Brief regering : Ontwerp van een koninklijk besluit in verband met de voorgezette inwerkingtreding van art. 126jj S Strafvordering
33 542 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie
Nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Ontvangen ter Griffie op 9 november 2021.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer
overgelegd tot en met 7 december 2021.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder
worden gedaan dan 8 december 2021.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2021
Graag overleg ik hierbij aan uw Kamer een ontwerp van een koninklijk besluit met het
oog op het van kracht blijven van artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering1.
Artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering is ingevoerd bij de Wet van 22 november
2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van
het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie (Stb. 2017, nr. 462). De wet is in werking getreden op 1 januari 2019. De wet kent een horizonbepaling.
Artikel 126jj Sv vervalt op 1 januari 2022, tenzij bij koninklijk besluit anders wordt
bepaald. De voordracht van het koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier
weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. De regering
is voornemens te beslissen tot het van kracht blijven van artikel 126jj Sv. Daartoe
wordt het bijgevoegde ontwerp van een koninklijk besluit overlegd aan uw Kamer.
Artikel 126jj Sv geeft regels over het vastleggen en bewaren van kentekengegevens
door de politie en Koninklijke marechaussee. Bij het vastleggen van kentekengegevens
wordt gebruikt gemaakt van automatische kentekenherkenning, ook wel automatic numberplate recognition (ANPR) genoemd. Dit is een technisch hulpmiddel waarbij met camera’s kentekens van
passerende voertuigen worden waargenomen. Kentekengegevens van passerende voertuigen
worden door daarvoor aangewezen camera’s vastgelegd en vier weken bewaard. Deze kentekengegevens
kunnen op bevel daartoe door de officier van justitie gedurende deze periode worden
geraadpleegd ten behoeve van de opsporing van een misdrijf als omschreven in artikel
67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering of voor de aanhouding van een voorvluchtige
persoon als bedoeld in artikel 564 van het Wetboek van Strafvordering. Na vier weken
worden de vastgelegde kentekengegevens vernietigd.
Evaluatie van de ANPR-regeling
Bij brief van 1 oktober 2021 heb ik uw Kamer het evaluatieverslag van voornoemde wet
aangeboden (Kamerstuk 33 542, nr. 45). De onderzoeksvraag van het evaluatieonderzoek van het WODC betrof: «Op welke wijze wordt bij de opsporing van strafbare feiten gebruikgemaakt van kentekens
die op basis van de wet «Vastleggen en bewaren kentekengegevens door de politie» worden
opgeslagen en welke rol spelen deze gegevens in de opsporing?» De beleidsveronderstelling was dat de wet een bijdrage levert aan zowel de effectiviteit
als aan de efficiëntie van de opsporing. De effectiviteit van de opsporing zou met
behulp van de wet worden vergroot door het vergaren van bewijsmateriaal, het verkrijgen
van doorslaggevende opsporingsinformatie, het verkrijgen van sturingsinformatie en
het mogelijk uitsluiten van verdachten. Uit het evaluatieonderzoek komt naar voren
dat de bevoegdheid een beperkte rol speelt in de bewijsvoering. Daarnaast blijkt uit
het evaluatieonderzoek dat de bevoegdheid in combinatie met andere opsporingsbevoegdheden
wordt gebruikt om verdachten, scenario’s en dreigingen naar personen uit te sluiten.
Hierdoor kan verder richting worden gegeven aan een opsporingsonderzoek. Ten slotte
komt naar voren dat de bevoegdheid vaak wordt ingezet om sturingsinformatie te verkrijgen.
Met name bij de start van opsporingsonderzoeken waar nog weinig andere opsporingsinformatie
voorhanden is, blijkt de bevoegdheid vaak relevante sturingsinformatie te bieden.
In enkele gevallen, zo blijkt uit het evaluatieonderzoek, heeft de bevoegdheid doorslaggevende
informatie opgeleverd voor de opsporing. De bevoegdheid heeft in enkele zaken direct
tot een verdachte geleid, die zonder de inzet van de bevoegdheid mogelijk niet en
in ieder geval veel minder snel in beeld zou zijn gekomen.
Naast de effectiviteit was de beleidsveronderstelling dat de bevoegdheid de efficiëntie
zou bevorderen van de opsporing. Er zouden tijd, mensen en middelen kunnen worden
bespaard. Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat de inzet van de bevoegdheid het makkelijker
kan maken bepaalde voertuigen en daarmee bepaalde verdachten in beeld te krijgen.
Wel staat daar tegenover dat het bevragen en analyseren van kentekengegevens veel
capaciteit kunnen vergen. Met betrekking tot het efficiënter maken van de opsporing
kan volgens het evaluatieverslag geen eenduidige conclusie worden getrokken. Het WODC
merkt daarbij op dat de doorontwikkeling van het informatiesysteem dat wordt gebruikt
om vastgelegde kentekengegevens te bevragen in de toekomst kan leiden tot het efficiënter
raadplegen van vastgelegde kentekengegevens. Dit betreft onder andere het type zoekvragen
dat binnen het informatiesysteem kan worden verricht en het automatisch onherkenbaar
maken van personen op foto’s.
Verbeterpunten voor de uitvoering
Aandacht verdient dat het evaluatieverslag enkele verbeterpunten beschrijft voor de
uitvoering van de wet. Het Besluit vaststelling nadere regels vastleggen en bewaren
kentekengegevens ex artikel 126jj Wetboek van Strafvordering door politie (Stb. 2018, nr. 472) schrijft voor dat het cameraplan onder meer bevat de locatie van de camera’s en
een motivering van de reden van het gebruik van de camera’s. Uit het evaluatieverslag
volgt dat locatie van de camera’s niet nauwkeurig genoeg is beschreven en dat de vereiste
motivering ontbreekt. Naar aanleiding hiervan heeft de korpschef besloten dat de locatie
van de camera’s nauwkeuriger wordt beschreven in het cameraplan door ook de gps-coördinaten
van de locaties te vermelden. Het cameraplan, inclusief de vereiste motivering, zal
een keer per jaar worden gepubliceerd in de Staatscourant.
Een tweede verbeterpunt betreft de periodieke controle op het actualiseren van de
toegangsrechten van geautoriseerde opsporingsambtenaren en op het loggen van activiteiten
met het informatiesysteem dat wordt gebruikt om vastgelegde kentekengegevens te bevragen.
Om betere controles op de toegangsrechten en het loggen mogelijk te maken is het nodig
om het informatiesysteem aan te passen. De politie start met deze aanpassing zodra
is besloten om artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering vanaf 1 januari 2022
te continueren. Deze aanpassing maakt ook een betere controle op het schriftelijke
vastlegging van mondelinge bevelen van de officier van justitie mogelijk.
Ten slotte vermeldt het evaluatieverslag dat in enkele gevallen op grond van artikel
126jj van het Wetboek van Strafvordering vastgelegde en bewaarde foto’s zijn geraadpleegd
waarbij de inzittenden van het voertuig herkenbaar waren. Dit is niet toegestaan.
Artikel 5, tweede lid, van voornoemd besluit schrijft voor dat zodanige maatregelen
of voorzieningen worden getroffen dat geen afbeeldingen van inzittenden van passerende
voertuigen en andere personen geraadpleegd kunnen worden. Deze regel bestaat niet
voor het gebruik van automatische kentekenherkenning op grond van artikel 3 van de
Politiewet 2012. Op grond van dat artikel mogen geen kentekengegevens worden vastgelegd
en bewaard. Wel geeft de algemene taakstelling van de politie een grondslag voor het
gebruik van geautomatiseerde kentekenherkenning om de kentekens van passerende voertuigen
te vergelijken – op basis van hit/no hit – met een specifiek hiervoor bedoeld politieregister, bijvoorbeeld een politieregister
waarin kentekengegevens van gestolen voertuigen zijn geregistreerd. Teneinde in de
uitvoering een lijn te hanteren heeft het openbaar ministerie in augustus 2021 besloten
bij het gebruik van geautomatiseerde kentekenherkenning op grond van artikel 3 van
de Politiewet 2012 na een hit geen foto te verwerken waarop personen herkenbaar zijn.
Conclusie
Aan de hand van het evaluatieverslag concludeer ik dat de bevoegdheid van artikel
126jj van het Wetboek van Strafvordering van meerwaarde is voor de opsporing. De inzet
van de bevoegdheid vergroot de effectiviteit en kan in de toekomst, na een enkele
aanpassing van het informatiesysteem, ook de efficiëntie vergroten. Het evaluatieverslag
is besproken met het openbaar ministerie, de politie en Koninklijke marechaussee.
Het van kracht blijven van de bevoegdheid wordt door hen noodzakelijk gevonden.
De in de uitvoering doorgevoerde verbeteringen dragen bij aan een juiste uitvoering
van artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering in de toekomst. In dit licht
is de regering voornemens met het hierbij aan uw Kamer overgelegde ontwerp van een
koninklijk besluit te beslissen tot het van kracht blijven van artikel 126jj van het
Wetboek van Strafvordering.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid