Brief regering : Kabinetsreactie op het rapport van de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) en Europol inzake internationale cocaïnehandel
29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit
24 077
Drugbeleid
Nr. 338
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2021
Op 16 september jl. heeft uw Kamer verzocht om een kabinetsreactie op het rapport
van de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) en Europol over de internationale cocaïnehandel getiteld The illicit trade of cocaine from Latin America to Europe – from oligopolies to free-for-all?,
Cocaine Insights 1 dat verscheen op 7 september 2021.1 Met deze brief voldoe ik, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, aan dat verzoek.
Bevindingen en aanbevelingen
Groei cocaïnemarkt
Het rapport constateert dat de mondiale cocaïnemarkt groeit, en dat geldt zeker voor
de Europese cocaïnemarkt. Op basis van onderzoek schat UNODC dat in 2019 wereldwijd
bijna 1.800 ton cocaïne werd geproduceerd. In 2015 was dit naar schatting nog 1.000
ton. De straatprijzen liggen in Europa hoger dan in de VS, waardoor de Europese markt
aantrekkelijk is. Daardoor stijgt het aanbod van cocaïne, bovendien neemt de zuiverheid
van de cocaïne toe.2 Cocaïne is aldus Cocaine Insights 1 en het VN World Drugs report 2021
3 de op een na meest gebruikte drug in West- en Midden-Europa, met een geschat huidig
aantal van 4,4 miljoen laatstejaarsgebruikers.4
Nieuw is dat steeds meer criminele groepen, zoals Albanezen, groepen van de Westelijke
Balkan maar ook de Italiaanse ’Ndrangheta, zich met deze handel bezighouden en geen
gebruik meer maken van tussenhandelaren, zodat de criminele opbrengsten nog groter
zijn. De markt is competitiever en efficiënter geworden, maar ook gewelddadiger. De
«vrede» in Colombia heeft gezorgd voor een verdere verspreiding en versplintering
van de drugshandel. Brazilië is een steeds belangrijker transitland.
Nederland belangrijke hub in de Europese cocaïnemarkt
Het rapport toont dat België en Nederland een steeds groter deel van de import van
cocaïne naar Europa voor hun rekening nemen, vooral ten koste van Spanje.
Transport gebeurt steeds meer door middel van containers waar Antwerpen en Rotterdam
(maar ook bijvoorbeeld Hamburg) goed in zijn. België en Nederland zijn samen goed
voor ruim de helft van de import in Europa, maar ook voor het overgrote deel van de
onderscheppingen: 66 ton in Antwerpen (een verdubbeling in 5 jaar) en 33 ton in Rotterdam
in 2020.5 Belgische autoriteiten rapporteren dat cocaïne onderschept in Antwerpen veelal vanuit
Nederland verder verhandeld wordt. In drie jaar tijd werden in Europa bijna 1900 personen
gearresteerd voor cocaïnesmokkel. Ruim 600 betroffen Latijns-Amerikanen, 300 waren
Nigerianen en Marokkanen, 266 Albanezen en 51 Nederlanders. Maar die Nederlanders
waren wel verantwoordelijk voor veruit de grootste zendingen, op afstand gevolgd door
personen uit de Westelijke Balkan.
Aanbevelingen UNODC-experts
De UNODC-experts delen in het rapport een aantal aanbevelingen voor de wijze waarop
de cocaïnehandel moet worden aangepakt. Hier volgen de hoofdpunten:
• Aanpakken bij de bron (upstream disruption), dus de productie van cocaïne. De internationale samenwerking moet gericht zijn
op alternatieve ontwikkelingsprogramma’s, het aanpakken van de sociaaleconomische
problemen, aanwezigheid van de overheid in betrokken gebieden en versterken van de
rechtsstaat. Landen rondom de smokkelroutes moeten hun samenwerking versterken om
drugszendingen te voorkomen of tegen te houden en hun preventie- en vervolgingsactiviteiten
op elkaar af te stemmen. Die moeten gericht zijn op de ruggengraat van criminele organisaties
en hun leiders, maar ook op de netwerken zelf. Om dat te kunnen doen is trans-Atlantische
informatie-uitwisseling nodig, inclusief gezamenlijk criteria voor risicoprofielen,
gezamenlijke onderzoeken, maar ook meer capaciteit voor controles in havens en voor
operaties. Landen moeten goed in staat zijn om o.a. bijzondere opsporingsmethoden
toe te passen, rechtshulp te geven en crimineel geld te confisqueren.
• Corruptiebestrijding moet op orde zijn, inclusief goede regelingen voor klokkenluiders
en anonieme meldingen.
• Landen moeten behoorlijke digitale expertise hebben om csv’s ook op dat terrein te
kunnen bestrijden, waarbij er een goede balans is tussen rechtshandhaving en privacy.
• Ook binnen landen moet de samenwerking tussen betrokken partijen op orde zijn, liefst
met gespecialiseerde organisaties.
• Vermenging van onder- en bovenwereld moet worden voorkomen door financiële opsporing
in alle gevallen, door criminele opbrengsten af te pakken en witwassen tegen te gaan.
• Non conviction based confiscation moet overwogen worden.
• Regeringen moeten, nu het aanbod van cocaïne stijgt, meer aandacht besteden aan preventie
van gebruik en de risico’s daarvan en de groei van de vraag tegengaan.
Reactie op het rapport
Hoewel het rapport gebaseerd is op rapportages van landen en daardoor een wat gefragmenteerd
en soms anekdotisch beeld geeft, zijn de tendensen die het beschrijft duidelijk, onomstreden
en zorgwekkend. Het kabinet onderschrijft de bevindingen en aanbevelingen in het rapport
die erop neerkomen dat er nationaal en internationaal meer moet gebeuren als we de
groei van aanbod en vraag van cocaïne en de daaraan gepaard gaande grensoverschrijdende
georganiseerde en ondermijnende criminaliteit willen keren. Het kabinet heeft dat
al in 2017 onderkend en heeft in de jaren daarna grote prioriteit gehecht aan de aanpak
daarvan in de vorm van het Breed offensief tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit.6 In de komende jaren moeten meer resultaten daarvan zichtbaar worden, al laat het
rapport reeds een aantal recente successen zien, zoals het ontmantelen van de grootste
cocaïnewasserij, een gezamenlijk onderzoeksteam (JIT) dat een Albanese bende oprolde
en het kraken van versleutelde netwerken zoals Encrochat en de arrestaties die daarop
volgden. Ook het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) zal in relatie tot de internationale
aanpak een belangrijke rol gaan vervullen.
Vrijwel elk van de hierboven genoemde aanbevelingen heeft het kabinet reeds, voor
zover dat in haar vermogen ligt, in uitvoering. Zoals ik uw Kamer recentelijk heb
geïnformeerd in een brief over extra investeringen in de aanpak van ondermijning7 gaat dat in internationaal verband onder andere om:
• Versterking van de weerbaarheid van logistieke knooppunten («mainports»), inclusief
een nationaal actieplan met bijpassende internationale samenwerking;
• Criminele geldstromen zichtbaar maken, verstoren en waar mogelijk crimineel verdiend
vermogen afpakken. Hierbij speelt multidisciplinaire samenwerking (onder andere ondersteund
door het MIT) en internationale samenwerking door (rechts)handhavingsinstanties, justitiële
autoriteiten en toezichthoudende instanties een belangrijke rol;
• Versteviging van de samenwerking met bron- en transitlanden in met name Latijns-Amerika
en Cariben, om drugssmokkel tegen te gaan, onder andere door plaatsing van meer liaisons;
• Bijdragen aan internationale regelgeving die samenwerking vergemakkelijkt, ook via
Europol;
• Het pas opgerichte Strategisch Kenniscentrum (SKC) zal samen met nationale en internationale
partners criminaliteitsanalyses verrijken en verdiepen die van nut kunnen zijn bij
de opsporing en vervolging van (internationale) csv’s.
Voor de internationale aanpak van ondermijning bouwen we aan samenwerkingsverbanden,
partnerschappen en instrumenten die internationaal beschikbaar zijn. Belangrijk daarbij
zijn de recent vastgestelde EU-drugsstrategie en het EU drugsactieplan voor de periode
2021–20258 en de operationele EMPACT-projecten ter uitvoering daarvan. Nederland zoekt meer
samenwerking met partners in West-Europa en Latijns-Amerika. Daarnaast gaat sinds
enkele jaren bijzondere aandacht uit naar Albanië, en naar versterkte samenwerking
met strategische partners voor de aanpak van criminele geldstromen. Recentelijk kreeg
dat vorm door een rechtshulp- en een uitleveringsverdrag te sluiten met de Verenigde
Arabische Emiraten.9 De brede aanpak van ondermijning richt zich naast criminele markten ook specifiek
op de internationale criminele netwerken zelf en hun bedrijfsstructuren, facilitators
en hun verdiende crimineel vermogen en investeringen.
Met de ontwikkeling van een gerichte preventieaanpak voor de verschillende groepen
gebruikers van cocaïne pakken we ook de vraagkant aan. Hiertoe heeft het Trimbos-instituut
vorig jaar een verkennend onderzoek uitgevoerd naar gebruikers van cocaïne in Nederland
en in kaart gebracht welke doelgroepen cocaïnegebruikers te onderscheiden zijn. Dat
heeft eerste aanknopingspunten voor preventie opgeleverd, bijvoorbeeld betere voorlichting
over de risico’s van gebruik en het verbeteren van bekendheid en bereikbaarheid van
juiste zorg in het geval van verslavingsproblematiek. Vervolgonderzoek moet leiden
tot de ontwikkeling van een gerichte preventieaanpak voor de verschillende groepen
gebruikers. Dit rapport wordt eind 2021 opgeleverd en zal door de Staatssecretaris
van VWS worden gedeeld met uw Kamer.
Overigens wil ik hier nog eens benadrukken dat de VN-drugsverdragen geen ruimte laten
voor de legalisering van hard drugs. Bovendien zou, als Nederland als enige daartoe
over zou gaan, nog meer dan nu het geval is het centrum van drugshandel en grensoverschrijdende
georganiseerde drugscriminaliteit worden.
Tot slot
Zoals ik uw Kamer eerder schreef, treft het kabinet veel maatregelen om Nederland
minder aantrekkelijk te maken voor georganiseerde drugscriminaliteit. Om de aanpak
van ondermijnende criminaliteit extra kracht bij te zetten is er in de Rijksbegroting
€ 524 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de aanpak van georganiseerde ondermijnende
criminaliteit, waarvan € 434 miljoen structureel. Daar bovenop kwamen naar aanleiding
van de motie van het lid Hermans tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (Handelingen
II 2021/22, nr. 3, item 5) van dit jaar nog € 200 miljoen aan extra investeringen in veiligheid.10 Over de uitwerking en ontwikkelingen daarin zal ik uw Kamer op de hoogte houden,
zoals in de verantwoordingsrapportages «Aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit».
Het rapport van UNODC en Europol verscheen op een belangrijk moment en gaf een belangrijk
signaal. Het onderstreept dat het kabinet met zijn maatregelen in het kader van het
«brede offensief» op de juiste weg is.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid