Brief regering : Versterken toegankelijkheid pabo
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 433 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2021
De kwaliteit van het onderwijs valt of staat met de kwaliteit van de leraren. Daarom
is het van belang om leraren goed op te leiden en te zorgen voor voldoende instroom
in de lerarenopleidingen. De aantrekkelijkheid van de opleiding hangt samen met de
aantrekkelijkheid van het beroep. Gesprekken met leraren leveren enerzijds het beeld
op dat het beroep voldoening geeft en maatschappelijk relevant is, maar anderzijds
dat de aantrekkelijkheid van het beroep ook beïnvloed wordt door het salaris en de
ervaren werkdruk.
Samen met scholen en instellingen hebben de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media en ik de afgelopen kabinetsperiode hard gewerkt om het beroep en de opleidingen
aantrekkelijker te maken via een gerichte aanpak van de tekorten1. De salarissen zijn gestegen, de werkdruk is waarneembaar gedaald en het aantal onderwijsassistenten
is toegenomen. Ik heb met koepels van lerarenopleidingen het Bestuursakkoord Flexibilisering
Lerarenopleidingen gesloten, waardoor meer maatwerk mogelijk wordt en versnippering
wordt tegengegaan. In deze brief ga ik specifiek in op de instroom voor de pabo en
de maatregelen die ik hierbij voor ogen heb. Daarmee doe ik mijn toezegging in het
debat op 6 oktober jl. gestand (Kamerstuk 27 923, nr. 426).
De vooraanmeldingen voor de pabo eind augustus lieten een daling van 20% zien ten
opzichte van de vooraanmeldingen eind augustus vorig jaar. DUO heeft op mijn verzoek
met spoed inzicht gegeven in de voorlopige instroomcijfers, gebaseerd op de aantallen
per 1 oktober. Deze laten ook een daling zien van 20% t.o.v. 2020/2021. Op basis van
de vooraanmeldingen was het de verwachting dat de instroomaantallen terug zouden zijn
op het niveau van 2018. De voorlopige instroomaantallen in 2021/2022 (ruim 7.700)
zijn echter hoger dan de instroomaantallen van 2019/2020 (ruim 7.300) en de jaren
daarvoor. Dit betekent dat los van de piek door «Corona» er een constante licht stijgende
lijn in de aanmeldingen zit. Het aantal gediplomeerde pabo-studenten, inclusief universitaire
pabo-studenten, is de laatste jaren vrij stabiel en is sinds twee jaar zo’n 3.600
studenten.
Ondanks de stijgende instroom blijven de uitdagingen en de tekorten groot. Een aantrekkelijk
beroep en voldoende instroom in de opleidingen vragen om gezamenlijk optrekken van
pabo’s, schoolbesturen, sector- en vakorganisaties en OCW. Als onderdeel hiervan bekijk
ik samen met de pabo’s hoe we toe kunnen naar een inclusieve en toegankelijke pabo
en een betere aansluiting tussen het vo en mbo en de pabo.
Naar een inclusief toelatingsbeleid
Sinds 2015 gelden voor studenten die willen starten aan de pabo bijzondere nadere
vooropleidingseisen. Aan deze eisen, op de gebieden aardrijkskunde, geschiedenis en
natuur&techniek, moet worden voldaan voor aanvang van de opleiding. Voor studenten
afkomstig uit het mbo geldt dat zij voor al deze drie vakgebieden een toets moeten
maken. Voor havisten geldt meestal, afhankelijk van hun profiel, dat zij voor één
vak een toelatingstoets moeten maken. Op dit moment wordt een kwart van de toelatingstoetsen
niet gehaald. Dit resulteert vooral in minder studenten met een mbo-vooropleiding
die instromen in de pabo.
Met de pabo’s heb ik geconcludeerd dat het toelatingsbeleid inclusiever en toegankelijker
kan worden, met behoud van kwaliteit. De pabo’s zijn erin geslaagd in korte tijd een
Actieplan te maken om daartoe te komen. Ik wil de uitvoering van dat plan graag mogelijk
maken. Bijgevoegd treft u het Actieplan aan en de aanbiedingsbrief van de Vereniging
Hogescholen2. Het heeft formeel nog de status van concept, omdat de Vereniging het nog moet accorderen.
Dat zal naar verwachting ook gebeuren.
We willen experimenteren met het verlengen van de periode om te voldoen aan de eisen
voor aardrijkskunde, geschiedenis, natuur&techniek naar het eerste jaar van de opleiding.
Voor de poort zullen de pabo’s bij iedere aspirant-student nog steeds de voorkennis
op de vakgebieden vaststellen. Voldoet een student aan de kennisvereisten, kan hij
starten met de opleiding. Voldoet een student nog niet (geheel) aan de vereisten,
kan hij ook starten met de opleiding en in het eerste jaar aantonen te voldoen aan
de kennisvereisten. We gaan daarmee van selecterende toetsen voor de poort van de
pabo over naar informerende toetsen voor de poort van de pabo met (waar nog nodig)
selecterende toetsing in het eerste jaar. Op basis van de toetsen voor de start van
de studie krijgt de student inzicht in welke deficiënties weggewerkt moeten worden.
De pabo’s bekijken op welke manier het vak rekenen hierin ook meegenomen kan worden.
Als een student er niet in slaagt binnen de gestelde termijnen aan de eisen te voldoen,
dan moet hij/zij de opleiding verlaten.
Dit vergt uitproberen en leren van wat werkt, ook omwille van behoud van de kwaliteit.
We willen hier mee experimenteren, zodat we op basis van de ervaringen met deze nieuwe
aanpak zo spoedig mogelijk de wet kunnen aanpassen. Ik zal daarom op korte termijn
een experimenteer-AMvB in procedure brengen, die ook bij uw Kamer zal worden voorgehangen.
Ik streef er naar om deze AMvB vóór het studiejaar 2022–2023 in werking te laten treden,
zodat we hier vanaf het studiejaar 2022–2023 mee kunnen experimenteren.
Naast deze nieuwe getrapte vorm van het stellen van toelatingseisen, zullen we kijken
naar de inhoud van de toelatingseisen. De huidige inhouden zijn in 2013 ontwikkeld.
Het is de vraag of dit nog steeds de vakinhouden zijn die studenten nodig hebben bij
de aanvang van de opleiding. Ik vraag de pabo’s en Stichting Leerplanontwikkeling
(SLO) om samen te kijken welke wijzigingen in de vakinhouden nodig zijn om ervoor
te zorgen dat de toelatingseisen nog steeds passend zijn. Daarnaast bleek uit onderzoek3 dat ik u eerder dit jaar toezond dat de handreikingen ter voorbereiding op de toelatingstoetsen
voor sommige aspirant-pabo-studenten te moeilijk zijn. Daarom worden voor collegejaar
2022–2023 de handreikingen herschreven en verrijkt met instructievideo’s.
Verbeteren aansluiting voorbereidend onderwijs op de pabo
Een groot deel van de pabo-studenten stroomt door vanuit het voortgezet onderwijs
of het middelbaar beroepsonderwijs. Het is van belang om in het voorbereidend onderwijs
te investeren in een zo goed mogelijke aansluiting op de pabo.
Een aantal pabo’s, mbo-instellingen, de MBO raad, VH en OCW hebben samen een plan
ontwikkeld om mbo-studenten al in het mbo voor te bereiden op doorstroom naar de pabo.
Hierbij kunnen studenten door middel van de opbouw van een portfolio in het keuzedeel
Voorbereiding Pabo werken aan zowel kennis als vaardigheden. Voor het kennisdeel krijgen
studenten de kans om aan de drie vakinhouden te werken en deze ook af te sluiten.
Met positieve resultaten kunnen studenten al in hun mbo-opleiding laten zien dat zij
aan de toelatingseisen voor de pabo voldoen en drempelloos in kunnen stromen in de
pabo. Om deze aanpak succesvol te laten zijn, is intensieve samenwerking in de regio
tussen mbo-instellingen en pabo’s van belang. Ik heb de Vereniging Hogescholen en
de MBO raad gevraagd om vanaf september 2022 te starten met een aantal regionale pilots
om hiermee ervaring op te doen. De inzet is om op basis van de evaluatie van deze
pilots deze aanpak te verbreden naar alle regio’s.
Een substantieel deel van de havo- en vwo-scholieren stroomt door naar een lerarenopleiding.
Om scholieren in het vo eerder kennis te laten maken met en enthousiast te maken voor
het beroep wordt een educatief praktijkgericht vak ontwikkeld. Dit vak geeft scholieren
de kans om ervaringen op te doen in de onderwijspraktijk en het geleerde direct in
te zetten op hun eigen school. Het vak wordt dit jaar door SLO ontwikkeld in samenwerking
met het reeds bestaande TEACHnasium en een tiental scholen. De ambitie is dat dit
vak vanaf schooljaar 2022/2023 beschikbaar is. Dit vak wordt niet verplicht, maar
scholen kunnen dit vak van 120 studielastuur in hun programma opnemen. Het vak kan
dan voor de leerlingen meetellen in het combinatiecijfer.
Er bestaan grote verschillen tussen vo-scholen als het gaat om het percentage scholieren
dat instroomt in één van de lerarenopleidingen, het aantal diploma’s dat daar gehaald
wordt en de hoeveelheid scholieren die uiteindelijk in de praktijk als leraar werkzaam
is. Ik laat daarom een kwalitatief onderzoek uitvoeren naar de succesfactoren op scholen
waarvan relatief veel afgestudeerden uitstromen naar een lerarenopleiding. De oplevering
verwacht ik begin 2022.
Financiële prikkels
In het debat op 6 oktober jongstleden hebben wij ook gesproken over financiële prikkels
die het aantrekkelijker zouden kunnen maken om een lerarenopleiding te volgen en te
gaan werken in het onderwijs. Ik heb daarbij aangegeven de evaluatie van de Wet «verlaagd
wettelijk collegegeld» af te wachten. Zoals u in deze evaluatie4 heeft kunnen lezen is er geen directe relatie te leggen tussen de halvering van het
collegegeld in de eerste twee jaar van de opleiding en de instroom in de lerarenopleidingen.
Het is aan een nieuw kabinet om keuzes te maken over mogelijke financiële prikkels
om mensen naar het beroep en de opleiding te leiden. Dergelijke prikkels kunnen er
voor zorgen dat het aantrekkelijker wordt om voor een opleiding en beroep in een tekortsector
te kiezen. Daarnaast gaat er ook een signaal van de overheid vanuit: dit vinden wij
belangrijke beroepen en opleidingen. Over de effectiviteit van dergelijke instrumenten
is tegelijkertijd nog niet veel bekend. Er dient dus zorgvuldig gekeken te worden
welke instrumenten hiervoor gekozen worden en hoe ze precies worden ingezet. De verwachting
is dat hoe selectiever het instrument is, hoe beter de werking is. Een dergelijke
maatregel kan niet los worden gezien van het creëren van een aantrekkelijk beroep.
Wanneer het beroep aantrekkelijk is, werken financiële prikkels op de opleiding naar
verwachting beter.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.