onlinebijeenkomst. Van de mogelijkheid een dergelijke online zitting te houden kan
geen gebruik worden gemaakt bij een raadkamer gevangenhouding, een pro formazitting
of de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Artikel 29 van de Tijdelijke wet strekt ertoe te voorkomen dat taakstraffen niet meer
binnen de wettelijke termijn kunnen worden uitgevoerd als gevolg van de maatregelen
die zijn getroffen naar aanleiding van de corona-pandemie. Dit artikel maakt het mogelijk
de termijn voor de tenuitvoerlegging van taakstraffen met maximaal 12 maanden te verlengen
om zeker te stellen dat alle openstaande taakstraffen (inclusief de tijdens de coronapandemie
opgelegde taakstraffen) kunnen worden uitgevoerd.
Verlenging Tijdelijke wet
Zoals gezegd houdt de invoering -en daarmee ook het voortbestaan- van de tijdelijke
wettelijke maatregelen rechtstreeks verband met de beperkingen die zijn ontstaan binnen
de strafrechtspleging als gevolg van de coronapandemie. De Tijdelijke wet is recent
verlengd tot 1 december 20215. Besluitvorming over de vraag op welk moment bepalingen uit de Tijdelijke wet kunnen
komen te vervallen, gelet op de ontwikkeling van de pandemie en de daardoor ontstane
gevolgen in de strafrechtspleging, is onderdeel van een bredere afweging. Gelet op
de huidige toename van de besmettingscijfers en de onzekerheid over hoe de pandemie
zich in de wintermaanden zal ontwikkelen, vinden wij het risicovol om de bovengenoemde
voorzieningen in de Tijdelijke wet na 1 december niet meer te verlengen. Hierbij nemen
wij ook in overweging dat voorzieningen waarvan de gelding nu niet zou worden verlengd,
niet op een later moment alsnog geactiveerd kunnen worden. Als op een later moment
alsnog de behoefte zou bestaan aan zo’n voorziening, zou dan dus eerst een nieuw wetgevingstraject
vereist zijn om deze opnieuw in het leven te roepen. Daarom opteren wij op dit moment
voor verlenging van hierboven genoemde voorzieningen. Een besluit tot verlenging met
2 maanden zal op de gebruikelijke wijze bij uw Kamer worden voorgehangen.
Blik op de toekomst: inventarisatie wensen en ervaringen organisaties
Los van de besluitvorming over verdere verlenging van de Tijdelijke wet in verband
met het verloop van de coronapandemie, is het van belang om te kijken naar de ervaringen
die gedurende de coronapandemie zijn opgedaan met de diverse in deze brief genoemde
maatregelen. Bij de aanbieding van het actieplan strafrechtketen aan uw Kamer en in
diverse met uw Kamer gevoerde overleggen hebben wij benadrukt dat het van belang is
om in overleg met de betrokken organisaties te kijken welke innovaties of maatregelen
die tijdens de coronapandemie zijn toegepast, mogelijk ook in de toekomst op meer
structurele wijze benut zouden kunnen worden. Uiteraard zullen nut en noodzaak hiervan
goed moeten worden onderbouwd en zal goed gekeken worden wat al mogelijk is binnen
bestaande wettelijke kaders en wat eventueel aanvullende regelgeving zou vergen. Op
dit moment worden het gebruik en de behoefte van de verschillende betrokken partners
in en van de strafrechtketen door het Ministerie van JenV geïnventariseerd6. Het overleg hierover heeft tot nu toe de volgende inzichten opgeleverd:
Artikelen 27 en 28 (Telefonisch horen en online zittingen)
Deelname op afstand met alleen geluidsverbinding
De mogelijkheid om uitsluitend telefonisch te horen7 (in plaats van horen met beeld en geluid) wordt in de praktijk niet vaak gebruikt,
eigenlijk alleen in situaties waarin het niet lukt een geplande beeldverbinding tot
stand te brengen of de verbinding hapert. In overleg met betrokken organisaties zal
bezien worden of het na verval van de Tijdelijke wet nodig en gewenst is in de bestaande
regelgeving een bepaling op te nemen over telefonisch horen in noodgevallen met instemming
van de verdachte.
Instemmingsrecht
In bepaalde situaties (horen bij inbewaringstelling en bij de inhoudelijke behandeling
van de strafzaak voor de meervoudige kamer) heeft de verdachte instemmingsrecht bij
de toepassing van videoconferentie. De Tijdelijke wet heeft dit instemmingsrecht tijdelijk
buiten werking gesteld8.
Diverse organisaties spreken de behoefte uit om videoconferentie ook in de toekomst
blijvend in te zetten in bepaalde processituaties, bijvoorbeeld bij de inbewaringstelling
en de raadkamer gevangenhouding. Daarbij spelen naast het instemmingsrecht van de
verdachte ook andere factoren een belangrijke rol, zoals de kwaliteit van de verbinding
en aandacht voor de positie van andere procesdeelnemers, zoals slachtoffers. Nader
onderzoek en overleg is nodig om vast te stellen of de bestaande regelgeving (in het
bijzonder het besluit videoconferentie) op dit punt aanpassing behoeft of dat dit
via werkafspraken kan worden opgelost.
Online zittingen
Van de mogelijkheid om zittingen volledig online te houden9 is tijdens de (gedeeltelijke) sluiting van de gerechtsgebouwen in strafzaken incidenteel
gebruik gemaakt, maar deze mogelijkheid wordt in het strafrecht momenteel niet meer
gebruikt. Geen van de betrokken organisaties heeft de behoefte uitgesproken om deze
mogelijkheid, waarbij een mondelinge behandeling plaatsvindt zonder dat sprake is
van een fysieke zitting in de rechtbank en dus alle procesdeelnemers op afstand deelnemen
aan een zitting, te behouden na verval van de Tijdelijke wet. Wel zijn de meeste organisaties
geïnteresseerd in hybride vormen, waarbij een of meer procesdeelnemers op afstand,
via videoconferentie kunnen deelnemen aan rechtszittingen. Hierbij spelen naast het
instemmingsrecht van de verdachte ook andere aspecten een belangrijke rol, zoals de
kwaliteit van de (beeld- en geluid) verbinding en het kostenaspect.
Toezegging Minister voor Rechtsbescherming
De mogelijkheid van een hybride zitting met de inzet van videoconferentie bestaat
dus, zoals hiervoor besproken, al in het strafrecht (evenals in het vreemdelingenrecht,
zie art. 97 Vreemdelingenwet). In het civiele recht en het bestuursrecht is daarin
voorzien door de Tijdelijke wet. Voor het civiel- en het bestuursrecht ligt met name
de vraag voor of, en zo ja onder welke voorwaarden de mogelijkheid van videoconferentie
na het verval van de Tijdelijke wet beschikbaar moet blijven. Dit vergt nog nader
onderzoek en overleg. In het commissiedebat Rechtspraak van 30 september jl. (Kamerstuk
29 279, nr. 681) heeft de Minister voor Rechtsbescherming toegezegd dat uw Kamer in december 2021
nader zal worden geïnformeerd over het verdere proces. In december 2021 zal ook de
visie van de Rechtspraak over online zittingen beschikbaar komen. Deze visie wordt
betrokken bij de verdere gedachtevorming over een eventueel vervolg van de tijdelijke
maatregelen en de voorwaarden waaronder voortzetting zou kunnen plaatsvinden.
Artikel 29 (verlengde termijn tenuitvoerlegging taakstraffen)
Deze maatregel wordt door de betrokken organisaties nadrukkelijk gezien als tijdelijk,
er zijn geen wensen over structurele toepassing ervan. Wel is er een dringende noodzaak,
gelet op de door corona ontstane voorraad van nog ten uitvoer te leggen taakstraffen,
om in elk geval tot de zomer van 2022 nog gebruik te kunnen blijven maken van de verlengde
termijn voor tenuitvoerlegging. Bij de tenuitvoerlegging is sprake van een na-ijleffect
van achterstanden die eerder in de strafrechtketen zijn ontstaan.
4. Maatregelen
De hierboven aangegeven stand van zaken van de voorraden strafzaken maakt duidelijk
dat de voorraden niet in elke fase van het strafproces in voldoende mate slinken en
dat extra maatregelen getroffen moeten worden om ervoor te zorgen dat strafzaken binnen
acceptabele termijn kunnen worden afgedaan en om sepots te voorkomen. De organisaties
in de strafrechtketen hebben daarvoor een aantal maatregelen getroffen.
a. Selectiviteit
Met de ketenpartners is een begin gemaakt met het verkennen van de mogelijkheden om
te komen tot meer selectiviteit aan de voorkant van de strafrechtketen. Het strafrecht
is en blijft een onmisbaar en noodzakelijk instrument bij de bestrijding van criminaliteit.
Doel van meer selectiviteit is om het strafrecht vooral daar in te zetten waar dat
het meest passend en effectief is. Door middel van selectie aan de voorkant wordt
steeds scherp beoordeeld of een strafrechtelijke afdoening inderdaad de meest opportune
is, of dat een anders dan strafrechtelijke reactie dan wel meer inzetten op preventie
meer op zijn plaats is.
b. Geïntensiveerde inzet OM-strafbeschikking
Zoals bekend heeft het OM met het oog op het terugdringen van door de coronapandemie
ontstane achterstanden aan de hand van een nieuw beoordelingskader strafzaken herbeoordeeld
om een gewenste verschuiving te realiseren van zaken van de meervoudige kamer naar
de enkelvoudige kamer en van de enkelvoudige kamer naar de strafbeschikking. Indien
zaken zich ook bleken te lenen voor afdoening door het OM door middel van een strafbeschikking,
is aan deze afdoeningsmodaliteit de voorkeur gegeven. Mede door deze aanpak kon het
OM de afgelopen maanden realiseren dat de uitstroom van strafzaken hoger was dan de
instroom.
Zoals ik eerder aan uw Kamer heb aangegeven is de toepassing van de OM-strafbeschikking
en het beleid dienaangaande – binnen de bestaande wettelijke kaders – een autonome
bevoegdheid van respectievelijk de officier van justitie en het OM. Efficiency in
het strafrecht en het tegengaan van lange doorlooptijden is van groot belang, met
name om verdachten en slachtoffers niet langer dan nodig in onzekerheid te houden,
uiteraard met inachtneming van de rechtswaarborgen voor verdachten. De geïntensiveerde
inzet van de strafbeschikking heeft nog te kortstondig plaatsgevonden om er op dit
moment in evaluerende zin conclusies aan te kunnen verbinden als het gaat om de effecten
en de gevolgen voor justitiabelen.
Uiteraard is efficiency in het strafproces niet de enige maatstaf voor voortzetting
van de aanpak; ook de rechtspositie van justitiabelen is van belang. In onze brief
van 18 september 2020 (Kamerstuk 29 279, nr. 614) gaven wij reeds aan dat de informatie aan verdachten over de gevolgen van een straf
die bij strafbeschikking is opgelegd, is verbeterd. Ook is gerealiseerd dat aangehouden
verdachten bij afdoening met een OM-strafbeschikking rechtsbijstand van een advocaat
krijgen en bij niet-gehechten in de oproep wordt aangegeven dat de verdachte in aanmerking
kan komen voor gefinancierde rechtsbijstand.
In het commissiedebat met uw Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid op 30 september
jongstleden spraken wij naar aanleiding van mediaberichten over de mate van betrokkenheid
van slachtoffers bij afdoening van strafzaken met een strafbeschikking. In de wetgeving
ten aanzien van de strafbeschikking is bepaald wanneer slachtoffers in de gelegenheid
moeten worden gesteld om aan de officier van justitie hun wensen kenbaar te maken,
bijvoorbeeld over schadevergoeding. Daarvoor is het essentieel dat slachtoffers op
tijd worden geïnformeerd over de wijze waarop en wanneer hun zaak wordt afgedaan.
OM heeft inmiddels een met Slachtofferhulp Nederland afgestemde werkmethode ontwikkeld
waarmee ook bij afdoening met een strafbeschikking de rechtspositie van het slachtoffer
recht wordt gedaan.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft mij laten weten in het kader van zijn
toezichtstaak op het OM, bezig te zijn met een nieuw (vijfde) onderzoek naar de toepassingspraktijk
van de OM-strafbeschikking. Dit onderzoek strekt zich ook uit over de periode waarin
ten behoeve van het wegwerken van de door corona ontstane achterstanden, de toepassing
van de OM-strafbeschikking is geïntensiveerd. De onderzoeksrapportage verschijnt naar
verwachting in het voorjaar van 2022. De Minister van JenV zal deze voorzien van een
beleidsreactie aan uw Kamer toezenden.
Tegen de geschetste achtergrond en mede erop gelet dat, zoals aangegeven, het werk
aan het terugbrengen van de voorraden strafzaken tot het niveau van maart 2020 nog
niet is afgerond, ziet het OM voldoende aanleiding om de geïntensiveerde aanpak ook
in 2022 voort te zetten. Mede aan de hand van het rapport van de procureur-generaal
bij de Hoge Raad zal ik u in het eerste kwartaal van 2022 nader informeren over de
besluitvorming van het Openbaar Ministerie over de geïntensiveerde toepassing van
de OM-strafbeschikking.
c. Rechtspraak
Ook de Rechtspraak treft aanvullende maatregelen om de voorraden terug te kunnen dringen:
– De Rechtspraak heeft recent besloten de opleidingscapaciteit van de Rechtspraak aanzienlijk
uit te breiden. Waar eerst 70 rechters per jaar werden opgeleid, worden er momenteel
130 rechters jaarlijks opgeleid.
– Rechtspraak en OM zijn inmiddels een overleg gestart in zake de aanpak van structurele
achterstanden in het strafrecht. Rechtspraak en OM voorzien dat dit zal leiden tot
een meerjarenaanpak, met het doel de zittingscapaciteit en het rendement van zittingen
structureel te vergroten.
– Om de opgelopen voorraad overtredingszaken weg te werken heeft de Rechtspraak bovendien
het plan uitgewerkt voor de inrichting van een inloopkamer. Deze inloopkamer is op
1 oktober 2021 gestart en kan naar verwachting in 2022 ongeveer 20.000 overtredingszaken
extra afhandelen.
– Ten slotte hebben de partners in de strafrechtketen op de Rechtspraak een klemmend
beroep gedaan om ook in 2022 de aanpak voort te zetten om de voorraden terug te dringen,
door in zaken die daarvoor in aanmerking komen door een enkelvoudige kamer in plaats
van een meervoudige kamer af te laten doen.
5. Tot slot
Er zijn goede resultaten geboekt met het inlopen van de achterstanden bij de vervolging
en berechting van misdrijven. Aandachtspunt is dat vooral bij de afdoening van overtredingen
en bij de tenuitvoerlegging van werkstraffen en andere sancties nog een forse inhaalslag
gemaakt moet worden. Voor de tenuitvoerlegging van sancties (in het bijzonder de werkstraffen)
geldt logischerwijs dat sprake is van een na-ijleffect: de tenuitvoerlegging kan uiteraard
pas volgen na de bestraffingsbeslissing van OM of Rechtspraak.
Rechtspraak en OM zijn momenteel in gesprek over een plan om ook los van de corona-achterstanden
meer structureel de voorraden strafzaken terug te brengen. In het eerste kwartaal
van 2022 wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de actuele stand van zaken, mede op
basis van de beschikbare cijfers over het volledige jaar 2021.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming