Brief regering : Gecombineerde opgave opvang en huisvesting
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2784
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS
VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2021
Eind augustus hebben wij een brief gestuurd aan alle Commissarissen van de Koning,
colleges van gedeputeerde staten en burgemeester en wethouders over de gecombineerde
opgave ten aanzien van de opvang van asielzoekers en de huisvesting van vergunninghouders.
Uw Kamer heeft deze brief ontvangen als bijlage van de brief van 25 augustus 2021.1 Tussentijds is uw Kamer meermaals geïnformeerd over de acute zoektocht naar extra
opvangplekken voor asielzoekers.
In deze brief schetsen we de totale voortgang sinds eind augustus tot begin november.
Vervolgens blikken we vooruit naar de periode tot en met december 2021. Daarbij worden
ook enkele op de situatie van toepassing zijnde moties en toezeggingen betrokken.
Ten slotte wordt een beleidsreactie gegeven op de eindrapportage van de bestuurlijk
aanjager huisvesting statushouders, getiteld ¨Wind tegen tij¨2.
Terugblik augustus-november 2021
De afgelopen periode stond voornamelijk in het teken van een acute zoektocht naar
extra opvangplekken voor asielzoekers. Het zijn turbulente tijden geweest, waarbij
het iedere dag passen en meten was, met name in het aanmeldcentrum in Ter Apel. Tegen
deze achtergrond is het hoopgevend om te kunnen constateren dat het is gelukt om de
gevraagde 4.000 extra opvangplekken te realiseren voor 1 november 2021. In totaal
zijn sinds eind augustus ruim 6.500 extra opvangplekken gerealiseerd. Kanttekening
is evenwel dat de gerealiseerde locaties bijna allemaal een tijdelijke looptijd hebben,
variërend van vier weken tot zes maanden. Bovendien moeten de – veelal Afghaanse –
bewoners die op de locaties van Defensie worden opgevangen op enig moment instromen
op locaties van het COA. Bovendien blijven de ontwikkelingen rondom het Corona-virus
steeds invloed uitoefenen, waarbij het telkens zoeken is naar een zo goed mogelijke
borging van de Corona-maatregelen, inclusief quarantaine-maatregelen waar noodzakelijk,
en het laten functioneren van de vreemdelingenketen, ook voor wat betreft de opvang.
De aanhoudende aandacht voor het opvangvraagstuk betekent niet dat in de afgelopen
periode niet is ingezet op de huisvesting van vergunninghouders. Gemeenten en woningcorporaties
werken hier hard aan. Sinds 1 juli dit jaar zijn 7.585 vergunninghouders gehuisvest.
Zet deze trend door, dan is de verwachting dat gemeenten erin zullen slagen hun taakstelling
voor de tweede helft van 2021 te halen. In het licht van de huidige krapte op de woningmarkt
is dat een prestatie van formaat. Het is evenwel niet genoeg om de in eerdere perioden
opgelopen achterstand op de taakstelling in te lopen. Dit gaat om ruim 5.500 vergunninghouders.
Het is passend om te benadrukken dat zowel de voortgang op het terrein van opvang
van asielzoekers als huisvesting van vergunninghouders niet mogelijk was geweest zonder
de aanhoudende hulp en inzet van gemeenten, provincies en veiligheidsregio´s, zelfs
over de grenzen van hun eigen verantwoordelijkheid. Concreet voorbeeld is de inrichting
van een helpdesk door de VNG per 1 november jl. Via deze helpdesk biedt de VNG ondersteuning
aan gemeenten die vragen hebben over opvang dan wel huisvesting. We zijn alle partijen
zeer erkentelijk voor dergelijke en andere hulpaanboden.
Vooruitblik tot en met december 2021
Om iedereen met een recht op opvang daarvan te kunnen blijven voorzien, is richting
het einde van het jaar weer een afgebakende zoektocht naar extra opvangplekken nodig.
De reden hiervoor is dat de locaties die de afgelopen periode in allerijl zijn gerealiseerd,
zoals gezegd, een korte looptijd kennen en de bezetting op COA-locaties blijft toenemen.
Daarom is de verwachting dat richting eind november en eind december weer een opvangtekort
ontstaat, wanneer geen nieuwe opvangplekken worden gevonden.
Tot het einde van het jaar zijn er 3.500 plekken nodig. Ten behoeve van 2.300 opvangplekken
zijn er opties bij het COA in beeld. Voor 1.200 plekken, waarvan 600 voor 1 december
benodigd zijn, wordt door het COA nog naar geschikte locaties gezocht. Naast deze
totaalopgave zijn er specifieke opgaven voor bepaalde doelgroepen. Het betreft tienmaal
50 opvangplekken voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen en tweemaal ten minste
50 opvangplekken voor sobere opvang van asielzoekers afkomstig uit een veilig land
van herkomst, die spreiding draagt er ook aan bij dat deze opvang niet allemaal op
de schouders van enkele gemeenten rusten. Daarbij betrekken we ook de vragen die vanuit
partnerorganisaties worden gesteld ten aanzien van opvang, zoals bijvoorbeeld Stichting
NIDOS, die zich inzet voor minderjarige asielzoekers. Ten slotte, blijft ook hier
de aandacht nodig voor de Corona-ontwikkelingen, en de noodzaak om te voorzien in
adequate opvang en quarantaine-locaties; waarbij tot op heden goede samenwerking bestaat
met lokale GGD-diensten, veiligheidsregio’s en gemeenten m in voorkomend geval goed
te kunnen handelen.
Over de beoogde verdeling van bovenstaande extra opvangplekken over het land zijn
we momenteel in gesprek aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (hierna:
LRT).
In dit kader is het goed om in te gaan op de motie van het lid Van der Plas3 waarmee uw Kamer de regering heeft verzocht om Rijksgebouwen te inventariseren die
kunnen worden ingezet voor de opvang van asielzoekers. De afgelopen maanden heeft
het Ministerie van Defensie kazernes ter beschikking gesteld aan het COA voor noodopvang.
Hierover heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid u geïnformeerd.4 Ook zijn in samenwerking met gemeenten inmiddels kantoren en penitentiaire inrichtingen
ingezet voor (nood)opvang en lopen er meer gesprekken. Verder heeft een inventarisatie
van Rijksgronden en -gebouwen plaatsgevonden, waarover wij u verderop in deze brief
informeren. Daarmee beschouwen wij deze motie als uitgevoerd.
Naast het uitbreiden van het aantal opvangplekken kan de druk op de COA-opvang ook
worden verlicht door het aantal personen dat afhankelijk is van de COA-opvang te verkleinen.
Zo heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer op 8 november jl.
geïnformeerd over de maatregelen die worden genomen ten aanzien van het terugkeerbeleid5. Daarnaast wordt de komende periode ingezet om het bijvoorbeeld makkelijker te maken
voor bewoners om gedurende de asielprocedure én na het verkrijgen van een verblijfsvergunning
buiten de COA-opvang te verblijven.
Gedurende de asielprocedure is het voor asielzoekers mogelijk om, via zogeheten administratieve
plaatsing, buiten de COA-opvang te verblijven. Gedacht kan worden aan verblijf bij
eerstegraadsfamilieleden dan wel verblijf buiten een locatie vanwege medische redenen.
Dit houdt in dat de asielzoeker administratief gekoppeld is aan de COA-locatie in
de omgeving van zijn of haar verblijfplaats. De administratief geplaatste asielzoeker
dient zich op deze locatie wekelijks te melden bij het COA en de politie. Het COA
voert dit mede namens de politie uit. Verder moet de gemeente waar de asielzoeker
verblijft toestemming verlenen voor het (tijdelijke) verblijf van de asielzoeker op
een regulier woonadres (dit geldt niet voor asielzoekers die administratief zijn geplaatst
in een zorginstelling).
Bij de administratieve plaatsing doet de asielzoeker afstand van zijn opvangplaats
in het azc en de financiële verstrekkingen. Enkel wanneer het intrekken bij familieleden
ertoe zou leiden dat het huishouden een inkomen heeft dat onder de bijstandsnorm uitkomt,
biedt het COA financiële verstrekkingen tot deze norm is bereikt. Op 1 november 2021
waren bijna 200 asielzoekers administratief geplaatst. Het Ministerie van Justitie
en Veiligheid en het COA zijn – gelet op de capacitaire situatie – continue in gesprek
om het gebruik van deze mogelijkheid te vergroten en administratieve belemmeringen
weg te nemen waar dat mogelijk is. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de toezegging
aan het lid Podt (D66) tijdens het vragenuur van 26 oktober jl. (Handelingen II 2021/22,
nr. 13, Vragen van het lid Markuszower over het feit dat de Staatssecretaris vorige
week de Kamer informeerde dat de huidige asielinstroom als een tijdelijke piek moet
worden gezien, terwijl ze woensdagavond op het journaal repte over het permanent karakter
van deze aantallen)
Ook na afronding van de asielprocedure is het voor vergunninghouders mogelijk om,
in afwachting van huisvesting in gemeenten, buiten de COA-opvang te verblijven. Dit
kan op basis van de zogeheten logeerregeling. Met deze regeling kunnen zij voor een
periode van drie maanden (die verlengd kan worden) logeren bij familie, vrienden of
een (Nederlands) gastgezin. Zoals aan uw Kamer is aangekondigd op 30 november 2020,6 is het afgelopen jaar reeds bezien om administratieve belemmeringen waar mogelijk
weg te nemen. Zo is de inhuisregistratie bij het COA voor deze doelgroep anders ingericht
en de wooncomponent (tijdelijk) opgehoogd.
Uitstroom naar huisvesting
Het is goed om te benadrukken dat de meest effectieve manier om de druk op de COA-opvang
te verlichten behelst dat vergunninghouders uitstromen naar huisvesting in gemeenten.
Op de eerste plaats voor de vergunninghouders zelf, die dan kunnen starten met hun
integratie in de maatschappij. Op dit moment verblijven circa 11.000 vergunninghouders
bij het COA, waarvan meer dan de helft langer dan de afgesproken veertien weken wachten
op huisvesting. Circa 2.700 hiervan betreft reeds aan gemeenten gekoppelde alleenstaande
vergunninghouders, die als makkelijker uitplaatsbaar worden gezien. De komende periode
is hierop een extra inspanning voorzien. Aan de LRT vinden gesprekken plaats met als
doel afspraken te maken over het inhalen van de eerdergenoemde achterstanden in de
taakstelling langs drie concrete lijnen.
Ten eerste zullen vergunninghouders gehuisvest blijven worden in vrijkomende voor
hen passende sociale huurwoningen, overwegend bij woningcorporaties. Dit is een beproefde
methode, maar in de huidige krappe woningmarkt kan een verhoogde uitstroom ook dilemma’s
met zich meebrengen in relatie tot de huisvesting van andere aandachtsgroepen en reguliere
woningzoekenden. Daarom wordt ten tweede ingezet op het realiseren van extra huisvestingsopties,
met name de tijdelijke bewoning door vergunninghouders van zogenaamde tussenvoorzieningen.
Veel gemeenten zien dit als een mogelijke oplossing omdat deze tussenvoorzieningen
ook geschikt kunnen zijn voor andere aandachtsgroepen, nu of in de toekomst. De realisatie
van deze woningen betekent bovendien dat een verhoogde uitstroom van vergunninghouders
niet direct tot een hogere druk op de reguliere woningmarkt leidt.
Vanuit de provinciale regietafels (hierna: PRT’s) zijn meerdere locaties aangedragen
die met een investering gereed gemaakt kunnen worden voor de huisvesting van vergunninghouders.
Het gaat zowel om gronden waarop tijdelijke woningen gerealiseerd kunnen worden als
om gebouwen die getransformeerd kunnen worden naar een woonfunctie. Het Rijksvastgoedbedrijf
(hierna: RVB) heeft gebouwen en gronden geïnventariseerd die hier geschikt voor zijn
of kunnen worden gemaakt. Dit geeft ook invulling aan de motie van het lid Pieter
Heerma.7 Uit deze inventarisatie wordt nu gekeken naar locaties die vanuit de PRT’s en RVB
gezien worden als kansrijke opties waar op korte termijn bestuurlijke overeenstemming
haalbaar lijkt. Waar nodig en mogelijk worden deze quick wins nog dit jaar ondersteund met de gereserveerde middelen uit de € 50 miljoen voor de
huisvesting van aandachtsgroepen.
Daarnaast heeft RVB vanuit het Ministerie van BZK de opdracht gekregen om gemeenten
gericht te ondersteunen bij het concretiseren van locaties, ongeacht of deze in eigendom
zijn van het Rijk of niet. Ook wordt gesproken over andere manieren waarop het RVB
een meer actieve bijdrage kan leveren aan de realisatie in situaties waarin geen andere
partijen bereid of geschikt zijn om de ontwikkeling op zich te nemen. Dit kan in de
meest bescheiden vorm betekenen dat grond of gebouwen ter beschikking worden gesteld
aan derden om daar huisvesting te realiseren. Het kan echter ook gaan om het geheel
verzorgen van de (ver)bouw, waarbij RVB voor de exploitatie van een locatie een overeenkomst
sluit met een corporatie of marktpartij. Hiertoe zal het RVB bij wijze van proeve
100 wooneenheden (laten) realiseren. Om op de kortst mogelijke termijn locaties te
kunnen realiseren worden ook creatieve en onorthodoxe mogelijkheden bezien.
Hotel- en accommodatieregeling
Ten slotte wordt ingezet op het tijdelijk bieden van onderdak aan vergunninghouders
via de hotel- en accommodatieregeling. Deze regeling, die per 5 november jl. operationeel
is, geeft gemeenten de mogelijkheid de aan hen gekoppelde vergunninghouders tijdelijk
onderdak aan te bieden in hotels en andersoortige accommodaties binnen de gemeentegrenzen,
terwijl zij verder werken aan het vinden van (definitieve of tijdelijke) huisvesting.
Dit betekent dat vergunninghouders doorstromen naar (tijdelijke) huisvesting binnen
de gemeenten. Benadrukt moet worden dat de hotel- en accommodatieregeling een noodgreep
is om de acute druk op de opvangcapaciteit van het COA te verlagen, en om bestuurlijke
partners in de gelegenheid te stellen om gedurende de looptijd van de regeling de
eerdergenoemde structurele oplossingen te ontwikkelen waar het de huisvesting van
vergunninghouders betreft.
Eindrapportage Jantine Kriens bestuurlijk aanjager huisvesting statushouders «Wind
tegen tij»
Om de huisvesting van vergunninghouders te bespoedigen is per 1 februari van dit jaar
Jantine Kriens door de LRT aangesteld als bestuurlijk aanjager voor de huisvesting
van vergunninghouders. Mevrouw Kriens is gevraagd om de urgentie van de problematiek
rondom de huisvesting van vergunninghouders onder de aandacht te brengen bij commissarissen
van de Koning (hierna: CdK’s), burgemeesters en wethouders en om een effectieve en
tijdige doorstroom van vergunninghouders naar gemeenten te bevorderen. Per november
heeft Jantine Kriens afscheid genomen als bestuurlijk aanjager huisvesting vergunninghouders
en heeft zij haar eindrapportage aangeboden aan de LRT.
In haar eindrapportage «Wind tegen tij» doet zij een negental aanbevelingen om de
huisvesting van vergunninghouders te versnellen en te verbeteren. Zij roept onder
andere op om de huisvesting van vergunninghouders de benodigde bestuurlijke aandacht
te geven en het urgentiegevoel te vergroten door een interbestuurlijke programmatische
aanpak in te richten. Deze aanpak voorziet onder andere in de verduidelijking van
taakverdeling, bevoegdheden en verantwoordelijkheden en het creëren van doorzettingsmacht
en een escalatie-instrumentarium. Maar ook in proactieve ondersteuning aan gemeenten,
de oprichting van een kenniscentrum en het creëren van een pool aan projectleiders
die gemeenten kan ondersteunen bij het realiseren van huisvesting. Mevrouw Kriens
pleit ervoor om vergunninghouders met andere aandachtsgroepen te huisvesten in (flex)woonconcepten
en een uitgebreider financieel instrumentarium beschikbaar te stellen. Woningcorporaties
zijn een belangrijk bondgenoot van gemeenten bij de huisvesting van vergunninghouders,
daarom is het van belang dat de investeringscapaciteit van woningcorporaties wordt
vergroot. De eindrapportage met een uitgebreide beschrijving van alle aanbevelingen
treft u als bijlage aan bij deze brief.
De leden van de LRT hebben de aanbevelingen ter harte genomen. Het belang om nu opvolging
te geven aan de rapportage werd door de LRT benadrukt. De aanbevelingen bieden handvatten
om de huidige opgaven het hoofd te bieden. De Ministeries van BZK en JenV zullen de
interbestuurlijke programmatische aanpak vormgeven. De huisvesting van vergunninghouders
wordt nadrukkelijk opgepakt in combinatie met de huisvesting van andere aandachtsgroepen.8 Dit draagt bij aan de spoedige integratie van vergunninghouders en leefbaarheid in
de wijk. De noodzaak voor een uitgebreider financieel instrumentarium wordt onderschreven,
evenals het vergroten van de investeringscapaciteit voor woningcorporaties. Deze financiële
besluiten zullen echter door een volgend kabinet genomen moeten worden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid