Brief regering : Verzamelbrief Luchtvaart
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 892
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2021
Middels deze brief informeer ik u over verschillende onderwerpen met betrekking tot
luchtvaart.
Het gaat hierbij om:
1. Verkeersvliegers betrekken bij training- en opleidingseisen voor vliegers bij (her)certificering
van vliegtuigen
2. Stand van zaken zwarte lijst voor misdragende passagiers
3. Samenwerking luchthavens
4. Regionale luchthavens
5. Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en natuurvergunning
6. Doc29 en open overheid
7. Oostelijke aanvliegroute
8. Ultrafijnstof Schiphol
9. Duurzame luchtvaarttafel
10. Reflectie op factsheet verduurzaming luchtvaart
11. Internationale Ontwikkelingen
1. Verkeervliegers betrekken bij training- en opleidingseisen voor vliegers bij (her)certificering
van vliegtuigen
Naar aanleiding van de motie van het lid Alkaya1 over grotere betrokkenheid van de European Cockpit Association bij het (her)certificatieproces
van vliegtuigtypes door het Europees Agentschap voor de Veiligheid in de Luchtvaart
(EASA), heeft het Ministerie van IenW overleg gevoerd met de Vereniging van Nederlandse
Verkeersvliegers en de European Cockpit Association. In vervolg daarop is het onderwerp
inmiddels bij EASA aangekaart en zal er de komende maanden nader overleg over worden
gevoerd met EASA. De kamer zal geïnformeerd worden over de uitkomst van het overleg
met EASA.
2. Stand van zaken zwarte lijst voor misdragende passagiers
In het Commissie Debat Vliegveiligheid van 8 september 2021 (Kamerstuk 31 936, nr. 878) heb ik toegezegd dat ik uw Kamer in de eerste volgende verzamelbrief Luchtvaart
zal informeren over de aanvraag van Nederlandse luchtvaartmaatschappijen bij de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) voor het uitwisselen van zwarte lijsten voor ordeverstorende
passagiers («unruly passengers»). Ook heb ik aangegeven dat ik een analyse zal toesturen
over de effecten van de reeds genomen maatregelen met betrekking tot ordeverstorende
passagiers.
Delen zwarte lijsten
Op dit moment werken KLM en Transavia aan een methode om hun respectievelijke zwarte
lijsten voor ordeverstorende passagiers onderling te kunnen delen. In het algemeen
is er een vergunning van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) nodig voor het hebben
van een zwarte lijst met persoonsgegevens en het uitwisselen van persoonsgegevens
die afkomstig zijn van zo'n lijst. Op die vergunningplicht bestaan uitzonderingen,
zoals wanneer sprake is van interne uitwisseling binnen één concern. In het geval
van Transavia/KLM zou mogelijk sprake kunnen zijn van die uitzondering. Het is aan
Transavia/KLM om af te stemmen met de AP of dat inderdaad het geval is. Overigens
zal ook bij toepassing van een zwarte lijst binnen één concern, dus zonder vergunning
van de AP, aan strenge voorwaarden moeten worden voldaan. Daarnaast moeten KLM en
Transavia hun procedures harmoniseren die toezien op het classificeren van incidenten
met betrekking tot ordeverstorende passagiers.
Binnenkort vindt overleg plaats tussen Nederlandse luchtvaartmaatschappijen over de
vraag welke concrete vervolgstappen gemaakt kunnen worden om deze informatie over
zwarte lijsten ook tussen alle Nederlandse luchtvaartmaatschappijen uit te kunnen
wisselen. De AP zal bij de vervolgstappen worden betrokken. KLM heeft tevens laten
weten dat zij ook in IATA verband (International Air Transport Association) onderzoekt
of het mogelijk is om de zwarte lijsten van IATA luchtvaartmaatschappijen onderling
uit te wisselen.
Analyse van het effect van reeds genomen maatregelen
Begin dit jaar is het ICAO Montreal Protocol door Nederland geratificeerd. Nederland
heeft hiermee een belangrijke stap gezet in de aanpak van ordeverstorende passagiers.
Met de ratificatie van dit protocol is de rechtsmacht om op te kunnen treden tegen
ordeverstorende passagiers verder uitgebreid. Nederland is nu ook bevoegd om op te
treden wanneer een ordeverstorend incident aan boord van een luchtvaartuig is gepleegd
wanneer het zich buiten de Nederlandse grenzen bevindt en het desbetreffende luchtvaartuig
vervolgens in Nederland landt met de ordeverstorende passagier of passagiers nog aan
boord. Hiervoor is niet vereist dat de ordeverstorende passagier of passagiers Nederlandse
onderdaan is of Nederlandse onderdanen zijn. Ook is niet vereist dat het incident
heeft plaatsgevonden aan boord van een Nederlands luchtvaartuig. Hiermee kan Nederland
vaker en slagvaardiger optreden bij incidenten met ordeverstorende passagiers.
Omdat luchtvaartmaatschappijen wereldwijd geconfronteerd worden met een stijgende
trend in het aantal incidenten met ordeverstorende passagiers verdient een internationale
benadering van deze problematiek dan ook de voorkeur. Daarvoor is het essentieel dat
zoveel mogelijk ICAO lidstaten het Montreal protocol ratificeren. Gelet hierop heeft
Nederland tijdens de ICAO High Level Conference on COVID-19 (12 oktober 2021–22 oktober
2021) het belang van ratificatie door de ICAO lidstaten onderstreept. Op Nederlands
initiatief is er in de eindconclusies van de High Level Conference een nadrukkelijke
oproep opgenomen aan de ICAO lidstaten om het Montreal protocol zo spoedig mogelijk
te ratificeren. Inmiddels hebben 30 landen het Montreal protocol geratificeerd.
Tenslotte wil ik uw Kamer in dit verband berichten dat de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen
KLM, TUI, Corendon en Transavia hun passagiers voor aanvang van de vlucht er op wijzen
dat het dragen van een mondkapje verplicht is tijdens te vlucht.
Het weigeren van een passagier om een mondkapje te dragen kan er toe leiden dat de
passagier niet zal worden vervoerd. KLM en TUI hebben in dat verband ook een speciale
laatste waarschuwing ingevoerd (Notice of Violation). Hiermee wordt schriftelijk duidelijk
gemaakt dat wanneer een passagier blijft weigeren om de COVID-19-instructies van de
crew op te volgen dit tot gevolg heeft dat de passagier op een volgende vlucht geweigerd
kan worden of alleen onder additionele voorwaarden mag meereizen. Daarbij worden passagiers
erop gewezen dat strafrechtelijke acties kunnen worden genomen die mogelijk kunnen
leiden tot een boete. Door deze maatregelen ontstaat er een betere bewustwording bij
de passagiers over de mogelijke gevolgen van het niet naleven van de COVID-19 instructies.
3. Samenwerking luchthavens
In mijn brief van 16 juni 2021 (Kamerstuk 31 936, nr. 857) heb ik u geïnformeerd over de wens van Schiphol en de regionale luchthavens van
nationale betekenis om meer met elkaar samen te werken. Onderlinge samenwerking kan
bijdragen aan de borging van de vier publieke belangen: veiligheid, verbondenheid,
kwaliteit leefomgeving en duurzaamheid.
De afgelopen periode hebben verschillende overleggen tussen het Ministerie van IenW
en de luchthavens plaatsgevonden over de invulling van de samenwerking.
Daarbij is per publiek belang bezien welke concrete acties de luchthavens kunnen ondernemen
en waar het Rijk acties al dan niet kan ondersteunen. Op basis daarvan hebben de luchthavens
een eerste groslijst van potentiële acties gedefinieerd. Daarbij kan gedacht worden
aan acties als het verder vormgeven van een auditsysteem binnen de Nederlandse Vereniging
van Luchthavens (NVL) met uniforme werkwijze, rapportages en opleidingen gericht op
het verbeteren van de veiligheid, het bevorderen van gezamenlijke inkoop door luchthavens
voor veiligheidsequipment, het gecoördineerd opzetten van proefprojecten voor het
verminderen van hinder of de oprichting van een vakgroep duurzame luchtvaart binnen
de NVL.
IenW zal met de luchthavens in overleg gaan om de acties verder te concretiseren.
Inzet is om in het eerste kwartaal van 2022 tot een gedeeld beeld te komen. Ik zal
uw Kamer nader informeren over de voortgang.
4. Regionale luchthavens
Op 9 december 2020 en 16 juni 2021 (Kamerstuk 31 936, nr. 827) heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de uitvoering van regionale verkenningen
naar de gewenste ontwikkeling van de regionale luchthavens Rotterdam The Hague Airport
(RTHA), Eindhoven Airport, Maastricht Aachen Airport en Groningen Airport Eelde.
De verkenningen vormen onderdeel van het proces op weg naar vaststelling van een (gewijzigd)
Luchthavenbesluit. Ik wil uw Kamer met deze brief informeren over de actuele stand
van zaken van de regionale verkenningen. Daarbij geef ik kort de stand van zaken over
de samenwerking tussen luchthavens en informeer ik uw Kamer over de start van de procedure
om te komen tot een besluit over beperkingengebieden voor de buitenlandse luchthaven
Weeze.
Rotterdam The Hague Airport (RTHA)
Regionale verkenning ontwikkelrichting
RTHA is in het najaar van 2020 gestart met een regionale verkenning inclusief een
participatietraject waarin met belanghebbenden uit de omgeving wordt toegewerkt naar
een ontwikkelrichting voor de luchthaven. Inmiddels is de fase van het opstellen van
een gezamenlijke feitenbasis («joint fact finding») afgerond met een rapport waarin
ruim 150 vragen van deelnemers aan het participatieproces zijn beantwoord. In september
2021 is gestart met een fase waarin de deelnemende participanten opties konden inbrengen
voor de gewenste ontwikkeling van de luchthaven. De komende periode zullen deze opties
worden geclusterd door de projectorganisatie en zullen deze worden besproken door
de deelnemers aan het participatieproces. Daarna kan worden gewerkt aan de formulering
van een voorkeursscenario dat zoveel mogelijk belangen van de deelnemende participanten
dient. Deze fase zal doorlopen tot in de eerste helft van 2022. Ik zal uw Kamer hiervan
op de hoogte houden. Via een separate brief heb ik, op verzoek van uw Kamer, op 29 oktober
2021 gereageerd op een brief van de Vereniging Bewoners tegen Vliegtuigoverlast (BTV)
over het participatieproces, die aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 31 936, nr. 890).
Benoeming voorzitter Commissie regionaal overleg
De Wet luchtvaart bepaalt dat voor iedere luchthaven van nationale betekenis een Commissie
regionaal overleg (CRO) wordt ingesteld. De hoofdtaak van een CRO is om door overleg
tussen de betrokkenen een gebruik van de luchthaven te bevorderen dat zoveel mogelijk
recht doet aan de belangen van die betrokkenen. De Minister van IenW is verantwoordelijk
voor de benoeming van een onafhankelijke voorzitter van een CRO.
Recent is de tweede termijn van de voorzitter van de CRO Rotterdam verlopen. Gelet
daarop is door het ministerie aan de leden van de CRO Rotterdam verzocht om een voordracht
te doen voor een nieuwe voorzitter. Op basis van de (unanieme) voordracht is besloten
om de heer Han Weber, burgemeester van de gemeente Zuidplas, per 1 oktober 2021 te
benoemen tot voorzitter van de CRO Rotterdam voor een periode van maximaal 4 jaren.
Omdat bij inwerkingtreding van het voorgenomen Luchthavenbesluit voor Rotterdam The
Hague Airport de gemeente Zuidplas naar verwachting binnen één of meerdere beperkingengebieden
komt te liggen, zal de gemeente vanaf dat moment mogelijk lid zijn van de CRO Rotterdam.
In de memorie van toelichting bij de Wet luchtvaart is beschreven dat een voorzitter
van de CRO geen lid mag zijn als één van de aan de CRO deelnemende partijen. Dit vanwege
de voorgeschreven onafhankelijkheid van de voorzitter. Dat is de reden dat bij de
benoeming van de voorzitter van de CRO Rotterdam is aangegeven dat de benoeming afloopt
op het moment dat de gemeente Zuidplas toetreedt tot de CRO, als gevolg van het in
voorbereiding zijnde Luchthavenbesluit.
Eindhoven Airport (EA)
Voor de uitwerking van het nieuwe sturingsmodel voor geluid voor Eindhoven Airport
is door mijn ministerie een opdracht verstrekt om de verwachte vlootvernieuwing in
de periode tot 2026 in kaart te brengen en te beoordelen wat daarvan de verwachte
vermindering zal bedragen van de civiele geluidbelasting. Inmiddels is het eerste
deelonderzoek afgerond, dat zich gericht heeft op de verwachte vlootvernieuwing. Hierbij
is vooral gekeken naar verschillende scenario’s voor de verwachte levertijd van reeds
bekende bestellingen bij Airbus en Boeing. Uit deze analyse volgt dat in de jaren
tot 2026 een percentage vlootvernieuwing tussen 29–53% verwacht kan worden.
De resultaten van het tweede deelonderzoek, gericht op het bepalen van de vermindering
van de civiele geluidbelasting volgend uit de verwachte vlootvernieuwing, komen naar
verwachting begin 2022 beschikbaar.
De resultaten van deze onderzoeken kunnen worden gebruikt om een norm voor de geluidbelasting
voor Eindhoven Airport voor 2026 vast te stellen, als tussenstap richting de doelstelling
van 30% lagere civiele geluidbelasting in 2030.
Totdat het nieuwe sturingsmodel verder is uitgewerkt – hiervoor zal een m.e.r. procedure
worden gevolgd en zal het Luchthavenbesluit Eindhoven worden gewijzigd – blijft het
huidige Luchthavenbesluit het kader voor de gebruiksmogelijkheden door Eindhoven Airport.
Daarnaast wordt aan Eindhoven Airport een medegebruiksvergunning afgegeven om per
gebruiksjaar te bepalen welk civiel medegebruik van de militaire luchthaven is toegestaan.
Op 31 december aanstaande loopt de huidige medegebruiksvergunning af. Een nieuwe medegebruiksvergunning
voor het gebruiksjaar 2022 is daarom in voorbereiding. Conform het advies van de heer
Van Geel zal de stand-still voor het aantal vliegtuigbewegingen per jaar worden gecontinueerd
op 41.500. Ook blijft het niet toegestaan om geplande vluchten na 23:00 uur uit te
voeren. Om opnieuw een stap te zetten in de vermindering van de civiele geluidbelasting
zal daarnaast voor 2022 niet de volledige civiele geluidscontour van 10,3 km2 worden vergund. De zogenoemde meteomarge, bedoeld om afwijkende weersomstandigheden
op te vangen, zal namelijk van dit oppervlak worden afgetrokken2. Op korte termijn zal de ontwerpvergunning door de Ministeries van Defensie en IenW
aan het Luchthaven Eindhoven Overleg voor advies worden voorgelegd.
Over de afgifte van de nieuwe medegebruiksvergunning voor 2022 en vervolgstappen voor
de uitwerking van het nieuwe sturingsmodel voor geluid zal uw Kamer worden geïnformeerd.
Maastricht Aachen Airport (MAA)
In eerdere brieven aan uw Kamer heb ik u reeds aangegeven dat de provincie Limburg,
eigenaar van MAA, de komende periode een ambitie en ontwikkelrichting voor MAA wil
bepalen. Ten behoeve van de besluitvorming daarover wordt onder andere een Maatschappelijke
Kosten Batenanalyse (MKBA) uitgevoerd in opdracht van de provincie. Besluitvorming
over de toekomst van de luchthaven was eerder door de provincie in de tweede helft
van 2021 voorzien, er vanuit uitgaande dat dan de resultaten van de MKBA en andere
relevante (financiële) onderzoeken gereed zouden zijn en naar verwachting een nieuw
College van gedeputeerde staten zou zijn gevormd.
Inmiddels is er een nieuw College aangetreden. Dit College heeft begin september 2021
laten weten dat er meer tijd nodig is om tot besluitvorming over MAA te komen. Het
College acht het van belang dat bij de toekomstdiscussie over MAA alle informatie
en alle opties op tafel moeten liggen als basis voor uiteindelijke besluitvorming
door provinciale staten van Limburg.
Dat betekent onder andere dat het College besloten heeft in de MKBA ook een sluitingsscenario
(alternatieve gebiedsontwikkeling) te onderzoeken.
De MKBA wordt uitgevoerd conform de Werkwijzer luchtvaartspecifieke MKBA’s die op 9 juli 2021 aan uw Kamer is gezonden.3 Het College heeft laten weten dat de MKBA naar verwachting eind 2021 gereed is. Daarbij
wordt het van belang geacht om betrokkenen op en rond de luchthaven actief en tijdig
te informeren over de te nemen stappen, evenals alle informatie die hiervoor in de
komende periode beschikbaar zal komen. Besluitvorming door de provincie is nu in mei
2022 voorzien. De besluitvorming door de provincie zal bepalend zijn voor de verdere
procedure voor een Luchthavenbesluit voor MAA.
Groningen Airport Eelde (GAE)
Met de brief van 16 juni 2021 heb ik uw Kamer laten weten dat de financiële situatie
van Groningen Airport Eelde (GAE) de afgelopen jaren is verslechterd. Daarom had de
luchthaven een verzoek ingediend bij haar aandeelhouders (de provincies Drenthe en
Groningen, de gemeente Tynaarlo en Stichting FB Oranjewoud) om de jaren 2021 en 2022
financieel te overbruggen.
Inmiddels hebben de raden en staten van de publieke aandeelhouders van GAE ingestemd
met het beschikbaar stellen van overbruggingsfinanciering, bovenop de jaarlijkse bijdrage
aan onder meer de inzet van de brandweer en security.
Ook zijn er extra middelen beschikbaar gesteld voor de bouw van een nieuwe brandweerkazerne.
De financiering is in beide gevallen afkomstig uit de reeds eerder door de aandeelhouders
beschikbaar gestelde financiële middelen.
De aandeelhouders moeten nog een definitief besluit over de toekomst van GAE als luchthaven
nemen. Daarnaast wordt van de luchthaven verwacht dat zij in de periode 2021–2022
in samenspraak met belanghebbenden uit de regio de gewenste toekomstige ontwikkeling
verkent.
Afhankelijk van de besluitvorming door de aandeelhouders en de uitkomsten van deze
regionale verkenning kan het formele traject naar het luchthavenbesluit worden hervat.
Beperkingengebied buitenlandse (burger)luchthaven Weeze
Met het wetsvoorstel «Beperkingengebied buitenlandse luchthaven» (Kamerstuk 31 898) is geregeld dat voor de planologische gevolgen van buitenlandse luchthavens op Nederlands
grondgebied ruimtelijke beperkingen worden vastgesteld.
Deze ruimtelijke beperkingen betreffen, net als voor Nederlandse burgerluchthavens
en militaire luchthavens, gebieden in verband met de geluidsbelasting, de externe
veiligheid en de vliegveiligheid.
Op dit moment wordt een besluit voorbereid over beperkingengebieden op Nederlands
grondgebied voor de buitenlandse burgerluchthaven Weeze.
Inmiddels zijn alle onderzoeken met betrekking tot vliegveiligheidsvlakken, externe
veiligheid en geluid afgerond. Op basis van deze onderzoeken zal eind 2021 het vaststellingsproces
worden gestart.
Naar verwachting wordt het ontwerpbesluit dan in de loop van 2022 ter voorhang aan
beide Kamers voorgelegd.
5. Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en natuurvergunning
Op 19 april 20214 is uw Kamer geïnformeerd over de consequenties van het controversieel verklaren van
het wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit (hierna: LVB) en het (vervolg)proces.
Met de wijziging van het LVB wordt een einde gemaakt aan het anticiperend handhaven
van de regels van het zogenaamde Nieuwe Normen- en Handhavingstelsel (hierna: NNHS)
door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Het NNHS is het systeem waarbij vliegtuigen
de banen gebruiken op Schiphol die per saldo zo min mogelijk mensen hinder geven van
het vliegtuiggeluid («strikt preferentieel baangebruik»). De uitgangspunten van dit
nieuwe stelsel zijn sinds 2015 in de Wet luchtvaart opgenomen, maar het LVB dat dit
stelsel in zijn volledigheid legaliseert is nog niet verankerd. Kort na 2015 ontstond
vertraging in het proces om tot een LVB te komen, omdat gekozen werd om de geluidseffecten
te berekenen met een nieuwe Europese en meer verfijnde rekenmethode (Doc. 29) dan
tot die tijd werd gebruikt. In 2019 is door de vernietiging door de rechter van de
Programmatische aanpak stikstof als basis voor natuurvergunningen verdere vertraging
ontstaan. Na een handhavingsverzoek heeft de Minister van LNV aan Schiphol opgedragen
een natuurvergunning aan te vragen. Dit heeft een directe relatie met het LVB, omdat
daarin ook een beoordeling moet worden gegeven over de effecten op de natuur. De verankering
van het NNHS in het LVB is belangrijk, omdat anders sprake blijft van een rechtsvacuüm.
Op dit moment wordt namelijk op Schiphol al wel gevlogen volgens de regels van het
NNHS. Dit in combinatie met het hierboven genoemde anticiperend handhaven door ILT.
In de brief van 19 april is toegezegd dat uw Kamer rond de zomer de Nota van Antwoord
toegezonden zou krijgen met daarin de beantwoording van de zienswijzen en de verwerking
van het advies van de Commissie voor de m.e.r., zodat deze stukken door uw Kamer betrokken
kunnen worden bij de voorhangprocedure. Het is nog steeds het doel om op zo kort mogelijke
termijn het LVB NNHS te verankeren. Er is echter samenloop tussen de lopende vergunningprocedure
ten aanzien van de natuurvergunning die door Schiphol als initiatiefnemer is aangevraagd
en het LVB. Omdat dit een complexe vergunningprocedure betreft, mede in relatie tot
stikstof, en gezien het feit dat er nog beroep en hoger beroep open staat tegen de
vergunningverlening is de verwachting dat het nog enige tijd kan duren voordat een
vergunning onherroepelijk is. Het is én belangrijk dat de rechtsgang zijn eigen traject
en zorgvuldigheid kent, én tegelijkertijd ook belangrijk dat gewicht wordt toegekend
aan de rechtsbescherming voor omwonenden en rechtszekerheid voor Schiphol. Daarom
wordt parallel aan het natuurvergunningtraject een aantal juridische alternatieven
onderzocht. Graag informeer ik uw Kamer nader over de stand van zaken. Gezien de lopende
procedures zal dit een vertrouwelijke briefing betreffen.
Totdat er duidelijkheid is over de lopende vergunningprocedure ten aanzien van de
natuurvergunning kunnen geen stappen worden gezet in het proces richting een definitief
LVB. Dit komt doordat de Nota van Antwoord tot die tijd niet definitief kan worden
afgerond, omdat de stukken onderbouwend aan de natuurvergunningprocedure ook onderdeel
uitmaken van het MER en de Nota van Antwoord.
Sommatie
De Nederlandse Staat heeft op 30 augustus jl. namens de Stichting Recht op Bescherming
tegen Vliegtuighinder («RBV») een sommatiebrief ontvangen. In de sommatiebrief eist
RBV namens omwonenden dat de Nederlandse overheid maatregelen treft om overlast, uitstoot
en gevaren van vliegverkeer op Schiphol drastisch terug te brengen. Volgens RBV is
dat alleen mogelijk door het aantal vliegtuigbewegingen terug te brengen. Als de Nederlandse
overheid daar niet toe bereid is, is RBV voornemens om de kwestie voor te leggen aan
de civiele rechter. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft toegezegd uiterlijk
9 november a.s. inhoudelijk te reageren op de sommatiebrief. Uw Kamer wordt over het
vervolg geïnformeerd.
6. Doc29 en open overheid
Op 25 februari 2019 is aangegeven uw Kamer te informeren over de mogelijkheden voor
het publiek beschikbaar maken van het Doc29-model (van Schiphol).5 Het ministerie hecht eraan dat de wijze waarop beleid tot stand is gekomen transparant
is en informatie hierover makkelijk kan worden gevonden. Het rekenmodel bestaat uit
computercode die verschillende invoergegevens gebruikt om geluidbelastingen te berekenen
volgens de bepalingsmethode beschreven in ECAC Doc29 en het «Methodenrapport Doc29».6 Het NLR heeft de mogelijkheden verkend tot het opzetten van een computerapplicatie,
waarmee het rekenmodel kan worden ontsloten. De computerapplicatie die NLR heeft gemaakt
zal voor het einde van het jaar openbaar worden gemaakt.
7. Oostelijke Aanvliegroute
In het commissiedebat van 24 juni 2021 (Kamerstuk 31 936, nr. 874) heeft mevrouw Hagen (D66) gevraagd wanneer er een einde komt aan de sluiting van
de nachtelijke naderingsroute ARTIP2C naar de Polderbaan voor verkeer uit het Oosten.
Ik heb toen aangegeven dat LVNL zich bewust is dat het sluiten van die verkorte route
ongewenst is voor zowel de omgeving, met name vanwege de geluidsbelasting, als voor
de luchtvaartmaatschappijen vanwege het gevolg van een langere vliegafstand voor landend
verkeer uit het oosten. Ook heb ik aangegeven dat door LVNL hard wordt gewerkt aan
de realisatie van een definitieve oplossing. De invoering van die definitieve oplossing
is mogelijk na ingebruikname van het nieuwe verkeersleiding systeem van LVNL. In het
debat is de toezegging gedaan nader in te gaan op het moment waarop dit nieuwe systeem
naar verwachting kan worden ingevoerd.
In mijn brief van 15 oktober 2021 (Kamerstuk 31 936, nr. 887) over de gevolgen van de COVID-19 pandemie voor LVNL heb ik uw Kamer laten weten
dat ik LVNL o.a. de opdracht heb gegeven in kaart te brengen wat de huidige en verwachte
gevolgen van COVID-19 zijn voor de implementatie van het nieuwe luchtverkeersleiding
systeem, iCAS. Recent heeft LVNL aangegeven dat door de impact van COVID er op basis
van de huidige verwachtingen vertragingen optreden in de projectportfolio en in de
planning van iCAS. De verwachting is nu 2023/2024. In deze brief heb ik u ook laten
weten dat ik LVNL heb gevraagd om te komen met een voorstel voor herprioritering en/of
herfasering van de projectenportfolio rekening houdend met het effect daarvan op de
huidige en toekomstige dienstverlening en de vier publieke belangen uit de Luchtvaartnota
en mogelijke kostenreducties. In dat kader zal ook in kaart worden gebracht wat dit
betekent voor de nachtsluiting van de oostelijke aanvliegroute.
8. Ultrafijn stof Schiphol
Per brief van 1 oktober 2021 is uw Kamer geïnformeerd over het RIVM-rapport «Verkenning
haalbaarheid gezondheidsonderzoek werknemers Schiphol» en het TNO-meetprogramma ultrafijn
stof op het luchthaventerrein van Schiphol (Kamerstukken 29 665 en 30 175, nr. 414).
Op 21 oktober 2021 heeft Schiphol de rapportage van het TNO-meetprogramma op zijn
site gepubliceerd en aangegeven welke vervolgacties worden onderzocht om de hoeveelheid
ultrafijnstof op en om de luchthaven verder omlaag te brengen en daarmee de lokale
luchtkwaliteit te verbeteren.
Één van die acties is het onderzoeken van de mogelijkheid om uiterlijk 2030 «duurzaam
taxiën» de standaardprocedure te laten zijn op Schiphol. Op 25 oktober 2021 heb ik
het stappenplan van de sector voor dat duurzaam taxiën in ontvangst genomen.
Zoals in bovengenoemde brief van 1 oktober 2021 aangegeven, zal de TNO-rapportage
worden betrokken bij het overleg met de sector over hoe invulling kan worden gegeven
aan de aanbevelingen in het RIVM-rapport. Eind van dit jaar informeer ik de Kamer
over het resultaat van dat overleg.
9. Duurzame Luchtvaarttafel
In het vorige Commissiedebat Luchtvaart van 24 juni 2021 heb ik toegezegd terug te
komen in deze brief op de vraag van het lid Bouchallikh met betrekking tot welke partijen
er momenteel deelnemen aan de Duurzame Luchtvaarttafel.
Deelnemende partijen aan de Duurzame Luchtvaarttafel
De Duurzame Luchtvaarttafel heeft zich sinds haar oprichting in 2018 in aard en omvang
ontwikkeld tot een brede netwerkorganisatie voor de verduurzaming van de gehele luchtvaartsector.
Deelname staat open voor alle luchtvaart gerelateerde organisaties die het Akkoord
Duurzame Luchtvaart onderschrijven of ondersteunen.
Met de focus op de Nederlandse klimaatdoelen voor de luchtvaart en inmiddels de borging
van het kabinetsbeleid in de Luchtvaartnota 2020–2050, is er brede belangstelling
voor deelname aan de Tafel, uit eigen land, maar ook uit het buitenland. Zo mag de
Duurzame Luchtvaarttafel zich al verheugen met de deelname van de buitenlandse vliegtuigbouwers
Boeing, Airbus en Embraer en verschillende organisaties die nu via brancheorganisaties
zijn aangesloten.
De partijen die op dit moment direct betrokken zijn bij de Duurzame Luchtvaarttafel
zijn: Air Cargo Netherlands (ACN), Airbus, ANVR, AOPA Netherlands, BARIN, Boeing,
Corendon, DNATA, easyJet, Eindhoven Airport, Embraer, Evofenedex, GKN Fokker, KLM,
KNVvL, Lucht en Ruimtevaart Nederland, Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), Ministerie
van Defensie, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat, Netherlands Association of Commercial Aviation (NACA), Neste, Nederlands
Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), Nederlandse Vereniging van Luchthavens (NVL),
PwC, Royal Schiphol Group, Shell, SkyNRG, Transavia, TU Delft, TUI, VNO-NCW.
De partijen die niet deelnemen aan de bijeenkomsten van de Duurzame Luchtvaarttafel
zelf, maar wel inhoudelijk betrokken zijn bij één of meerdere werkgroepen en/of actieprogramma’s
zijn: Airtrade, BCD Travel, Climate Neutral Group, Dutch Electric Aviation Centre
(DEAC), Stichting Duurzaam Vliegen (SDV), Hogeschool van Amsterdam (HvA), Milieu Centraal,
NAG, RHIA, Rotterdam-The Hague Airport (RTHA), PBL, Port of Amsterdam, Port of Rotterdam,
RVO, Teuge International Airport, Vattenfal, VNPI.
10. Reflectie op factsheet verduurzaming luchtvaart
Naar aanleiding van de technische briefing over verduurzaming van de luchtvaart op
21 juni en het verzoek van uw Kamer om een second opinion heb ik contact gezocht met de 4TU Federatie, het samenwerkingsverband van de universiteiten
van Delft, Eindhoven, Twente en Wageningen. Zij hebben een uitvraag gedaan bij deze
universiteiten en zijn bezig met de geïnteresseerde wetenschappers de gevraagde second opinion te organiseren. Zij verwachten begin volgend jaar het document af te ronden. Wanneer
het document klaar is, zal ik het uw Kamer doen toekomen.
11. Internationale ontwikkelingen op het gebied van klimaat en milieu
De ontwikkelingen op het gebied van klimaat en milieu in de internationale luchtvaart
vinden momenteel plaats in het licht van de 41ste algemene vergadering van de ICAO7 in Montreal, die zal plaatsvinden van 27 september tot 12 oktober 2022. Wederom zal
klimaat als onderwerp hoog op de agenda staan van deze driejaarlijkse bijeenkomst.
Deze keer zal het in het bijzonder gaan om de eerste herziening van CORSIA8, waarbij de focus ligt op de ervaringen met de implementatie gedurende de afgelopen
drie jaar en om een besluit over een lange termijn emissiereductiedoel voor de internationale
luchtvaart.
Ontwikkelingen met betrekking tot CORSIA
Via CO2-emissiecompensatie en reductiesysteem CORSIA moet de internationale luchtvaart alle
groei in CO2-emissies boven een bepaalde basisemissie compenseren via investeringen in reductieprogramma’s
en projecten buiten de sector en/of reduceren door zelf maatregelen te nemen.
De basisemissie was oorspronkelijk gebaseerd op het gemiddelde van de emissies van
2019 en 2020, maar als gevolg van de COVID-pandemie is in juli 2020 besloten om gedurende
de eerste fase van CORSIA de emissie over 2019 als referentie te gebruiken.
CORSIA bevindt zich in de eerste van twee perioden van drie jaar (2021–2026), waarin
landen vrijwillig deelnemen aan het systeem. Vanaf 2027 is deelname van alle lidstaten
verplicht, tenzij een lidstaat valt onder een bepaalde uitzonderingscategorie (bijvoorbeeld
minder dan 0,5% bijdrage aan de totale emissie van de internationale luchtvaart of
ontwikkelingsland volgens de normering van de VN). Een en ander zoals is gedefinieerd
in de resolutie van de algemene vergadering uit 2016 (A39-18).
Met ingang van 1 januari 2022 zullen 101 van de 193 lidstaten van ICAO deelnemen aan
CORSIA. Dit betekent dat de emissies van alle vluchten die tussen deze deelnemende
landen plaatsvinden vallen onder het regime van CORSIA.
In 2022 zal de werking van CORSIA voor het eerst worden beoordeeld door de ICAO Assemblee
en zo nodig aangepast op basis van de ervaringen met de implementatie van het systeem
in 2019 en 2020 en met de rapportage over het eerste jaar (2021).
Voor veel landen speelt het effect van de COVID-maatregelen op de internationale luchtvaart
hierbij een belangrijke rol. Met name landen als China, Rusland, India en Brazilië,
die van begin af aan kritisch waren over CORSIA, proberen deze eerste beoordeling
te gebruiken om de basisprincipes van CORSIA te herzien.
Het risico daarvan is dat de effectiviteit van het systeem wordt aangetast en de bereidheid
van landen afneemt om deel te nemen. Voor een effectieve klimaataanpak in de internationale
luchtvaart is juist een mondiale aanpak van groot belang. Samen met de Europese landen
en gelijkgestemde niet-Europese landen (waaronder VS, VK, Mexico, Canada) zal Nederland
zich daarom inzetten om de basisprincipes van CORSIA te behouden en waar mogelijk
het systeem verder te verbeteren en aan te scherpen.
Lange termijn CO2-emissiereductiedoel (LTAG9) voor de internationale luchtvaart
Na lange onderhandelingen besloot de algemene vergadering van ICAO in meerderheid
tot het ontwikkelen van opties voor een LTAG.
Deze opties zullen worden voorgelegd aan de algemene vergadering van ICAO in 2022
om te besluiten tot vaststelling van een LTAG. Ook op dit dossier is er in de internationale
gemeenschap geen consensus over de wenselijkheid van een dergelijk doel. Veel landen
(China, Rusland, Brazilië, India, Latijns-Amerika, Afrika) maken zich zorgen over
de invloed van een doel op de ontwikkeling van de luchtvaart in hun land of regio,
vanwege de mogelijke kosten die het met zich meebrengt of door het gebrek aan voor
hen aantoonbare voordelen.
Op dit moment wordt in het technisch milieucomité van ICAO de laatste hand gelegd
aan de rapportage over een LTAG aan de Raad van ICAO. Nederland maakt deel uit van
dit comité en is tevens co-voorzitter van de werkgroep die het technisch werk voorbereidt.
In februari 2022 zullen de resultaten van het technische werk van het technisch milieucomité
en een aantal scenario’s over de mogelijke ontwikkelingen in de luchtvaart richting
2050 en 2070 worden aangeboden. De raad van ICAO zal op basis van deze rapportage
een voorstel ontwikkelen in de vorm van een resolutie die tijdens de algemene vergadering
in 2022 zal voorliggen. De scenario’s die het technisch comité heeft opgesteld zijn
gebaseerd op de mogelijke ontwikkelingen op het gebied van technologie, duurzame brandstoffen
en operationele maatregelen.
Internationale context en agenda
De onderhandelingen over bovenstaande dossiers vinden plaats tegen de achtergrond
van de CoP26 in Glasgow en de uitkomsten van deze klimaattop.
Het VK wil met o.a. NL, de VS, Frankrijk Kenya, Singapore en de Verenigde Arabische
Emiraten proberen tot een verklaring te komen waarin de basis wordt gelegd voor een
ambitieuze uitkomst van de algemene vergadering van ICAO.
Het is de bedoeling van het VK om deze verklaring onder de titel «Declaration of the
International Aviation Climate Ambition Coalition (IACAC)» op 10 november tijdens
de CoP26 (Transport Day) uit te spreken en door een aantal landen, waaronder Nederland
te laten ondertekenen.
Een andere belangrijke ontwikkeling is de herziening van het EU ETS in het kader van
het Fit for 55 programma als onderdeel van de Europese Green Deal10, 11. Aanscherping en reikwijdte van een herzien EU ETS heeft een relatie met de toepassing
van CORSIA door Europa op vluchten van derde landen.
Tot slot heeft de luchtvaartindustrie (IATA/ATAG12) op 5 oktober 2021 besloten om zijn doelstelling in lijn te brengen met het Klimaatakkoord
van Parijs door net zero emissie in 2050 vast te stellen als het lange termijn doel.
Nederland zal in EU verband de onderhandelingen voeren met als doel om tijdens de
Algemene Vergadering van ICAO een effectief en betrouwbaar CORSIA te behouden en tot
een besluit te komen over een lange termijn emissiereductiedoel voor de internationale
luchtvaart. Hiertoe vindt inzet plaats op verschillen de niveaus bij de voorbereiding
en inbreng van de Europese positie, bij de inbreng in de raad van ICAO via de Nederlandse
vertegenwoordiger in Montreal en via de diverse werkgroepen en bijeenkomsten die in
de aanloop naar de algemene vergadering worden georganiseerd. Naast de vergaderingen
van de raad van ICAO, zal ICAO technische workshops organiseren in het voorjaar en
een zogeheten high level meeting in de zomer van 2022 ter voorbereiding op besluitvorming
in de algemene vergadering.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat