Brief regering : Stand van zakenbrief Covid-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1468 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Ontvangen ter Griffie op 2 november 2021.
De vastgestelde ministeriële regeling kan niet eerder inwerking treden dan op 9 november
                  2021.
               
De vastgestelde ministeriële regeling vervalt van rechtswege indien de Kamer, op voorstel
                  van vijftig leden uiterlijk 8 november 2021 te kennen geeft niet in te stemmen met
                  de regeling.
               
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2021
Het epidemiologisch beeld is ernstig. Met gemiddeld 7.711 besmettingen per dag en
                  een 7-daagsgemiddelde van 103,6 ziekenhuis- en 19,6 IC-opnames stijgen de cijfers
                  sneller dan verwacht. Dit betekent dat we vanaf vandaag in het hoogste risiconiveau,
                  «ernstig» zitten.1 We wisten dat de cijfers in het najaar weer zouden stijgen, maar de huidige waarden
                  zitten aan de bovenkant van de bandbreedte van de eerdere prognoses van het RIVM.
                  De verwachting is dat, als we de trend in de cijfers niet weten te keren, half december
                  tweemaal zoveel mensen op de IC liggen. Dat betekent dat te veel mensen, in te korte
                  tijd, ernstig ziek worden. Mijn stelling uit mijn vorige stand van zakenbrief2 blijft staan: voor mensen die zich niet laten vaccineren is het niet de vraag of, maar wanneer zij besmet raken. Door deze nieuwe golf van besmettingen staat de gehele zorg opnieuw
                  onder enorme druk.
               
Dankzij de hoge vaccinatiegraad in Nederland, is de verwachte piek van deze aankomende
                  golf lager dan we eerder hebben gezien. Toch wordt deze golf hoger dan we verantwoord
                  achten. Wanneer de zorg overbelast wordt, heeft dat gevolgen voor ons allemaal. Dit
                  betekent namelijk dat de zorg voor anderen weer uitgesteld moet worden. Door vaccinatie
                  bescherm je niet alleen jezelf, maar ook anderen en help je mee in het beschermen
                  van de zorg tegen overbelasting.
               
Het is daarom noodzakelijk om in te grijpen. Het kabinet heeft daarom – na advies
                     van het OMT – met het huidige pakket aan maatregelen getracht een balans te vinden
                     tussen enerzijds zo veel mogelijk beperken van verspreiding van het virus en het aantal
                     besmettingen, en anderzijds het behouden van zo veel mogelijk vrijheden voor ons allemaal,
                     gevaccineerden en niet-gevaccineerden. Daarbij is bewust gekozen voor maatregelen
                     die beschermend zijn, maar voor de meeste mensen niet onnodig beperkend. Het betreft
                     maatregelen die een wettelijke grondslag hebben, zodat deze op korte termijn ingevoerd
                     kunnen worden.
                  
Daarnaast starten we begin december met boostervaccinatie voor de 80 plussers, vanaf
                     januari volgen de 60 plussers. In december starten we ook met de zorginstellingen.
                     Ook de zorgmedewerkers gaan we zo snel mogelijk de booster aanbieden.
                  
Een goede naleving van deze maatregelen is essentieel. Daarvoor zijn we met elkaar
                  verantwoordelijk. Door ons te houden aan de basisregels, ons te laten vaccineren en
                  door de andere maatregelen te respecteren. Als iedereen in hoge mate opvolging geeft
                  aan de basismaatregelen, kunnen we de virusverspreiding fors reduceren en is verdere
                  verzwaring niet nodig.
               
Naast de maatregelen die het kabinet nu al kan treffen, werkt het kabinet aan wetswijzigingen
                  om voorbereid te zijn om extra maatregelen te kunnen treffen. Het gaat om:
               
– Het aanwijzen van niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening
                        als CTB-plichtige sectoren, zoals winkels die niet zien op de verkoop van primaire
                        levensbehoeften en bij pret- en dierenparken.
                     
– Het verplichten van een CTB voor werknemers in de sectoren waar een CTB al verplicht
                        is voor bezoekers en deelnemers.
                     
– Het creëren van de mogelijkheid (zonder verplichting) om werkgevers in alle sectoren
                        en werksituaties de bevoegdheid te geven om hun werknemers onder voorwaarden te vragen
                        een CTB te tonen.
                     
– Het creëren van de mogelijkheid (zonder verplichting) om zorginstellingen de bevoegdheid
                        te geven om hun bezoekers onder voorwaarden te vragen een CTB te tonen voor het verlenen
                        van toegang tot de zorginstelling.
                     
– In de komende periode zal het kabinet adviezen inwinnen van het OMT, het Centraal
                        Planbureau, het Sociaal en Cultureel Planbureau, van gedragswetenschappers en communicatiedeskundigen
                        en de adviezen van de burgemeesters in het Veiligheidsberaad. Ook zal intussen overleg
                        plaatsvinden met sectoren, werknemers- en werkgeversorganisaties en andere betrokken
                        partijen.
                     
Het kabinet voorziet op 12 november aanstaande een nieuw weegmoment. Het kabinet zal
                  dan besluiten of en hoe het eerste wetsvoorstel (CTB voor niet-essentiële detailhandel
                  en niet-essentiële dienstverlening) al in procedure gebracht moet worden. Hierover
                  zal ik uw Kamer informeren.
               
Voor een toelichting op alle voorziene maatregelen verwijs ik uw Kamer naar de paragraaf
                  Maatregelen van deze brief.
               
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
                  Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Infrastructuur
                  en Waterstaat en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de stand van
                  zaken omtrent Covid-19.
               
Aanbieding regelingen
Hierbij bied ik u mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
                  van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, tweede
                  lid, van de Wet publieke gezondheid, de navolgende regeling aan:
               
– Regeling van 2 november 2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
                        covid-19 in verband met houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
                        covid-19 in verband met de toevoeging van enkele uitzonderingen op de inzet van coronatoegangsbewijzen
                        bij en de sluitingstijd van eet- en drinkgelegenheden, testverplichtingen en de quarantaineplicht3.
                     
De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure
                  (artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde
                  bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging.
                  Indien de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met deze regeling,
                  vervalt deze van rechtswege. In verband met de beoogde inwerkingtredingsdatum van
                  10 november 2021 is het van belang om deze regeling vandaag naar u toe te zenden.
               
Tevens bied ik u mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
                  van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, derde
                  lid, van de Wet publieke gezondheid, de navolgende regeling aan:
               
– Regeling van 2 november 2021 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
                        covid-19 in verband houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
                        in verband met de verbrede inzet van coronatoegangsbewijzen en een uitbreiding van
                        de mondkapjesverplichting4.
                     
Ik doe een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de Wet publieke
                  gezondheid. Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c,
                  tweede lid, van de Wet publieke gezondheid zou tot gevolg hebben dat de regeling op
                  zijn vroegst een week na vaststelling en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers
                  in werking kan treden op 10 november 2021. De bepalingen over onder meer de mondkapjesplicht
                  en de verbreding van de inzet van het coronatoegangsbewijs dienen gezien de epidemiologische
                  situatie zo spoedig mogelijk in werking te treden. De inwerkingtreding van deze regeling
                  is vastgesteld op 6 november 2021, zodat de betreffende ondernemingen zich kunnen
                  voorbereiden op de nieuwe maatregelen. Naar ons oordeel kan de uitgestelde inwerkingtreding
                  van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen
                  op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden
                  afgewacht. Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde
                  lid, Wpg.
               
Toepassing artikel 58s Wpg
Met deze voortgangsrapportage voldoe ik aan de maandelijkse rapportageplicht van artikel 58s
                  Wpg. De situatie is op dit moment dusdanig dat het treffen van maatregelen op grond
                  van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 nog steeds nodig is. Een toelichting op
                  de maatregelen is in deze brief weergeven.
               
Na verzending van deze Kamerbrief verstrekken we ook de beslisnota’s die ten grondslag
                  liggen aan de diverse passages. Deze besluitvormende documenten zijn afkomstig van
                  het Ministerie van VWS.
               
Leeswijzer
– Onder «Zicht op en inzicht in het virus» ga ik in op: het OMT-advies inclusief het
                        epidemiologisch beeld; de Sociaalmaatschappelijke en Economische Reflectie; dilemma’s,
                        analyse en richting; de maatregelen, de Tijdelijke wet maatregelen, gevolgd door de
                        doorontwikkeling van het Dashboard en een update over de rioolwatermonitoring en hoe
                        het coronatoegangsbewijs terug wordt laten komen (paragraaf 1 t/m 8).
                     
– het EU Digitaal Corona Certificaat, reizen, ventilatie, testen en traceren, verbetering
                        digitale ondersteuning/CoronaMelder, vaccins en innovatieve behandelingen (paragraaf 9
                        t/m 14).
                     
– Onder «Zorgen dat de zorg het aankan» ga ik in op: de zorg voor patiënten in de keten
                        (paragraaf 15).
                     
– Onder «Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid» ga ik in op: bescherming
                        kwetsbare personen (paragraaf 16).
                     
– Onder «Andere onderwerpen» ga ik in op: de communicatie, de arbeidsmarkt, het Caribisch
                        deel van het Koninkrijk, reactie op het KPMG rapport, chemische veiligheid van mondkapjes,
                        Verlenging tegemoetkoming ongeplaceerde evenementen en Catshuisstukken (paragraaf 17
                        t/m 23).
                     
Hiermee voldoe ik aan de volgende moties en toezeggingen:
– De toezegging aan uw Kamer om u te informeren over de verkenning door het LNAZ of
                        COVID-zorg ten tijde van de piekbelasting op de IC en in de kliniek anders ingericht
                        kan worden, bijvoorbeeld door concentratie van COVID-zorg op een beperkt aantal plekken
                        die flexibel kunnen worden ingericht;
                     
– De toezegging aan het lid Bikker dat bij verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen
                        COVID-19 per wetsartikel nader dient te worden toegelicht waarom het wordt behouden;
                     
– De toezegging aan het lid Nicolai dat voorafgaand aan het slaan van het verlengings-KB
                        wordt geïnformeerd over wat de inhoud van het verlengings-KB gaat worden, zodat daarop
                        geïntervenieerd kan worden;
                     
– De toezegging aan het lid Gündoğan om het RIVM te vragen te adviseren over de verhouding
                        tussen het aantal ziekenhuisopnames wat je aankunt en welk besmettingsniveau daarbij
                        hoort;
                     
– De toezegging om uw Kamer te informeren over het beleggen van de maatregelen voor
                        informatievoorziening op de middellange en lange termijn;
                     
– De toezegging aan uw Kamer om te kijken of er behoefte is aan centraal ingekochte
                        laboratoriumcapaciteit voor het najaar waarbij het uitgangspunt blijft dat er te allen
                        tijde voldoende testcapaciteit moet zijn om aan de testbehoefte te voldoen;
                     
– De toezegging aan het lid Agema om regelmatig campagnematig over ventilatie te communiceren;
– De toezegging aan het lid Agema over welk type communicatie we gebruiken ten aanzien
                        van de thuissituatie;
                     
– De toezegging aan uw Kamer om Staatssecretaris Knops te vragen de ontwikkeling van
                        de CoronaMelder-app te evalueren en lessen te trekken om de omgang van de overheid
                        met ICT te verbeteren;
                     
– De toezegging aan het lid Van Haga om te kijken wat er voorhanden is over de risico’s
                        van een geldigheidsduur van 24 uur, 48 uur en 72 uur ten behoeve van een testbewijs;
                     
– De toezegging aan het lid Agema om de nieuwste dataset van het aantal gevaccineerden
                        in het ziekenhuis in de stand van zakenbrief op te nemen.
                     
– De motie van het lid Sjoerdsma c.s. om iedere Nederlander gratis de mogelijkheid te
                        bieden om, ten behoeve van het Europees Digitaal Certificaat, zich deze zomer te laten
                        testen met een test naar keuze (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1668);
                     
– De motie van het lid Pouw-Verweij c.s. over een snelle toelaatbaarheid van serologische
                        testen, zodat deze als grond voor een herstelbewijs kunnen gelden (Kamerstuk 25 295, nr. 1436);
                     
– De motie van het lid Westerveld c.s. om ook speeksteltesten beschikbaar te maken voor
                        kinderen en het gebruik aan te moedigen op scholen, in zorginstellingen en op testlocaties
                        (Kamerstuk 25 295 nr. 1430);
                     
– De motie van het lid Van der Plas om er zorg voor te dragen dat mensen binnen een
                        half uur reistijd een test kunnen laten afnemen en om het aantal testlocaties daarop
                        aan te passen (Kamerstuk 25 295, nr. 1446);
                     
– De motie van het lid Bikker c.s. om extra inspanning te leveren om bewoners in kwetsbare
                        wijken te bereiken met informatie over vaccinatie en met vaccinatiemogelijkheden (Kamerstuk
                        25 295, nr. 1432);
                     
– Motie van de leden Bikker en Kuiken over extra inspanning om in kwetsbare wijken niet-gevaccineerde
                        bewoners een vrijwillige vaccinatie aan te bieden (Kamerstuk 25 295, nr. 1370);
                     
– Motie van de leden Van den Berg en De Vries over opschalen van mobiele prikbussen
                        waar zonder een afspraak een vaccin gehaald kan worden (Kamerstuk 25 295, nr. 1365);
                     
– De motie van het lid Stoffer c.s. over zich in Europees verband inspannen om tot overeenstemming
                        te komen met producenten van kansrijke (antivirale) middelen (Kamerstuk 25 295, nr. 1438);
                     
– De motie van het lid Kuiken c.s. om een uitzondering te maken op de verplichting van
                        het gebruik van coronatoegangsbewijzen voor buitenterrassen in de horeca (Kamerstuk
                        25 295, nr. 1427);
                     
– De motie van de leden Kuiken en Paternotte over het mogelijk maken dat een coronatoegangsbewijs
                        niet noodzakelijk is bij alleen afhalen van eten en drinken (Kamerstuk 25 295, nr. 1428);
                     
Zicht op en inzicht in het virus
               
1. OMT-advies, incl. epidemiologisch beeld
               
128e OMT-advies
Het OMT is 29 oktober jl. bijeen geweest om te adviseren over de situatie rondom de
                  COVID-19-uitbraak5. Hieronder wordt eerst een feitelijke weergave van het advies gegeven, waarna de
                  reactie van het kabinet op het advies volgt.
               
Het OMT advies bestaat uit de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemiologie
2. Maatregelen
3. Inzet CTB in werksettings en in de zorg
4. Voorbereidingen voor eventueel verzwarende maatregelen
5. Onderwijs
6. Testen personeel
7. BCO
Ad 1) Verloop van de epidemiologie
In de afgelopen 7 kalenderdagen (20-27 oktober) is het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve
                  personen gestegen met 56% in vergelijking met de 7 dagen ervoor. Het aantal meldingen
                  nam toe in alle regio’s, maar er is wel een grote regionale variatie in het aantal
                  positieve testen. De regio’s met het hoogste aantal meldingen per 100.000 inwoners
                  betroffen Zuid-Holland Zuid, Limburg-Noord, IJsselland, Hollands Midden, Gelderland
                  Zuid en Gelderland Midden. Dit beeld is consistent met de hogere virusvrachten vastgesteld
                  in rioolwatermonsters. Het aantal meldingen nam in alle leeftijdsgroepen verder toe
                  in de afgelopen week. Het hoogste aantal meldingen per 100.000 inwoners betrof de
                  leeftijdsgroepen 25–29 en 30–39 jaar.
               
Het aantal testen bij de GGD-testlocaties laat een geleidelijke stijging zien in de
                  afgelopen weken, over de laatste week 16% hoger ten opzichte van de 7 dagen ervoor.
                  Het bijbehorende percentage positieve testen in de GGD-teststraten was 15,7% gemiddeld
                  in de afgelopen 7 kalenderdagen, in vergelijking met 12,4% in de week ervoor. Het
                  is van belang te beseffen dat het aantal bij de GGD geteste personen momenteel een
                  mix is van personen mét en personen zonder klachten, al dan niet naar aanleiding van
                  een nauw contact getest (d.i., in kader van BCO), en al dan niet getest na een tevoren
                  positief bevonden zelftest (de zogenaamde confirmatietesten). Bij personen getest
                  in het kader van het coronatoegangsbewijs (CTB) was het percentage positieve testen
                  0,4% in de afgelopen kalenderweek, vergeleken met 0,2% in de kalenderweek ervoor.
               
De geschatte opkomst voor ten minste één vaccinatie bedroeg t/m 24 oktober 87,3% voor
                  de volwassen bevolking, en 83,8% had de volledige vaccinatieserie afgerond. Voor de
                  bevolking vanaf 12 jaar is dit respectievelijk 85,2% en 81,8%. Voor de leeftijdsgroepen
                  van jonger dan 40 jaar ligt de vaccinatiegraad op dit moment overall nog onder de
                  75%.
               
De instroom en bezetting op verpleegafdelingen en IC in de ziekenhuizen nam toe. In
                  de afgelopen kalenderweek werden 603 opnames in het ziekenhuis geregistreerd, waarvan
                  115 op de IC, vergeleken met respectievelijk 440 en 83 de week daarvoor (bron: stichting
                  NICE). Het gemiddeld dagelijkse aantal opnames op verpleegafdelingen was in de afgelopen
                  week gemiddeld 100 ten opzichte van 63 de week daarvoor, en 18 versus 15 op de IC
                  (bron: LCPS, 21-27 oktober).
               
De eerder vastgestelde hoge vaccineffectiviteit tegen zowel ziekenhuisopname als IC-opname
                     in Nederland persisteert in de meest recente data t/m afgelopen week (95% en 97%).
                     Deze is consistent iets lager in de oudste leeftijdsgroep: gemiddeld 90% voor ziekenhuisopname
                     en 95% voor IC-opname, respectievelijk, voor de bevolking vanaf 70 jaar.
                  
Het aantal besmettingen in verpleeghuizen en woonzorgcentra voor ouderen laat een
                     stijging zien die overeenkomstig is aan de toename van de thuiswonende bevolking vanaf
                     70 jaar.
                  
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
                  de meldingen van positief geteste personen, is voor 11 oktober op basis van de Osiris:
                  gemiddeld 1,19 (95%-interval 1,16–1,23) besmettingen per geval. Bijna alle infecties
                  in Nederland worden momenteel veroorzaakt door de deltavariant.
               
Op basis van de recente toename in meldingen, is de verwachting voor de komende week
                     dat het aantal ziekenhuis- en IC-opnames verder gaat stijgen, met schattingen tot
                     circa 175–200 ziekenhuisopnames per dag en tot circa 30–40 IC-opnames per dag.
                  
Het OMT geeft aan dat de onzekerheid over het tijdstip waarop een piek in de opnames
                     en bedbezetting bereikt wordt, groot is en dat de piekwaarde van de IC-bezetting aanzienlijk
                     kan variëren binnen wat mogelijk geacht wordt door een seizoenseffect, effect van
                     vaccinatie op transmissie en infectie. Het OMT geeft aan dat er vier scenario’s zijn
                     uitgewerkt, waarvan voor elk van de scenario’s geldt dat de onzekerheidsmarge een
                     brede range aan mogelijke waarden bestrijkt; zowel waarden die vallen binnen de beschikbare
                     zorgcapaciteit als waarden die uitkomen boven de beschikbare zorgcapaciteit. Bovendien
                     geeft de modelprognose een optimistisch beeld in de zin dat de vaccineffectiviteit
                     tegen transmissie als constant wordt verondersteld.
                  
Ad 2) Maatregelen
Het OMT is van mening dat er zo spoedig mogelijk aanvullende maatregelen nodig zijn
                     om de toename van de ziekenhuisopnames, en daarmee IC-opnames te keren, en deze in
                     de tijd te spreiden zodat de zorgcapaciteit in brede zin voor zowel patiënten binnen
                     de reguliere zorg als voor COVID-19-patiënten geborgd blijft. Ook de kwetsbaren in
                     de samenleving moeten worden beschermd tegen de toegenomen circulatie van het virus.
                     Hiertoe moeten aanvullende maatregelen worden genomen om de transmissie van het virus
                     af te remmen; dit kan door maatregelen te nemen dat het aantal, de intensiteit en/of
                     de duur van contacten doet afnemen.
                  
Voor een uitgebreide beschrijving van de maatregelen, wordt verwezen naar het advies
                     in de bijlage. Hieronder volgt een korte samenvatting.
                  
Vaccinatie
Getuige de spreiding van de toename van besmettingen en de gegevens uit de rioolwatersurveillance,
                  circuleert het SARS-CoV-2 virus breed in Nederland, maar zijn de meldingen en ziekenhuisopnames
                  het hoogst in gebieden met een vaccinatiegraad die onder het gemiddelde van Nederland
                  liggen. Duiding van de epidemiologie maakt eveneens duidelijk dat ongevaccineerde
                  personen onverminderd een grotere kans hebben om besmet te raken en in zorg te komen,
                  dan gevaccineerde personen. Vaccinatie is met name zeer effectief gebleken in het
                  voorkomen van ernstige ziekte en ziekenhuis- en IC-opname. Daarom blijft het vooreerst
                  van belang om in te blijven zetten op het verhogen van de vaccinatiegraad.
               
Respecteer de basisregels
Het OMT geeft aan dat het van essentieel belang is dat de basisregels worden nageleefd.
                     Een opsomming van de basismaatregelen is in het advies opgenomen.
                  
Het OMT benadrukt de urgentie van maatregelen om, ondanks de toename van de belasting
                     op de zorg door COVID-19 infecties bovenop de (door inhaalzorg al drukke) reguliere
                     zorg, de zorg voor iedereen toegankelijk te houden, ongeacht de vaccinatiestatus.
                     Hiertoe moet de verspreiding van het virus geremd worden, door maatregelen te nemen
                     waarmee het aantal contacten dat tot transmissie van het SARS-CoV-2 virus leidt, terug
                     gebracht worden. Dergelijke maatregelen moeten effectief zijn tegen de virusverspreiding
                     en op korte termijn zijn in te voeren; het betreft dan liefst maatregelen waarvan
                     ook op korte termijneffect te verwachten is.
                  
Het OMT adviseert vooralsnog om niet regionaal, gemeentelijk of op wijkniveau maatregelen
                  in te stellen. Immers, uit de surveillance data blijkt dat het virus in heel Nederland
                  circuleert en landelijke, generieke maatregelen kunnen de communicatie erover eenduidig
                  houden en bespoedigen. Alleen maatregelen nemen of veranderingen in gedrag nastreven
                  in lage vaccinatiegraadgebieden, is onvoldoende om de circulatie in de rest van het
                  land beduidend te doen dalen. Bovendien acht het OMT de afweging van dergelijke op
                  specifieke regio’s of groepen gerichte maatregelen aan de politiek.
               
Naast heldere communicatie en handhaving, is het ook belangrijk om zoveel mogelijk
                     de (omgevings)voorwaarden te scheppen waardoor men zich aan de maatregelen kan houden.
                     Het OMT heeft eerder voorgerekend dat als men in hoge mate opvolging geeft aan de
                     basisregels – waaronder de meest essentiële bronisolatie maatregel «bij klachten blijf
                     je thuis, en laat je je testen» – de virusverspreiding al fors kan reduceren. Helaas
                     toont gedragsonderzoek hoe moeilijk het gevonden wordt deze basisregels op te volgen.
                     Aangezien elke aanvullende maatregel bovenop deze basisregels een belangrijke beperking
                     oplevert in het handelen van iedereen, benadrukt het OMT – wederom – dat elke verzwaring
                     van maatregelen begint met benadrukking van en opvolging van de basisregels.
                  
Als op voorhand duidelijk is dat de opvolging aan basisregels ter discussie zal worden
                     gesteld en beperkt zal zijn, dan zal afname van de verspreiding van het virus en belasting
                     voor de zorg onvoldoende geborgd zijn en is het tevens nodig beperkende maatregelen,
                     zoals verderop benoemd in het advies, in te stellen.
                  
Tenminste 50% van de werktijd thuis te werken
Aangezien een belangrijk percentage van infecties opgedaan wordt op het werk, adviseert
                  het OMT om het huidige advies om «thuis te werken als het kan» beter en meer uniform
                  opvolging te doen geven. Denk daarbij aan tenminste 50% van de werktijd, met spreiding
                  in bezetting. Het advies om bij binnenlandse reizen drukte onderweg te vermijden en
                  buiten te spits te reizen is hierop een goede aanvulling.
               
Uitbreiden van situaties waarin een mondneusmasker gedragen wordt
Het OMT adviseert om de verplichting tot het dragen van mondneusmaskers weer in te
                     voeren in ruimtes waar men gedurende enige tijd bijeen staat in een binnenruimte,
                     zoals publieke ruimtes (bijvoorbeeld bibliotheken, detailhandel), en in het OV in
                     stations en op de perrons. Bij contactberoepen zien we de laatste tijd consistent
                     een relatief hoog percentage positieve testen; ook voor contactberoepen zou een mondneusmasker
                     moeten worden gebruikt.
                  
Uitbreiding toepassing coronatoegangsbewijs
Breder inzetten van het CTB is een gerichte maatregel die effect kan hebben op de
                  doorgifte van het virus. Voor de onderbouwing ervan verwijst het OMT naar haar eerdere
                  adviezen hierover, maar hecht eraan op te merken dat het gebruik van CTB een gunstige
                  invloed heeft op te verwachten ziekenhuisopnames, ook nu recent is gebleken dat vaccinatie
                  de transmissie van het virus recent weliswaar minder lijkt te onderdrukken dan eerder
                  het geval was. De prevalentie van besmettingen is immers nog steeds hoger in het ongevaccineerde
                  deel van de bevolking en de kans op transmissie bij een besmetting na vaccinatie is
                  kleiner. Hierbij vindt het OMT het van belang dat er onderscheid wordt gemaakt in
                  activiteiten en situaties die incidenteel en vrijwillig zijn en situaties die een
                  meer permanent karakter hebben zoals opleiding, werk en zorg.
               
Het OMT adviseert in de volgende situaties het CTB ook in te gaan zetten:
• in kunst- en cultuurbeoefening (vanaf 18 jaar);
• buitenterrassen bij horeca;
• doorstroomlocaties (zoals musea, kermis, etc.);
• sportbeoefening (vanaf 18 jaar), met name daar waar het binnensport betreft, waaronder
                        ook sportscholen;
                     
• publiek bij amateurwedstrijden.
Dergelijke uitbreiding van toepassing van het CTB is alleen effectief indien de afspraken
                  ook worden gehandhaafd, waarbij naast het CTB ook de identiteit van de persoon moet
                  worden gecontroleerd.
               
Ad 3) Inzet CTB in werksettings en in de zorg
Het Arbo Managementteam (AMT) heeft aan de hand van de arbeidshygiënische strategiemethodiek
                     een inschatting gemaakt van het mogelijke effect van de invoering van het CTB voor
                     werknemers op de virusverspreiding. Het AMT is van mening dat het invoeren van een
                     CTB voor werknemers niet nodig wordt geacht in werkomstandigheden, waarbij er voldoende
                     andere (subsidiaire) mogelijkheden zijn tot risicoreductie, zoals thuiswerken, thuisblijven
                     bij klachten en gespreid werken én als deze mogelijkheden worden benut. Uit de epidemiologische
                     cijfers blijkt echter, dat er sinds de versoepelingen sprake is van een toename van
                     het aantal werksituatie gerelateerde infecties. Deze discrepantie tussen het AMT-advies
                     is waarschijnlijk een gevolg van onvoldoende naleving van de beheersmaatregelen die
                     op dit moment van kracht zijn. Het OMT is dan ook van mening dat, nu deze discrepantie
                     al maanden blijft voortduren, er geen bezwaar zou kunnen zijn om onder bepaalde omstandigheden
                     een CTB voor werknemers in te voeren.
                  
Hierbij wil het OMT wel benadrukken, dat deze afweging op een zorgvuldige wijze dient
                     te gebeuren aan de hand van een nauwgezette risico-inventarisatie, criteria van proportionaliteit
                     en subsidiariteit en met betrokkenheid van de personeelsvertegenwoordiging.
                  
Inzet in de zorg
Het streven in de gezondheidszorg is om besmetting van patiënten door zorgmedewerkers
                  altijd zoveel als mogelijk te voorkomen. Daarom geldt vanaf risiconiveau zorgelijk
                  (dat is sinds najaar 2020) voor alle gezondheidszorgmedewerkers het advies om bij
                  verpleging, verzorging of behandeling binnen 1,5 meter van de patiënt een medisch
                  mondneusmasker te dragen. Dit advies geldt ook voor gevaccineerde medewerkers, want
                  ook zij kunnen – zonder klachten te hebben – geïnfecteerd zijn en het coronavirus
                  verspreiden. Het is niet duidelijk of de inzet van het CTB voor zorgmedewerkers meerwaarde
                  heeft voor de gezondheid van kwetsbare patiënten. Bij goede naleving van de basismaatregelen
                  en andere preventieve maatregelen, lijkt de meerwaarde van het CTB bij het voorkómen
                  van infecties klein. Voor de gezondheid van kwetsbare patiënten is naast het voorkómen
                  van infecties ook de continuïteit van zorg van groot belang. Toepassing van het CTB
                  en dagelijks testen zou bij ongevaccineerde medewerkers tot demotivatie en mogelijk
                  zelfs vertrek uit de zorg kunnen leiden, terwijl er al personeelskrapte is.
               
Bij inzet van het CTB voor bezoekers in de zorg(instellingen) geldt dat niet-gevaccineerde
                     bezoekers voor elk bezoek getest worden en zij mogen bij een positieve test niet op
                     bezoek komen. Het is niet bekend hoeveel infecties bij kwetsbare patiënten hierdoor
                     voorkomen worden.
                  
Voor de gezondheid van kwetsbare patiënten is naast het voorkómen van infecties ook
                     het contact met hun naasten van groot belang. Met name in de langdurige zorg – waar
                     patiënten lange tijd wonen – kan het veelvuldig testen voor ongevaccineerde partners,
                     ouders of kinderen van patiënten een grote belasting vormen. Het weigeren van bezoekers
                     of begeleiders zonder CTB kan de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg voor kwetsbare
                     patiënten negatief beïnvloeden.
                  
Daarom adviseert het OMT om in de zorg geen CTB in te voeren, maar in te zetten op
                     aanscherping en betere naleving van de basismaatregelen en gebruik van mondneusmaskers
                     door alle gevaccineerde en ongevaccineerde medewerkers en bezoekers.
                  
Het OMT adviseert om het advies voor zorgmedewerkers – zowel in als buiten het ziekenhuis –
                  om bij verpleging, verzorging of medische behandeling van patiënten binnen 1,5 meter
                  preventief een medisch mondneusmasker te dragen opnieuw onder de aandacht te brengen
                  van de medewerkers en beter toe te zien op de naleving van dit advies. In instellingen
                  of op afdelingen waar veel zeer kwetsbare personen verblijven (dit zijn patiënten
                  met onderliggend lijden die niet gevaccineerd zijn of een ernstig verzwakte afweer
                  hebben), kunnen de medewerkers continu preventief medische mondneusmaskers gebruiken
                  om introductie van coronavirus en andere luchtwegvirussen te voorkomen.
               
Wat betreft een wettelijke mondneusmaskerplicht voor bezoekers van openbare ruimtes
                  in zorginstellingen, adviseert het OMT om hierin de regelgeving voor openbare binnenruimtes
                  te volgen. Daarnaast kunnen zorginstellingen op grond van de Wet kwaliteit, klachten
                  en geschillen zorg (Wkkgz) hun bezoekers verplichten om mondkapjes te dragen. Dit
                  gebeurt ook al op veel plaatsen. Tevens adviseert het OMT aan zorginstellingen om
                  de basismaatregelen opnieuw onder de aandacht te brengen bij hun bezoekers en weer
                  een gezondheidscheck uit te voeren. Hiervoor zijn al eerder door de sector adviezen
                  opgesteld.
               
Ad 4) Voorbereidingen voor eventueel verzwarende maatregelen
Het OMT acht de verschillende voorstellen voor verzwarende maatregelen momenteel nog
                  niet opportuun voor directe uitvoering. Het OMT adviseert om nu de noodzakelijke voorbereidingen
                  te treffen voor eventueel verzwarende maatregelen om contacten breed te beperken door
                  bijvoorbeeld: restrictie van openingstijden en herinvoeren van placeringsplicht en
                  de 1,5 meter veilige afstand, sluiten van niet-essentiële sectoren, verbreding van
                  inzet van coronatoegangsbewijzen (bijvoorbeeld ook voor de situaties waarin nu alleen
                  mondneusmaskers worden geadviseerd zoals contactberoepen, detailhandel en sommige
                  publieke ruimtes) en in situaties het beperken van CTB door gebruik te maken van 2G.
                  Het OMT adviseert het effect van eerdergenoemde maatregelen ten minste 2–3 weken af
                  te wachten. Indien er geen negatieve trend ontstaat in het aantal infecties en ziekenhuisopnames,
                  zal het OMT over aanvullende en veel verdergaande maatregelen adviseren, zoals bijvoorbeeld
                  het beperken van het aantal bezoekers thuis en bovenstaande. Uiteraard zal dit eerder
                  gebeuren als de epidemiologische duiding daartoe noopt.
               
Ad 5) Onderwijs
Wat betreft het onderwijs adviseert het OMT het regime in het primair en voortgezet
                     onderwijs zoals nu te continueren. Ten aanzien van het middelbaarberoepsonderwijs
                     en hoger onderwijs (mbo, hbo, en universiteit) adviseert het OMT de invoering van
                     het CTB om transmissie van SARS-CoV-2 te verminderen.
                  
Echter, invoering van het CTB in het onderwijs kan voor een deel van de studenten
                     betekenen dat zij zich dagelijks moeten laten testen om deel te nemen aan fysiek onderwijs.
                     Dit zal mogelijk niet haalbaar blijken. Een alternatief hiervoor kan zijn dat studenten
                     (zonder CTB) zich tweemaal per week verplicht laten testen, dan wel gebruik maken
                     van zelftesten onder directe supervisie.
                  
Uiteraard blijven alle basismaatregelen essentieel, voor leerlingen en studenten,
                     en onderwijspersoneel. Zoals eerder benoemd, adviseert het OMT om hybride onderwijs
                     weer mogelijk te maken, zodat leerlingen en studenten die klachten hebben of een quarantaineadvies
                     hebben gekregen, de mogelijkheid hebben om thuis te blijven en tegelijkertijd zo weinig
                     mogelijk onderwijs missen.
                  
Het gebruik van mondneusmaskers in het mbo en ho kan bijdragen aan een verlaging van
                     de transmissie, en kan overwogen worden als de specifieke situatie daarom vraagt,
                     zoals het noodzakelijkerwijze opeen verblijven in krappe ruimten.
                  
Ad 6) BCO
De huidige adviezen voor huisgenoten en nauwe contacten die naar verwachting afweer
                     tegen SARS-CoV-2 hebben opgebouwd door infectie en/of vaccinatie, zijn gebaseerd op
                     gegevens over de attack rate van gevaccineerde contacten en de bescherming tegen transmissie door vaccinatie.
                  
Ten opzichte van eerdere OMT-adviezen (116 en 117 (Bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 1297)) over de vaccineffectiviteit tegen infectie en de transmissie, zijn er aanwijzingen
                     dat de vaccinatie-effectiviteit tegen transmissie (dat wil zeggen, doorgeven van een
                     besmetting) licht gedaald is. Uit de Nederlandse gegevens en de literatuur is een
                     afname van vaccineffectiviteit tegen infectie met de deltavariant en na langere tijd
                     sinds vaccinatie beschreven. Mogelijk wordt de afname van vaccineffectiviteit tegen
                     transmissie versterkt door het seizoenseffect. De kans voor gevaccineerde contacten
                     om een infectie op te lopen en zelf besmettelijk te worden, blijft wel duidelijk lager
                     dan die voor ongevaccineerde contacten: wat dit betreft wordt berekend dat vaccinatie
                     voor 63% beschermt tegen overdracht.
                  
Daarom acht het OMT het niet nodig om aan gevaccineerde contacten een quarantaine-advies
                     te geven. Wel is het van belang om infecties bij zowel huishoudcontacten als nauwe
                     contacten op te sporen. Het OMT adviseert daarom voor contacten die volledig gevaccineerd
                     zijn of door doorgemaakte infectie naar verwachting een afweer hebben tegen SARS-CoV-2,
                     het volgende testadvies:
                  
• huishoudcontacten: zo spoedig mogelijk en op dag 5 nadat de index getest is
• nauwe contacten: op dag 5 na het contact met de besmettelijk index
• voor huishoudcontacten en nauwe contacten: altijd testen bij klachten (ook als men
                           eerder negatief is getest).
                        
Het OMT heeft aangegeven in een volgend advies terug te komen op het gebruik van antigeentesten
                  in de prio-straten van de GGD en het gebruik van zelftesten in de werkomgeving.
               
BAO-advies
Het BAO dat 1 november heeft plaatsgevonden, vindt het OMT-advies navolgbaar. Het
                     BAO onderstreept het belang van goede naleving (en daarmee van communicatie, randvoorwaarden,
                     controle en handhaving) van de maatregelen en het belang dat het OMT hecht aan de
                     basismaatregelen.
                  
Het BAO ziet het belang van thuiswerken, de door het OMT genoemde 50% is daarin het
                     minimum. Daar waar het kan, zou zoveel mogelijk moeten worden thuisgewerkt. Het BAO
                     onderstreept ook de verantwoordelijkheid die werkgevers en werknemers hebben bij het
                     naleven van de basismaatregelen in de werksituatie. Deze verminderen het risico op
                     overdracht in belangrijke mate. In de zorg wordt gewerkt met protocollen en beschermende
                     maatregelen. Het BAO is van mening dat in die bedrijven waar dat niet goed mogelijk
                     is, het gebruik van het CTB niet hoeft te worden uitgesloten. Het BAO benadrukt het
                     belang van laagdrempelig testen en geeft in overweging het beleid met betrekking tot
                     het BCO voor huisgenoten en overige nauwe contacten gelijk te trekken. Dit betekent
                     voor beide groepen het advies om zo snel mogelijk en op dag 5 te testen zonder klachten.
                  
2. Sociaal Maatschappelijke Reflectie en maatschappelijk beeld en uitvoeringstoets
               
Voor de besluitvorming van 2 november 2021 is er, naast het epidemiologisch beeld
                  en OMT-advies, opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk beeld volgens de
                  inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), reflecties op de maatregelen
                  volgen de inzichten van het SCP en de Ministeries van Financiën, Economische Zaken
                  en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de «Trojka»). Ook zijn uitvoeringstoetsen
                  uitgevoerd door andere departementen, de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie,
                  de veiligheidsregio’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De gedragsreflectie
                  op het maatregelenpakket van het SCP en RIVM Corona Gedragsunit treft uw Kamer aan
                  in de bijlagen6.
               
Maatschappelijk beeld en reflectie SCP
Het SCP geeft aan dat enkele sectoren, waaronder de culturele sector, de horeca en
                  evenementenbranche hard zijn geraakt door de crisis en bijbehorende maatregelen. De
                  vrijetijdsbesteding die deze gelegenheden bieden, zijn voor veel mensen belangrijke
                  activiteiten die bijdragen aan ontplooiing, ontspanning, plezier en ontmoeting. Het
                  vasthouden van de bezoekersnormen en sluitingstijden van de horeca brengt financiële
                  gevolgen voor de getroffen sectoren met zich mee. Het SCP geeft aan dat er twijfels
                  bestaan over de effectiviteit van deze maatregelen. Het SCP noemt het van belang dat
                  het doel en de effectiviteit van bestaande maatregelen helder worden onderbouwd en
                  inzichtelijk worden gemaakt. Zij refereren aan een onderzoek van de RIVM gedragsunit
                  waaruit blijkt dat met name de hygiënemaatregelen nog altijd goed worden nageleefd.
                  Afstand houden van anderen kan in de praktijk echter niet altijd worden gerealiseerd.
                  Ook het
               
geldende thuiswerkadvies blijkt steeds lastiger in praktijk te brengen. Bijna zes
                  op de tien deelnemers van het onderzoek zegt dat het lukt om voldoende afstand te
                  houden, ruim vier op de tien lukt dat dus niet.
               
Volgens het SCP is het te verwachten dat de mensen die het hardst zijn geraakt door
                  de crisis, in het najaar en de winter nog niet of onvoldoende hersteld zijn. Verdere
                  negatieve gevolgen en ervaringen komen daar bovenop, stelt het SCP, en kunnen bovendien
                  ook negatieve invloed hebben op het draagvlak en naleving vanuit deze groep. Het SCP
                  geeft aan dat hoe restrictiever het pakket aan maatregelen is en hoe langer dit voortduurt,
                  hoe lager het (gemiddeld) psychisch welbevinden van burgers, en hoe hoger de (gemiddelde)
                  gevoelens van eenzaamheid. De hoge bezettingsgraad van coronapatiënten in de ziekenhuizen
                  leidt tevens tot uitgestelde zorg met nadelige gevolgen voor zowel de gezondheid als
                  kwaliteit van leven. Ook zijn een aantal groepen in de samenleving harder geraakt
                  door de coronacrisis dan andere groepen. Het SCP wijst erop dat de sociaal-maatschappelijke
                  gevolgen van de crisis zich minder snel herstellen dan de besmettingscijfers. Het
                  is van belang de ontwikkeling in sociaal-maatschappelijke effecten in het oog te houden
                  en rekening te houden met een mogelijk verhoogde vraag naar ondersteuning vanuit het
                  sociaal domein en de geestelijke gezondheidzorg – ook in de periode na de crisis.
               
Ten behoeve van het draagvlak in de samenleving, vertrouwen in de instituties en het
                  bereiken van ongevaccineerde kwetsbare groepen benadrukt het SCP het belang van heldere,
                  transparante communicatie en toegankelijke informatievoorziening. Ook beveelt het
                  SCP aan dat er in de communicatie voldoende aandacht wordt besteed aan de betekenis
                  van de gedeelde (en eigen) verantwoordelijkheid van mensen voor de gezondheid van
                  zichzelf en anderen. Bij alle communicatie, zowel over maatregelen als over het vaccinatiebeleid,
                  is het belangrijk aandacht te hebben hoe informatie iedereen bereikt en welke kanalen
                  daarvoor gebruikt kunnen worden. De meer fundamentele boodschap over de uitlegbaarheid
                  van besluiten en het belang van een betrouwbare overheid wordt volgens het SCP bevestigd
                  door onderzoek van het RIVM naar de voorkeuren van mensen over mogelijke opschaling
                  van maatregelen dit najaar. Hieruit komt naar voren dat er moet worden gekozen voor
                  effectieve maatregelen, maatregelen die tot weinig negatieve (lange termijn) effecten
                  leiden. Ook wordt hierin geadviseerd te kiezen voor generieke maatregelen die een
                  specifieke groep of een specifiek gebied raken. Tot slot doet het SCP de aanbeveling
                  te waken voor het stigmatiseren van bevolkingsgroepen waarbij voorkomen wordt dat
                  gehele groepen – zoals op dit moment niet-gevaccineerden – worden weggezet als onwillig,
                  onwetend of onverantwoordelijk. Het SCP adviseert de verschillende perspectieven en
                  zorgen van mensen te erkennen en nadrukkelijk mee te nemen in de communicatie en informatievoorziening.
                  Volgens het SCP zou dit kunnen voorkomen dat tegenstellingen tussen gevaccineerden
                  en niet-gevaccineerden verder worden verscherpt en tot grotere spanning in de samenleving
                  leidt.
               
Sociaal-maatschappelijke en economische reflectie Trojka
De sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de Ministeries van SZW, EZK
                     en FIN geeft prioriteit aan het inzetten op maatregelen die tijdig, gericht en effectief
                     bijdragen aan het tegengaan van overbelasting van de zorg. De Trojka adviseert in
                     te zetten op maatregelen met zo laag mogelijke sociaal-maatschappelijke en economische
                     kosten zoals betere naleving van maatregelen, het thuiswerkadvies, het advies om een
                     veilige afstand te houden en het opnieuw verplichten van mondkapjes. De Ministeries
                     van SZW, EZK en FIN benadrukken dat de verbreding van het CTB-regime naar het onderwijs
                     en de werksfeer gepaard met grote sociaalmaatschappelijke en economische kosten.
                  
De Trojka beveelt aan om in te zetten op het versterken van de naleving van het CTB,
                     daar waar mensen kwetsbaar zijn of een lage immuniteitsgraad kennen. Zij adviseren
                     dat de (lokale) overheid en ondernemers in CTB-sectoren gezamenlijk zouden kunnen
                     optrekken ten behoeve van de naleving, waarbij ook het opleggen van sancties niet
                     moet worden uitgesloten. Ook het inzetten op gedragsinterventies zou de naleving van
                     de basisregels versterken. Daarmee kan worden voorkomen dat er zwaardere (sectorale)
                     maatregelen worden genomen. Er wordt geadviseerd om het thuiswerkadvies aan te scherpen
                     naar «werk waar mogelijk maximaal de helft van de werktijd op kantoor of locatie».
                     Hiermee wordt ook ruimte gelaten aan werkgevers en werknemers die het advies letterlijk
                     opvolgen. Vanuit sociaal-maatschappelijke en economisch perspectief is dit wenselijk
                     om sociale isolatie te voorkomen en werkprocessen zo min mogelijk te verstoren. De
                     sociaal-maatschappelijke en economische effecten van het verbreden van het CTB binnen
                     de huidige door de wet aangewezen sectoren zijn relatief beperkt vanwege de beperkte
                     schaal van doorstroomlocaties en terrassen. Op individueel niveau heeft het verbreden
                     van de inzet van het CTB echter wel impact. De Trojka benadrukt dat het advies om
                     overal waar mogelijk weer anderhalve meter afstand te houden, aanzienlijke sociaal-maatschappelijke
                     en economische schade met zich meebrengt, omdat dit innig contact met naasten in de
                     weg zou staan. Zij vinden het daarom wenselijk om een veilige afstand te adviseren.
                     Een advies tot veilige afstand draagt bij aan het bewustzijn en kan daarmee ook als
                     gedragsinterventie worden gezien. Het gebruik van mondkapjes kan helpen in settings
                     waar afstand houden moeilijk is of waar het CTB-regime niet van toepassing is. De
                     inzet van mondkapjes heeft bovendien beperkte sociaal-maatschappelijke en economische
                     effecten.
                  
Tot slot brengen de Ministeries van SZW, EZK en FIN naar voren dat de sociaalmaatschappelijke
                  en economische kosten van de verbreding van CTB naar werk en onderwijs groot zijn.
                  Het CTB in het mbo en ho heeft tot gevolg dat grote groepen jongeren een hoge drempel
                  tot toegang tot onderwijs opgelegd krijgen. Dit zal leiden tot schooluitval. Zij geven
                  aan dat op de lange termijn de economische kosten van het uitblijven van onderwijs
                  groot zijn. Voor wat betreft het vragen van een CTB in de werksfeer leidt dit mogelijk
                  tot het uitvallen van werknemers in verschillende sectoren, waaronder in de zorg en
                  de horeca. Voor werknemers die geen CTB willen overleggen is de maatschappelijke impact
                  van uitbreiding zeer groot als zij daardoor hun werk niet meer kunnen uitoefenen.
                  Naast genoemde uitbreiding van de CTB-inzet wordt ook de verbreding naar niet-essentiële
                  detailhandel en niet-essentiële dienstverlening voorbereid middels een wetswijziging.
                  Een sociaal-maatschappelijke en economische reflectie hiervan is nog niet gedaan,
                  deze zal worden opgeleverd ten behoeve van het volgende weegmoment. De Ministeries
                  van SZW, EZK en FIN stellen daarbij dat de verbreding van CTB het gevoel van een tweedeling
                  in de maatschappij vergroot. Tot slot geeft de Trojka aan dat de sociaal-maatschappelijke
                  en economische kosten van regionale maatregelen verhoudingsgewijs kleiner zijn vanwege
                  de kleinere schaal van ingrijpen.
               
3. Mogelijk verzwaarde maatregelen: verbrede inzet coronatoegangsbewijzen
               
In de inleiding van deze brief heb ik toegelicht welke dilemma’s, als gevolg van de
                  oplopende vaccinatiegraad, steeds meer aan de orde zijn in de samenleving. Deze dilemma’s
                  dwingen ons om na te denken over welke maatregelen effectief en doeltreffend zijn,
                  zonder dat de hele samenleving er weer onder gebukt moet gaan. In de brief van 14 september
                  jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1422) heb ik uw Kamer aangegeven dat ik verkenningen uit zou voeren of en zo ja op welke
                  wijze registratie dan wel coronatoegangsbewijzen in de relatie tussen werkgevers en
                  werknemers gebruikt zouden kunnen worden. Dit vooral met het oog op het waarborgen
                  van een veilige werkomgeving. De afgelopen weken heb ik hier samen met de Staatssecretaris
                  van SZW gesprekken over gevoerd met de sociale partners op centraal niveau, vertegenwoordigers
                  van werknemers en werkgevers in de voor bezoekers en klanten CTB-plichtige sectoren,
                  en met werkgevers- en werknemersorganisaties in de zorg. Daarnaast heb ik het OMT
                  om advies gevraagd ten aanzien van de voorgenomen verbredingen van de inzet van het
                  CTB naar de werkplek. Een samenvatting van dit advies is opgenomen in de paragraaf
                  OMT advies, eerder in deze brief. In zijn advies geeft het OMT aan dat inzet van het
                  CTB effect kan hebben op de doorgifte van het virus, en dat gebruik van het CTB ook
                  een gunstige invloed heeft op te verwachten ziekenhuisopnamen. De verbrede inzet van
                  het CTB past ook binnen de doelstellingen van het kabinetsbeleid: het beheersbaar
                  houden van de druk op de zorg, het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving,
                  zicht houden op het virus en aandacht voor structurele maatschappelijke en economische
                  schade en voorkomen dat de lasten onevenredig neerslaan bij bepaalde groepen.
               
Op basis van het OMT en de gevoerde consultatiegesprekken, heeft het kabinet ervoor
                  gekozen om registratie van de vaccinatie- en herstelstatus van werknemers in de zorg
                  vooralsnog niet mogelijk te maken. Het kabinet kiest er voor om wetswijzigingen in
                  procedure te brengen om de inzet van coronatoegangsbewijzen te verbreden. Om verbrede
                  inzet van het coronatoegangsbewijzen mogelijk te maken, bereidt het kabinet een aantal
                  wetswijzigingen voor om de tijdelijke bepalingen in hoofdstuk Va van de Wet publieke
                  gezondheid (Wpg) uit te breiden met de mogelijkheid om bij het treffen van maatregelen
                  ter bestrijding van Covid-19 regels te kunnen stellen over het tonen van een CTB.
                  De volgende wetswijzigingen zijn in voorbereiding:
               
– Het aanwijzen van niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening
                        als CTB-plichtige sectoren. Hiermee kan aan bezoekers een CTB gevraagd worden in bijvoorbeeld
                        winkels die niet zien op de verkoop van primaire levensbehoeften en bij pret- en dierenparken.
                     
– Het creëren van de mogelijkheid om voor sectoren waar een CTB momenteel verplicht
                        is voor bezoekers en deelnemers, een CTB ook verplicht te stellen voor werknemers.
                     
– Het creëren van de mogelijkheid (zonder verplichting) om werkgevers in alle sectoren
                        en werksituaties de bevoegdheid te geven om hun werknemers onder voorwaarden te vragen
                        een CTB te tonen.
                     
– Het creëren van de mogelijkheid (zonder verplichting) om zorginstellingen de bevoegdheid
                        te geven om hun bezoekers onder voorwaarden te vragen een CTB te tonen voor het verlenen
                        van toegang tot de zorginstelling.
                     
De urgentie om deze wetswijzigingen voor te bereiden wordt mede gecreëerd door het
                  huidige, verslechterende beeld van het verloop van de Covid-19 epidemie. Er is sprake
                  van een veranderde situatie ten opzichte van het voorjaar, toen slechts een klein
                  gedeelte van de mensen gevaccineerd en daarmee beschermd was. De inzet van het CTB,
                  zoals eerder beschreven, heeft als nadrukkelijke doel om gericht risico’s te mitigeren
                  en daarmee een (gedeeltelijke) (her)sluiting van de hele samenleving te voorkomen.
                  Het kabinet wil er voor zorgen dat de gereedschapskist aan maatregelen goed genoeg
                  gevuld is zodat snel en adequaat maatregelen kunnen worden genomen als de epidemiologische
                  situatie daarom vraagt.
               
Afhankelijk van het verloop van de epidemie, wordt besloten of, en zo ja op welke
                  wijze, bovengenoemde wetswijzingen verder in gang worden gezet. Het is belangrijk
                  om deze verzwaarde maatregelen gereed te hebben en in te kunnen zetten op het moment
                  dat de epidemiologische situatie hierom vraagt. Het kabinet zal hierover besluiten
                  bij het volgende weegmoment, mede op basis van een volgend advies van het OMT. Ik
                  ga hierover uiteraard tijdig in gesprek met uw Kamer.
               
4. Maatregelen
               
Zoals uw Kamer bekend zijn de doelstellingen van het kabinet ongewijzigd: een acceptabele
                  belasting van de zorg, het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving en het
                  zicht houden op het virus. Het OMT adviseert in haar 128e advies om zo spoedig mogelijk maatregelen te nemen om de toename van de ziekenhuis-
                  en IC-opnames te keren en deze in de tijd te spreiden. Dit zorgt er voor dat de zorgcapaciteit
                  en toegankelijkheid in brede zin voor zowel patiënten binnen de reguliere zorg als
                  voor COVID-19-patiënten geborgd blijft. Het kabinet neemt dit advies over en ziet
                  aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen. Bij de besluitvorming ten aanzien
                  van het maatregelenpakket zijn verschillende factoren meegewogen. Zo adviseert het
                  OMT dat maatregelen effectief dienen te zijn in het tegengaan van de verspreiding
                  van het virus in het huidige epidemiologische beeld, dienen deze zo spoedig mogelijk
                  ingevoerd te kunnen worden en op relatief korte termijn effect te hebben. Daarnaast
                  dient er in het pakket een balans te zijn tussen enerzijds het niet onnodig treffen
                  van gevaccineerden en anderzijds het niet «bestraffend» zijn voor ongevaccineerden.
                  Daarbij dienen maatregelen op zoveel mogelijk draagvlak te kunnen rekenen zodat deze
                  niet onnodige polarisatie en radicalisering aanwakkeren. Vanzelfsprekend worden bij
                  deze afweging de grondrechten, sociaal, maatschappelijke en economische effecten,
                  de uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen, de gedragsunit
                  van het RIVM, de Nationale Politie, inspecties, veiligheidsregio’s en de Vereniging
                  van Nederlandse Gemeenten meegewogen in de besluitvorming.
               
Dit heeft geleid tot een pakket aan maatregelen dat enerzijds bestaat uit aanvullende
                  maatregelen ten behoeve van verhoging van de beschikbare IC-capaciteit en de vaccinatiegraad.
                  Hierover treft u een toelichting in de paragraaf Zorg voor patiënten in de keten van
                  deze brief. Anderzijds heeft het kabinet gekozen voor een verzwaring van het maatregelenpakket
                  ten behoeve van het onmiddellijk beperken van het verspreidingsrisico. Deze verzwaring
                  bestaat uit aanscherping van adviezen, verbreding van de inzet van CTB en het opnieuw
                  invoeren van een mondkapjesplicht.
               
Daarnaast heeft het kabinet besloten tot het starten van wetgevingstrajecten die kunnen
                  voorzien in het verder uitbreiden van het CTB naar werk, zorg en de niet-essentiële
                  detailhandel en dienstverlening. Met deze maatregelen wil het kabinet op proportionele
                  wijze de doelstellingen behalen. Cruciaal hierbij is een goede naleving, communicatie
                  en handhaving. In een separate brief die u heden zal ontvangen gaat de Minister van
                  Justitie en Veiligheid nader in op de naleving, controle en handhaving.
               
Benadrukking en aanscherping adviezen
Met onmiddellijke ingang wordt een aantal adviezen benadrukt en aangescherpt. In lijn
                  met het OMT-advies benadrukt het kabinet nogmaals het belang van het naleven van de
                  basis- en bronmaatregelen: blijf thuis bij klachten en laat je zo snel mogelijk testen,
                  ga in quarantaine na een positieve test, handen wassen, geen handen schudden en zorg
                  voor voldoende frisse lucht. Daarnaast wordt het afstandsadvies aangescherpt van «Geef
                  elkaar de ruimte» naar «1,5 meter is een veilige afstand, bescherm jezelf en anderen».
                  Ook wordt het thuiswerkadvies aangescherpt naar «werk minstens de helft van de tijd
                  thuis». Werkgevers en werknemers dienen hierbij verantwoordelijkheid te nemen om afspraken
                  te maken over een passende verdeling, met inachtneming van de basisregels en spreiding
                  in de bezetting, tussen het thuis werken en het op locatie werken. Werkgevers hebben
                  hierbij oog voor het welzijn van werkenden. Tot slot wordt het binnenlands reisadvies
                  geherintroduceerd: «Mijd drukte onderweg en reis buiten de spits».
               
Verder wil het kabinet het zelftestadvies nogmaals onder de aandacht brengen. Momenteel
                  is het advies om een zelftest af te nemen na thuiskomst van vakantie, na een risicovolle
                  activiteit (bijv. evenementen en nachthoreca), en als je als niet immune leerling
                  of medewerker naar het vo, mbo of ho gaat. Vanzelfsprekend geldt dit ook voor niet
                  immune medewerkers van het po.
               
Verzwaring maatregelenpakket ten behoeve van beperken van het verspreidingsrisico
Het kabinet heeft zoals gezegd besloten tot een verzwaring van het maatregelenpakket,
                  welke onderstaand wordt toegelicht. Op 12 november 2021 heeft het kabinet een weegmoment
                  voorzien. Vanzelfsprekend staat de ontwikkeling van de ziekenhuis- en IC-opnames daarbij
                  centraal. Daarbij is er dan ook meer zicht of de vandaag afgekondigde maatregelen
                  een positief effect hebben op het gedrag en de naleving, en daarmee op de prognoses
                  van de ontwikkeling van het virus.
               
Verbreden inzet CTB
Per 6 november 2021 wordt het gebruik van CTB’s verbreed. Allereerst wordt de uitzondering
                     voor doorstroom van publiek voor cultuur en evenementen opgeheven. Dat betekent dat
                     bijvoorbeeld bezoekers aan musea, kermissen en bepaalde sportevenementen CTB-plichtig
                     worden.
                  
Daarnaast zullen buitenterrassen, publiek bij amateursport en sport-, kunst & cultuurbeoefening
                     onder het CTB-regime geschaard worden.
                  
Eerder heeft uw Kamer de motie van het lid Kuiken c.s.7 aangenomen waarin het kabinet werd opgeroepen om buitenterrassen uit te zonderen
                  van de CTB-plicht. Het kabinet heeft daar destijds gehoor aangegeven door de buitenterrassen
                  inderdaad uit te zonderen van de CTB-plicht. Met het huidige epidemiologische beeld
                  acht het kabinet het, in lijn met het OMT-advies, niet langer verantwoord om deze
                  uitzondering te handhaven. Daarom heeft het Kabinet besloten om die uitzondering in
                  te trekken, waardoor een CTB ook verplicht wordt op de buitenterrassen.
               
Daarnaast werd het kabinet, middels de motie van de leden Kuiken en Paternotte8, ook opgeroepen om geen CTB-plicht in te voeren bij het afhalen van eten en drinken.
                  Het kabinet heeft gehoor gegeven aan die motie door het afhalen van eten en drinken
                  uit te zonderen van de CTB-plicht. Deze uitzondering blijft gehandhaafd.
               
Uitzonderingen CTB plicht
Het kabinet heeft gemeend een aantal uitzonderingen te moeten maken op de CTB plicht.
                  Dit is het geval bij de beoefening van sport, kunst en cultuur voor jeugd tot en met
                  17 jaar. Rekening houdend met het feit dat de meeste sportverenigingen- en clubs in
                  grote mate afhankelijk zijn van vrijwilligers voor onder meer de controle en uitvoering
                  van de CTB-plicht, is ervoor gekozen om ook voor publiek bij amateurwedstrijden (niet
                  zijnde wedstrijden in de eredivisie en topsporten) en in de bij eet- en drinkgelegenheden
                  behorende bij sportaccommodaties dezelfde leeftijdsgrens te hanteren. Ook in deze
                  gevallen geldt een CTB-plicht voor personen vanaf 18 jaar.
               
Daarnaast zijn georganiseerde jeugdactiviteiten tot en met 17 jaar, zoals een Sinterklaasintocht,
                     uitgezonderd van de CTB-plicht voor deelnemers tot en met 17 jaar en hun begeleiders.
                  
Eveneens zal er geen CTB-plicht gelden bij uitvaarten, op warenmarkten, bij de reguliere
                     exploitatie van bibliotheken en bij de reguliere exploitatie van buurt- en wijkcentra
                     (zoals dagbesteding). Deze uitzondering geldt ook voor publiek bij kunst- en cultuurvertoning
                     in het kader van onderwijsactiviteiten. In het kader van onderwijsactiviteiten gelden
                     ook uitzondering voor de beoefening van sport en kunst- en cultuur. Tot slot worden
                     ook topsporters uitgezonderd van de CTB-plicht die per 6 november 2021 gaat gelden
                     voor sportbeoefening.
                  
Verdere verbreding inzet CTB door middel van wetgevingstrajecten
Het kabinet heeft vandaag in aanvulling op de bovenstaande maatregelen besloten om
                  een aantal maatregelen voor te bereiden die zien op een verdere verbreding van de
                  inzet van CTB’s. Het gaat hierbij in eerste instantie om het mogelijk maken van de
                  inzet van CTB’s in de niet-essentiële detailhandel en niet-essentiële dienstverlening.
                  Daarnaast worden wetswijzigingen voorbereid om de inzet van het CTB mogelijk te maken
                  in werk en zorg. Afhankelijk van het verloop van de epidemie, besluit het kabinet
                  op een nader moment welke van deze wetswijzingen verder in gang worden gezet. Het
                  kabinet zal hierover besluiten bij het hierboven genoemde weegmoment op 12 november
                  2021. In paragraaf 3 van deze brief ben ik hier reeds nader op ingegaan.
               
Technische wijziging Twm t.b.v. uitzondering CTB voor zeemanshuizen
Van de gelegenheid maakt het kabinet tevens gebruik om een aantal technische wijzigingen
                  in de Twm door te voeren. Gezien het belang van de zeemanshuizen voor het welzijn
                  van zeevarenden door onder meer het aanbieden van een plek voor ontspanning aan wal,
                  de mogelijkheid om basisartikelen aan te schaffen en in contact te komen met andere
                  zeevarenden en familie, wordt er een uitzondering op de CTB-plicht voor zeemanshuizen
                  geïntroduceerd. Deze wijziging wordt per 10 november 2021 van kracht.
               
Mondkapjesplicht
Per 6 november 2021 wordt de bestaande mondkapjesplicht uitgebreid. De mondkapjesplicht
                  geldt reeds in (de voertuigen van) het OV, in vliegtuigen en op luchthavens vanaf
                  de security. Vanaf 6 november 2021 moet ook weer een mondkapje worden gedragen in
                  alle publieke binnenruimten zoals detailhandel en bibliotheken, bij contactberoepen
                  door zowel klant als aanbieder en op stations, halteplaatsen, of andere bij het openbaar
                  vervoer behorende voorzieningen en de daarbij behorende perrons, trappen tunnels en
                  liften en op de gehele luchthaven. De mondkapjesplicht geldt, alleen bij verplaatsing,
                  ook in instellingen voor het beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Ook roep ik zorgwerkgevers
                  op het belang van mondkapjes in de zorg te blijven benadrukken.
               
Het kabinet heeft een aantal uitzonderingen op de mondkapjesplicht gecreëerd. Situaties
                  waar de CTB-plicht geldt, zoals horeca, zijn uitgezonderd van de mondkapjesplicht.
                  Ook is er geen plicht in besloten plaatsen zoals religieuze instellingen en kantoren.
                  Daarnaast worden ook de overige uitzonderingen die bestonden bij de eerdere mondkapjesplicht,
                  zoals bij gezichtsbehandelingen en tijdens het sporten, opnieuw opgenomen in de regeling.
               
5. Tijdelijke wet maatregelen COVID-19
               
Verlenging Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (Twm)
Proces omtrent verlenging Twm
Met de inwerkingtreding van de Twm op 1 december 2020 is een nieuw hoofdstuk Va aan
                  de Wet publieke gezondheid (Wpg) toegevoegd. Dit hoofdstuk bevat de wettelijke basis
                  voor beperkende maatregelen specifiek ter bestrijding van de epidemie van COVID-19
                  of een directe dreiging daarvan (artikel 58b, eerste lid, Wpg). De Twm vervalt van
                  rechtswege na drie maanden, tenzij de werkingsduur van deze wet tijdig wordt verlengd.
                  Op de verlengingssystematiek wordt hieronder nader ingegaan. De geldingsduur van (het
                  merendeel van de bepalingen van) de Twm is inmiddels driemaal met drie maanden verlengd,
                  waardoor de Twm tot 1 december 2021 van kracht is. De regering is gezien de 127e en 128e adviezen van het OMT voornemens de geldingsduur van de Twm, op twee bepalingen na,
                  nogmaals met drie maanden te verlengen, derhalve tot 1 maart 2022. De geldingsduur
                  van de artikelen 58j, eerste lid, onderdeel c, Wpg (reguleren gebruik publiek toegankelijke
                  voorzieningen) en 58j, eerste lid, onderdeel e, Wpg (reguleren alcoholverbod) wordt
                  in overeenstemming met advies van het OMT niet verlengd.
               
Verlenging van de geldingsduur van (bepalingen van) de Twm vindt plaats bij koninklijk
                  besluit (artikel VIII, derde lid Twm). Onderdelen uit de Twm die niet worden verlengd,
                  vervallen daarmee automatisch. Voorafgaand aan de vaststelling van een koninklijk
                  besluit wordt de afdeling Advisering van de Raad van State gehoord over de geldende
                  maatregelen (artikel 58t Wpg). Na plaatsing in het Staatsblad van een vastgesteld
                  koninklijk besluit, dient onverwijld een voorstel van wet tot goedkeuring van dat
                  koninklijk besluit te worden ingediend (artikel VIII, vierde lid, Twm). Deze nahangprocedure
                  is, sinds de inwerkingtreding op 17 juli 2021 van de wet waarmee bepalende zeggenschap
                  van beide Kamers over verlenging van de Twm werd geregeld, voorgeschreven in de Twm.9 Deze wet beoogt beide Kamers van de Staten-Generaal het wettelijk recht te geven
                  om een bij koninklijk besluit vastgestelde verlenging ongedaan te maken en daarmee
                  de werkingsduur van de Twm definitief te beëindigen.10 Indien de Tweede of de Eerste Kamer een wetsvoorstel houdende goedkeuring van een
                  koninklijk besluit tot verlenging van de geldingsduur van (bepalingen van) de Twm,
                  binnen de verlengingstermijn verwerpt, vervallen met vrijwel onmiddellijke ingang
                  alle bepalingen waarvan de werkingsduur bij koninklijk besluit werd verlengd.11 In deze nahangprocedure wordt anders dan voorheen in de Twm werd voorgeschreven,
                  geen ontwerp van het koninklijk besluit voorgehangen bij beide Kamers. Evenwel hecht
                  het kabinet eraan om uw Kamer vroegtijdig te betrekken bij de verlenging van de Twm.
                  Daartoe dient dit onderdeel van deze brief.
               
Systematiek verlenging Twm
Voor alle bepalingen in hoofdstuk Va van de Wpg geldt dat ze tijdelijk van aard zijn,
                  omdat bij de totstandkoming van de Twm onvoorzienbaar was hoe de epidemie en de bestrijding
                  ervan zouden verlopen. Voor de verlengingsbevoegdheid van de regering en de wetgever
                  geldt dat deze slechts mag worden toegepast voor zover dat noodzakelijk (en evenredig
                  is) is voor bestrijding van de epidemie van COVID-19 of een directe dreiging daarvan
                  in het Europees deel van Nederland, respectievelijk het Caribisch deel van Nederland.
               
Als bepalingen van de Twm zijn vervallen, is dat een voldongen feit. Bepalingen die
                  zijn vervallen, kunnen niet bij koninklijk besluit weer worden «aangezet». Indien
                  naderhand blijkt dat een vervallen bepaling toch nog of weer nodig is, moet een nieuw
                  wetstraject worden opgestart waarbij die bepaling wederom in wetgeving wordt vervat.
                  Zolang het verloop van de epidemie en de volgende fase moeilijk te voorspellen zijn,
                  is terughoudendheid bij het laten vervallen van de bepalingen daarom geïndiceerd.
                  Dit geldt in het bijzonder omdat er bepalingen in de Twm staan die de grondslag vormen
                  om bij ministeriële regeling verschillende specifieke maatregelen te nemen. Deze grondslagen
                  worden gebruikt voor diverse maatregelen. Ook is het belangrijk te onderkennen dat
                  de grondslagen steeds gelden voor zowel Europees als Caribisch Nederland. Een besluit
                  tot het al dan niet verlengen van een bepaling betreft de gehele grondslag en kan
                  niet toegespitst worden op de hieruit voortvloeiende afzonderlijke maatregelen in
                  de ministeriële regeling of op alleen Europees dan wel Caribisch Nederland.
               
Het is tevens van belang te benadrukken dat verlenging van een bepaling van de Twm
                  niet automatisch betekent dat ook de op grond van die bepaling vastgestelde beperkende
                  maatregelen worden verlengd en dus blijven gelden. Het is mogelijk om de werkingsduur
                  van bepalingen van de Twm te verlengen zolang een directe dreiging van een COVID-19
                  epidemie bestaat, terwijl de maatregelen in de ministeriële regeling, die op die wettelijke
                  bepalingen zijn gebaseerd, zijn ingetrokken en dus op dat punt geen beperkingen meer
                  gelden. Op basis van deze «slapende» bepalingen kunnen bij ministeriële regeling en
                  bij AMvB wel met de nodige snelheid weer maatregelen getroffen worden, indien onverhoopt
                  de epidemiologische situatie daartoe zou nopen.
               
Verlenging Twm tot 1 maart
Met de huidige immuniteitsgraad (dd. 11 oktober 2021) geeft het OMT in zijn advies
                  naar aanleiding van het 127e OMT (Kamerstuk 25 295, nr. 1464) aan dat de orde van grootte van het aantal personen voor wie vanwege een SARS-CoV-2-infectie
                  opname in een ziekenhuis nodig zal zijn, geschat is op ruim 23 duizend. Het aantal
                  mensen waarvoor IC-opname nodig is vanwege COVID-19 wordt geschat op ongeveer 4.800.
                  Om de druk op de zorg beheersbaar te houden, is het daarom zaak de besmettingen te
                  spreiden in de tijd, zodat de zorgvraag als gevolg van deze besmettingen niet de zorgcapaciteit
                  overstijgt. Het OMT adviseert noch op korte termijn maatregelen te versoepelen, noch
                  op langere termijn de mogelijkheid te laten vervallen om maatregelen in te kunnen
                  stellen. Het OMT adviseert dit gezien het geschetste beeld van het verloop van de
                  epidemie, het aantal meldingen, de Rt-waarde en de modellen over de verwachting van
                  de ziekenhuis- en IC-opnamen (zoals hierboven beschreven) en de onzekerheden door
                  het uiteenlopen van de prognosemodellen die zowel gelden voor de korte termijn, als
                  in grote lijnen voor de lange termijn. Het OMT geeft in zijn advies naar aanleiding
                  van het 128e OMT, van 1 november 2021, aan dat er zo spoedig mogelijk aanvullende maatregelen
                  nodig zijn om de toename van de ziekenhuis-, en daarmee IC-opnames, te keren. Deze
                  aanvullende maatregelen moeten, zo geeft het OMT aan, genomen worden om de transmissie
                  van het virus af te remmen.
               
Het 127e OMT-advies is voor het kabinet aanleiding om te constateren dat vanaf 1 december
                  2021 in ieder geval nog sprake is van een directe dreiging van de COVID-19-epidemie,
                  waardoor in de winter van 2021/2022 maatregelen noodzakelijk kunnen zijn ter afwending
                  van die dreiging. Het kabinet acht het, indachtig het OMT-advies, noodzakelijk om
                  de werkingsduur van de bepalingen van de Twm te behouden (behoudens de artikelen 58j,
                  eerste lid, onderdeel e Wpg en 58j, eerste lid, onderdeel c, Wpg), zodat deze winter,
                  indien noodzakelijk, op basis van de aldus in stand gehouden bepalingen met de nodige
                  snelheid maatregelen getroffen kunnen worden. Ook dan blijft gelden dat maatregelen
                  enkel worden genomen indien dat noodzakelijk is en evenredig aan het beoogde doel
                  (artikel 58b, tweede lid, Wpg). Of en welke maatregelen nodig zijn bij een opleving
                  in de winter zal worden beoordeeld aan de hand van de dan actuele (epidemiologische)
                  situatie. Het kabinet laat zich hierin adviseren door het OMT en er vindt een sociaalmaatschappelijk
                  economische reflectie plaats.
               
Het 127e OMT-advies is voor het kabinet ook aanleiding om de werkingsduur van twee artikelen
                  niet te verlengen. Het gaat hier om de artikelen die zien op het gebruik van publiek
                  toegankelijke voorzieningen en het alcoholverbod. Over beide artikelen merkt het OMT
                  in zijn 127e advies op dat deze kunnen vervallen. Artikel 58j, eerste lid, onderdeel e, Wpg geeft
                  de grondslag om maatregelen te kunnen treffen omtrent alcoholhoudende drank. Bij de
                  derde verlenging van bepalingen van de Twm is deze grondslag voornamelijk gecontinueerd
                  om eventuele maatregelen te kunnen treffen teneinde te voorkomen dat een waterbedeffect
                  ontstaat door verplaatsing van drukte van publieke plaatsen, bijvoorbeeld in de horeca,
                  naar openbare plaatsen. De regering interpreteert het OMT-advies op dit punt aldus
                  dat deze maatregel niet meer noodzakelijk is, ook niet bij oplevingen van het virus
                  in de aankomende winterperiode. Artikel 58j, eerste lid, onderdeel c, Wpg geeft daarnaast
                  een grondslag om het gebruik van voorzieningen die voor het publiek toegankelijk zijn,
                  zoals openbare toiletvoorzieningen, te kunnen reguleren. In het OMT-advies wordt geadviseerd
                  om deze grondslag te laten vervallen. Verwacht wordt dat de grondslag voor maatregelen
                  op publieke plaatsen en voor evenementen zullen blijven voldoen om eventueel noodzakelijke
                  maatregelen te treffen voor publiek toegankelijke voorzieningen. Bij het laten vervallen
                  van de hiervoor genoemde bepalingen volgt het kabinet dan ook dit advies van het OMT.
               
In de nota van toelichting bij het koninklijk besluit over de verlenging van de Twm
                  zal, conform mijn toezegging aan het lid Bikker, per wetsartikel nader worden toegelicht
                  waarom het wordt behouden.
               
6. Doorontwikkeling Dashboard en update rioolwatermonitoring
               
Indicatoren en signaalwaarden
In het kader van de Aanpak Najaar, waarover uw Kamer op 14 september12 en 12 oktober jl.13 is geïnformeerd, is een nieuwe landelijke inschalingssystematiek in werking getreden.
                     In de nieuwe inschalingssystematiek geldt dat door middel van een risiconiveau uitdrukking
                     wordt gegeven aan de druk op de zorg door patiënten met COVID-19. Afhankelijk van
                     het 7-daagsgemiddelde van het aantal ziekenhuisopnames en het aantal IC-opnames, vindt
                     inschaling plaats in een risiconiveau (waakzaam, zorgelijk of ernstig). Deze inschaling
                     vindt wekelijks plaats en geeft de kwantitatieve druk op de zorg aan door patiënten
                     met COVID-19. Voor de berekeningen van het 7-daagsgemiddelde van het aantal ziekenhuisopnames
                     en het aantal IC-opnames, wordt uitgegaan van de cijfers van Stichting NICE. De meest
                     recente dagen tellen niet mee in het gemiddelde, omdat de cijfers over deze dagen
                     nog niet compleet zijn.
                  
Ik heb als onderdeel van de Aanpak Najaar aan het RIVM voorgelegd in hoeverre het
                     mogelijk is om mij te adviseren over de verhouding tussen het aantal ziekenhuisopnames
                     dat de zorg aankan en het besmettingsniveau dat daarbij hoort. Het RIVM heeft mij
                     laten weten dat dit op dit moment niet goed mogelijk is in verband met de waargenomen
                     en te verwachten veranderingen in het testbeleid en de testbereidheid. Ik blijf hierover
                     in overleg met het RIVM. Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan Kamerlid Gündoğan
                     gedaan in het debat van 18 augustus jl.
                  
Doorontwikkelingen dashboard
Sinds de lancering in juni 2020, levert het Coronadashboard een belangrijke bijdrage
                  aan het zicht houden op de ontwikkeling van het coronavirus. Het verloop van de pandemie
                  is steeds bepalend geweest voor de inzet van het dashboard. Sinds de laatste «stand
                  van zakenbrief» van 14 september jl.14 is een aantal nieuwe indicatoren aan het dashboard toegevoegd15.
               
De focus is verschoven van besmettingscijfers naar indicatoren die de druk op de zorg
                  monitoren. Daarmee sluit het dashboard aan bij de Aanpak Najaar. Op de actueel-pagina
                  worden nu de 7-daagsgemiddelden van de ziekenhuis- en IC- opnames getoond en is de
                  vaccinatiegraad te zien. Aangezien in de Aanpak Najaar wordt gewerkt met een landelijk
                  risiconiveau in plaats van regionale risiconiveaus, is ook deze wijziging doorgevoerd
                  op het dashboard. Tevens is in de zomer een variantenpagina toegevoegd, waarmee we
                  zicht houden op de verschillende mutanten van het virus.
               
Op het gebied van vaccinaties is ook een aantal vernieuwingen doorgevoerd. Het dashboard
                  toont de totale vaccinatiegraad en de vaccinatiegraad per leeftijdsgroep, gemeente
                  en veiligheidsregio. De cijfers zijn uitgesplitst in een percentage opkomst 1e prik en een percentage volledig gevaccineerd. Nu iedereen de mogelijkheid heeft gehad
                  om zich te laten vaccineren en er nog voldoende vaccins zijn voor mensen in Nederland,
                  die zich alsnog willen laten vaccineren, is bepaalde informatie minder relevant. Daarom
                  is een aantal grafieken gearchiveerd. De informatie blijft beschikbaar, maar wordt
                  niet meer geactualiseerd.
               
Rioolwatermonitoring
In mijn brief van 18 juni jl.16 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de intensivering van de
                  rioolwatersurveillance in het kader van het Programma Nationale Rioolwatermonitoring.
                  De inzet voor 2021 was om toe te werken naar dagelijkse bemonstering van alle rioolwaterzuiveringsinstallaties
                  (RWZI’s) en de relevante monsters te analyseren. Op 14 september jl. heb ik van het
                  RIVM het advies ontvangen dat, als nadere invulling van «relevante monsters», maximaal
                  vier analyses per RWZI per week voldoende zijn om virustrends in het rioolwater vroegtijdig
                  te signaleren. Het RIVM acht frequentere analyses en daarmee de inzet van meer middelen
                  met de huidige kennis niet doelmatig. In overleg met de betrokken partijen van dit
                  programma heb ik dit advies opgevolgd. Met vier analyses kan rioolwatersurveillance
                  dienen als monitoringsindicator, zoals is opgenomen in de Aanpak Najaar. De stijging
                  van de hoeveelheid virus in het riool was vroegtijdig waar te nemen en is gebruikt
                  voor de duiding van de epidemie. Op dit moment analyseert het RIVM drie monsters per
                  week per RWZI. De huidige planning is dat dit per 1 december 2021 wordt opgeschroefd
                  naar vier monsters per week. Dit is enige vertraging ten opzichte van de planning
                  die ik met uw Kamer in de brief van 6 juli jl.17 heb gedeeld.
               
Naast dat rioolwatermonitoring wordt ingezet als landelijke monitoringsindicator,
                  wordt rioolwaterdata gebruikt om lokale trends te signaleren. Hiertoe heeft het RIVM
                  samen met de GGD’en een lokaal stappenplan ontwikkeld18. Dit stappenplan gebruiken GGD’en om de rioolcijfers lokaal te duiden en passende
                  acties te nemen bij bepaalde trends, bijvoorbeeld als er sprake is van een (her)opleving
                  van het virus. Op de korte termijn volgt een eerste evaluatie van dit stappenplan
                  door de betrokken partijen.
               
7. Technische uitvoering coronatoegangsbewijzen
               
Coronatoegangsbewijzen
Gevolgen behouden coronatoegangsbewijzen na een positieve test
Ik zie het als de eigen verantwoordelijkheid van mensen om thuis te blijven als je
                  positief getest bent en de eerder uitgegeven QR-code dan niet te gebruiken voor toegang,
                  want als je besmet bent blijf je thuis. Dat is een van de basisregels en daarmee voorkom
                  je dat je anderen besmet. Als iedereen zich aan deze afspraak houdt, zie ik geen reden
                  om de QR-code in te trekken. Het is te vergelijken met een rijbewijs. Dat geeft aan
                  dat je bevoegd bent om auto te rijden, maar niet onder alle omstandigheden, bijvoorbeeld
                  als je een gebroken been hebt. Zo geeft het vaccinatiebewijs aan dat je gevaccineerd
                  bent, het is niet logisch dat in te trekken. Maar dit ontslaat je niet van de plicht
                  om je verantwoordelijkheid te nemen.
               
Bovendien kan een coronatoegangsbewijs dat op basis van een volledige vaccinatie is
                  afgegeven niet worden ingetrokken zonder afbreuk te doen aan de hoge eisen van gegevensbescherming
                  die ik heb gesteld aan het ontwikkelen van de CoronaCheck-app.
               
Bij de ontwikkeling van het Nederlandse CTB (zowel digitaal in de CoronaCheck-app
                  als ook geprint op papier) is een afweging gemaakt in de balans tussen de bescherming
                  van persoonsgegevens en het tegengaan van misbruik. In die afweging heb ik uw Kamer
                  in februari van dit jaar meegenomen.19 De CoronaCheck-app is ontwikkeld volgens de principes van privacy- en security by
                  design waarbij verschillende maatregelen zijn getroffen om de privacy van burgers
                  te borgen. In het geval van een Nederlands coronatoegangsbewijs zijn bijvoorbeeld
                  slechts summiere persoonsgegevens opgenomen in de QR-code, is de bron van het bewijs
                  (een vaccinatie, een test of een doorgemaakte COVID19-infectie) niet zichtbaar en
                  zijn mensen ook niet te volgen waar ze hun QR-code laten zien. Daarbij zijn de gegevens
                  alleen op de telefoon van de gebruiker beschikbaar nadat deze zelf zijn opgehaald
                  en kan de app zonder verbinding met het internet worden gebruikt.
               
Deze ontwerpkeuzes staan automatisch intrekken van codes in de weg. Intrekken kan
                     daarnaast ook niet over de volle breedte omdat op papier uitgegeven coronatoegangsbewijzen
                     niet ingetrokken kunnen worden. Wel zou, in theorie, aan de kant van de scanner een
                     controle kunnen plaatsvinden om betreffende QR-code als ongeldig aan te merken. Om
                     dat mogelijk te maken moeten coronatoegangsbewijzen technisch zo aangepast worden
                     dat elk bewijs aan een specifiek persoon te koppelen is. Dit leidt ertoe dat kwaadwillenden
                     CoronaCheck gebruikers kunnen gaan volgen. Ook is het nodig dat de positieve testresultaten
                     in een of andere vorm beschikbaar gemaakt worden voor alle scanners. Dat kan op twee
                     manieren, namelijk door alle testresultaten aan alle scanners te distribueren of de
                     scanner bij elke controle een database te laten raadplegen waarmee altijd een verbinding
                     met internet beschikbaar moet zijn. Testresultaten beschikbaar stellen heeft het risico
                     dat positieve testresultaten in verkeerde handen komen.
                  
De Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit doet nu bijvoorbeeld onderzoek naar een
                     mogelijk datalek bij een bepaalde versleutelde lijst met ruim 39.000 codes die gebruikt
                     wordt om QR-codes te blokkeren bij scannen. De voordelen van het wel kunnen intrekken
                     van bewijzen wegen voor mij niet op tegen de nadelen hiervan en risico’s die daarbij
                     ontstaan.
                  
Dus als je positief getest bent – ook na volledige vaccinatie – blijf je thuis. Die
                  maatregel gold vanaf het begin van deze crisis en nu nog net zo.
               
Vaccinatiebewijs voor mensen die in Nederland woonachtig zijn maar geheel of gedeeltelijk
                     elders binnen de Europese Unie (EU) zijn gevaccineerd
Volgens de Europese verordening over het EU Digitaal Corona Certificaat (DCC) zijn
                  lidstaten verplicht om automatisch of op verzoek van de gevaccineerde een DCC te verstrekken
                  aan mensen die binnen hun lidstaat worden gevaccineerd. Toch zijn er signalen dat
                  Nederlandse burgers die elders binnen de EU zijn gevaccineerd daar geen DCC krijgen.
                  Het gaat hierbij om mensen die een eerste vaccinatie in Nederland en een tweede vaccinatie
                  in een andere lidstaat hebben gekregen, maar ook om mensen die beide vaccinaties in
                  een ander lidstaat hebben gekregen. Voor de mensen die hun 1e prik elders maar hun 2e prik in Nederland hebben gekregen wordt dit moment door de GGD gewerkt aan een technische
                  oplossing die ervoor zorgt dat er toch een volledig vaccinatiebewijs kan worden afgegeven.
                  Deze is naar verwachting half november werkzaam.
               
Ik verwacht dat in de loop van de tweede helft van november ook een oplossing is gerealiseerd
                  voor mensen die woonachtig zijn in Nederland maar elders in Europa zijn gevaccineerd.
                  Binnen de juridische kaders die de EU-verordening over het DCC biedt, zouden deze
                  mensen dan een CTB kunnen krijgen op basis van de vaccinaties die zijn gezet elders
                  in de EU. Uw Kamer ontvangt hiervoor zo spoedig mogelijk een aanpassing van Tijdelijke
                  Regeling Maatregelen COVID-19. Ik zal dit vraagstuk daarom ook agenderen in EU-verband,
                  met als inzet dat op basis van de verordening ook een DCC uitgegeven kan worden aan
                  Nederlanders die geen DCC kunnen krijgen in de lidstaat waar ze zijn gevaccineerd.
               
Vaccinatiebewijs voor mensen die deelnemen aan klinische trials
Een bijzondere aandachtsgroep in dit kader zijn personen in Nederland die hebben meegedaan
                  aan vaccinonderzoeken. De deelnemers hebben hiermee een zeer belangrijke bijdrage
                  aan de wetenschap geleverd. Deze groep valt uiteen in verschillende subgroepen. Allereerst
                  mensen die tijdens het onderzoek niet of niet volledig gevaccineerd zijn en daarmee
                  onvoldoende beschermd tegen COVID-19, hebben zich inmiddels in overleg met hun onderzoekers
                  via de reguliere weg via de GGD kunnen laten vaccineren. Op basis daarvan kan men
                  een reguliere DCC en CTB verkrijgen. Daarnaast zijn er de deelnemers die tijdens en/of
                  na het onderzoek als volledig beschermd zijn beoordeeld door de onderzoekers. Via
                  de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek is gebleken dat het maar om een beperkt
                  aantal mensen gaat (minder dan 5% van de in totaal 3131 deelnemers) in Nederland.
                  Hoewel ook deze groep te allen tijde een aanvullende vaccinatie kan halen bij de GGD
                  waarmee ze zowel een DCC als een CTB kunnen ontvangen, ben ik voornemens een CTB op
                  basis van hun vaccinatie uit te geven. Omdat het in deze gevallen gaat om een niet
                  door de EMA of WHO goedgekeurd (trial)vaccin vergt dit aanpassing van nationale regelgeving
                  (Tijdelijke Regeling Maatregelen COVID-19). Ik heb dit inmiddels in werking gezet
                  en verwacht dat dit binnen enkele weken gerealiseerd kan zijn. Het uitgeven van een
                  DCC op basis van een onderzoekvaccin is op basis van de EU-verordening juridisch echter
                  niet mogelijk. Ik zal dit vraagstuk rondom de onderzoekvaccins in EU-verband inbrengen.
                  Nederland zal hierbij pleiten voor een aanpassing van de EU-verordening, zodat onderzoekvaccins
                  ook kunnen leiden tot een DCC.
               
8. EU Digitaal Corona Certificaat
               
In deze paragraaf ga ik in op actuele ontwikkelingen rond het EU Digitaal Corona Certificaat
                  (DCC). Voor de laatste stand van zaken over coronatoegangsbewijzen, verwijs ik u graag
                  naar paragraaf 3 «Dilemma’s, analyse en richting», waarin ik ben ingegaan op de inzet
                  van coronatoegangsbewijzen, en de paragrafen 7 «Technische uitvoering coronatoegangsbewijzen»
                  en 11 «Testen en traceren», waar ik in ben gegaan op de uitvoeringskant van coronatoegangsbewijzen.
                  Over de (oplossing van) technische issues met betrekking tot CoronaCheck en de uitzonderingsroutes
                  kunt u meer lezen in paragraaf 12 «Digitale Ondersteuning».
               
Juridische grondslagen
In de brief van 8 oktober 202120 heb ik een wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen Covid-19 aan u ter nahang
                  aangeboden. Ook heb ik u de Tijdelijke spoedregeling aanwijzing GGD Groningen toegezonden.
                  Deze regelingen, die op 16 oktober 2021 in werking zijn getreden, maken het onder
                  andere mogelijk dat naast de GGD regio Utrecht ook andere GGD’en worden aangewezen
                  die DCC’s en CTB’s mogen uitgeven voor bepaalde categorieën van personen die in een
                  derde land zijn gevaccineerd. Op 2 november 2021 heb ik besloten om ook GGD regio
                  Rotterdam-Rijnmond hiervoor aan te wijzen.
               
Interoperabiliteit
In de Kamerbrief van 13 augustus jl.21 heb ik een toelichting gegeven op de DCC equivalentieprocedure van de Europese Commissie.
                  Deze procedure maakt het mogelijk om COVID test-, herstel- en vaccinatiecertificaten
                  uit derde landen als equivalent van het DCC te erkennen zolang zij aan de technische
                  vereisten gebied van betrouwbaarheid en interoperabiliteit voldoen. Op 29 oktober
                  jl. hebben ook Armenië en het Verenigd Koninkrijk deze procedure succesvol doorlopen.
                  Met deze landen zijn op dit moment 18 non-EU landen aangesloten op het DCC. Reizigers
                  die beschikken over een bewijs uitgegeven in een land dat de Europese equivalentieprocedure
                  heeft doorlopen kunnen dit bewijs ook in Nederland als coronatoegangsbewijs gebruiken.
               
Caribisch deel van het Koninkrijk
Na technische ondersteuning van het Ministerie van VWS geven Aruba, Curaçao en Sint
                  Maarten vaccinatie-DCC’s uit, die voldoen aan de Europese eisen. Momenteel worden
                  de laatste voorbereidingen getroffen voor de uitgifte van test- en herstel-DCC’s,
                  die ook zullen voldoen aan de Europese eisen.
               
9. Reizen
               
Uitzondering herstelde reizigers quarantaineplicht
Op dit moment zijn reizigers uit een zeer hoogrisicogebied die in het bezit zijn van
                  een geldig herstelbewijs niet uitgezonderd van de quarantaineplicht. In het Protocol
                  bron- en contactonderzoek COVID-19 van het LCI van 15 oktober jl. worden personen
                  die een corona-infectie hebben doorgemaakt, beschouwd als immuun. Dit betekent dat
                  het LCI geen thuisisolatie adviseert. Reizigers uit een zeer hoogrisicogebied die
                  in het bezit zijn van een geldig herstelbewijs (uitgegeven binnen de EU, delen van
                  het Koninkrijk of derde landen die de DCC-equivalentieprocedure met succes hebben
                  doorlopen) worden daarom per 17 november 2021 uitgezonderd op de quarantaineplicht.
                  De quarantaineplicht voor reizigers uit zeer hoogrisicogebieden bijft gelden voor
                  reizigers die niet volledig zijn gevaccineerd, die niet beschikken over een geldig
                  herstelbewijs, en die niet onder een van de andere uitzonderingscategorieën vallen.
               
Uitzondering asielzoekers op testplicht in het kader van Dublinverordening
De EU-Dublinverordening (nr. 604/2013) regelt welke EU-lidstaat verantwoordelijk is
                  voor het inhoudelijk behandelen van een asielverzoek. Het komt voor dat asielzoekers
                  zich niet willen of kunnen laten testen voordat zij in Nederland aankomen. Dit bemoeilijkt
                  de overdracht tussen lidstaten onder de Dublinverordening. Het kabinet heeft daarom
                  besloten om in bilateraal verband met andere EU-landen afspraken te maken over bijvoorbeeld
                  een verplichte quarantaineperiode als alternatieve veiligheidsmaatregel voor asielzoekers,
                  vóórdat zij in het kader van de Dublinverordening aan Nederland worden overgedragen.
                  De bilaterale afspraken zullen wederkerig zijn, wat wil zeggen dat ten aanzien van
                  asielzoekers die door Nederland worden overgedragen aan het andere EU-land ook de
                  testvoorwaarde wordt vervangen door een alternatieve veiligheidsmaatregel. Het epidemiologisch
                  risico van het vervallen van de testvoorwaarde wordt gemitigeerd door een andere veiligheidsmaatregel.
               
Beëindiging project Testen voor Reizen
Van 1 juli tot 1 oktober konden reizigers die vanuit Nederland naar het buitenland
                  reisden en een coronabewijs nodig hadden, zich gratis laten testen. Dit bood mensen
                  die nog geen kans hadden gehad zich volledig te laten vaccineren de gelegenheid om
                  zonder kosten voor testen op reis te gaan. Hiermee werd voldaan aan de motie van het
                  lid Sjoerdsma c.s.22.
               
In de periode van 1 juli tot 1 oktober zijn er in totaal ruim 3,3 miljoen testen afgenomen,
                  waarvan 1,35 miljoen antigeen en 1,95 miljoen PCR, door 21 gecontracteerde testaanbieders
                  in het kader van het project Testen voor Reizen en de GGD. Er waren 912 testlocaties
                  met een totaal van 1829 teststraten waar reizigers zich konden laten testen. Het bedrag
                  dat over de hele looptijd zal worden betaald aan de testaanbieders is naar verwachting
                  circa € 135 miljoen. Dit bedrag omvat alleen de kosten van de testaanbieders, niet
                  de totale projectkosten.
               
In de periode tot en met 28 oktober is in totaal circa € 68 miljoen aan facturen betaald.
                  Het controleren van de facturen is een tijdrovend proces. Dit wordt veroorzaakt doordat
                  een aantal testaanbieders facturen niet juist heeft ingediend en/of onvoldoende heeft
                  onderbouwd waardoor de betaling (nog) niet heeft kunnen plaatsvinden. De kosten van
                  het project, inclusief operationele kosten, ICT-diensten, helpdesks, accountantscontroles
                  etc., passen binnen het geraamde bedrag van € 249 miljoen. Deze kosten zijn voorgelegd
                  aan de Kamer in de Vijfde Incidentele Suppletoire Begroting IenW. Na volledige afronding
                  van het project zal de Kamer worden geïnformeerd.
               
Wijzigingen Europese Veilige Landenlijst
De Europese lidstaten hebben op 27 oktober jl. besloten om Argentinië, Colombia, Namibië
                  en Peru weer op de Europese lijst van veilige landen te plaatsen in het kader van
                  het EU-inreisverbod. Zoals bij uw Kamer bekend wordt dit besluit genomen op basis
                  van een risico-inschatting met zo objectief mogelijke criteria over de gezondheidssituatie
                  in de betreffende landen en de daar geldende maatregelen. Er is onder andere gekeken
                  naar het aantal nieuwe besmettingen. Dat aantal moet lager zijn dan 75 per 100.000
                  inwoners over een periode van 14 dagen. Ook is gekeken naar de algehele reactie op
                  COVID-19 in de betreffende landen. Hierin worden onder andere het aantal uitgevoerde
                  coronatests, bron- en contactopsporing en beheersmaatregelen meegenomen. Gezondheidsorganisaties
                  zoals het ECDC en de WHO leveren daarvoor de benodigde informatie. De implementatie
                  van dit besluit is aan de lidstaten zelf.
               
Het aantal besmettingen in Argentinië, Colombia, Namibië en Peru ligt onder de door
                  de EU vastgestelde drempelwaarde. Ook is de trend ten aanzien van het aantal nieuwe
                  besmettingen in deze landen gedaald. In dat verband heeft het kabinet besloten dat
                  het inreisverbod naar Nederland voor reizigers met bestendig verblijf in Argentinië,
                  Colombia, Namibië en Peru per 4 november 2021 (00.01 uur) wordt opgeheven.
               
10. Ventilatie
               
Belang van goede ventilatie
Goede ventilatie is belangrijk voor een gezond binnenklimaat en draagt bij aan het
                     beperken van de overdracht van respiratoire infectieziekten zoals COVID-19.
                  
In de afgelopen periode is daarom het belang van ventilatie en luchten extra onder
                     de aandacht gebracht en opgenomen als vierde basismaatregel. Met een publiekscampagne
                     gericht op ventilatie wordt ook tegemoet gekomen aan de toezegging aan het Kamerlid
                     Agema om regelmatig campagnematig over ventilatie te communiceren.
                  
Voor gebouweigenaren en gebouwbeheerders is met behulp van TNO en een aantal experts
                  een handreiking opgesteld. Deze handreiking helpt hen om met vijf praktische tips
                  de bestaande ventilatievoorzieningen goed te kunnen gebruiken. Op www.ventilerenzogedaan.nl en op de webpagina van de rijksoverheid zijn deze tips, de handreiking en achtergrondinformatie
                  te vinden. De belangrijkste toegevoegde waarde in het bewerkstelligen van een gezond
                  binnenklimaat is aandacht voor juiste gebruik van de beschikbare ventilatievoorzieningen,
                  zowel thuis als in publieke gelegenheden. De basismaatregel «frisse lucht» en de handreiking
                  «ventileren zo gedaan» hebben dit ook als uitgangspunt: «gebruik wat je hebt en doe
                  dat op de goede manier». Meer informatie over de communicatie gericht op ventilatie
                  is te vinden onder paragraaf 17 «Communicatie».
               
Ventilatie in het onderwijs
De Minister van OCW stuurt uw Kamer op 2 november, onder de naam «Verzamelbrief moties
                  en toezeggingen primair en voortgezet onderwijs» een brief over het verdiepend onderzoek
                  naar ventilatie in scholen en de uitwerking van de motie van de leden Westerveld en
                  Kuiken23.
               
Onderzoek naar ventilatienormen voor infectieziektebestrijding
Om meer zicht te krijgen op de toereikendheid van de ventilatie-eisen uit het Bouwbesluit
                  voor infectieziektebestrijding en om tegemoet te komen aan de motie van het lid Agema24 voert het RIVM een modellering uit. Doel is om meer inzicht te krijgen in het effect
                  van verschillende ventilatiewaarden op het beperken van aerogene transmissie van-SARS-CoV-2.
                  Hierin worden onder meer de ventilatie-eisen uit het Bouwbesluit meegenomen. Op dit
                  moment zijn er namelijk geen eenduidige uitkomsten bekend, waaruit de relatie tussen
                  het niveau van ventilatie en het risico op besmetting blijkt. Daarom houden we in
                  Nederland het advies aan om minimaal te voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit en geldende landelijke (arbo)richtlijnen.
               
Het RIVM heeft de modellering bijna afgerond en presenteert haar bevindingen met risicoschattingen
                  in november. Daarnaast wordt gekeken welke overwegingen de basis hebben gevormd voor
                  het opstellen van de huidige eisen uit het Bouwbesluit. Op basis hiervan wordt door
                  de Minister van BZK bekeken of verder onderzoek naar een aanpassing van de ventilatie-eisen
                  in het Bouwbesluit met het oog op infectieziektebestrijding nodig is. Hierover zal
                  ik uw Kamer nader informeren.
               
11. Testen en traceren
               
Het testbeleid heeft twee doelstellingen:
1. Testen om het virus op te sporen en te bestrijden;
2. Testen om de samenleving stapsgewijs te openen.
Hieronder vat ik samen wat de stand van zaken is en welke acties worden ondernomen
                  om deze twee doelen te realiseren.
               
Spoor 1: Testen gericht op opsporen en bestrijden
Cijfers afgenomen testen
Het aantal afgenomen testen neemt sinds de eerste week van augustus (20.000 testen
                     per dag) weer toe. In week 41 (11 t/m 17 oktober) zijn ca. 32.000 testen per dag afgenomen,
                     in week 42 (18 t/m 24 oktober) zijn circa 35.000 testen per dag afgenomen. Met name
                     afgelopen week 43 (25 t/m 31 oktober) was een forse stijging te zien, per dag zijn
                     ca. 45.000 testen afgenomen. Dit heeft mogelijk te maken met het seizoenseffect en
                     de stijging van het aantal besmettingen. In mijn vorige brief zond ik u de roadmap
                     Q4 van de GGD-en en GGD-GHOR NL toe waarin de GGD-en aangeven dat het basispad testcapaciteit
                     40.000 testen per dag is. Gezien de huidige testvraag zijn de GGD-en conform de roadmap
                     opgeschaald om de groeiende testvraag aan te kunnen. GGD-GHOR NL geeft aan dat deze
                     opschaling vloeiend verloopt al is het vinden van het juiste personeel in de huidige
                     arbeidsmarkt niet eenvoudig.
                  
De GGD’en bezien wekelijks of opschaling of afschaling nodig is. Het uitgangspunt
                     voor de testprognose van de eerste helft 2022 is dat de testvraag aansluit bij Q4
                     2021. Bij een veranderende epidemiologische situatie kan worden besloten op- of af
                     te schalen.
                  
Het kabinet heeft 26 oktober jl. besloten de huidige test- en traceercapaciteit van
                  spoor 1 te verlengen tot en met eind juni 2022. Hiervoor is al een deel van de middelen
                  beschikbaar gesteld op de begroting van het Ministerie van VWS. Een aanvulling staat
                  gereserveerd op de Aanvullende Post en deze zal spoedig (gedeeltelijk) overgeheveld
                  worden naar de begroting van het Ministerie van VWS middels een nota van wijziging
                  op de begroting van 2022. Hoewel de immuniteitsgraad in de bevolking door vaccinatie
                  sterk is verhoogd, circuleert het virus nog steeds en is de immuniteitsgraad nog niet
                  hoog genoeg om oplevingen van het virus te voorkomen. We zien nu al dat de huidige
                  opleving leidt tot een hogere zorgbelasting, gelet op de huidige cijfers van ziekenhuis-
                  en IC-opnames. Het afgelopen jaar heeft ons geleerd dat oplevingen van het virus snel
                  tot een grotere test- en traceerbehoefte kunnen leiden. Om goed zicht te behouden
                  op het virus en om klaar te staan bij oplevingen van het virus, is het belangrijk
                  dat er voldoende capaciteit is voor testen en bron- en contactonderzoek (BCO).
               
Dienstverleningsovereenkomsten GGD GHOR Nederland
De reguliere processen en procedures waren niet in alle gevallen toegerust op de nieuwe
                  taken en gevraagde werkzaamheden waardoor deze zijn weerslag hebben gehad op het financieel
                  beheer en de kwaliteit van de interne beheersing van de Stichting Projectenbureau
                  Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland van GGD GHOR NL in 2020. Er is geen volledige
                  zekerheid over de prestatielevering van gecontracteerde dienstverleners voor het uitvoeren
                  van bron- en contactonderzoek en het Klant Contact Centrum. De accountant heeft daarvoor
                  een oordeelonthouding bij de jaarrekening 2020 van de stichting geformuleerd. VWS
                  heeft de nieuwe overeenkomsten in overleg met GGD GHOR Nederland aangescherpt om meer
                  zicht te krijgen op de prestatielevering en daarmee de facturen van derden aan GGD
                  GHOR Nederland die voortvloeien uit de DVO’s. VWS voert daarnaast frequent overleg
                  met GGD GHOR Nederland om afspraken te maken hoe de verantwoording te verbeteren.
               
Wettelijke taken voor GGD-GHOR NL
Aan het begin van de SARS-CoV-2 uitbraak was het noodzakelijk dat een aantal taken
                  in het kader van de pandemiebestrijding met spoed werd uitgevoerd. Destijds is geconcludeerd
                  dat GGD-GHOR NL namens de GGD’en als enige in staat was om deze taken met de vereiste
                  spoedeisendheid uit te voeren. Ook in de huidige context heeft GGD-GHOR NL bewezen
                  de aangewezen instantie te zijn om de landelijke taken in het kader van de pandemiebestrijding
                  uit te voeren. Hierbij is meegewogen dat de landelijke pandemiebestrijding gebaat
                  is bij een heldere, consistente en eenduidige aansturing. De GGD-GHOR NL voert deze
                  taken altijd uit in relatie tot de wettelijke taken van de regionale GGD’en en in
                  samenwerking met de regionale GGD’en. De betreffende taken voor GGD-GHOR NL houden
                  immers nauw verband met de vertrouwensband tussen GGD-GHOR NL enerzijds en de regionale
                  GGD’en en DPG-en anderzijds.
               
Met het bestuur van GGD-GHOR NL heb ik de afspraak gemaakt dat de stichting via de
                  eenzijdige opdracht van mijn kant op grond van de Wpg aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s,
                  met ingang van 1 januari 2022 belast wordt met de betrokken werkzaamheden. Daarmee
                  wordt de GGD-GHOR NL krachtens de wet een rechtspersoon met een wettelijke taak. Hierdoor
                  kan het Ministerie van VWS de GGD-GHOR NL voor de landelijke taken die zij voor de
                  pandemiebestrijding uitvoert, rechtmatig financieren.
               
Ik zal samen met de GGD-GHOR NL vaststellen wat voor het jaar 2022 precies onder werkzaamheden
                  op landelijk niveau valt en hoe de controle en verantwoording hierover zal plaatsvinden.
                  Hierover zal ik uw Kamer informeren.
               
Spoor 2 – om de samenleving stapsgewijs te openen
Spoor 2a: testen ten behoeve van een coronabewijs
In mijn stand van zakenbrief van 14 september jl. kondigde ik aan dat op 11 oktober
                  2021 zou worden overgestapt naar een nieuwe Open House regeling van Stichting Open
                  Nederland (SON)25. Deze nieuwe open house regeling houdt in dat SON op een andere manier dan voorheen
                  de testcapaciteit heeft gecontracteerd. Vanaf 11 oktober jl. mogen alle testaanbieders
                  die voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en aansluitvoorwaarden testcapaciteit
                  leveren voor het testen voor een coronatoegangsbewijs tegen een vaste prijs per test.
                  Met deze nieuwe regeling wordt een groter deel van de markt benut en wordt niet meer
                  vergoed voor het louter paraat stellen van testcapaciteit.
               
Tot op heden zijn 38 inschrijvingen van testaanbieders goedgekeurd door SON en deze
                  testaanbieders zijn toegelaten tot het aansluitproces van SON. Afspraken bij testaanbieders
                  zijn te boeken na goedkeuring en aansluiting van de testaanbieder door zowel SON als
                  het Ministerie van VWS. Enkel wanneer een testaanbieder kan aantonen dat aan alle
                  privacy- en kwaliteitseisen en afspraken is voldaan, worden de locaties van de testaanbieder
                  toegevoegd aan het totaal aantal te boeken testlocaties. Op 11 oktober waren dit 11
                  testaanbieders, inmiddels zijn 21 verschillende testaanbieders volledig aangesloten.
                  Dit alles heeft geleid tot een toename in het aantal testlocaties van ruim 120 op
                  10 oktober jl. naar 614 testlocaties verspreid door heel Nederland.
               
Als gevolg van de nieuwe open house regeling is de fijnmazigheid, zoals verwacht,
                  toegenomen. De kanttekening hierbij is wel dat hierop minder sturing kan worden uitgevoerd.
                  Testaanbieders zijn vrij zich te vestigen waar en wanneer zij dat willen en daarom
                  is het niet ondenkbaar dat testaanbieders wegens bedrijfseconomische redenen testlocaties
                  kunnen terugtrekken. In enkele gevallen zou dit kunnen leiden tot een langere reistijd
                  dan de 30 minuten waar de Kamer om heeft verzocht middels de motie van het lid Van
                  der Plas (BBB)26. Op dit moment is het voor vrijwel heel Nederland mogelijk om zich te laten testen
                  binnen een reistijd van 30 minuten. Wanneer de reistijd in een bepaalde regio zal
                  toenemen tot langer dan 30 minuten, dan zal SON doorlopend een actieve rol als marktmeester
                  innemen door de testvraag en -aanbod met elkaar te verbinden en partijen daarbij binnen
                  de kaders van de open house te ondersteunen en motiveren. Concreet betekent dit dat
                  zij de markt informeren over enerzijds de testbehoefte en anderzijds de testlocaties
                  en/of door als makelaar op te treden en gesprekken aan te gaan met zowel gemeenten
                  als testaanbieders. Ook deelt SON historische data en actuele informatie om de markt
                  beter in staat te stellen testcapaciteit af te stemmen op de testvraag.
               
Met bovenstaand maatregelen pakket zal de testvraag mogelijk toenemen. Ik verwacht
                  dat dit spoedig door de markt geaccommodeerd kan worden, waarbij het opschalen voor
                  de testaanbieder uiteraard enige tijd kan kosten. Hierdoor kan tijdelijk lokale krapte
                  ontstaan.
               
Handhaving en naleving coronatoegangsbewijs
Voor een kabinetsreactie van het 128e OMT-advies ten aanzien van de handhaving en naleving van het CTB verwijs ik u naar
                  de brief die door de Minister van J&V op 2 november aan uw Kamer wordt verzonden.
               
Terugblik SON tot 11 oktober
Sinds 11 oktober jl. is het Testen voor Toegang in een nieuwe fase terecht gekomen.
                  Daarom blik ik graag terug op de inzet van Stichting Open Nederland sinds de start
                  van Testen voor Toegang.
               
In het najaar van 2020 nam de pandemie een vlucht waardoor nieuwe beperkende maatregelen
                  moesten worden afgekondigd. Zowel maatschappelijke27 als politiek28 werd gevraagd om door inzet van sneltesten te zorgen dat mensen weer veiliger toegang
                  kregen. Daartoe is Stichting Open Nederland opgericht. SON kreeg een kwartiermakerfunctie
                  en later een coördinerende functie om een landelijk dekkend netwerk van beschikbare
                  testcapaciteit via marktpartijen te realiseren ten behoeve van Testen voor Toegang.
                  Het kabinet heeft besloten om SON de opdracht te geven om de testinfrastructuur te
                  realiseren, waaronder testafname, genereren van de uitslagen in een ICT-systeem en
                  de koppeling van de testuitslag aan het testbewijs mogelijk te maken.29
De opbouw van het landelijke netwerk voor Testen voor Toegang is gefaseerd gegaan.
                  Van de eerste kwartiermakersfase in februari 2021 tot en met de volledige opbouw van
                  de antigeenteststraten die in hoogtijdagen een capaciteit hadden tot 225.000 testen
                  gemiddeld per dag met een mogelijke piekbelasting van 360.000 testen per dag. Deze
                  capaciteit kon worden behaald met gecontracteerde testaanbieders, de exploitatie door
                  SON van de acht XL-testpaviljoens. De opbouw van de testcapaciteit is zo snel en zorgvuldig
                  als mogelijk gebeurd. Hierbij moest rekening worden gehouden met een enerzijds lage
                  testvraag – voordat de tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen van kracht ging en anderzijds
                  het mogelijk maken van politieke besluitvorming, door het tijdig klaar staan met opgeschaalde
                  capaciteit. Deze opbouw heeft uiteindelijk geleid tot meer dan 120 testlocaties op
                  10 oktober jl. door heel Nederland, waarbij het voor
               
alle Nederlanders mogelijk was om binnen 30 minuten reistijd bij een testlocaties
                  te zijn. Over de opbouw van de testcapaciteit voor Testen voor Toegang, heb ik uw
                  Kamer geïnformeerd.
               
Het overgaan op de open house per 11 oktober maakte dat ook alle acht XL-testpaviljoens
                  die sinds medio juni zijn gebouwd op 11 oktober, gesloten konden worden. De XL-testpaviljoens
                  in Den Bosch en Zwolle waren overigens eind augustus al afgebouwd. Deze XL-testpaviljoens
                  waren initieel bedoeld om innovatieve testmethoden zoals de niet-invasieve ademtest
                  en de snelle, sensitieve LAMP-test te kunnen faciliteren. Helaas heb ik, op basis
                  van de adviezen van het OMT en de LCT, moeten besluiten om de ademtest en LAMP-test
                  niet in te zetten voor Testen voor Toegang. Daarom zijn in de XL-testpaviljoens uiteindelijk
                  alleen reguliere antigeensneltesten gebruikt tussen 25 september en 11 oktober.30
De hierboven beschreven testcapaciteit is gerealiseerd om een aantal sectoren eerder
                  te kunnen openen door het gebruik van Testen voor Toegang ten behoeve van het coronatoegangsbewijs.
                  In de periode van februari tot eind augustus 2021 zijn er in totaal ruim 1.7 mln.
                  testen uitgevoerd. Binnen deze periode golden er verschillende maatregelen. Tussen
                  augustus en 11 oktober zijn nog eens circa 767 duizend testen afgenomen. Daarvan zijn
                  er ruim 22 duizend in de XL teststraten afgenomen.
               
Testen voor Toegang
Testen voor Toegang heeft er voor gezorgd dat Nederland eerder van het slot kon gaan.
                  Sinds 5 juni jl. konden ondernemers door Testen voor Toegang eerder in staat gesteld
                  worden om weer meer te ondernemen dan zonder Testen voor Toegang mogelijk was. Mede
                  hierdoor kon ook worden begonnen aan het afbouwen van de steunpakketten. Ook konden
                  bezoekers door Testen voor Toegang weer gebruik maken van alle activiteiten die plaats
                  konden vinden binnen de geldende maatregelen. Op diverse momenten heeft de LCT stuurgroep
                  toegangsbewijzen aan SON gevraagd om de testcapaciteit vooraf te vergroten om het
                  zo mogelijk te maken dat besluiten over de maatregelen ook snel konden ingaan. Bij
                  de totstandkoming van de opdracht aan SON ging het kabinet nog uit van een maximale
                  begroting van 1,1 mld. tot eind augustus.31, 32 In de
                  ze begroting zijn onder de kosten voor de werkzaamheden van Stichting Open Nederland,
                  de vaste lasten voor het ter beschikking stellen van de testcapaciteit door testaanbieders,
                  de variabele lasten voor betaling aan de testaanbieders afhankelijk van het aantal
                  afgenomen testen en de uitgaven aan de opbouw van XL-testpaviljoens opgenomen. Later
                  kon het budget voor Stichting Open Nederland en de gecontracteerde testaanbieders
                  naar beneden worden bijgesteld naar tussen de € 500 miljoen en € 700 miljoen voor
                  diezelfde periode.33 Inmiddels is duidelijk dat ook dit bedrag naar beneden bijgesteld kan worden. De
                  begroting bedraagt nu 357 miljoen.
               
In dit budget zit ook de begroting van de acht XL-testpaviljoens voor het Testen voor
                  Toegang. Deze was origineel begroot op ca € 30,8 miljoen gedurende vijf maanden. Dat
                  is nu bijgesteld naar ca € 23,5 miljoen. De exploitatie werd vergoed via SON voor
                  een vaste prijs per test.
               
De daadwerkelijke uitgaven voor Testen voor Toegang worden bepaald op grond van nacalculatie.
                  In het jaarverslag van mijn ministerie zal ik inzichtelijk maken wat de definitieve
                  kosten voor spoor 2a in 2021 zijn geweest.
               
Appreciatie Testen voor Toegang tot heden en toekomstvisie
Op 11 oktober jl. werd de nieuwe systematiek geïntroduceerd waardoor vraag en aanbod
                  steeds beter op elkaar aansluiten. Hierdoor worden de financiële middelen doelmatiger
                  besteed. Indien de maatregelen ertoe leiden dat meer testvraag ontstaat, kan de markt
                  daarop inspelen.
               
Verlenging geldigheidsduur herstelbewijs voor nationaal gebruik
Naar aanleiding van het 127e OMT-advies34 heb ik besloten om de uiterlijke geldigheidsduur van een coronatoegangsbewijs op
                  basis van een in Nederland uitgegeven herstelbewijs te verlengen van 180 naar 365
                  dagen. De basis voor dit besluit ligt in recente wetenschappelijke inzichten over
                  de duur van de natuurlijke immuniteit die ontstaat na een doorgemaakte infectie. Deskundigen
                  ondersteunen de aanname dat deze immuniteit langer aanhoudt dan eerst was aangenomen.
                  Net als bij vaccinatiebewijzen bestaat ook bij herstelbewijzen de mogelijkheid dat
                  iemand toch positief test. mensen moeten dan hun eigen verantwoordelijkheid nemen
                  en in isolatie gaan. Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan het lid Van Haga tijdens
                  het Begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS om uw Kamer op zo kort mogelijke
                  termijn te informeren over de geldigheidsduur van een herstelbewijs.
               
Dit besluit heeft consequenties voor een buitenlands DCC herstelbewijs dat is afgegeven
                  in een ander Europees land dan Nederland. Het herstelbewijs dat verkregen is uit een
                  DCC, heeft voor alle Europeanen een geldigheid van uiterlijk 180 dagen na afname van
                  de positieve PCR-test. Voor de meeste landen verloopt daarna de QR-code. Het gevolg
                  is dat het technisch niet mogelijk is om deze daarna te gebruiken. Een bezoeker uit
                  een andere lidstaat kan daarom tussen dag 180 en dag 365 zijn DCC-herstelbewijs niet
                  gebruiken voor een coronatoegangsbewijs. Ik onderschrijf het belang van een gelijke
                  behandeling tussen Nederlanders en andere EU burgers, doch accepteer ik dat dat in
                  deze niet kan. Ik ga mij er in EU verband wel hard voor maken dat in de verordening
                  een herstelbewijs naar 365 dagen verlengd wordt.
               
De geldigheid van het in Nederland afgegeven DCC herstelbewijs, waarmee gereisd kan
                  worden, blijft overigens onveranderd tot 180 dagen na de positieve PCR-test geldig.
                  Dit is conform EU regels.
               
Inzet serologie ten behoeve van een coronatoegangsbewijs
Het kabinet heeft met betrekking tot de inzet van serologie voor een coronatoegangsbewijs
                     besloten het OMT te volgen in haar 127e advies. Ik had graag – zoals ik ook eerder, mede naar aanleiding van de motie van
                     het lid Pouw-Verweij c.s., met uw Kamer besprak – serologie mogelijk gemaakt als middel
                     om een herstelbewijs te krijgen. Het OMT adviseerde echter in haar vorige advies om
                     serologie niet in te zetten voor het coronatoegangsbewijs omdat:
                  
1. Met een serologische test het tijdstip van infectie niet is vast te stellen, derhalve
                           kan geen termijn aan het CTB worden gekoppeld.
                        
2. Een grote diversiteit aan antistoftesten bestaat. De meest sneltesten zijn ongeschikt
                           of niet gevalideerd om een kwantitatieve waarde te geven waarmee beoordeeld kan worden
                           in hoeverre antistofniveaus vergelijkbaar zijn met waarden die gevonden worden bij
                           recent geïnfecteerde of gevaccineerde personen.
                        
3. Er geen internationaal geaccepteerde afkapwaardes (correlate of protection) bekend zijn tussen het aantonen van de antistoffen en de mate van bescherming.
Ook de EU heeft recentelijk bevestigd dat er op dit moment voor het DCC geen rol voor
                     serologische testen is. Zowel nationaal als op EU niveau wordt dus aangegeven dat
                     het niet logisch zou zijn om serologie in te zetten om via een herstelbewijs een coronatoegangsbewijs
                     te krijgen. Hiermee heb ik dus wel voldaan aan de motie van het lid Pouw-Verweij c.s.
                     om mij in te zetten voor de snelle toelaatbaarheid van serologische testen, zoals
                     deze als grond voor een herstelbewijs kunnen gelden.35 Maar moet ik desondanks besluiten dat serologie nu geen plek krijgt in dit systeem.
                     Mocht de stand van de wetenschap veranderen, dan zal ik mij opnieuw beraden. Wel is
                     het zo dat iedereen die positief getest is geweest bij een commerciële testaanbieder
                     was, sinds half oktober ook een herstelbewijs als toegangstest in de app op kan halen,
                     welke dan 365 dagen geldig is.
                  
Onderbouwing geldigheidsduur testbewijs
Graag kom ik tegemoet aan mijn toezegging aan het lid Van Haga om te kijken wat er
                  voorhanden is over de risico’s van een geldigheidsduur van 24 uur, 48 uur en 72 uur
                  ten behoeve van een testbewijs. Het lid Van Haga verwijst naar de praktijk in andere
                  landen, maar het is van belang om onderscheid te maken tussen de geldigheidsduur bij
                  testen voor reizen, en bij testen voor toegang. In Nederland is de maximale geldigheidsduur
                  voor toegang 24 uur, en voor inreizigers 48 uur. Dat onderscheid wordt ook in andere
                  landen gehanteerd. Zo is de geldigheidsduur van het Belgische Safe Ticket voor toegang
                  24 uur voor antigeentesten en 48 uur voor PCR-testen, en is dat voor reizen respectievelijke
                  48 en 72 uur. Voor Duitsland gelden dezelfde inreisbeperkingen, en is het testbewijs
                  voor toegang in de meeste deelstaten korter.
               
In het 122e advies (Kamerstuk 25 295, nr. 1392), heeft het OMT ook geadviseerd over de geldigheidsduur van de testen, naar aanleiding
                  van de besmettingspiek in juli. De clusterrapportages van afgelopen zomer laten zien
                  dat, ook toen de deltavariant al volop in Nederland rondwaarde, een derde van de ruim
                  1.000 besmette bezoekers hoogstwaarschijnlijk al besmet was bij aankomst op het evenement.
                  Ondanks Testen voor Toegang. Dit was voor een deel ter verklaren door de geldigheidsduur
                  van 40 uur tot het begin van een activiteit.
               
Op basis van de ervaringen in de zomer is besloten om de geldigheidsduur van een antigeensneltest
                  te verkorten tot maximaal 24 uur vanaf de testafname tot aanvang van een evenement.
                  Met een geldigheidsduur van een negatieve antigeensneltest van 72 uur zijn geen ervaringen
                  opgedaan, maar lijkt op basis van de ervaringen met een geldigheidsduur van 40 uur
                  met de huidige epidemiologische situatie niet verstandig. Hiermee voldoe ik aan mijn
                  toezegging aan het lid Van Haga om te kijken wat er voor handen is over de risico’s
                  rondom een 24 uur, 48 uur en 72 uur geldigheidsduur van een testbewijs.
               
Amendement Bikker – Uitzonderingsroute voor mensen die zich om geestelijke of lichamelijke
                     redenen niet kunnen laten testen en niet gevaccineerd zijn
Ten eerste spreek ik mijn dank uit aan die mensen die mij op de hoogte hebben willen
                  brengen van de effecten die de inzet van coronatoegangsbewijzen heeft op hun welbevinden
                  of dat van hun naasten. Ik heb er groot begrip voor dat dit voor een aantal mensen
                  heel ingrijpende consequenties heeft. En het is het kabinet er veel aangelegen om
                  ook voor hen een oplossing te vinden. Het coronatoegangsbewijs is er immers om, zoveel
                  als kan, mogelijk te maken voor zo veel mogelijk mensen, op een zo veilig mogelijke
                  manier. Zodat ook de mensen die niet gevaccineerd zijn of een verminderde respons
                  hebben op het vaccin, zich ook zo veilig als mogelijk is in de maatschappij kunnen
                  begeven.
               
Wij zoeken daarom naar de beste manier om mensen die niet op een van de drie gebruikelijke
                  routes een toegangsbewijs kunnen verkrijgen, hiervoor uit te zonderen. Mede hierom
                  heb ik in samenwerking met de GGD Regio Utrecht een pilot gestart. Mensen die zich
                  eerder bij het Ministerie van VWS hebben gemeld, omdat zij aangaven niet getest en
                  niet gevaccineerd te zijn, konden deelnemen aan de pilot. Pas als we beter begrijpen
                  waarom deze mensen niet getest en niet gevaccineerd kunnen worden, kunnen we een procedure
                  beschrijven waarmee voor deze groep een uitzondering kan worden gemaakt. Het is belangrijk
                  te beseffen dat iemand met een uitzonderingsbewijs daarmee niet beschermd is tegen
                  besmetting en het virus ook aan andere ongevaccineerde mensen of mensen met een verminderde
                  respons op het vaccin kan doorgeven.
               
Uit tussentijdse evaluaties met de GGD Regio Utrecht blijkt dat de mensen die hiervoor
                  in aanmerking lijken te komen, lijden aan zeer uiteenlopende lichamelijke of geestelijke
                  aandoeningen. Uit de gesprekken die wij hebben gehad met medische experts, lijkt het
                  om enkele honderden mensen te gaan. Ervaringen uit de pilot ondersteunen verder het
                  idee dat een uitzondering alleen te geven is op basis van een medische verklaring.
                  Door de onderliggende verscheidenheid van oorzaken is het nog niet mogelijk gebleken
                  om een toetsingsprocedure te vinden voor een verzoek tot uitzondering voor testen.
                  Over de opgedane inzichten van de pilot wordt op dit moment overlegd met onder andere
                  (koepels van) artsen om tot een oplossing te komen voor mensen die anders tussen wal
                  en schip dreigen te vallen. De doelgroep van deze pilot is mensen die niet getest
                  en niet gevaccineerd kunnen worden, daarom wordt de allergische reactie op een vaccinatie
                  buiten beschouwing gelaten. In de paragraaf Vaccinaties ga ik daar dieper op in. Mijn
                  streven is om zo spoedig mogelijk tot een definitieve oplossing te komen.
               
Spoor 2c: preventief testen in het onderwijs
Het preventieve zelftestbeleid voor leerkrachten in het primair onderwijs (po) en
                  voor leerlingen, studenten en personeel in het voortgezet (speciaal) onderwijs, middelbaar
                  beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (ho) is na de zomervakantie gecontinueerd
                  voor personen die als «niet-immuun» worden beschouwd door vaccinatie of doorgemaakte
                  infectie. Het OMT heeft na haar 128e bijeenkomst geadviseerd het huidige preventieve zelftestbeleid in het primair en
                  voortgezet onderwijs te continueren. In het eerdere 126e OMT advies werd reeds geadviseerd om vooralsnog het preventieve zelftestbeleid in
                  alle onderwijslagen te continueren. Gezien de oplopende infectiedruk zal deze winter
                  het huidige preventieve zelftestbeleid voor personen die als niet-immuun worden beschouwd
                  daarom voor alle onderwijssectoren worden gecontinueerd tot het epidemiologisch beeld
                  aanleiding tot wijziging geeft.
               
In de distributie van zelftesten naar onderwijslocaties is voor alle sectoren overgegaan
                  naar een pull-systeem: het enkel op aanvraag distribueren van zelftesten. Hierdoor krijgen onderwijsinstellingen
                  meer regie op hun voorraden. In de periode tussen 6 september jl. en 22 oktober jl.
                  zijn circa 8 miljoen zelftesten uitgeleverd aan onderwijsinstellingen en individuen.
                  Het Ministerie van OCW zal daarom evalueren of de huidige distributiesystemen (IPKD
                  en SURF) nog doeltreffend zijn voor het preventieve zelftestbeleid in het onderwijs
                  of dat hierin wijzigingen nodig zijn.
               
In de stand van zakenbrief van 18 juni jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1297) informeerde ik uw Kamer over de start van een onderzoek naar de monitoring van het
                  gebruik van zelftesten in het onderwijs en de kinderopvang. In dit onderzoek werden
                  ook gedrag en motivatie meegenomen. De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
                  en Media heeft de onderzoeksresultaten op 8 oktober jl. reeds met uw Kamer gedeeld.
                  Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.36
Zelftesten
Cijfers zelftesten
Bij een positieve testuitslag krijgen mensen het advies om bij de GGD een confirmatietest
                  te doen. Tijdens de technische briefing van 18 augustus jl. bent u al geïnformeerd
                  dat een groot deel van het aantal positieve testen bij de GGD een confirmatietest
                  van een zelftest betrof. Er is wederom een stijging te zien in het aantal confirmatie
                  testen (van de zelftest) die worden afgenomen bij de GGD. In week 42 werden circa
                  2.560 confirmatietesten per dag uitgevoerd waarvan 90% positief bleek. In week 43
                  werden circa 3.600 confirmatietesten per dag uitgevoerd waarvan 88% positief bleek.
                  Het aandeel positieven voortkomend uit een confirmatietest ten opzichte van het totaal
                  aantal positieven is circa 45%. Het is en blijft van groot belang is om snel na een
                  positieve zelftest een confirmatietest te doen bij de GGD, zodat het BCO gestart kan
                  worden.
               
Resultaten zomeroffensief
In de stand van zakenbrief van 14 september jl. informeerde ik uw Kamer over de bewustwordingscampagne
                  van afgelopen zomer die erop gericht was om de noodzaak van testen en de meerwaarde
                  van zelftesten extra onder de aandacht te brengen. Ondertussen is het zomeroffensief
                  ten einde en kan ik de resultaten met uw Kamer delen.
               
– Huishoudens. Tot en met 1 oktober jl. konden huishoudens, als onderdeel van deze bewustwordingscampagne,
                        twee zelftesten bestellen. In totaal hebben hier ruim 3.4 miljoen huishoudens gebruik
                        van gemaakt. Dit is overeenkomstig aan een responsepercentage van 42,77%. De totale
                        kosten van het traject zijn binnen het budget van ISB9 en ISB10 gebleven.
                     
– Terugkerende reizigers. Tot en met 30 september werden op Nederlandse luchthavens
                        zelftesten verspreid door werknemers van de lokale GGD’en. In totaal zijn circa 2.2 miljoen
                        zelftesten via de verschillende luchthavens verspreid. De totale kosten van het traject
                        zijn binnen het verkregen budget gebleven.
                     
– (Jongeren)camping. Op verzoek van een aantal lokale GGD’en zijn circa 6.000 zelftesten
                        beschikbaar gesteld voor preventief gebruik op jongerencampings.
                     
– De totale kosten van het zomeroffensief zijn lager uitgevallen dan de € 20 miljoen
                        die ik bij de negende incidentele suppletoire begroting aan uw Kamer had medegedeeld.
                     
Aanvullend is een analyse gemaakt op basis van het totaal aantal huishoudens dat via
                  www.zelftestenbestellen.nl zelftesten hebben aangevraagd. De analyse laat een aantal dingen zien:
               
1. Het percentage aanvragen in het zuiden van Nederland ligt hoger dan het percentage
                        aanvragen in het noorden van Nederland.
                     
2. Het percentage aanvragen in de grotere steden is lager dan gemiddeld.
3. De doelgroepen die relatief weinig aanvragen plaatsen (ten opzichte van het gemiddelde)
                        werden veelal ook via andere routes voorzien van zelftesten zoals via school of de
                        Voedselbank.
                     
4. De doelgroepen die relatief veel aanvragen plaatsen (ten opzichte van het gemiddelde)
                        werden veelal niet via andere routes voorzien van zelftesten.
                     
Begeleid zelftesten
In mijn stand van zakenbrief van 18 juni jl. informeerde ik uw Kamer reeds over de
                  invulling van de motie over «onderzoek naar het gebruik van zelftesten voor toegang»
                  van het lid Paternotte en het lid Westerveld. Sindsdien is verder gewerkt aan de mogelijke
                  inzet van begeleid zelftesten voor toegang. Naar aanleiding van het eindrapport «Afwegingsmatrix
                  begeleid zelftesten»37 en het vervolgadvies van de werkgroep zelftesten voor toegang38, acht ik drie opties kansrijk. Deze opties zijn een aanvulling op het testlandschap
                  en kunnen een oplossing bieden voor bepaalde situaties en doelgroepen, met name wanneer
                  de reistijd naar een testlocatie toeneemt.
               
De drie kansrijke opties zijn: digitaal begeleid zelftesten, fysiek begeleid zelftesten
                  in de thuisomgeving en fysiek begeleid zelftesten op een (test)locatie. De meerwaarde
                  van deze opties liggen bij elke afzonderlijke optie net anders en daarom heb ik besloten
                  om de drie opties uit te werken in drie pilots. De optie digitaal begeleid zelftesten
                  biedt met name mogelijkheden voor lange reistijden en witte vlekken. Tevens kan met
                  het opzetten van deze pilots lessen worden geleerd die een bijdrage kunnen leveren
                  aan de invulling van de motie39 van het lid Van der Plas (BBB) die oproept om zorg te dragen dat mensen binnen een
                  half uur reistijd een test kunnen afnemen. De optie fysiek begeleid zelftesten in
                  de thuisomgeving biedt met name mogelijkheden voor de doelgroep van amendement van
                  het lid Bikker40 over een uitzondering van de testplicht voor personen met een beperking of ziekte.
                  Tot slot biedt de optie fysiek begeleid zelftesten op een (test)locatie mogelijkheden
                  voor meerdaagse festivals en/of grote evenementen. De planning is om de pilots binnen
                  enkele weken te starten. Over de resultaten van de pilots zal ik uw Kamer te zijner
                  tijd informeren.
               
Om deze pilots mogelijk te maken, is een wijziging van de Trm nodig, dit zal voorafgaand
                  aan de start van de pilots dienen te worden gerealiseerd en ter nahang aan uw Kamer
                  worden aangeboden. Er zullen geen andere persoonsgegevens verwerkt worden dan dat
                  nu al in de Trm zijn opgenomen. De Trm zal op dat punt dus niet worden aangepast.
                  Het starten van deze pilots betekent uiteraard niet automatisch dat dit beleid na
                  afloop ook volledig uitgerold zal worden. Hierover zal aparte besluitvorming plaatsvinden.
               
Toezicht op testen
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) sluit met haar toezicht aan bij het continue
                  veranderende testlandschap. Daarom is de inspectie de afgelopen maanden doorgegaan
                  met het bezoeken van testaanbieders. De inspectie kijkt tijdens deze bezoeken naar
                  de kwaliteit en de veiligheid van het testen. Het gaat dan onder meer om het volgens
                  de gebruiksaanwijzing uitvoeren van de test, infectiepreventie op de locatie en duidelijke
                  afspraken over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de testaanbieder, de betrokken
                  arts en opdrachtgever zoals Stichting Open Nederland.
               
De algemene bevindingen van het toezicht op testen zijn positief; er zijn locaties
                  van goede kwaliteit opgezet. De inspectie ziet ook kwetsbaarheden. Bij bezoeken aan
                  sommige locaties zagen inspecteurs dingen die dringend verbeterd moesten worden. De
                  meeste testaanbieders pakken deze verbeterpunten goed op. Wanneer dit onvoldoende
                  gebeurt gaat de inspectie met de aanbieder in gesprek, op het kantoor van de IGJ of
                  op locatie. Ook legt de inspectie controlebezoeken af en treedt waar nodig handhavend
                  op.
               
De inspectie ondersteunt initiatieven die mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan
                  het vergroten van de capaciteit van het testen en het draagvlak hiervoor, zoals het
                  begeleid zelftesten. De inspectie toetst of producten voldoen aan de productwetgeving
                  en of het uitvoeren hiervan goed en veilig gebeurt. Tot slot vraagt de inspectie aandacht
                  voor het feit dat bij het nadenken over de inrichting van het testlandschap er ook
                  oog moet zijn voor de kwaliteit en veiligheid van het testen.
               
Governance Test- en Traceerketen
LCT
Eind juni heeft de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT) de stuurgroep
                  «overgangsfase» opgericht. De stuurgroep had als opdracht te adviseren over de inrichting
                  van de testcapaciteit in de overgangsfase van de pandemische fase naar de endemische
                  fase, waaronder ook de governance structuur. In mijn stand van zakenbrief van 14 september
                  jl. informeerde ik uw Kamer over het eerste resultaat van deze opdracht welke zag
                  op aanpassingen die in september nog moesten worden doorgevoerd. Voor het tweede deel
                  van de opdracht heeft de stuurgroep gekeken naar mogelijkheden voor optimalisatie
                  van de testketens (spoor 1 en spoor 2), de mogelijkheden voor integratie hiertussen
                  en naar de governance structuur van de LCT. Het LCT heeft de uitgebrachte adviezen
                  overgenomen en aan mij doen toekomen.
               
Voordat besluitvorming kan plaatsvinden op de integratie van testketens wordt eerst
                  – conform het advies van de LCT – op een aantal onderdelen een uitvoeringstoets uitgevoerd.
               
Het advies over de governance structuur van de LCT kon wel meteen worden geïmplementeerd.
                     De LCT behoudt haar functie als coördinatiestructuur maar de rol van onafhankelijk
                     voorzitter is komen te vervallen. Het voorzitterschap is thans belegd binnen het Ministerie
                     van VWS.
                  
De LCT blijft bestaan uit een gelijkwaardige afvaardiging van vertegenwoordigers van
                     het Ministerie van VWS en de verschillende uitvoerende organisaties en kennispartijen,
                     te weten GGD, GGD-GHOR NL, Stichting Open Nederland (tot maximaal eind februari),
                     Dienst Testen, RIVM, IGJ. Andere departementen zijn agendalid.
                  
De implementatie van dit advies maakt dat de opdracht van de huidige onafhankelijk
                  voorzitter, de heer Van Lint, ten einde is. Onder leiding van zijn voorzitterschap
                  en met de inzet van alle partijen in de LCT, zijn in deze periode vele resultaten
                  behaald. Bovenal is voldaan aan de kern van de opdracht, namelijk «de vorming en borging
                  van een stevige governance op de testketen, een duidelijke regie op de samenwerking
                  en een gecoördineerde, tijdige en adequate uitvoering van het nationale testbeleid».
                  Voor zijn inzet bij het uitvoeren van deze opdracht en alle ontwikkelingen die daarbij
                  zijn komen kijken, wil ik de heer Van Lint heel hartelijk danken.
               
DOTT
Op 7 oktober jl. heeft de LCT de regiegroep Digitale Ondersteuning Test- en Traceerketen
                  (DOTT) decharge verleend. De regiegroep DOTT was een samenwerking tussen het Ministerie
                  van VWS, GGD-GHOR NL en het RIVM. DOTT is eind 2020 ingesteld naar aanleiding van
                  de risicoanalyse41 naar de covid-gerelateerde datastromen.42 De regiegroep DOTT had als opdracht de digitale ondersteuning van de ketens rond
                  testen en traceren te verbeteren. Dit hield onder meer in dat de regiegroep DOTT regie
                  moest voeren op het huidige digitale landschap ter ondersteuning van testen en traceren,
                  die bij zou moeten dragen aan een betrouwbare, schaalbare en veilige IT-infrastructuur
                  van de ketens rond testen en traceren.
               
Eind januari 2021 heeft een datadiefstal plaatsgevonden in de coronasystemen van de
                  GGD’en. GGD-GHOR NL was, mede namens de GGD’en, deelnemer aan de regiegroep. In mijn
                  brief van 2 februari 2021 heb ik uw Kamer gemeld welke korte termijnacties moesten
                  worden uitgevoerd om te voorkomen dat er opnieuw een
               
datadiefstal zou kunnen plaatsvinden.43 De regiegroep DOTT heeft daarin een belangrijke rol gespeeld door mij via de LCT
                  te informeren over de realisatie van de verbeteringen in de keten.
               
De afgelopen maanden heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang op de verbeteringen
                  in de informatievoorziening van de infectieziektebestrijding onder regievoering van
                  de regiegroep DOTT. In de brief van 2 februari jl. heb ik aangekondigd dat de regiegroep
                  DOTT actief aan de slag zou gaan met het opstellen en monitoren van de uitvoering
                  van een ketenbreed verbeterplan. Daarnaast heb ik een externe audit op de maatregelen
                  aangekondigd om mijzelf en de ketenpartners ervan te vergewissen dat de voorgestelde
                  maatregelen uit het verbeterplan ook zouden leiden tot een verkleining van de kans
                  op een volgende datadiefstal.
               
In mijn brief van 12 februari jl. meldde ik uw Kamer dat het verbeterplan fase 1 «de
                  basis op orde» in concept was vastgesteld in de LCT. Ook heeft de LCT besloten op
                  advies van de regiegroep DOTT tot het laten uitvoeren van een Gateway Review.44 In mijn brief van 23 februari jl. informeerde ik uw Kamer onder meer over de definitieve
                  vaststelling van het verbeterplan fase 1 waarin onder andere wordt vastgesteld dat
                  HPZone en HPZone Lite versneld moeten worden vervangen. Een opdracht voor de vervanging
                  van deze systemen meldde ik aan uw Kamer in mijn brief van 23 maart jl.45 Daarnaast meldde ik dat een externe audit bij GGD-GHOR NL was gestart om objectief
                  vast te stellen of de door regiegroep DOTT voorgestelde maatregelen daadwerkelijk
                  waren genomen. Daarnaast werd er gekeken naar cultuuraspecten in de organisatie. In
                  mijn brief aan uw Kamer van 11 mei jl. deelde ik de conclusies van het Gateway Review
                  rapport en de daaruit voortvloeiende acties.46 Het accent van het eindrapport lag op de aanpak, ketenbrede acties en rolverdeling
                  van ketenpartners die nodig zijn om tot een duurzame ketensamenwerking te komen. De
                  kleurcode van dit rapport was oranje-rood, wat inhield dat dringende maatregelen nodig
                  waren om de gevonden knelpunten in de keten weg te nemen en invulling te geven aan
                  een middellange en lange termijnaanpak.
               
Naast de rapportage van Bureau Gateway werd het auditrapport dat in de stand van zakenbrief
                  van 2 februari jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 950) was aangekondigd opgeleverd. Het rapport stelt dat de genomen maatregelen voor een
                  belangrijk deel waren uitgevoerd. Het rapport wijst verder op een aantal aandachtspunten
                  en benoemt het belang van de vervanging van HPZone en HPZone Lite. Deze vervanging
                  was reeds in gang gezet. In de brief van 18 juni jl. liet ik uw Kamer weten dat eind
                  mei is gestart met het verbeterplan fase II dat de resultaten van fase I monitort
                  en de test- en traceerketen verder verstevigt door middel van no-regret maatregelen.
                  Vanaf halverwege juli werd gestart met de implementatie van GGD Contact ter vervanging
                  van HPZone Lite. Op 6 juli meldde ik uw Kamer dat de acute risico’s uit de verbeterplannen
                  waren gemitigeerd.47
Inmiddels kan ik melden dat de implementatie van GGD Contact ter vervanging van HPZone
                  Lite over alle GGD’en is gestart en dat alle GGD’en GGD Contact in gebruik hebben
                  genomen.
               
Eind augustus heeft GGD-GHOR NL mij op de hoogte gesteld van de resultaten van de
                  cultuuraudit48 bij GGD’en en andere partnerorganisaties. In het onderzoek is gekeken naar de klacht-
                  en meldprocedures voor het melden van vier verschillende type meldingen en klachten,
                  zowel door medewerkers (interne meldingen) als door cliënten (externe klachten). Het
                  onderzoek richtte zich op de 25 GGD'en en hun 17 partnerorganisaties, die in opdracht
                  van de GGD'en werkzaamheden uitvoeren in het kader van de bestrijding van het coronavirus.
                  Dit onderzoek concludeert dat bij alle GGD’en de vereiste functionarissen zijn aangesteld
                  en klacht- en meldprocedures zijn opgesteld. Nog niet in alle gevallen voldoen deze
                  aan de wettelijke vereisten, wat mede veroorzaakt wordt doordat er twee regimes op
                  de GGD van toepassing zijn. Ten aanzien van de partnerorganisaties stelt het onderzoek
                  dat niet alle partnerorganisaties klacht- en meldprocedures hebben vastgesteld. Wettelijk
                  gezien zijn partnerorganisaties niet verplicht klachtenprocedures vast te stellen,
                  maar dit wordt wel als wenselijk beschouwd. De onderzoekers adviseren dat de GGD’en
                  om daar waar dit nog niet het geval is, volledig te gaan voldoen aan de wettelijke
                  vereisten en dat GGD’en via hun contractuele afspraken de partnerorganisaties stimuleren
                  om klacht- en meldprocedures vast te stellen. Deze resultaten zijn besproken door
                  GGD GHOR Nederland, de directeuren publieke gezondheid en de partnerorganisaties en
                  zij geven aan dat zij de aanbevelingen uit het rapport reeds hebben opgepakt of zo
                  spoedig mogelijk oppakken. De uitvoering van verbeterplan fase II is geëindigd op
                  30 september 2021. De eindresultaten zijn vastgesteld door Regiegroep DOTT en Stuurgroep
                  LCT, waarna de Regiegroep is ontbonden en de voorzitter is gedechargeerd. Met de decharge
                  van de regiegroep DOTT, het mitigeren van de acute risico’s naar aanleiding van de
                  datadiefstal en het vervangen van HPZone Lite, beschouw ik de acties uit de Kamerbrief
                  van 2 februari 2021 als afgerond.
               
De resultaten van verbeterplan DOTT fase II zijn als input meegegeven aan het verkenningstraject
                  voor duurzame informatievoorziening in infectieziektebestrijding. Dit traject is zoals
                  toegezegd in mijn brief van 11 mei jl. kort na de Gateway Review gestart en heeft
                  grotendeels parallel gelopen met de uitvoering van het verbeterplan fase II. De voortgang
                  van dit traject zal ik in een volgende brief met uw Kamer delen.
               
Voorraad antigeentesten voor professioneel gebruik
Op 28 oktober jl. heeft het Ministerie van VWS nog ongeveer 29,5 miljoen antigeentesten
                     op voorraad voor professioneel gebruik. De orders voor deze antigeentesten zijn vorig
                     jaar geplaatst om voorbereid te zijn op een brede inzet van testen om de samenleving
                     zo veel als mogelijk open te houden. Het kabinet hecht er waarde aan om deze testvoorraad
                     zo effectief en doelmatig mogelijk in te zetten. Hier spant de testketen zich hard
                     voor in. Doordat de testvraag in de loop van 2021 lager uitviel dan geprognotiseerd
                     (onder andere als gevolg van aanscherpingen van de maatregelen in juli), is de voorraad
                     minder afgenomen dan voorzien, terwijl er tegelijkertijd steeds rekening mee moest
                     worden gehouden dat de vraag snel weer kon toenemen. Hierdoor is voor een deel van
                     deze voorraad de uiterste houdbaarheidsdatum inmiddels overschreden. Tot en met oktober
                     is voor ongeveer 4,1 miljoen testen de uiterste houdbaarheidsdatum overschreden; deze
                     testen worden vernietigd, omdat de kwaliteit van de testen niet gewaarborgd kan worden.
                     De testen komen daarom ook niet in aanmerking voor donatie of verkoop.
                  
Ook voor een tweede deel van de voorraad komt de uiterste houdbaarheidsdatum inmiddels
                     in beeld: tot en met eind 2021 geldt dit naar schatting voor een aanvullende 5,3 miljoen
                     testen. Voor de overige 20,1 miljoen antigeentesten ligt de uiterste houdbaarheidsdatum
                     in 2022. We zetten alles op alles om de testen zo goed mogelijk in te zetten. Hiervoor
                     worden momenteel verschillende opties afgewogen. Het doel is om de testen zo veel
                     mogelijk in te zetten. Zo maken de testaanbieders van SON maximaal gebruik van de
                     huidige voorraad antigeentesten voor professionele afname, op volgorde van het verstrijken
                     van de houdbaarheidsdatum. Ook hebben we 100.000 antigeentesten gedoneerd aan Suriname.
                     We onderzoeken andere mogelijkheden voor gebruik en donatie van de antigeentesten,
                     zodat de testen zo nuttig mogelijk kunnen worden ingezet. De manier waarop we de testen
                     zullen inzetten is mede afhankelijk van de keuzes die op korte termijn worden gemaakt.
                  
Laboratoriumcapaciteit
Het Ministerie van VWS is op 30 juni jl. een aanbestedingsprocedure gestart voor het
                  contracteren van moleculaire diagnostiek voor het coronavirus SARS-CoV-2. Deze aanbestedingsprocedure
                  is gestart om er ook in de tweede helft van 2021 en in de eerste helft van 2022 zeker
                  van te zijn dat er voldoende laboratoriumcapaciteit is zodat iedereen in Nederland
                  zich met klachten kan laten testen. In deze aanbesteding gaat het specifiek om het
                  contracteren van NAAT-testen en als gevolg van de aanbesteding is een maximale testcapaciteit
                  van 92.000 testafnames per dag geborgd. Er wordt alleen betaald voor daadwerkelijk
                  afgenomen testen. De contracten lopen tot en met 31 december 2021 waarbij ik deze
                  contracten drie keer eenzijdig kan verlengen voor een periode van maximaal drie maanden.
               
De aanbesteding is ingedeeld in 24 percelen waarvan 23 percelen regionaal van aard
                     zijn en één perceel landelijk van aard is. Het landelijke perceel is voor laboratoria
                     die landelijk willen opereren. De dienstverlening in alle percelen richt zich niet
                     alleen op het analyseren van de testmonsters en de diagnostiek, maar ook onder andere
                     op het inkopen van het benodigde testmateriaal, het vervoer van de monsters en het
                     registreren van de testresultaten in het automatiseringssysteem CoronIT. In de aanbestedingsprocedure
                     kon een laboratorium zich inschrijven voor maximaal twee percelen. Door een maximum
                     in te stellen aan het aantal inschrijvingen, wordt een goede marktwerking gestimuleerd
                     en worden de kansen voor het midden- en kleinbedrijf bevorderd. Via deze procedure
                     kan een substantieel deel van de markt daadwerkelijk worden gecontracteerd, een bijkomend
                     voordeel is bovendien dat er op deze manier geen afhankelijkheid ontstaat van een
                     beperkt aantal partijen wat risico’s mitigeert.
                  
Op 27 oktober jl. heeft de voorlopige gunning plaatsgevonden, onder meer door een
                     kort geding is hier enige vertraging opgelopen. Houdende eventuele bezwaren van partijen
                     staat de definitieve gunning gepland in de komende week. Eventuele verdere vertraging
                     in de aanbestedingsprocedure vormt geen probleem voor de beschikbare testcapaciteit,
                     gezien de huidige contracten doorlopen tot de definitieve gunning heeft plaatsvonden.
                     Hiermee voldoe ik aan de toezegging aan uw Kamer om te kijken of er behoefte is aan
                     centraal ingekochte laboratoriumcapaciteit voor het najaar waarbij het uitgangspunt
                     blijft dat er te allen tijde voldoende testcapaciteit moet zijn om aan de testbehoefte
                     te voldoen.
                  
Innovatieve testmethoden: minder invasieve afnamen en uitkomsten speekselzelftest
Het OMT heeft in het 109e advies49 van 19 april jl. geadviseerd over de inzet van de mondspoelkit op basis van PCR of
                  LAMP. Het OMT constateert dat de testsensitiviteit lager is dan bij een diepe keelneuswab,
                  maar dat deze testafname geschikt is voor routinematige toepassing, bij voorkeur als
                  alternatieve afnamemethode voor moeilijk te bemonsteren personen. De mondspoelkit
                  wordt momenteel op deze wijze in een aantal GGD-teststraten ingezet. De sabbelwat
                  wordt momenteel niet meer ingezet in de GGD-teststraten. In de praktijk bleek deze
                  test erg tijdsintensief. Kinderen moesten soms langer dan een kwartier sabbelen en
                  dan was er nog niet altijd voldoende materiaal verzameld. Daarom wordt in de teststraten
                  voor kinderen tot en met 12 jaar gebruik gemaakt van een minder diepe afname (mid-turbinate-uitstrijk
                  in plaats van de nasofarynxuitstrijk), conform de richtlijnen van het RIVM.50 Met de invoering van deze minder invasieve afname, wordt testen laagdrempelig georganiseerd.
               
Van 9 september jl. tot en met 26 september jl. is in opdracht van het Ministerie
                  van VWS een grootschalig onderzoek naar de waarde van de speekselzelftest en de neuszelftest
                  uitgevoerd onder ruim 2.800 mensen. In de teststraten van de GGD Hart voor Brabant,
                  GGD West-Brabant en GGD Rotterdam Rijnmond zijn twee antigeen-zelftesten uitgedeeld
                  – een neuszelftest en een speekselzelftest – waarvan de resultaten zijn vergeleken
                  met de uitslag van een PCR-test (als referentiestandaard). Dit onderzoek is uitgevoerd
                  onder leiding van prof. dr. Carl Moons van het UMCU, in samenwerking met de betrokken
                  GGD’en, het RIVM, het Erasmus MC en Microvida. De resultaten van de neustest zijn
                  vergelijkbaar met de resultaten van het eerdere onderzoek naar de (neus)zelftest,
                  zoals die op 5 februari jl. in het OMT zijn besproken. De sensitiviteit van de neuszelftest
                  is gecorrigeerd voor besmettelijkheid boven de 80%, waarmee de grote meerderheid van
                  de besmettelijke mensen wordt gedetecteerd. Voor de groep mensen die testen wanneer
                  ze symptomen hebben is de sensitiviteit bijna 90%. Hieruit concludeer ik dat deze
                  neuszelftesten, ook onder veranderende epidemiologische omstandigheden met nieuwe
                  virusvarianten en toegenomen immuniteit, nog steeds goed presteren. In de subgroep
                  van mensen zonder enige symptomen of klachten op moment van testen, lijkt de sensitiviteit
                  van de neuszelftest significant lager (rond de 40% na correctie voor besmettelijkheid).
                  Kanttekening is dat deze groep in deze studie relatief klein was. Deze asymptomatische
                  groep moeten niet verward worden met de uitkomsten van eerder onderzoek naar nauwe
                  contacten zonder symptomen op het moment van testen51. Het verschil in sensitiviteit valt mogelijk te verklaren door de andere doelgroep:
                  in het huidige onderzoek betrof het álle mensen zonder symptomen (gezien de onderzoeksperiode
                  betreft het hier waarschijnlijk ook asymptomatische reizigers die terugkwamen van
                  vakantie uit risicogebieden) ten opzichte van hoog-risico nauwe contacten zonder symptomen
                  in het vorige onderzoek. Aanvullende analyses en vervolgonderzoek zijn hier op zijn
                  plaats.
               
Uit de voorlopige resultaten van de speekseltest blijkt dat deze test helaas significant
                  minder presteert dan de neustest. Op basis van onder meer dit onderzoek zie ik vooralsnog
                  geen rol weggelegd voor antigeen-zelftesten op basis van speeksel voor grootschalige
                  inzet. Of deze test wel inzetbaar is voor mensen die niet regulier getest kunnen worden,
                  wordt uitgezocht. Hiermee voldoe ik aan de motie van het lid Westerveld over gevalideerde
                  speekseltesten ook beschikbaar maken voor kinderen52.
               
Bron- en contactonderzoek (BCO)
De besmettingen lopen de afgelopen weer meer op, hierdoor worden besmettingen met
                  een andere vorm van BCO opgevolgd omdat het aantal uit te voeren BCO’s ruim boven
                  de overeengekomen capaciteit van 4.400 BCO’s per dag komyt. Op dit moment zijn 1 GGD’en
                  in staat om volledig BCO te doen met of zonder monitorgesprekken op dag 5 en dag 10
                  en 24 GGD’en doen risicogestuurd BCO, waarbij nog steeds indexgesprekken plaatsvinden.
               
Tussen 15 oktober jl. en 2 november was er sprake van een storing bij Justis. Dit
                  betekent dat aangevraagde VOG’s niet konden worden verwerkt en dat nieuwe VOG’s niet
                  konden worden aangevraagd. Onder de wachtenden zijn ook nieuwe BCO-medewerkers. GGD
                  GHOR NL heeft in afstemming met het Ministerie van VWS voor gekozen deze mensen toch
                  in te zetten voor het bron- en contactonderzoek met extra mitigerende maatregelen.
               
Daarnaast wordt vanaf 5 november a.s. BCO-op maat ingevoerd, conform het 116e en 117e OMT-advies. BCO op maat past meer bij de setting van een hoge vaccinatiegraad in
                  Nederland en houdt in dat aan de hand van het indexgesprek samen met de index wordt
                  bepaald wie de contacten van de index informeert. In veel gevallen zal de index hier
                  zelf de regie in nemen, ondersteund door de app GGD Contact. Als de index dit wenst,
                  of er bepaalde risicofactoren zijn voor de verspreiding van het virus, benadert de
                  GGD (ook) zelf de contacten. Dit geeft de GGD de ruimte om extra in te zetten op situaties
                  waar uitgebreider (uitbraak)onderzoek essentieel is.
               
Criteria voor zo’n uitgebreid BCO kunnen bijvoorbeeld zijn:
• De index heeft een aangetoonde infectie of heeft risico gelopen op een Variant of
                        Interest / Variant of Concern met beperkte verspreiding in Nederland;
                     
• De index behoort tot een moeilijk bereikbare groep (bijv. taalbarrière of arbeidsmigranten);
• De index bevindt zich in een omgeving met een lage (verwachte) vaccinatiegraad/ weinig
                        mensen die het afgelopen half jaar een besmetting hebben doorgemaakt;
                     
• De index is onderdeel van een bekende cluster/uitbraak;
• De index kan zelf geen contactonderzoek doen vanwege diverse redenen.
• Voor het inzetten van BCO-op maat is de landelijke implementatie van GGD Contact noodzakelijk.
                        Meer informatie over GGD Contact kunt u vinden onder het kopje «GGD Contact». Ook
                        BCO-op maat zal verschillende fasen hebben afhankelijk van het aantal gemelde besmettingen,
                        dit zal in de vorm van een stoplicht worden weergegeven:
                     
• In fase groen wordt volledig BCO op maat uitgevoerd, zonder beperkingen.
• In fase oranje wordt meer capaciteit gecreëerd in een aantal stappen, bijvoorbeeld
                        door kritischer te kijken wie in aanmerking komt voor uitgebreid BCO en door minder
                        contexten te registreren. Hiermee komt er capaciteit vrij waardoor er meer indexen
                        gebeld kunnen worden en dus meer BCO's uitgevoerd kunnen worden.
                     
• In fase rood worden alleen de testuitslagen doorgegeven.
Op verzoek van uw Kamer van 26 oktober jl. heb ik het RIVM gevraagd een verdiepende
                  analyse uit te voeren naar bestaande clusters besmettingen, specifiek in relatie tot
                  omgevingen waar het coronatoegangsbewijs van kracht is. Deze clusteranalyse treft
                  u aan in de bijlage van deze brief53.
               
Tot slot heeft het BAO naar aanleiding van het 128e OMT-advies geadviseerd om het BCO-beleid voor huisgenoten en nauwe contacten – die
                  afweer tegen COVID-19 hebben opgebouwd door infectie en/of vaccinatie – aan te passen.
                  Er wordt geadviseerd om bij:
               
• Huisgenoten zo spoedig mogelijk én op dag 5 te laten testen nadat index getest is;
• Nauwe contacten zo spoedig mogelijk en op dag 5 te laten testen na contact met de
                        index;
                     
• Huisgenoten, nauwe contacten en overige contacten altijd te testen bij klachten, ook
                        wanneer men eerder negatief getest is.
                     
• Dit beleid zal volledig ingevoerd worden vanaf 12 november 2021. Tevens zullen de
                        LCI richtlijnen hierop aangepast worden.
                     
Feiten en Cijfers
Tabel 1. Feiten en cijfers Testen en Traceren week 41–43
Indicator
Week 41
Week 42
Week 43
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen (GGD-testlocaties en klinische testen)1, 2
255.057 totaal per week
32.151 gemiddeld per dag
249.382 totaal per week
35.626 gemiddeld per dag
313.943 totaal per week
44.849 gemiddeld per dag
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen bij GGD testlocaties1
198.961 testen per week
28.423 gemiddeld per dag
233.286 testen per week
31.898 gemiddeld per dag
277.641 testen per week
39.663 gemiddeld per dag
Percentage sneltesten van het totaal aantal afgenomen testen bij de GGD1
4,3%
3,2%
3,2%
Totaal aantal afgenomen testen voor toegang en percentage positief3
285.854 testen per week
0,2% positieven in testen voor toegang
351.658 testen per week
0,4% positieven in testen voor toegang
325.008 testen per week
0,5% positieven in testen voor toegang
Het aantal meldingen positieven en percentage positieve testresultaten3
25.751 meldingen bij het RIVM
23.876 positieven uit de GGD-testlocaties
12,0% positieven in GGD-testlocaties
38.733 meldingen bij het RIVM
34.395 positieven uit de GGD-testlocaties
15,3% positieven in GGD-testlocaties
53.979 meldingen bij het RIVM
47.691 positieven uit de GGD-testlocaties
16,7% positieven in GGD-testlocaties
Percentage mensen met nieuwe klachten dat bereid is zich te laten testen4
30% (meting 5-11 oktober)
30% (meting 5-11 oktober)
30% (meting 5-11 oktober)
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en de testafname1
10,4 uur
10,3 uur
10,5 uur
Gemiddelde tijd tussen de testafname en testuitslag1
16,2 uur
16,2 uur
16,2 uur
Gemiddelde tijd tussen inplannen testafspraak en testuitslag1
26,6 uur
26,5 uur
26,7 uur
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en testuitslag voor prioritair
                              testen (zorgpersoneel en onderwijs via GGD-testlocaties)1
23,6 uur
23,3 uur
24,7 uur
X Noot
                     
1
Bron: CoronIT en Dienst Testen lab-uitvraag (02/11/2021).
X Noot
                     
2
Het gaat hier om het totaal aantal COVID-19 testen afgenomen door GGD teststraten
                        en zorginstellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen).
                     
X Noot
                     
3
Bron: Epidemiologische situatie Nederland, RIVM (02/11/2021).
X Noot
                     
4
Bron: Trendonderzoek RIVM via https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/trendonderzoek/naleving-van-en-dra….
12. Verbetering digitale ondersteuning/CoronaMelder
               
Digitale ondersteuning
CoronaMelder
Lessons Learned ontwikkeling CoronaMelder
Tijdens het debat van 2 september jl. heb ik uw Kamer toegezegd om Staatssecretaris
                     Knops te vragen de ontwikkeling van de CoronaMelder app te evalueren en lessen te
                     trekken om de omgang van de overheid met ICT te verbeteren.65 Deze evaluatie is 4 maart jl. gestart. Het Adviescollege ICT-toetsing geeft aan hier
                     voor het einde van dit jaar over te kunnen rapporteren.
                  
Integratie CoronaMelder met coronatest.nl voor sneller delen GGD sleutel
Sinds 13 oktober jl. is het voor CoronaMelder gebruikers mogelijk om na een positieve
                     test zelf hun GGD sleutel in te voeren op de website coronatest.nl en hiermee autorisatie
                     te verlenen voor het versturen van waarschuwingen in de app. Hierdoor kunnen mensen
                     die in contact zijn geweest met een besmet persoon sneller worden gewaarschuwd zonder
                     tussenkomst van de GGD. Uit het evaluatieonderzoek naar CoronaMelder is eerder al
                     gebleken dat CoronaMelder effectiever zal zijn als er minder tijd zit tussen het moment
                     waarop iemand met een besmet persoon in aanraking komt, en zij een notificatie ontvangen
                     in de app.66 CoronaMelder gebruikers kunnen bij een positieve testuitslag daarmee op hun beurt
                     weer sneller andere gebruikers waarschuwen. Ook de Begeleidingscommissie DOBC heeft
                     hier eerder al over geadviseerd.67
CoronaCheck
Cijfers en evaluatie
Op 1 november jl. was de CoronaCheck-app ongeveer 13,2 miljoen keer gedownload. Er
                     zijn in totaal daarnaast ongeveer 57 miljoen QR-codes aangemaakt. Coronatoegangsbewijzen
                     kunnen worden gescand met de CoronaCheck Scanner. Deze is 1,78 miljoen keer gedownload.
                     Net als bij CoronaMelder vindt ook voor CoronaCheck een evaluatie plaats. De eerste
                     twee tussenrapportages in het kader hiervan zijn op www.coronacheck.nl gepubliceerd. In tegenstelling tot wat ik uw Kamer eerder schreef68, zal het eindrapport van deze evaluatie in november 2021 beschikbaar komen waarna
                     ik het uw Kamer toe zal sturen.
                  
Dataregistratie, techniek en uitzonderingsroutes
De meeste mensen kunnen nu zelf via CoronaCheck een QR-code maken of aanvragen voor
                  volledige vaccinatie of herstel. Toch kan het nog voorkomen dat mensen hun QR-code
                  niet direct in de app kunnen maken. Er zijn nog enkele uitzonderingssituaties die
                  groepen van relatief beperkte omvang en individuele personen raken. Burgers worden
                  over alle handelingsperspectieven geïnformeerd via www.coronacheck.nl en de website van de rijksoverheid.69
Allereerst betreft dit personen die een eerste prik elders hebben gehad (bijvoorbeeld
                  in een ander EU-land) en de tweede prik bij de GGD hebben gekregen. Bij deze mensen
                  kan alleen de tweede prik, gezet door de GGD, opgehaald worden in de CoronaCheck-app.
                  Op dit moment wordt door de GGD gewerkt aan een technische oplossing die ervoor zorgt
                  dat er toch een volledig vaccinatiebewijs kan worden afgegeven. Deze is naar verwachting
                  half november werkzaam. Ook voor mensen die niet beschikken over een BSN, zoals bijvoorbeeld
                  asielzoekers of arbeidsmigranten die niet de mogelijkheid hebben een DigiD aan te
                  vragen, wordt gewerkt aan een oplossing om alsnog een QR-code uit te kunnen geven.
                  Daartoe wordt er op korte termijn een online oplossing gerealiseerd bij de GGD-en,
                  zodat ook deze mensen een coronatoegangsbewijs kunnen krijgen. Deze oplossing wordt
                  de komende weken uitgerold. In de tussentijd is het voor alle in derde landen gevaccineerde
                  personen zonder BSN maar wel woonachtig in Nederland, zoals bijvoorbeeld internationale
                  studenten en expats, mogelijk om via de GGD regio’s Utrecht en Groningen een QR-code
                  te krijgen met onbeperkte geldigheidsduur. Momenteel wordt eraan gewerkt om dit breder
                  uit te rollen, te beginnen bij de GGD Rotterdam-Rijnmond.
               
Vanaf 13 oktober jl. is het daarnaast technisch mogelijk gemaakt om in CoronaCheck
                  ook positieve testresultaten van andere testaanbieders (dan de GGD) op te halen, indien
                  deze juist zijn doorgegeven aan de GGD. Hier kan in de app een herstelbewijs van worden
                  gemaakt. Gezien de geldigheidsduur van een herstelbewijs, kan dit op dit moment alleen
                  met testgegevens die maximaal 180 dagen oud zijn. Het kunnen aanmaken van een vaccinatiebewijs
                  op basis van een positief testresultaat en een geregistreerde vaccinatie, is technisch
                  nog niet mogelijk. Dit vergt een aanpassing waarbij ook positieve testresultaten die
                  ouder zijn dan 180 dagen ontsloten dienen te worden.
               
Adviezen 26 en 27 Begeleidingscommissie DOBC
Advies 26
Op 30 september jl. heb ik van de Begeleidingscommissie Digitale Ondersteuning in
                     de Bestrijding van COVID-19 (DOBC) haar zesentwintigste advies ontvangen70. Hierin constateert de commissie dat het coronatoegangsbewijs momenteel te sterk
                     gekoppeld is aan het installeren van een app en adviseert om een papieren versie veel
                     toegankelijker te maken. Daarnaast gaan zij ook in op de mogelijke aantasting van
                     het vertrouwen in huidige, maar ook toekomstige digitale ondersteuningsmiddelen en
                     de noodzaak aandacht aan communicatie te besteden.
                  
Ik onderschrijf dat het belangrijk is om een vertrouwensband tussen burger en overheid
                     te bereiken en te behouden waar het gaat om digitale pandemiebestrijding. Ten aanzien
                     van de aspecten waarover de commissie heeft geadviseerd deel ik graag het volgende.
                  
Toegankelijkheid en ondersteuning Coronatoegangsbewijzen
Toegankelijkheid en inclusiviteit zijn voor mij belangrijke aspecten. De constatering
                     van de commissie dat het coronatoegangsbewijs te sterk is verbonden met de installatie
                     van een app, namelijk de CoronaCheck-app, deel ik niet. Er is van begin af aan ingezet
                     op alternatieve routes voor mensen die de app niet willen of kunnen gebruiken. Er
                     zijn meerdere alternatieven beschikbaar waarbij geen smartphone en/of internet nodig
                     zijn voor het aanmaken van een bewijs. Zo kan het coronatoegangsbewijs zelf of met
                     hulp uitgeprint worden via www.coronacheck.nl/print en is het voor mensen die minder digitaal vaardig zijn of die niet beschikken over
                     de benodigde middelen mogelijk om telefonisch een coronatoegangsbewijs aan te vragen
                     via de CoronaCheck Helpdesk (0800-1421) of het publieksinformatienummer coronavirus
                     (0800-1351). Deze wordt dan per post naar het huisadres opgestuurd. Inmiddels zijn
                     via deze route al 540.000 papieren bewijzen geprint en toegestuurd. Ook is het sinds
                     28 september jl. ook mogelijk om via een papieren antwoordformulier een bewijs aan
                     te vragen. Dit is inmiddels al ruim 18.000 keer gedaan, veelal met hulp van bibliotheken.
                     Gebruikers die hulp nodig hebben bij de aanvraag van een coronatoegangsbewijs of het
                     gebruik van CoronaCheck, kunnen voor ondersteuning ook terecht in bibliotheken bij
                     het Informatiepunt Digitale Overheid.
                  
Daarnaast zijn video’s beschikbaar waarin uitgelegd wordt hoe CoronaCheck werkt en
                     hoe een coronatoegangsbewijs op papier kan worden aangevraagd. Ook is een Steffie
                     module over de digitale aanvraag van coronabewijzen beschikbaar. Dit zijn slechts
                     enkele voorbeelden van acties die continu worden genomen om het gebruik en het aanvragen
                     van een coronatoegangsbewijs voor iedereen zo toegankelijk en begrijpelijk mogelijk
                     te maken.
                  
Verantwoorde inzet apps
Mogelijk zal in de toekomst vaker digitale ondersteuning worden ingezet. Het is daarbij
                  goed om vooraf na te gaan aan welke voorwaarden dergelijke ondersteuning moet voldoen.
                  Zoals aan de Eerste Kamer toegezegd, is de Gezondheidsraad gevraagd een kader met
                  criteria te ontwikkelen voor het gebruik van gezondheidsapps voor screeningsdoeleinden,
                  zodat ook in de toekomst apps voor publieke gezondheid verantwoord worden ingezet.
                  Op 12 juli jl. heb ik het advies van de Gezondheidsraad over de verantwoorde inzet
                  van apps voor publieke gezondheid naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 27 529, nr. 565). Op 19 oktober jl. heeft u een reactie hierop ontvangen.71 Ook voor het gebruik en inzet van gezondheidsapps in bredere context is aandacht.
                  Het Nationaal eHealth Living Lab (NeLL) is daarvoor al eerder gevraagd om in samenwerking
                  met veldpartijen te komen tot één breed gedragen landelijk toetsingskader. Beide kaders
                  kunnen bijdragen aan de structurele verantwoorde inzet van mogelijk toekomstig te
                  ontwikkelen digitale ondersteuningsmiddelen.
               
Advies 27
Op 15 oktober jl. ontving ik vervolgens het 27ste advies van de Begeleidingscommissie waarin zij aandacht vragen voor het handelingsperspectief
                     dat op dit moment in CoronaMelder gegeven wordt aan mensen die in bepaalde mate beschermd
                     zijn tegen het coronavirus72. De commissie is van mening dat iedereen die een notificatie van nauw contact in
                     de app krijgt, ook in afwezigheid van klachten, geadviseerd moet worden om zich te
                     laten testen bij de GGD.
                  
Dit onder andere om zicht te blijven houden op het virus en varianten daarvan, als
                     ook om het draagvlak voor de app te behouden. Naar aanleiding van het 126e OMT-advies waarin een nieuw testadvies voor huishoudcontacten en nauwe contacten
                     is gegeven, zal ik nagaan wat dit betekent voor het handelingsperspectief van CoronaMelder
                     gebruikers. Hier zal ik in een volgende Kamerbrief nader op ingaan.
                  
13. Vaccinaties
               
Een zo hoog en zo homogeen mogelijke vaccinatiegraad is en blijft cruciaal in de bestrijding
                  van de coronapandemie. Daarom heeft het verder verhogen van de vaccinatiegraad de
                  hoogste prioriteit om de risico’s van het virus te beheersen en de kwetsbaren in onze
                  samenleving te beschermen. De oplopende besmettingscijfers en ziekenhuisopnamen onderstrepen
                  wederom het belang van vaccinatie. Door vaccinatie bescherm je immers niet alleen
                  jezelf, maar draag je ook bij aan een betere bescherming van je sociale omgeving en
                  van de samenleving als geheel. Het verder verhogen van de vaccinatiegraad draagt bij
                  aan de vermindering van de hoge druk op de ziekenhuizen. De druk op de ziekenhuizen
                  is de afgelopen weken sterk toegenomen door een stijging van het aantal opgenomen
                  coronapatiënten. In een aantal gevallen gaat dit ten koste van de reguliere medisch-specialistisch
                  zorg, waardoor mensen onnodig langer moeten wachten op de zorg die zij nodig hebben.
               
Gelukkig melden zich nog steeds mensen voor een eerste prik tegen COVID-19. Vorige
                  week is in Nederland de 24 miljoenste prik gezet. We zien, langzaam maar gestaag,
                  een verdere toename van het aantal mensen dat is gevaccineerd. Van alle 18-plussers
                  heeft 87,5% minimaal één prik gehad en is 84,1% volledig gevaccineerd. Van alle 12-plussers
                  heeft 85,4% minimaal één prik gehad en is 82,1% volledig gevaccineerd73 (bron: RIVM). Het kabinet blijft zich de komende periode vol inspannen om de vaccinatiegraad
                  verder te verhogen. Over de aanpak daarvan wordt onder het kopje Verder verhogen vaccinatiegraad nader ingegaan.
               
Advisering Gezondheidsraad over boostervaccinatie
Op 14 september jl. heeft de Gezondheidsraad een eerste advies uitgebracht over de
                  noodzaak van boostervaccinatie voor de algemene populatie.74 Op basis van RIVM-data concludeerde de Gezondheidsraad op dat moment dat de in Nederland
                  gebruikte coronavaccins zeer goed beschermen tegen ziekenhuis- en IC-opname door COVID-19
                  en dat boostervaccinatie daarmee nog niet aan de orde was. Wel benadrukte de Gezondheidsraad
                  dat het van belang is te anticiperen op afnemende bescherming van de primaire COVID-19-vaccinatieserie
                  en rekening te houden met een boostervaccinatie voor bepaalde groepen in de samenleving.
                  In dit kader heb ik het RIVM gevraagd de vaccineffectiviteit nauwlettend te monitoren
                  en hierover tweewekelijks te rapporteren.
               
Zoals eerder in deze brief aangegeven, blijkt uit deze rapportages dat de vaccineffectiviteit
                  tegen ziekenhuis- en IC-opname nog steeds zeer hoog is. Voor de meeste leeftijdsgroepen
                  wordt een effectiviteit van meer dan 90% gezien. Er zijn echter ook enkele (internationale)
                  onderzoeken verschenen waarin een geleidelijke afname van de vaccineffectiviteit tegen
                  milde COVID-19 wordt geobserveerd, met name bij ouderen. Ik heb de Gezondheidsraad
                  gevraagd met spoed een aanvullend advies uit te brengen over de boostervaccinatie.
                  Daarbij heb ik ook aangegeven dat ik vanuit het voorzorgsprincipe beoog de mensen
                  die het meest kwetsbaar zijn binnen afzienbare tijd een boostervaccin aan te bieden.
               
De Gezondheidsraad heeft mij vandaag geadviseerd te starten met een boostervaccinatie
                  voor ouderen vanaf 60 jaar en bewoners van zorginstellingen vanaf 18 jaar.75 De Gezondheidsraad benoemt hiervoor verschillende redenen. Allereerst bereiken ouderen
                  na een primaire vaccinatieserie een minder hoge bescherming tegen COVID-19. Ook zijn
                  er volgens de Gezondheidsraad inmiddels immunologische en klinische aanwijzingen dat
                  bescherming tegen symptomatische infectie bij oudere leeftijdsgroepen sneller afneemt
                  en dat de bescherming tegen ziekenhuisopname onder ouderen mogelijk lager is. Omdat
                  leeftijd de belangrijkste voorspeller is voor een ernstig beloop van COVID-19, is
                  het volgens de raad van belang om ouderen extra te beschermen tegen het coronavirus.
                  De Gezondheidsraad geeft aan dat ook alle bewoners van instellingen van 18 jaar en
                  ouder, zoals verpleeghuisbewoners, een boostervaccinatie zouden moeten krijgen.
               
De Gezondheidsraad ziet op dit moment geen medische aanleiding tot boostervaccinatie
                  voor gezonde personen jonger dan 60 jaar waaronder personen met onderliggende ziekten.
                  Voor de laatste groep geldt dat de mensen met een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem
                  reeds in aanmerking komen voor een derde vaccinatie. Verder geeft de raad aan dat
                  er vanuit maatschappelijk oogpunt andere redenen kunnen bestaan om specifieke groepen
                  een boostervaccin aan te bieden, zoals zorgmedewerkers. Dergelijke overwegingen moeten
                  volgens de Gezondheidsraad wel afgewogen worden tegen het belang van inzet van vaccins
                  voor primaire vaccinatie ter bestrijding van de pandemie wereldwijd.
               
Voor personen die één dosis van het Janssen-vaccin hebben ontvangen geeft de Gezondheidsraad
                  aan dat er momenteel geen aanwijzingen zijn voor een onvoldoende bescherming tegen
                  ernstige ziekte onder de 60 jaar. De raad adviseert voor deze groep het oordeel van
                  het EMA af te wachten over een extra dosis vaccin. Na het EMA-oordeel verwacht ik
                  advies van de Gezondheidsraad. Op basis daarvan zal ik besluiten of dit advies wordt
                  overgenomen.
               
De Gezondheidsraad adviseert mRNA-vaccins te gebruiken binnen de boostercampagne,
                  ongeacht de primaire vaccinatieserie die mensen hebben ontvangen (BioNTech/Pfizer,
                  Moderna, AstraZeneca, of Janssen). Het Europees Medicijn Agentschap (EMA) heeft inmiddels
                  een positief advies afgegeven voor boostervaccinatie in personen van 18 jaar en ouder
                  met de vaccins van Pfizer/BioNTech en Moderna. Een boostervaccinatie zou volgens het
                  EMA niet eerder dan 6 maanden na de initiële vaccinatieserie gegeven moeten worden.
               
Besluit
Ik neem het huidige advies van de Gezondheidsraad over. De inzet van een boostervaccin
                  vind ik om meerdere redenen belangrijk. Allereerst draagt boostervaccinatie van 60-plussers
                  en bewoners van instellingen bij aan het verder voorkomen van ernstige ziekte en sterfte
                  door COVID-19. Het toenemend aantal besmettingen maakt dat we de meest kwetsbare mensen
                  in onze samenleving nog beter moeten beschermen tegen het coronavirus. In aanvulling
                  daarop wil ik vanuit het voorzorgsprincipe ook het zorgpersoneel in aanmerking laten
                  komen voor een boostervaccin. De druk op de zorg blijft onverminderd hoog, mede door
                  het toenemende aantal coronapatiënten op de IC’s en andere ziekenhuisafdelingen en
                  de hoge uitval, mede door corona besmettingen, onder zorgmedewerkers. Om zoveel als
                  mogelijk te voorkomen dat de zorg in het gedrang komt, waardoor bijkomende gezondheidsschade
                  op kan treden, wordt het zorgpersoneel uitgenodigd voor een booster vaccinatie. Dit
                  kan helpen bij het voorkomen van besmettingen onder zorgpersoneel en het in stand
                  houden van de zorgcapaciteit. Onder zorgpersoneel wordt hier verstaan personeel met
                  direct patiëntcontact werkend in het ziekenhuis, de revalidatiezorg, de huisartsenpraktijk,
                  ambulancepersoneel, het verpleeghuis, de intramurale gehandicaptenzorg, kleinschalige
                  woonvormen, de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en ggz-crisisdienst, wijkverpleging.
               
Aangezien de Gezondheidsraad geen medische noodzaak ziet tot boostervaccinatie voor
                  gezonde personen jonger dan 60 jaar waaronder personen met onderliggende ziekten,
                  wil ik me vooralsnog primair richten op boostervaccinatie van 60-plussers, bewoners
                  van instellingen en zorgpersoneel met direct patiëntcontact. Hoewel de Gezondheidsraad
                  daar op dit moment nog geen medische noodzaak toe ziet, kan iedereen die dat wil ook
                  de boosterprik gaan halen nadat de andere groepen aan de beurt zijn geweest.
               
De uitvoering van bovenstaand besluit zal gepaard gaan met uitvoeringskosten, zowel
                  in 2021 als 2022. De omvang van de budgettaire consequenties die uitkomen boven het
                  reeds beschikbare budget zal met een incidentele suppletoire begroting voor 2021 en
                  een nota van wijziging voor 2022 aan uw Kamer worden gemeld. Vanwege de snelle uitvoering
                  van dit beleid zal ik mij in de komende ISB beroepen op artikel 2.27, tweede lid uit
                  de Comptabiliteitswet.
               
Randvoorwaarden
Het Europees Medicijn Agentschap (EMA) heeft inmiddels een positief advies afgegeven
                  voor boostervaccinatie in personen van 18 jaar en ouder met de vaccins van Pfizer/BioNTech
                  en Moderna. Een boostervaccinatie zou volgens het EMA niet eerder dan 6 maanden na
                  de initiële vaccinatieserie gegeven moeten worden. Voor de boostercampagne zal conform
                  het advies van de Gezondheidsraad gebruik gemaakt worden van de beschikbare mRNA-vaccins.
                  Vanaf 6 maanden na de laatste vaccinatie kunnen mensen uit de verschillende doelgroepen
                  in aanmerking komen voor een boostervaccinatie.
               
Uitvoering
Zoals ik in mijn brief van 14 september jl., heb aangegeven heb ik het RIVM gevraagd
                  in samenspraak met relevante uitvoerende partijen voorbereidingen voor een boostercampagne
                  te treffen. De afgelopen weken heeft het RIVM, samen met de GGD’en en andere betrokken
                  partijen, scenario’s ontwikkeld.
               
Binnen deze scenario’s is onderscheid gemaakt tussen verschillende doelgroepen:
1. Leeftijdsgroep 60 jaar en ouder, mobiele mensen
2. Leeftijdsgroep 60 jaar en ouder, niet-mobiele mensen
3. Bewoners van zorginstellingen met een medische dienst
4. Bewoners van zorginstellingen zonder medische dienst
5. Zorgpersoneel met direct patiëntcontact
6. Leeftijdsgroep 60 jaar en jonger (waaronder de «griepprik-groep»)
Op basis van het advies van de Gezondheidsraad, dat heden is gepubliceerd, heb ik
                     besloten te starten met het aanbieden van een boostervaccin aan 60-plussers, bewoners
                     van instellingen vanaf 18 jaar, en het zorgpersoneel. De groep 60 jaar en jonger zijn
                     aan de beurt als de andere groepen zijn geweest.
                  
Mobiele 60-plussers
De GGD’en hebben aangegeven dat zij op 6 december zullen starten met het vaccineren
                  van mobiele 60-plussers. Vanaf eind november zal deze groep van oud naar jong worden
                  uitgenodigd. De verwachting is dat alle 80-plussers in december een boostervaccinatie
                  kunnen halen.
               
Niet-mobiele thuiswonenden
Voor de 60-plussers die echt niet in staat zijn naar de GGD-vaccinatielocatie te gaan,
                  bestaat de mogelijkheid aan huis te vaccineren door de GGD. Dit zal vanaf januari
                  mogelijk zijn.
               
Bewoners van instellingen
Instellingen met een eigen medische dienst plannen nu de startdata. Instellingen die
                     in december al gereed zijn voor uitvoering, kunnen in december ook al starten. Instellingen
                     die meer voorbereidingstijd wenselijk vinden zullen in januari starten. Voor instellingen
                     zónder eigen medische dienst zal de GGD de hoofduitvoerder van de vaccinatie worden.
                     Voor instellingen waarbij bewoners deels onder de eigen medische dienst, deels onder
                     de huisartsenzorg vallen, wordt in onderling overleg bekeken wie de uitvoerder van
                     de vaccinatie wordt, de instelling of de GGD. Deze instellingen starten vanaf januari.
                  
Onder «instellingen» vallen verpleeghuizen, kleinschalige woonvormen, instellingen
                     verstandelijk gehandicapten, revalidatiecentra, GGZ-instellingen en instellingen voor
                     beschermd wonen.
                  
Zorgpersoneel met direct patiëntcontact
Voor de groep mensen die vallen onder de definitie van zorgpersoneel ben ik in gesprek
                  met uitvoerende partijen om deze groep binnen afzienbare termijn een boostervaccinatie
                  aan te bieden. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de wijze van registratie, de
                  logistiek en het selectie- en uitnodigingsproces. De ziekenhuizen hebben in de eerste
                  ronde het personeel vallend onder de acute zorg gevaccineerd. De groep zoals ik die
                  definieer voor de booster is een significante uitbreiding. In de komende dagen en
                  weken wordt de uitvoering van deze operatie concreet uitgewerkt. Er is met name aandacht
                  voor het selectie- en uitnodigingsproces, de logistiek en de wijze van registratie.
                  Ik informeer uw Kamer binnen afzienbare tijd over de uitwerking.
               
Doorlooptijd
In tegenstelling tot de eerste helft van dit jaar hebben we niet meer te maken met
                  vaccinschaarste. Dat maakt de uitvoering makkelijker. Echter, er zijn drie factoren
                  die van invloed zijn op de doorlooptijd van de boostervaccinatie. De belangrijkste
                  factor is de beschikbaarheid van personeel. De arbeidsmarkt is nu krapper dan een
                  jaar geleden. Dit geldt voor het ondersteunend personeel en met name voor de beschikbaarheid
                  van artsen. De tweede factor is de complexiteit van vaccineren in instellingen, specifiek
                  de kleinere instellingen, en bij mensen aan huis. Deze trajecten vragen maatwerk en
                  zijn arbeidsintensief, zowel in de planning als de daadwerkelijke uitvoering. Uiteraard
                  is ook de opkomst onder de doelgroepen heeft invloed op de doorlooptijden.
               
Vaccinatie beschermt goed tegen ziekenhuisopname
Het RIVM heeft op 14 oktober jl. een onderzoek gepubliceerd over de vaccinatiestatus
                  van COVID-19-patiënten in de Nederlandse ziekenhuizen76. Dit onderzoek laat zien dat 4 op de 5 COVID-19-patiënten op de intensive care (IC)
                  niet gevaccineerd zijn tegen het coronavirus. Van alle in het ziekenhuis opgenomen
                  COVID-19-patiënten zijn 3 op de 4 niet gevaccineerd. Hiermee kom ik tegemoet aan mijn
                  toezegging aan het lid Agema tijdens de begrotingsbehandeling van 26 tot 28 oktober
                  jl.
               
Voor het onderzoek van het RIVM is data gebruikt op basis van NICE-gegevens. Deze
                     gegevens zijn vervolgens verrijkt met gegevens uit het centrale COVID-19-vaccinatieregister
                     (CIMS). De koppeling tussen de NICE- en CIMS-gegevens vormt de meest betrouwbare bron
                     om de mate van bescherming die de vaccinaties bieden tegen ziekenhuisopnamen te monitoren.
                  
In het onderzoek zijn de opnamen meegenomen tussen 1 september 2021 en 3 oktober 2021.
                     Van de in totaal 1482 COVID-19-patiënten die opgenomen zijn in deze periode was van
                     1369 (92%) patiënten de vaccinatiestatus bekend. Van deze groep waren 998 (73%) patiënten
                     niet gevaccineerd, 31 patiënten (3%) deels gevaccineerd en 340 (24%) patiënten volledig
                     gevaccineerd. In diezelfde periode zijn 311 COVID-19-patiënten opgenomen op de IC.
                     Van deze groep was de vaccinatiestatus van 282 (91%) patiënten bekend. Van hen waren
                     235 (83%) patiënten niet gevaccineerd, 3 (1%) deels gevaccineerd en 44 (16%) patiënten
                     volledig gevaccineerd.
                  
Het RIVM heeft aan mij aangegeven dat uit een eerste analyse van de nieuwste data
                  van de ziekenhuis- en IC-opnames in NICE tot en met 31 oktober een nagenoeg onveranderde
                  hoge vaccineffectiviteit blijkt van 94% tegen ziekenhuisopname en 97% tegen IC-opname.
                  De verzamelde data wordt momenteel nog nader geanalyseerd en verwerkt. De heer Van
                  Dissel zal tijdens de technische briefing van woensdag 3 november meer inzicht en
                  duiding geven over de vaccinatiestatus van de in het ziekenhuis opgenomen COVID-19-patiënten
                  op basis van de cijfers van NICE tot en met 31 oktober 2021.
               
MUMC
Vorige week tijdens het Tweede Kamerdebat over de begroting 2022 van het Ministerie
                  van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Handelingen II 2021/22, nrs. 13 en 15, Debat
                  over de begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2022), heb ik met u gesproken
                  over de berichtgeving van het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC) dat 8
                  op de 10 patiënten zijn gevaccineerd op de reguliere COVID-19-verpleegafdeling. Deze
                  waarneming wijkt echter sterk af van zowel het landelijk beeld als het bredere beeld
                  bij het MUMC zelf. Het is daarom belangrijk om de cijfers van het MUMC nader te duiden.
                  De gepubliceerde cijfers van het MUMC zijn een specifieke momentopname van één week,
                  te weten van 18 tot en met 24 oktober 2021. Zo laten de opnamecijfers van de gehele
                  maand oktober een heel ander beeld zien. Van alle patiënten die in oktober zijn opgenomen
                  voor een COVID-19-infectie in het MUMC was 64% ongevaccineerd. Het MUMC geeft op de
                  eigen website aan dat deze opvallende statistiek van de week 18 tot en met 24 oktober
                  verklaard kan worden door de relatief oude patiëntenpopulatie.
               
Toezeggingen aan mevrouw Van der Plas
Tijdens het debat van de begrotingsbehandeling (28 oktober 2021 jl. (Handelingen II
                  2021/22, nr. 15, debat over de begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2022) heb
                  ik enkele toezeggingen gedaan richting mevrouw Van der Plas (BBB). Allereerst heb
                  ik aangegeven na te zullen gaan of het mogelijk is een inschatting te geven van de
                  groep die zich daadwerkelijk niet kan laten vaccineren. Het RIVM meldt dat er inderdaad
                  een groep mensen is die om medische redenen nog niet (volledig) gevaccineerd kan worden
                  maar dat deze groep erg klein is, ook in verhouding tot het totaal aantal ongevaccineerden.
                  Dit zijn bijvoorbeeld mensen die een zeer zeldzame bijwerking hebben gekregen na vaccinatie
                  met het AstraZeneca- of Janssen-vaccin. Mensen met deze zeer zeldzame bijwerking kunnen
                  in enkele gevallen alsnog met een ander merk vaccin worden gevaccineerd. Daarnaast
                  zijn er mogelijk nog specifieke ziektes of omstandigheden waarbij een medisch specialist
                  adviseert om geen vaccinatie te nemen. Op dit moment is voor deze selecte groep mensen
                  een volledige vaccinatie niet mogelijk. Het RIVM geeft aan dat zij op dit moment geen
                  harde getallen hebben over de precieze omvang van deze groep maar schat deze erg klein
                  omdat dit zeldzaam is. Mensen met een allergische reactie na de eerste dosis of bij
                  een bekende allergie voor één van de bestanddelen van de vaccins, kunnen zich melden
                  bij de huisarts. In de meeste gevallen is het mogelijk om onder begeleiding van een
                  allergoloog alsnog een vaccinatie te ontvangen.
               
Mevrouw Van der Plas heeft mij ook gevraagd om een actueel overzicht te geven van
                  de mensen die op de IC liggen, hoeveel daarvan ongevaccineerd zijn en hoeveel daarvan
                  ernstig onderliggend lijden of een medische contra-indicatie hebben. Ik beschik nog
                  niet over een actueel overzicht. Het RIVM heeft mij gemeld dat de heer Van Dissel
                  hier tijdens de technische briefing van 3 november 2021 in zal gaan op het aandeel
                  ongevaccineerden dat op de IC ligt. Het RIVM beschikt niet over informatie over ernstig
                  onderliggend lijden of contra-indicaties van COVID-19-patiënten in ziekenhuizen. Deze
                  data wordt voor patiënten op de IC terecht komen wel bijgehouden door NICE. Deze informatie
                  is er niet voor ziekenhuisopnamen van de reguliere COVID-19-verpleegafdelingen. De
                  gegevens over onderliggend lijden bij IC-opname worden momenteel nog niet met het
                  RIVM gedeeld en het is op dit moment dan ook niet mogelijk om een verrijkt beeld te
                  geven. Ik heb het RIVM gevraagd om met stichting NICE in gesprek te gaan om te bekijken
                  of en hoe binnen de juridische kaders rondom privacy deze gegevens ook gebruikt kunnen
                  worden voor een nog beter inzicht. Ik zal u informeren over de uitkomst daarvan.
               
Daarbij is mij ook gevraagd inzichtelijk te maken wat de reden is waarom de patiënten
                  in de ziekenhuizen niet gevaccineerd zijn. Verschillende onderzoeken bieden inzicht
                  in de motivaties van niet-gevaccineerden om zich niet te laten vaccineren. Hierin
                  worden vaak zorgen over de veiligheid van de vaccinaties, vertrouwen in het eigen
                  afweersysteem, geen angst voor de gevolgen van het virus en weinig vertrouwen in de
                  overheid en/of farmaceutische bedrijven genoemd. Daarnaast spelen er verschillende
                  onderliggende redenen een rol zoals religieuze overwegingen, sociale normen en beperkte
                  toegang tot informatie. Het RIVM zal in overleg met ziekenhuizen verkennen of er specifieke
                  motivaties zijn tot niet vaccineren specifiek onder patiënten die opgenomen zijn in
                  het ziekenhuis.
               
Tot slot heb ik aangegeven het RIVM te vragen of het mogelijk is centraal een medische
                  contra-indicatie voor vaccinatie te registreren en daarover periodiek te rapporteren.
                  Medische contra-indicaties worden niet centraal maar in het medisch dossier van een
                  individuele patiënt geregistreerd. Ook in ziekenhuizen wordt hier geen centrale registratie
                  voor bijgehouden. Aangezien het naar verwachting slechts een enkele patiënt betreft
                  die om medische redenen niet gevaccineerd kan worden, lijkt het volgens het RIVM niet
                  opportuun dit op te nemen in hun periodieke rapportage.
               
Verder verhogen vaccinatiegraad
In de brief van 14 september jl. ben ik uitgebreid ingegaan op de wijk- en doelgroepgerichte
                  aanpak om de vaccinatiegraad te verhogen. Hieronder ga ik in op extra en voortgezette
                  inspanningen in kwetsbare wijken en bij achterblijvende doelgroepen in de komende
                  periode. Daarmee voldoe ik aan de moties van het lid Bikker (CU) over extra inspanningen
                  om bewoners in kwetsbare wijken te bereiken met informatie over vaccinatie en met
                  vaccinatiemogelijkheden.77 En de motie van de leden Bikker (CU) en Kuiken (PvdA) over extra inspanning om in
                  kwetsbare wijken niet-gevaccineerde bewoners een vrijwillige vaccinatie aan te bieden.78 En tot slot, de motie van de leden Van den Berg (CDA) en De Vries (VVD) over opschalen
                  van mobiele prikbussen waar zonder een afspraak een vaccin gehaald kan worden.79
Inzicht in de groepen die zich nog niet hebben laten vaccineren: voorlichting & informatie
In mijn eerdere brief heb ik toegelicht dat de groep ongevaccineerden onder te verdelen
                     is in ruwweg drie groepen:
                  
• Groep A: Mensen die zich willen laten vaccineren, maar dat om wat voor reden dan ook
                           nog niet hebben gedaan. Interventies voor deze groep zijn gericht op het wegnemen
                           van fysieke barrières.
                        
• Groep B: Deze groep bestaat uit twijfelaars die meer emotionele, functionele en sociale
                           barrières ervaren.
                        
• Groep C: Bestaande uit mensen die (vooralsnog) geen prik willen.
Er zijn heel veel interventies ingezet, zoals prikken zonder afspraak, verruimen van
                     openingstijden, pop-up-locaties en prikken in de wijk, gericht om fysieke drempels
                     weg te nemen. Hiermee is het grootste gedeelte van de fysieke barrières al beslecht
                     en is de groep die hierdoor nog geen prik heeft gehaald naar verwachting nog maar
                     heel klein.
                  
Voor de groepen B en C is een aanvullende aanpak gestart, gericht op het «in gesprek
                     gaan». Het betreft ingaan op twijfels en vragen ten aanzien van vaccinatie en het
                     informeren hierover. Het is daarbij van belang uitleg te geven over het beschermen
                     van de eigen gezondheid en die van de sociale omgeving. Voor een uitgebreid overzicht
                     van voorlichting en informatie over vaccinaties verwijs ik u naar paragraaf 17.
                  
Inspanningen gericht op stadswijken, gemeenten en doelgroepen met een lage vaccinatiegraad
Bewoners van kwetsbare wijken lopen meer risico op een besmetting of ernstig verloop
                     van een COVID-19-besmetting. Bij deze aanpak worden, op basis van data, inzichten
                     over waar de vaccinatiegraad achterblijft gecombineerd met de lokale kennis en expertise
                     van de GGD om te bepalen welke inspanningen waar het beste kan worden ingezet. Bestaande
                     netwerken worden ingezet voor het voeren van gesprekken binnen de gemeenschap en voor
                     informatievoorziening via vertrouwde sleutelfiguren, buurtteams of bijvoorbeeld de
                     huisarts. Nog steeds worden bij ontmoetingsplekken binnen de gemeenschap, zoals bij
                     een kerk of moskee, informatie en vaccinaties aangeboden. In vrijwel alle regio’s
                     geven GGD’en voorlichting bij of vaccineren in of bij gebedshuizen.
                  
De GGD opent ook meer informatie- en priklocaties op drukbezochte of doorstroomlocaties,
                     zoals op Hoog Catharijne in Utrecht en bij ziekenhuizen. Een van de voornaamste doelen
                     van de inzet van de GGD op locatie is de dialoog aangaan en het goede gesprek over
                     vaccineren te voeren. GGD GHOR Nederland ondersteunt de GGD’en en andere zorgpartners
                     hierbij door het bieden van overzicht van mogelijke interventies, die beproefd en
                     bewezen zijn in de verschillende regio’s. In samenwerking met gemeenten zoekt de GGD
                     steeds naar de beste plek voor mobiele vaccinatielocaties. Deze hoeven niet altijd
                     in de kwetsbare wijken zelf geplaatst te worden omdat sociale druk in de wijk of het
                     dorp de effectiviteit van de vaccinatielocatie sterk kan verminderen.
                  
Andere voorbeelden van informatievoorziening zijn de medisch specialisten in het Maasstadziekenhuis
                     die het gesprek gestart zijn met hun patiënten. Daarnaast werken GGD en huisartsen
                     samen, zoals in Staphorst waar huisartsen informatie geven over vaccinatie en in Urk
                     waar het mogelijk wordt gemaakt dat huisartsen kunnen gaan vaccineren.
                  
Inzet apothekers
Tijdens het debat van 16 september jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 107, items 5 en
                     7) heb ik de heer Paternotte (D66) toegezegd na te gaan wat gesprekken met de apothekers
                     hebben opgeleverd, in het licht van hun mogelijke bijdrage bij het verder verhogen
                     van de vaccinatiegraad. Zoals bekend heb ik eerder aan GGD-GHOR Nederland gevraagd
                     of zij de GGD-regio’s kunnen vragen een pilot te starten, waarbij een prikbus van
                     de GGD bij een apotheek geplaatst kan worden. Er start in november een pilot in drie
                     apotheken in Friesland, waarbij de apotheek ingezet wordt als pop-up locatie voor
                     de GGD om te vaccineren. De apotheek zal hier een rol innemen in de voorlichting aan
                     mensen. Apothekers zijn in Nederland niet bevoegd om vaccins te plaatsen bij mensen.
                     Dit is een voorbehouden handeling geregistreerd onder de wet Beroepen Individuele
                     Gezondheidszorg (BIG). De huisartsen worden geïnformeerd en kunnen patiënten doorverwijzen
                     naar de betreffende locatie.
                  
Tevens heeft de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie
                     (KNMP) aangegeven bereid te zijn via hun contacten informatie te verspreiden, vragen
                     te beantwoorden en te verwijzen naar de GGD-vaccinatielocaties. Vooral apotheken in
                     wijken met een achterblijvende vaccinatiegraad in de grote steden kunnen zo een bijdrage
                     leveren aan het informeren van nog niet gevaccineerde mensen. Dit gebeurt al en vanaf
                     maandag 8 november worden apotheken in wijken waar de vaccinatiegraad achterblijft
                     actief benaderd door KNMP. Dit gebeurt met behulp van informatiemateriaal zoals posters,
                     flyers en informatie online en zo mogelijk via filmpjes op digitale schermen in wachtruimtes.
                     Ook hebben apothekers en GGD’en contact over gezamenlijke inzet bij het verhogen va
                     de vaccinatiegraad. Het gaat dan bijvoorbeeld om het inzetten van een prikbus bij
                     een apotheek. Daarnaast ondersteunt het RIVM de GGD’en en zorgprofessionals met informatiemateriaal
                     en deskundigheidsbevordering, zoals webinars, zodat professionals met ongevaccineerden
                     het goede gesprek kunnen voeren over ervaren barrières.
                  
De hulp van de apothekers is ook ingezet bij het vaccineren van bewoners van zorginstellingen
                  in de langdurige zorg. De apothekers hebben zorginstellingen ondersteunt bij het vaccineren.
                  De zorginstellingen konden de hulp hierbij vragen van de eigen apotheek. Van dit aanbod
                  is veel gebruik gemaakt.
               
Vrije inloop, pop-up locaties en prikbussen
Effectmetingen laten zien dat de inzet van mobiele prikbussen en mobiele of pop-up
                     locaties succesvol is in wijken of bij doelgroepen waar de vaccinatiebereidheid achterblijft.
                     Alle 25 GGD- regio’s zetten deze interventie dan ook veelvuldig in. Sinds halverwege
                     juli zijn in totaal ruim 405.000 vaccinaties gezet via vrije inloop. Jongeren maken
                     het merendeel uit van de groep die gebruik heeft gemaakt van vrije inloop. Met de
                     grootschalige inzet van prikbussen en het gebruik van (tijdelijke) pop-up locaties
                     wordt ingezet op het verlagen van de (fysieke) drempel voor vaccinatie én op het verstrekken
                     van informatie om een weloverwogen keuze te kunnen maken voor vaccinatie. Deze locaties
                     worden data gedreven gekozen en bevinden zich op plaatsen waar de vaccinatiegraad
                     achterblijft. Hier wordt rekening gehouden met wat speelt in de wijk. Het is bijvoorbeeld
                     erg succesvol gebleken om eerst te informeren c.q. te flyeren en door te verwijzen
                     naar een andere, minder zichtbare locatie voor het vaccineren. Dit principe werkt
                     ook goed in ziekenhuizen, waar nu pop-up locaties worden ingericht. Medisch specialisten
                     verwijzen mensen met vragen over het vaccin door naar de vaccinatielocatie bij het
                     ziekenhuis, waar zij meer informatie kunnen krijgen over het vaccin en direct gevaccineerd
                     kunnen worden.
                  
De website www.prikkenzonderafspraak.nl, waar mensen kunnen kijken waar ze in hun omgeving terecht kunnen om direct, zonder
                     afspraak, een vaccinatie of informatie te halen, is inmiddels beschikbaar in 11 talen
                     en wordt met behulp van gerichte campagnes onder de aandacht gebracht bij achterblijvende
                     groepen.
                  
Stand van zaken vaccinatie niet-mobiele thuiswonenden
Thuisvaccinatie voert op dit moment de vaccinaties uit voor niet-mobiele thuiswonenden
                  en de veegrondes in de instellingen zonder medische dienst of waar de huisarts niet
                  in staat is te vaccineren. Er worden nog steeds ongeveer 40 mensen per week aangemeld.
                  Het gaat om eerste en tweede vaccinaties en inmiddels ook derde prikken voor immuungecompromitteerde
                  niet-mobiele patiënten. Momenteel staan er circa 530 personen op de lijst voor vaccinatie.
                  Gemiddeld worden tussen de 100 en 150 prikken per week gezet door Thuisvaccinatie.
                  Ook de huisartsen en GGD’en, die laatste in afstemming met Thuisvaccinatie, vaccineren
                  de niet mobiele thuiswonende doelgroep. Zo zijn er ongeveer 2.000 opgetrokken spuiten
                  opgehaald bij de GGD’en door huisartsen, die eigen niet-mobiele patiënten hebben gevaccineerd.
                  Daarnaast heeft de GGD ruim 400 mensen op de wachtlijst van Thuisvaccinatie gevaccineerd.
                  In regio Haaglanden wordt momenteel geprikt door GGD-artsen met ondersteuning van
                  het Rode Kruis. Momenteel wordt gekeken of deze samenwerking verder uitgerold kan
                  worden.
               
Eerder is besloten om de opdracht aan Thuisvaccinatie te verlenen, waarbij is afgeweken
                  van het reguliere aanbestedingsproces. Dit omdat zij op dat moment de enige partij
                  waren die per direct beschikbaar was om deze kwetsbare groep te vaccineren. Deze opdracht
                  liep van 29 maart tot 1 oktober 2021. Thuisvaccinatie heeft in de opdrachtperiode
                  niet alle personen uit de doelgroep kunnen vaccineren. Deels kwam dit door de beperkte
                  beschikbaarheid van artsen. Daarnaast is er – en dat is positief nieuws – een continue
                  aanwas van nieuwe patiënten die via de huisarts worden aangemeld. Om de niet-mobiele
                  thuiswonenden toch van een COVID-19-vaccinatie te kunnen voorzien is besloten de opdracht
                  met Thuisvaccinatie met drie maanden te verlengen tot 1 januari 2022.
               
Stand van zaken vaccinatie van mensen met een allergische reactie na de eerste prik
Binnen de uitvoering van de vaccinatiestrategie is eerder dit jaar een aparte route
                     ingericht om mensen met een (mogelijke) allergische reactie te kunnen vaccineren onder
                     toezicht van een allergoloog in het ziekenhuis. Dit was toen mogelijk bij zes ziekenhuizen,
                     inmiddels is dit opgeschaald naar tweeëntwintig ziekenhuizen. Het gaat om een kleine
                     groep mensen die na vaccinatie een (mogelijk) allergische reactie heeft gehad. We
                     schatten deze groep op circa 10.000 mensen. Zij hebben nog geen tweede vaccinatie
                     ontvangen en zijn daarmee nog niet volledig beschermd. In veel gevallen zijn er wél
                     mogelijkheden om alsnog, veilig, een tweede vaccinatie te krijgen. Ook is er een groep
                     die vanwege een bekende of vermeende allergie voor het vaccin in het geheel nog geen
                     vaccinatie heeft ontvangen. Daarom is sinds 21 oktober jl. een kleinschalige campagne
                     gestart om deze groep in de komende weken te bereiken. Vanuit GGD GHOR Nederland wordt
                     een brief gestuurd naar deze mensen met de oproep zich te melden bij de huisarts en
                     is er publiekscommunicatie via rijksoverheid.nl beschikbaar gesteld. De laatste 2.000
                     brieven worden eind deze week verstuurd.
                  
Mensen die vermoeden een allergische reactie te hebben gehad na de eerste prik wordt
                     geadviseerd contact op te nemen met hun huisarts. De huisarts bekijkt hoe de persoon
                     veilig gevaccineerd kan worden en verwijst indien nodig door naar de medisch specialist.
                     Op basis van informatie vanuit het RIVM, de GGD GHOR Nederland, ziekenhuizen en huisartsen
                     monitor ik de voortgang van dit traject.
                  
Stand van zaken derde prik voor specifieke patiënten met een ernstig verzwakt immuunsysteem
In mijn brief van 14 september jl. heb ik aangegeven dat specifieke groepen ernstig
                     immuungecompromitteerde patiënten in aanmerking komen voor een derde vaccinatie. Met
                     een extra vaccindosis zou de immuunrespons van deze patiënten verhoogd kunnen worden.
                     Deze patiënten ontvangen daarom sinds 6 oktober jl. een brief van de medische specialist
                     waar zij onder behandeling zijn, met een uitnodiging om een afspraak te maken bij
                     een GGD-vaccinatielocatie voor een derde COVID-19-vaccinatie. We gaan uit van een
                     groep van 224.000 patiënten.
                  
De uitnodigingsbrief is inmiddels nagenoeg aan iedereen verstuurd. Tot en met 31 oktober
                     zijn circa 61.000 derde prikken gezet en er staan ruim 18.000 afspraken gepland. Op
                     basis van informatie vanuit het RIVM, de GGD GHOR Nederland, ziekenhuizen en huisartsen
                     monitor ik de voortgang van dit traject.
                  
Op 19 oktober jl. is een adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad verzonden waarin ik
                  de Gezondheidsraad verzoek mij op de hoogte te houden wanneer er nieuwe inzichten
                  zijn omtrent groepen mensen die een verlaagde immuunrespons laten zien na volledige
                  vaccinatie.
               
Continuering monitoring bijwerkingen
Bijwerkingencentrum Lareb houdt onverminderd de veiligheid van de coronavaccins goed
                  in de gaten. In dit kader publiceert Lareb een tweewekelijkse rapportage op zijn website.
                  De monitoring over de afgelopen periode laat een stabiel beeld zien. Nog steeds zijn
                  de meest voorkomende bijwerkingen van een COVID-19-vaccinatie matig van ernst en gaan
                  de klachten vanzelf over. Het aantal meldingen zegt niets over hoe vaak een bijwerking
                  optreedt. Ook hoeft een gemelde bijwerking niet altijd door het vaccin veroorzaakt
                  te zijn. Klachten of aandoeningen kunnen ook door een andere oorzaak na de vaccinatie
                  zijn ontstaan. Mochten nieuwe of eerder onbekende (ernstige) bijwerkingen optreden,
                  dan rapporteert het Lareb hierover. Vanzelfsprekend zal ik uw Kamer hier ook over
                  informeren.
               
Adviesaanvraag Gezondheidsraad over COVID-19-vaccinatie kinderen 5 tot en met 11 jaar
BioNTech en Pfizer hebben een aanvraag ingediend bij het EMA voor de beoordeling hun
                  COVID-19-vaccin voor kinderen in de leeftijd van 5 tot en met 11 jaar. De Amerikaanse
                  Food and Drug Administration (FDA) heeft op 26 oktober jl. reeds een positief advies gegeven over de inzet van
                  het BioNTech/Pfizer-vaccin bij kinderen tussen de vijf en elf jaar oud. Zij geven
                  aan dat de voordelen ook voor deze groep opwegen tegen eventuele risico's. Vooruitlopend
                  op de beoordeling van het EMA, heb ik de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over
                  de mogelijkheid om kinderen jonger dan 12 jaar uit medische risicogroepen te vaccineren
                  tegen COVID-19. Deze vraag is met name van belang voor kwetsbare kinderen die behoren
                  tot een van de medische hoogrisicogroepen. Ik heb de Gezondheidsraad verzocht in dit
                  kader te bezien welke patiëntengroepen in aanmerking zouden moeten komen voor vaccinatie
                  en daarbij relevante internationale wetenschappelijke inzichten te betrekken. Vanwege
                  het grote maatschappelijke belang heb ik de Gezondheidsraad gevraagd deze adviesaanvraag
                  met de hoogste prioriteit te behandelen. Het BioNTech/Pfizer-vaccin moet nog door
                  de EMA geregistreerd worden voor 5 tot en met 12 jaar; dit zal naar verwachting medio
                  december plaatsvinden.
               
Leveringen en donaties
In de Kamerbrief van 30 september jl. over vaccindonatie (Kamerstuk 25 295, nr. 1461) heb ik uw Kamer een overzicht gegeven van alle vaccindonaties die Nederland reeds
                  heeft gedaan en een planning gepresenteerd van de donaties die dit jaar naar verwachting
                  nog zullen volgen. Het uitgangspunt is dit jaar in totaal evenveel vaccins te doneren,
                  zowel aan Covax als bilateraal, als dat we in Nederland gebruiken, onder het motto
                  «Get one – Give one». Nederland geeft de voorkeur aan doneren via Covax. Op deze manier worden vaccins
                  wereldwijd zo eerlijk mogelijk verdeeld.
               
Na de eerdere donatie van 500.000 vaccins via een leenconstructie met Zweden is inmiddels
                  de directe donatie van «Nederlandse» vaccins aan Covax op gang gekomen. Op 26 oktober
                  hebben de eerste 340.800 AstraZeneca-vaccins de fabriek verlaten. Op 3 november volgen
                  nog eens 633.100 doses. De komende weken zal het aantal te leveren vaccins verder
                  oplopen. Zoals gemeld in de brief van 30 september jl. is het tempo van de donaties
                  aan Covax afhankelijk van de productie en leveringen vanuit de fabriek.
               
Om de administratieve lasten rond de donaties vooral voor Covax zo beperkt mogelijk
                     te houden, is de weg van «donatiemandaten» gekozen via zogenaamde faciliterende EU-lidstaten.
                     Idee is dat (alleen) de faciliterende lidstaat een overeenkomst afsluit met een producent
                     en Gavi (de organisatie achter Covax). Zo heeft Zweden een overeenkomst gesloten met
                     farmaceut AstraZeneca, en Frankrijk met BioNTech/Pfizer. Nederland heeft donatiemandaten
                     getekend voor deze producenten, waarmee Nederland verklaart dat de faciliterende lidstaten
                     alle AstraZeneca en BioNTech/Pfizer vaccins waar Nederland dit jaar nog recht op heeft,
                     aan Covax mag doneren. Dit is een administratief/juridische versimpeling: de vaccins
                     gaan rechtstreeks van de fabriek naar Covax. In totaal gaat dat om ruim 10 miljoen
                     doses. Recent hebben ook België en Zweden overeenkomsten gesloten met respectievelijk
                     Janssen en Moderna. Naar verwachting worden de Nederlandse donatiemandaten hiervoor
                     nog deze week getekend.
                  
Al aan Nederland geleverde vaccins kunnen niet door Covax worden ontvangen. Nederland
                     heeft, net als een aantal andere landen, terwijl in de EU aan de Covax overeenkomsten
                     werd gewerkt, de leveringen enkele weken gepauzeerd. Dit om verspilling te voorkomen:
                     zo konden in de tussentijd te produceren vaccins via andere wegen naar Covax gaan.
                     Vanuit de eigen voorraad heeft Nederland daarnaast tot nog toe zo’n 2,5 miljoen vaccins
                     bilateraal gedoneerd aan Indonesië, Suriname, Kaapverdië en Namibië. Ook dit aantal
                     zal de komende weken nog oplopen. Aan Indonesië is toegezegd voldoende vaccins te
                     doneren om 3 miljoen mensen te kunnen vaccineren.
                  
Stoppen vaccineren AstraZeneca
Op 5 juli jl. heeft de Gezondheidsraad een advies uitgebracht dat op basis van onderzoekresultaten
                  een eerste AstraZeneca-vaccinatie, gevolgd door een BioNTech/Pfizer-vaccinatie een
                  ten minste even goed effect heeft op de immuunrespons. Op basis van dit advies is
                  besloten dat Nederland geen nieuwe leveringen AstraZeneca meer ontvangt. De mensen
                  die nog een afspraak hadden staan voor een tweede vaccinatie AstraZeneca, krijgen
                  in principe het vaccin BioNTech/Pfizer. De afgelopen week hebben nog maar enkele mensen
                  een afspraak voor een AstraZeneca-vaccinatie gemaakt en gehaald. Het RIVM heeft gegeven
                  deze teruglopende vraag voorgesteld te stoppen met vaccineren van AstraZeneca. Ik
                  heb hiermee ingestemd.
               
14. Innovatieve behandelingen
               
Op dit moment is er veel aandacht voor de toekomstige inzet van antivirale middelen
                  in vroege fase van een COVID-19-infectie. Dit is een mooie ontwikkeling die het mogelijk
                  maakt om patiënten in een vroege fase van de ziekte te behandelen om meer ziektelast
                  te voorkomen. Behandelmethoden voor de latere fasen van infectie zijn reeds beschikbaar.
               
Het is goed om te realiseren dat behandelingen waarover gerapporteerd wordt in de
                  media lang niet altijd al beschikbaar zijn. Vaak wordt gerapporteerd over eerste onderzoeksresultaten.
                  Ook is het betreffende geneesmiddel in deze fase nog niet te koop. Voordat het gebruik
                  van deze nieuwe geneesmiddelen mogelijk is, is het noodzakelijk dat een aantal procedures
                  wordt doorlopen. Ten eerste is een handelsvergunning nodig om kwaliteit, veiligheid
                  en werkzaamheid vast te stellen. Ten tweede moet overeenstemming komen over de prijs
                  en de vergoeding en moet de overheid besluiten of het zelf de middelen gaat aankopen
                  of dat dit aan de reguliere marktpartijen (groothandels en apotheken) wordt overgelaten.
                  Ten derde wordt het proces doorlopen om een middel daadwerkelijk bij de patiënt te
                  krijgen. Het volgen van deze procedures kost tijd.
               
Handelsvergunning voor nieuwe geneesmiddelen
In het reguliere registratieproces dient een farmaceutisch bedrijf een aanvraag in,
                  voorzien van voldoende onderzoeksresultaten, bij het Europees Geneesmiddelenbureau
                  (EMA). Deze onderzoeksperiode duurt meestal enkele jaren, het registratieproces bij
                  het EMA kost daarna gemiddeld ook nog 1 jaar.
               
Het is mogelijk om dit proces te versnellen met een rolling review. Bij een rolling review dient een farmaceutisch bedrijf al tijdens het klinisch onderzoekresultaten in bij
                  het EMA en start het EMA nog lopende dit onderzoek de beoordeling. Hierdoor kan de
                  formele procedure voor markttoelating, die volgt zodra het klinisch onderzoek is voltooid,
                  versneld worden afgerond. De vereisten voor de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid
                  van een geneesmiddel blijven hierbij gelijk ten opzichte van een «gewone» procedure
                  voor markttoelating.
               
Het EMA kan ook op basis van de beoordeling tijdens de rolling review al een voorlopige uitspraak doen over de kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid van
                  een geneesmiddel. Dit gebeurt via een zogeheten artikel 5.3 opinie. Daarop kan het
                  Ministerie van VWS beslissen om via een «noodprocedure», een niet-geregistreerd geneesmiddel,
                  in Nederland beschikbaar te stellen. Dit doet het Ministerie van VWS in overleg met
                  de IGJ en met steun van de beroepsgroep. Een noodtoelating kan een nuttig instrument
                  zijn om nieuwe behandelingen versneld bij de patiënt te krijgen. Aangezien de kwaliteit,
                  werkzaamheid en veiligheid van niet-geregistreerde geneesmiddelen nog niet volledig
                  is vastgesteld, moet hier wel voorzichtig mee worden omgegaan.
               
Gezien de huidige fase van de pandemie raakt de proportionaliteit van deze noodprocedure
                     uit balans. Voor de meest zieke COVID-19-patiënten is op dit moment een behandeling
                     voorhanden en blijft het vaccin de beste manier om te beschermen tegen ernstig verloop
                     van de ziekte.
                  
Daarnaast is een belangrijk punt dat bij de huidige noodprocedure en de gezamenlijke
                     inkoop van de Europese Commissie (EC), nadat een voorwaardelijke handelsvergunning
                     is afgegeven, de kosteneffectiviteit en relatieve waarde van het product niet worden
                     getoetst, hetgeen in het reguliere proces wel wordt gedaan. Het BeNeLuxA80 initiatief heeft hierover ook een statement gepubliceerd.81
Om bovenstaande redenen zal ik terughoudend zijn in het beschikbaar stellen van niet-geregistreerde
                  geneesmiddelen. Ook zal ik het beschikbaar stellen van deze middelen geleidelijk weer
                  over laten aan de markt en via de reguliere registratieprocessen laten verlopen. Het
                  gevolg van het alleen toelaten van geregistreerde geneesmiddelen, is dat deze naar
                  verwachting enkele maanden later beschikbaar komen voor de patiënt. Wel kan ik, indien
                  de absolute (medische) noodzaak zich voordoet dat een middel eerder nodig is, mijn
                  bevoegdheden blijven inzetten om de middelen sneller beschikbaar te stellen voor de
                  Nederlandse patiënt.
               
Inkoopprocedure en implementatie van COVID-19-geneesmiddelen
In het coronadebat van 16 september jl. verzocht u mij via de motie van het lid Stoffer
                  c.s.82 om mij in Europees verband in te spannen op korte termijn tot overeenstemming te
                  komen met producenten van kansrijke antivirale middelen. Daarnaast verzocht u mij
                  via deze motie om een plan van aanpak op te stellen, zodat deze geneesmiddelen na
                  goedkeuring zo spoedig mogelijk kunnen worden toegepast bij patiënten.
               
Gezamenlijke inkoopprocedures in Europees verband
Het Ministerie van VWS neemt deel aan de gezamenlijke inkoopprocedures van de Europese
                  Commissie (EC). Deze gezamenlijke inkoopprocedures borgen een sterkere onderhandelingspositie
                  en een eerlijke verdeling tussen de lidstaten van de (vaak schaarse) middelen. Alleen
                  bij voldoende onderzoeksgegevens en na vaststellen van de doelgroep, kan over worden
                  gegaan tot gezamenlijk inkoop op Europees niveau.
               
In mijn brief van 14 september jl.83 heb ik aangegeven reeds drie contracten via gezamenlijke inkoopprocedures van de
                  EC te hebben afgesloten. Ook heeft Nederland zich ingeschreven voor de twee gezamenlijke
                  inkooptrajecten voor de antivirale middelen die in de vroege fase van besmetting kunnen
                  worden ingezet. Via deze trajecten heb ik een reservering geplaats om het middel molnupiravir
                  van fabrikant MSD en het antivirale middel dat Pfizer momenteel ontwikkelt, voor Nederland
                  veilig te stellen.
               
Ontwikkelingen binnen deze, en eventueel nieuwe aankooptrajecten, houd ik nauwlettend
                  in de gaten. Ik zal alleen overgaan tot daadwerkelijke aankoop indien het EMA een
                  (voorwaardelijke) handelsvergunning afgeeft. Ook is steun van de beroepsgroep belangrijk
                  voor daadwerkelijke inzet van het middel.
               
Tot slot is aankoop van geneesmiddelen door het Ministerie van VWS via een gezamenlijke
                  inkoopprocedure een belangrijk middel om schaarse producten beschikbaar te krijgen
                  voor de Nederlandse patiënt. Tegelijkertijd is het in het reguliere proces niet aan
                  het Ministerie van VWS om geneesmiddelen in te kopen. Geleidelijk zal ik ook het inkopen
                  van deze middelen weer overlaten aan de markt.
               
Spoedige toepassing van geneesmiddelen bij de patiënt
De eerste behandelingen, specifiek gericht op het beperken van de ziektelast van COVID-19,
                  die beschikbaar kwamen, zijn antilichaambehandelingen. Inmiddels wordt één behandeling
                  ingezet voor de Nederlandse patiënt. Dit geneesmiddel wordt via het Rijksinstituut
                  voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beschikbaar gesteld aan ziekenhuisapotheken.
                  De behandelend arts kan dit middel inzetten via de ziekenhuisapotheken. Wanneer nieuwe
                  geneesmiddelen, die beschikbaar komen in ziekenhuizen, worden ingezet zal naar verwachting
                  deze route weer worden gebruikt.
               
Daarnaast worden in de komende maanden minimaal twee verschillende antivirale middelen
                  verwacht die in de vroege fase van een COVID-19-besmetting kunnen worden ingezet,
                  via de eerstelijnszorg. Ik ben samen met de beroepsgroepen, het RIVM, het Zorginstituut
                  en de farmaceutische bedrijven, het implementatieproces aan het vormgeven. Momenteel
                  wordt gewerkt aan het, via de eerdergenoemde motie, ingediende verzoek om een plan
                  van aanpak op te stellen, zodat deze geneesmiddelen na goedkeuring zo spoedig mogelijk
                  kunnen worden toegepast bij patiënten.
               
Evaluatie ter voorkoming geneesmiddelentekorten
In de Kamerbrief van 11 november 202084 kondigde ik een evaluatie aan van enkele maatregelen uit 2020 met betrekking tot
                  het voorkomen van geneesmiddelentekorten tijdens de coronacrisis. Ik kan uw Kamer
                  melden dat deze evaluatie bijna is afgerond. De verwachting is dat het rapport over
                  het geïntensiveerde contact met de veldpartijen via de Coronaberaden en de voorraadmonitoring
                  van het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen in januari 2022 aan uw Kamer zal
                  worden gezonden.
               
Tocilizumab
Ten aanzien van het dreigende tekort van het middel tocilizumab, waarover ik uw Kamer
                  per brief van 14 september 2021 heb geïnformeerd, meld ik u dat er nog geen zekerheid
                  bestaat dat een tekort definitief kan worden afgewend. Op dit moment is er overigens
                  geen sprake van een acuut tekort. Met de recente toename in ziekenhuisopnames moet
                  opnieuw worden gekeken naar de prognoses die zijn gemaakt om de periode tot wanneer
                  het middel weer leverbaar is in te kunnen schatten. De verwachting is dat de periode
                  tot half december kan worden overbrugd. Uw Kamer wordt hierover in een aparte brief
                  geïnformeerd.
               
Zorgen dat de zorg het aankan
               
15. Zorg voor patiënten in de keten
               
Actueel beeld COVID-zorg in de ziekenhuizen
Sinds begin oktober zien we in de ziekenhuizen een onverwacht snelle stijging van
                  de instroom van het aantal COVID-patiënten. Dat leidt sindsdien ook tot een voortdurende
                  stijging van de bezetting, zowel op de klinische verpleegafdelingen als op de IC.
                  De verwachting van het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) op
                  basis van de beschikbare data is dat deze stijging van de COVID-bezetting op zowel
                  de IC als in de kliniek voor de komende week zal aanhouden. Op dit moment (stand dinsdag
                  2 november 2021) zijn volgens het LCPS in totaal al 1.312 patiënten met COVID-19 in
                  de Nederlandse ziekenhuizen opgenomen, waarvan 240 COVID-patiënten op de IC en 1.072
                  COVID-patiënten in de kliniek. Twee weken geleden (18 oktober 2021) was dit aantal
                  nog 146 COVID-patiënten op de IC en 464 COVID-patiënten in de kliniek. Om de instroom
                  van nieuwe COVID-patiënten op te vangen en om de druk op de IC- en verpleegafdeling
                  zo goed mogelijk over de ziekenhuizen te verspreiden, wordt er (boven)regionaal samengewerkt
                  en worden COVID-patiënten verspreid als dat nodig is. Het LCPS is sinds 20 oktober
                  jl. weer operationeel voor bovenregionale spreiding. Afgelopen week hebben er 29 (boven)regionale
                  verplaatsingen plaatsgevonden.
               
De IC-bezetting en de oplopende opnames zijn slechts het topje van de ijsberg in deze
                  pandemie. De coronapandemie heeft zijn weerslag op de hele zorgketen, de druk op de
                  zorg neemt toe. Van huisarts tot wijkverpleegkundige, van SEH- en IC-verpleegkundige
                  tot verzorgende in de verpleeghuizen en van medisch specialist tot zorgbestuurder
                  en andere medewerkers in de zorg die niet direct aan het bed staan. Iedereen zet zich
                  volledig in om de zorg te kunnen blijven leveren. De intensieve en versterkte samenwerking
                  van de zorgketen in het ROAZ en het LNAZ is daarbij van grote waarde gebleken.
               
Actueel beeld COVID-zorg buiten het ziekenhuis
GGD GHOR Nederland houdt middels de Monitor Zorgcontinuïteit niet-ziekenhuiszorg periodiek
                  bij hoe het staat met de eerstelijnsverblijf-bedden die beschikbaar zijn voor COVID-patiënten
                  die niet naar het ziekenhuis hoeven, of die
               
het ziekenhuis juist mogen verlaten, maar voor wie het niet mogelijk is om (direct)
                  thuis te worden verzorgd.
               
Er zijn landelijk momenteel voldoende eerstelijnsverblijf COVID-bedden beschikbaar.
                  Op dit moment is er een capaciteit beschikbaar van 151 eerstelijnsverblijfbedden voor
                  COVID-19-patiënten, waarvan 40 bedden bezet zijn (cijfers 20 oktober 2021). In veruit
                  de meeste veiligheidsregio’s is de situatie rondom personeel, middelen en processen
                  beheersbaar. Wel klinken ook hier signalen over stijging van de ervaren druk, met
                  name vanwege personele capaciteitsproblemen. De IGJ geeft aan dat in een aantal ROAZ-regio’s
                  de continuïteit van de reguliere huisartsenzorg en de huisartsenpost al ernstig onder
                  druk staat, wat leidt tot een toename van druk op de spoedeisende hulp.
               
Stand van zaken toegankelijkheid reguliere zorg
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) publiceerde 28 oktober jl. de derde Monitor Toegankelijkheid
                  van Zorg, die ik als bijlage bij deze brief meestuur85. De monitor geeft gedetailleerd inzicht in de ontwikkeling in de wachttijden, productie
                  en verwijzingen, om daarmee de druk op de medisch specialistische zorg en vervolgzorg
                  te monitoren en de mate waarin inhaalzorg wordt geleverd. De meest actuele gegevens
                  van de NZa maken inzichtelijk dat het aantal verwijzingen op dit moment rond de 95%
                  ligt van het verwachte aantal in een normale situatie zonder corona. In de laatste
                  2 weken is het aantal verwijzingen 10 duizend minder dan verwacht. 5 ziekenhuizen
                  schalen de kritiek planbare zorg (zoals bijvoorbeeld orgaantransplantaties of oncologische
                  operatieve ingrepen) nog deels af. Hiervan geven 2 ziekenhuizen aan niet alle kritiek
                  planbare zorg tijdig (binnen 6 weken) te kunnen leveren. In de monitor wordt ook inzichtelijk
                  dat het verzuimcijfer onder zorgpersoneel hoog blijft.
               
Daarnaast heb ik op 28 oktober jl. een brief ontvangen van de IGJ die ik als bijlage
                  bij deze brief meestuur86. In deze brief wordt een beeld geschetst van de huidige stand van zaken, bezien vanuit
                  het perspectief van de inspectie, op de volgende onderwerpen: actuele situatie op
                  regionaal niveau, beeld over knelpunten in de geboortezorg, zorg en jeugdhulp voor
                  kwetsbare groepen in de samenleving, infectiepreventie en toezicht door de IGJ in
                  de komende periode.
               
Inhaalzorg
De NZa schat dat maximaal 180.000 tot 200.000 operaties extra uitgevoerd moeten worden
                  als gevolg van zorg die tijdens de pandemie is uitgesteld. De NZa laat in de nieuwste
                  monitor op basis van de gegevens van 44 van de 73 ziekenhuizen zien, dat ongeveer
                  61.000 operaties bij deze ziekenhuizen op planning staan. Van 29 ziekenhuizen, waaronder
                  een aantal grote, zijn nog geen gegevens bekend. Deze 61.000 geplande operaties vragen
                  ongeveer 2.500 extra IC-dagen, wat overeenkomt met het equivalent van ongeveer 150
                  coronapatiënten die IC-zorg nodig hebben. Als de druk op de IC-zorg toeneemt door
                  grotere aantallen COVID-patiënten, zal dat dus ook een negatief effect hebben op de
                  mogelijkheden voor het inhalen van de uitgestelde zorg.
               
De cijfers van de NZa laten zien dat zelfstandig behandelcentra inmiddels meer zorg
                     leveren dan voor de start van de COVID-pandemie en dat het aantal verwijzingen naar
                     klinieken is gestegen. Van de operaties die tijdens de coronapandemie in de ziekenhuizen
                     zijn uitgesteld, is op basis van een grove schatting 10% inmiddels in een zelfstandige
                     behandelkliniek ingehaald. Patiënten zijn hiermee geholpen en het maakt dat ziekenhuizen
                     iets minder behandelingen op de werkvoorraad hebben staan die nog moeten worden ingehaald.
                  
De NZa constateert dat er landelijk verschillen in wachttijden zijn. Dat betekent
                     dat patiënten voor sommige behandelingen op een andere plek sneller kunnen worden
                     geholpen. Het stimuleren van samenwerking tussen ziekenhuizen onderling en tussen
                     ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra kan helpen om patiënten op een andere
                     plek sneller te helpen. Patiënten kunnen zelf ook actie ondernemen en contact opnemen
                     met hun behandelend arts of met de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar kan bemiddelen
                     naar een ziekenhuis of zelfstandige behandelcentrum waar eerder plek is. Daarnaast
                     hebben zorgverzekeraars een belangrijke regionale coördinatierol in het borgen van
                     de toegankelijkheid van (inhaal)zorg en in het «Kader passende inhaalzorg MSZ» is
                     afgesproken dat zij vanuit hun zorgplicht knelpunten oppakken. De NZa monitort de
                     toegankelijkheid van de zorg nauwgezet, ziet toe op de goede uitvoering van het kader
                     inhaalzorg en spreekt zorgverzekeraars actief aan op hun zorgplicht.
                  
IC-opschaling
Op verzoek van de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport heeft het Landelijk
                  Netwerk Acute Zorg (LNAZ) in de zomer van 2020 het Opschalingsplan COVID-19 opgesteld.
                  Daarmee werd een vaste uitbreiding van de IC-capaciteit tot 1.350 IC-bedden en aanvullend
                  een flexibele opschaling van de capaciteit tot 1.700 IC-bedden mogelijk gemaakt. Deze
                  bedden zijn, waar nodig, ingezet tijdens de tweede en derde golf.
               
Op verzoek van het Ministerie van VWS heeft het LNAZ de afgelopen weken gewerkt aan
                  een evaluatie van de afgelopen periode en een vooruitblik naar de toekomst. Het LNAZ
                  heeft op basis hiervan een actualisatie van het Opschalingsplan COVID-19 gemaakt.
                  Beide documenten zijn als bijlage bij deze brief opgenomen87. Gezien het feit dat de druk op de zorg aanhoudt en we ook voor dit najaar en deze
                  winter rekening moeten houden met een mogelijke zware belasting op de zorg, heb ik
                  het LNAZ ook gevraagd te verkennen of de COVID-zorg ten tijde van de piekbelasting
                  op de IC en in de kliniek anders ingericht kan worden, bijvoorbeeld door concentratie
                  van COVID-zorg op een beperkt aantal plekken die flexibel kunnen worden ingericht,
                  naast de al bestaande capaciteit in de ziekenhuizen. In de begeleidende brief bij
                  het geactualiseerde Opschalingsplan COVID-19 gaat het LNAZ in op deze vraag. Deze
                  begeleidende brief van het LNAZ is als bijlage bij deze brief opgenomen88. Hiermee voldoen ik aan de toezegging om de Tweede Kamer te informeren over de verkenning
                  door het LNAZ of COVID-zorg ten tijde van de piekbelasting op de IC en in de kliniek
                  anders ingericht kan worden.
               
Het geactualiseerde Opschalingsplan van het LNAZ is gericht op het voorbereiden van
                     de gehele acute zorgketen op een nieuwe opleving van de COVID-pandemie dit najaar.
                     Het plan beschrijft welke besluiten en maatregelen in welke fase van de pandemie genomen
                     kunnen worden om de druk op de zorg zo goed mogelijk op te vangen. In het geactualiseerde
                     Opschalingsplan wordt onder andere beschreven hoe op een verantwoorde manier kortdurend
                     opgeschaald kan worden naar 1.350 IC-bedden.
                  
Op basis van de ervaringen van het afgelopen jaar en de meest recente prognoses van
                     het RIVM lijkt een capaciteit van 1.350 IC-bedden voldoende te zijn. Gedurende de
                     piek van de tweede en de derde golf lag de benodigde IC-capaciteit steeds rond de
                     1.350–1.400 bedden, met in korte periodes uitschieters naar 1.550. De verwachting
                     is dat door de huidige vaccinatiestatus de piek de komende winter lager zal liggen.
                     Prognoses van het RIVM laten zien dat we deze winter een piek kunnen verwachten van
                     rond de 500 COVID-patiënten op de IC. Deze piek moet met een capaciteit van 1.350
                     IC-bedden op te vangen zijn. Hierbij gaan we er vanuit dat er altijd 350 IC-bedden
                     beschikbaar moeten zijn voor zorg die acuut nodig is en dat er ook 200 BOSS bedden
                     aanwezig moeten zijn. Dan blijft er daarnaast ook ruimte over voor het opvangen van
                     griep patiënten of patiënten die na een operatie een IC bed nodig hebben. Hoe hoger
                     het aantal COVID- en grieppatiënten op de IC, hoe minder ruimte er zal zijn voor (het
                     in halen van) reguliere planbare zorg. Dit zijn communicerende vaten.
                  
Het opschalen naar 1.350 IC-bedden is echter geen vanzelfsprekendheid. De belasting
                     van het personeel is lang en hoog geweest. Uit gesprekken met individuele IC-verpleegkundigen
                     en IC-artsen, om uit eerste hand van hen te horen wat de daadwerkelijke impact is
                     van wat zij iedere dag opnieuw voor ons doen en hun te bedanken voor de grote inzet
                     die zij leveren, komt eensluidend naar voren dat iedereen wil dat iedere patiënt,
                     zowel COVID als non-COVID, de zorg krijgt die nodig is. Maar door de hoge werkdruk
                     en het hoge ziekteverzuim en de wens om kwalitatief goede zorg te blijven leveren
                     wordt dit steeds moeilijker. Dit heeft zijn weerslag op wat de zorg nog aankan. De
                     reguliere zorg, en zeker de kritiek planbare zorg die binnen 6 weken geleverd moet
                     worden zou door moeten gaan en anders zou bijvoorbeeld gekeken moeten worden hoe gericht
                     afgeschaald kan worden als de druk op de ziekenhuizen te hoog wordt. Wat er nog op
                     de zorg afkomt en wat er nog kan in de zorg is een fragiel evenwicht wat goed bewaakt
                     moet worden.
                  
Het LNAZ beschrijft in hun begeleidende brief een aantal randvoorwaarden die nodig
                     zijn om deze opschaling mogelijk te maken en de toegankelijkheid van de zorg zo goed
                     mogelijk te kunnen blijven waarborgen. Dat betekent volgens LNAZ onder meer het volgende:
                  
1. We moeten blijven inzetten op het beperken van de instroom van COVID-patiënten in
                           de zorg en het benutten van de ketencapaciteit voor in-, door- en uitstroom. Het LNAZ
                           doet hier een aantal goede suggesties voor. Bij het beperken van de instroom ligt
                           er allereerst een rol voor overheid en samenleving als geheel. Er is, zoals het LNAZ
                           ook aangeeft, een directe relatie tussen de (naleving van) coronamaatregelen, de vaccinatiegraad
                           en het aantal besmettingen die uiteindelijk kunnen leiden tot ziekenhuisopnames. Die
                           verantwoordelijkheid neem ik heel serieus. Zie ook hoofdstuk 4 van deze brief.
                        
2. Het spreiden van COVID-patiënten blijft een must om de toegankelijkheid en kwaliteit
                           van zorg voor iedereen gelijkwaardig te houden. Ik verwacht daarom van de ziekenhuizen
                           dat zij tegemoet komen aan de oproep van het LNAZ om de komende tijd bedden te blijven
                           aanbieden als er ruimte is zodat het LCPS patiënten zo goed mogelijk kan verdelen
                           over het land.
                        
3. Rond een bezetting van 1.150 IC-bedden, zal planbare reguliere afge-schaald worden.
                           Op dat moment zullen we aan Duitsland vragen om IC-patiënten met COVID-19 van ons
                           over te nemen. Hierdoor blijft er ruimte vrij in de ziekenhuizen voor de kritiek-planbare
                           acute zorg. Het afschale-ning van reguliere zorg is geen makkelijke beslissing,en
                           want ook (het in-halen van) reguliere zorg verdient de volle aandacht van zorgprofessionals.
                           Het is uiteindelijk aan de zorgprofessional om hierin de medische afweging te maken.
                           Het tijdelijk beleidskader waarborgen acute zorg in de COVID-pandemie en het bijbehorende
                           raamwerk van de FMS blijven hierbij be-hulpzaam en van kracht.
                        
Het LNAZ geeft in het geactualiseerde Opschalingsplan en in de begeleidende brief
                     aan dat een uitbreiding naar meer dan 1.350 IC-bedden op dit moment niet haalbaar
                     is, ook niet wanneer die extra opschaling geconcentreerd zou worden in enkele ziekenhuizen.
                     Datzelfde beeld kwam naar voren uit de gesprekken die ik de afgelopen dagen heb gevoerd
                     met diverse partijen89 over de (on)mogelijkheden om verdere opschaling boven de 1.350 bedden te bewerkstelligen.
                     De belangrijkste oorzaak hiervoor is een tekort aan zorgprofessionals – met name IC-verpleegkundigen –
                     door een aanhoudend hoog ziekteverzuim en een verhoogde uitstroom. Hoewel ik het LNAZ
                     had gevraagd om te bezien hoe in de piek extra capaciteit kan worden vrijgemaakt,
                     begrijp ik wel waarom de zorgpartijen op dit moment geen ruimte zien voor uitbreiding
                     van de beschikbare IC-bedden boven de 1.350. Ik heb daarnaast het vertrouwen dat de
                     zorg altijd alles zal doen om te zorgen dat elke patiënt geholpen kan worden, ook
                     als er meer IC-bedden nodig zijn.
                  
Dat neemt niet weg dat – mochten we op enig moment alsnog tegen een tekort aan IC-capaciteit
                     aanlopen en we het risico lopen in de zogenaamde fase 3 terecht te komen – ik mij
                     verantwoordelijk blijf voelen om te bezien of er alsnog mogelijkheden zijn om iets
                     extra’s te doen zodat de plannen die gemaakt zijn voor fase 3 niet gebruikt hoeven
                     te worden. Ik zal dan opnieuw met het LNAZ en het veld in overleg treden om te bezien
                     welke vervolgstappen nog genomen kunnen worden om een dergelijke onverhoopte «piek
                     van de piek» aan te kunnen, en daarbij desnoods buiten de nu bestaande kaders te denken.
                     Ook de toezichthouders (IGJ en NZa) zullen hierbij betrokken worden, zodat zij behulpzaam
                     kunnen zijn om deze lastige stappen mogelijk te maken. Als een dergelijke piek ondanks
                     alle inspanningen aanhoudend hoog blijft, zal het tijdelijk beleidskader fase 3 in
                     werking treden.90
Long COVID
Een deel van de mensen houdt als gevolg van een COVID-besmetting langdurige klachten
                  over, bijvoorbeeld vermoeidheid en benauwdheid. De klachten verschillen per persoon
                  in duur en ernst. Het treft ook mensen die voor hun COVID-besmetting fit waren. De
                  belangrijkste manier om te voorkomen dat mensen langdurige klachten houden na COVID-19
                  is het beschermen van mensen tegen een COVID-besmetting. Echter blijft het belangrijk
                  om ons in te zetten voor deze patiënten en voor diegene die mogelijk nog te maken
                  gaan krijgen met langdurige klachten als gevolg van een COVID-besmetting. Ik stuurde
                  u daarom op 20 september al de brief «inzake verzoek om reactie op petitie en op het
                  10- puntenplan Long COVID». Dat Long COVID een belangrijk thema is blijkt wel uit
                  de grote hoeveelheid vragen die ik heb ontvangen op 13 oktober in het schriftelijk
                  overleg in reactie op de Brief (Kamerstuk 25 295, nr. 1453). Op dit schriftelijk overleg stuur ik zo snel als mogelijk mijn reactie.
               
Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid
               
16. Kwetsbare personen
               
Het LNAZ geeft in hun begeleidende brief bij het geactualiseerde Opschalingsplan aan,
                  dat er een gezamenlijke opdracht ligt voor de samenleving, de zorg, en de overheid
                  om de komende maanden met elkaar de besmettingen en ziekenhuisopnames binnen te accommoderen
                  grenzen te houden en de onvermijdelijke pieken in het komende winterseizoen op te
                  vangen. Eén van de pijlers die zij noemen is het maximaal gebruiken van de volledige
                  ketencapaciteit. Het aanbieden en laten doorgaan van (COVID- en non-COVID-)zorg op
                  locaties buiten de muren van het ziekenhuis is hierin van belang. Denk daarbij aan
                  het beschikbaar stellen van extra capaciteit in de sector Verpleeg- en Verzorgingshuizen
                  en Thuiszorg (VVT), bijvoorbeeld voor eerstelijnsverblijf (ELV). Hiermee kan de uitstroom
                  vanuit het ziekenhuis worden verbeterd. Hierbij moet uiteraard de belastbaarheid van
                  de VVT en de druk die dit levert op de VVT in ogenschouw genomen worden.
               
Hieronder is het actuele COVID beeld van de verpleeghuiszorg, kwetsbare personen thuis
                  en gehandicaptenzorg weergegeven.
               
Cijfers
Verpleeghuiszorg
De huidige situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-sterfte
                  in verpleeghuizen is in navolgende grafiek opgenomen:
               
Figuur 1. Cijfers COVID-19 verpleeghuiszorg 2021
Cijfers thuiswonende ouderen
De stand van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-overlijdens van thuiswonende
                  70-plussers is in navolgende grafiek opgenomen:
               
Figuur 2. Cijfers COVID-19 thuiswonende 70 plussers 2021
Bewoners gehandicapteninstellingen
De situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-sterfte in
                  instellingen voor gehandicaptenzorg is in navolgende grafiek opgenomen:
               
Figuur 3. Cijfers COVID-19 gehandicaptenzorg 2021
Ontwikkelingen in de langdurige zorg
Uit de grafieken hierboven blijkt dat, net als in de rest van de samenleving, ook
                  in de verpleeghuizen en thuiswonende ouderen het aantal besmettingen en uitbraken
                  na een betrekkelijk rustige periode weer toeneemt. Waar de oplopende besmetting in
                  de samenleving zich in de zomermaanden maar beperkt doorvertaalde in meer besmettingen
                  onder ouderen thuis en bewoners van instellingen voor ouderen- en gehandicaptenzorg,
                  is dat helaas niet langer het geval. Gemiddeld genomen worden mensen wel minder ziek
                  en blijft de sterfte tot nu toe relatief beperkt.
               
Op 24 juni jl. heeft een werkgroep van het OMT aangegeven dat preventief gebruik van
                  medische mondneusmaskers aangewezen is als het risiconiveau boven waakzaam komt. Dit
                  hogere niveau is inmiddels bereikt, hetgeen betekent dat de zorgverleners in de langdurige
                  zorg weer preventief een medisch mondneusmasker behoren te dragen bij de verpleging,
                  verzorging of behandeling van bewoners binnen 1,5 meter afstand. Dit advies van de
                  OMT-werkgroep is in lijn met het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
                  volgens de geldende LCI richtlijn, Uitgangspunten PBM bij verzorging, verpleging of
                  medische behandelingen buiten het ziekenhuis (https://lci.rivm.nl/covid-19/PBMbuitenziekenhuis) die onder het toezicht van de IGJ valt.
               
In april 2021 hebben ActiZ, Alzheimer Nederland, LOC, NIP, Verenso, V&VN en Zorgthuisnl
                  de handreiking bezoek en sociaal contact vastgesteld. Daarin is aangegeven dat de
                  bestuurders van de verpleeghuizen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van zorg
                  en dat zij zich naast de maatregelen voor zorgpersoneel derhalve moeten beraden over
                  maatregelen zoals:
               
→ (preventief) inzetten van persoonlijke beschermingsmiddelen voor bezoekers
→ Beperken bezoek
→ Registratie en triage van bezoek
→ Maatregelen in gebouw, zoals looproutes en ventilatie
→ Blijven faciliteren van sociaal contact
→ Beweging van bewoners blijven stimuleren
→ Inzet contactberoepen
→ Inzet vrijwilligers
De handreiking stelt dat zorgorganisaties zelf de afweging mogen maken, passend bij
                  de risicosituatie, zoals nu zorgelijk bij oplopende besmettingen. Hierbij zijn de
                  richtlijnen van het RIVM en het behandeladvies van Verenso de basis.
               
Ik heb met de partijen in de langdurige zorg afgesproken dat zij hun achterban wijzen
                  op de noodzaak van het naleven van de uitgangspunten. Dit houdt naast het bovenstaande
                  ook in dat zowel gevaccineerde als niet-gevaccineerde zorgmedewerkers de algemene
                  en zorg specifieke hygiënemaatregelen toepassen, geen handen geven, thuisblijven bij
                  COVID-gerelateerde klachten en zich laten testen, een gezondheidscheck afnemen bij
                  de cliënt bij het begin van de zorg en bij zorgcontacten zoveel mogelijk de veilige
                  afstand van 1,5 meter aanhouden.
               
Ik zie dat steeds meer instellingen in de langdurige zorg bezoekers vragen of ze geen
                  klachten hebben (checkgesprek) en mondkapjes te gebruiken. Dat vind ik verstandig
                  gegeven de toename van het aantal besmettingen in de samenleving, de kwetsbaarheid
                  van de cliënten en het belang van zorgcontinuïteit.
               
Uit deze contacten met zorgaanbieders blijkt dat ook zij bezorgd zijn met de weer
                  oplopende besmettingsaantallen. Diversen van hen geven aan de eerder versoepelde maatregelen
                  weer op te pakken. Denk daarbij aan het herstelling van crisisoverleg en scheiden
                  van cliëntenstromen. Het ministerie heeft met deze partijen wekelijks structureel
                  overleg om de situatie te monitoren, signalen uit te wisselen en waar nodig bij te
                  sturen.
               
Verder werken de zorginstellingen hard aan het verhogen van de vaccinatiegraad onder
                  hun medewerkers door het organiseren van het goede gesprek op de werkvloer en bieden
                  van betrouwbare informatie over bijwerkingen en veiligheid van de vaccinaties. Zij
                  worden daarbij ondersteund door de koepelorganisaties die op verschillende manieren
                  de informatie toegankelijk maken (zoals door het organiseren van verschillende webinars).
                  Het ministerie ondersteunt de koepels hierbij met het bieden van handzame informatie.
               
Ik zou graag mijn waardering willen uitspreken voor alle betrokkenen die zich in de
                     langdurige zorg nog steeds inzetten of hebben ingezet voor de bestrijding van het
                     virus; de zorgverleners, de vrijwilligers, de mantelzorgers en meer. Deze mensen zijn
                     het kapitaal van onze zorg en vormen de warme mantel rond onze kwetsbaren.
                  
Een groot zorgpunt in de langdurige zorg is dan ook de beschikbaarheid van zorgverleners.
                     Het ziekteverzuim is hoog (zie onderstaande grafiek). De besmettingen onder de zorgverleners
                     lopen helaas ook weer op en de noodzaak om in quarantaine te gaan daarmee ook. De
                     druk op de zorgaanbieders in de langdurige zorg om de roosters «rond» te krijgen is
                     enorm. Daarbij komt bij dat van veel zorgverleners al sinds het begin van de pandemie
                     meer inzet wordt gevraagd dan gebruikelijk en onder moeilijke omstandigheden. Ook
                     dit wordt scherp door mij gevolgd.
                  
Sociaal domein
Financiële afspraken rondom de meerkosten in het sociaal domein
De VNG en het Rijk hebben afgesproken dat meerkosten binnen het sociaal domein als
                     gevolg van de coronapandemie in 2021 door het Rijk worden gecompenseerd91. Daartoe is bij de voorjaarsnota een raming van € 141 miljoen aan meerkosten opgenomen.
                  
In opdracht van de Ministeries van VWS, FIN, BZK en de VNG is een onderzoek naar de
                     omvang van de totale meerkosten in het sociaal domein uitgevoerd (zie bijlage)92. Op basis van dit onderzoek is de totale hoogte van de compensatie m.b.t. de Jeugdwet
                     en Wmo 2015 in het bestuurlijk overleg over jeugdzorg van 7 oktober jl. gezamenlijk
                     vastgesteld op € 136,1 miljoen. Deze compensatie betreft een afrondende afspraak voor
                     meerkosten over 2021. Dat neemt niet weg dat als er evident aanleiding is om te veronderstellen
                     dat gemeenten door het coronavirus in de financiële problemen komen, of als er onvoorziene
                     ontwikkelingen optreden, Rijk en gemeenten daarover met elkaar in gesprek zullen gaan.
                  
Het vaststellen van de compensatie van de meerkosten als gevolg van de coronapandemie
                     op € 136,1 miljoen leidt tot een bijstelling van de eerder opgenomen raming van € 141 miljoen.
                     Bij de decembercirculaire wordt deze compensatie aan gemeenten uitgekeerd via het
                     gemeentefonds. Via de gebruikelijke verdeelmodellen voor de verschillende uitkeringen
                     uit het gemeentefonds (Jeugd, WMO, MO, VO, BW) wordt de € 136,1 miljoen verdeeld over
                     gemeenten.
                  
Andere onderwerpen
               
17. Communicatie
               
Maatregelen
Het kabinet intensiveert de communicatie over de maatregelen. De communicatie wordt
                  aangepast in lijn met de aangescherpte maatregelen die in deze brief worden aangekondigd.
                  De informatie op rijksoverheid.nl is inmiddels aangevuld. De RTV-campagne over het
                  coronatoegangsbewijs wordt op zeer korte termijn aangepast aan de nieuwe situatie
                  en voortgezet. Vanaf woensdag 3 november 2021 start een radiocampagne om de herziene
                  mondmaskerplicht weer onder de aandacht te brengen. De lopende RTV-campagne en social
                  media campagne over de herziene adviezen en de basisregels – ook in de thuissituatie –
                  wordt geïntensiveerd, ook om de impact en het bereik onder specifieke doelgroepen
                  te vergroten. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging aan het lid Agema – zoals gedaan
                  tijdens de Begrotingsbehandeling op 26 en 28 oktober jl. – over welk type communicatie
                  we gebruiken ten aanzien van de thuissituatie.
               
Coronatoegangsbewijzen (CTB)
Na de aankondiging van de inzet van CTB in Nederland is er veel communicatie ingezet
                  over de toepassing hiervan. Met onder andere social media posts en een RTV-campagne
                  is meer uitleg gegeven over wanneer je een CTB nodig hebt en hoe je je voorbereidt
                  op een uitstapje. Ook is er een Steffie-module in verschillende talen die uitleg geeft
                  over het CTB in Nederland. Daarnaast ontwikkelen we een praatplaat voor laaggeletterden,
                  zodat ook deze doelgroep van heldere publiekscommunicatie wordt voorzien.
               
Ook is er ingezet op communicatie voor burgers voor wie de digitale route een uitdaging
                  was of problemen opleverde. Bij bibliotheken worden mensen geholpen met het maken
                  en printen van een coronabewijs. Daarnaast worden zij geholpen met de aanvraag van
                  een papieren bewijs, onder andere met een papieren aanvraagformulier waarmee zij een
                  coronabewijs per post kunnen aanvragen. Dit formulier is ook bij gemeenten, onder
                  andere via de VNG, onder de aandacht gebracht. Zo worden mensen zonder mobiele telefoon
                  of mensen minder digitaal vaardig zijn geholpen.
               
Na het aankondigen van de inzet van CTB in september is het aantal telefoontjes bij
                  alle helpdesks flink opgelopen. In de week van de vorige persconferentie (week 37,
                  de persconferentie vond plaats op 14 september jl.) ontving de CoronaCheck helpdesk
                  gemiddeld 11.388 calls per dag, met een uitschieter op de dag na de persconferentie
                  van meer dan 30.000 telefoontjes. De belangrijkste vragen gingen over het verkrijgen
                  van het papieren coronabewijs.
               
Naast het opschalen van de capaciteit bij helpdesks is er ook een keuzemenu ingericht
                  bij 0800-1421 waardoor mensen sneller met hun vragen geholpen kunnen worden. De automatische
                  aanvraag om het coronatoegangsbewijs per post thuis te krijgen (zonder gebruik van
                  DigiD) is geoptimaliseerd. Met een webcareteam worden vragen van burgers die via social
                  media binnenkomen, beantwoord.
               
De communicatietoolkit voor organisatoren van evenementen en ondernemers is geactualiseerd
                  met informatie en communicatiemiddelen die zij gebruiken om bezoekers te informeren
                  over de inzet van CTB. De toolkit is er ook in het Engels.
               
Vaccineren
Het belangrijkste doel van de communicatie over de coronavaccinatie op dit moment
                  is bijdragen aan het verder verhogen van de vaccinatiegraad. De inzet richt zich heel
                  gericht op gebieden en doelgroepen waar de vaccinatiegraad achterblijft, zoals sommige
                  wijken in grote steden. Uitgangspunt is dat mensen op basis van betrouwbare informatie
                  een weloverwogen keuze kunnen maken. Mensen die twijfelen over vaccinatie vanwege
                  angst, taboe of een informatieachterstand helpen we aan de juiste informatie. En we
                  faciliteren dat mensen die dat willen zich op een laagdrempelige manier kunnen laten
                  vaccineren.
               
Wijkgerichte aanpak
Om de fijnmazige, wijkgerichte vaccinatie-aanpak communicatief te ondersteunen, was
                  de campagne «Prikken zonder Afspraak» in september als pilot zichtbaar in 200 postcodegebieden
                  waar de vaccinatiegraad achterblijft. Gezien het succes van deze pilot krijgt de campagne
                  een vervolg in 800 postcodegebieden. De campagne is bedoeld voor de doelgroep 15–45 jaar
                  die zich wil laten vaccineren, maar nog geen eerste prik heeft gehaald. Voor deze
                  doelgroep is gekozen omdat hier de vaccinatiegraad lager is. Centraal staat hoe eenvoudig
                  het is om je prik te halen: kijk op prikkenzonderafspraak.nl voor een priklocatie
                  bij jou in de buurt en haal je eerste prik wanneer het jou uitkomt. De geïntensiveerde
                  campagne gaat vanaf deze week lopen op social media (Facebook en Instagram), via advertenties
                  in apps, op Spotify online radio en mogelijk via buitenreclame.
               
Inzet richting specifieke doelgroepen
Er zijn enkele specifieke groepen waarbij de vaccinatiegraad achterblijft: jongeren,
                  vrouwen die zwanger zijn of een kinderwens hebben, mensen met een migratie-achtergrond
                  en mensen die vanwege hun geloof nog geen vaccinatieafspraak hebben gemaakt. In de
                  communicatie richting deze groepen staan de onderwerpen die bij hen leven centraal.
                  Daarbij zetten we de middelen en kanalen in die door hen gebruikt worden, in de toon,
                  taal en vorm die bij hen past.
               
Jongeren
De campagne «Prikken zonder Afspraak» richt zich vooral op de jongere doelgroep in
                  de wijken waar de vaccinatiegraad achterblijft. Daarnaast heeft er in de maand oktober
                  een campagne gelopen gericht op 17 tot 30 jarigen die zich nog niet hebben laten vaccineren.
               
De campagne bestond uit drie video’s waarin antwoord wordt gegeven op belangrijke
                  vragen die vaak leven onder jongeren:
               
– Waarom zou je je laten vaccineren als je jong en gezond bent?
– Hoe zit het met bijwerkingen?
– Hebben de vaccins invloed op zwangerschap en vruchtbaarheid?
De vragen worden beantwoord door GGD-arts Ashis Brahma. Zijn verhaal staat centraal.
                  Om de informatieve inhoud voor deze groep in een aantrekkelijke vorm in beeld te brengen,
                  staan de video’s in het teken van het «up-spicen» van de expert. De arts wordt geplaatst in onverwachte omgevingen waarin van alles
                  om hem heen gebeurt, terwijl hij doorgaat met het beantwoorden van de gestelde vragen.
                  De gebeurtenissen in de video’s sluiten aan bij dingen die in de belevingswereld van
                  jongeren spelen (actiefilms, muziekproductie/rap, trickshots).
               
De campagne liep op YouTube waar de video’s gezamenlijk ruim 500.000 keer zijn bekeken,
                  via social media en tijdens de herfstvakantie in bioscopen.
               
Vrouwen die zwanger zijn of een kinderwens hebben
Om de voorlichting en informatie voor zwangere vrouwen en vrouwen met een kinderwens
                  te verstevigen, werken we samen met de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
                  en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. Bestaande materialen,
                  zoals video’s, brengen we in verschillende talen opnieuw onder de aandacht, ook via
                  de kanalen van deze organisaties. Met de inhoudelijke toevoeging dat vaccinatie tijdens
                  de zwangerschap dringend wordt geadviseerd.
               
Daarnaast is de advertentie waarmee we zwangere vrouwen en vrouwen met een kinderwens
                  informeren over zwangerschap en vaccineren, nog altijd zichtbaar op websites en fora
                  die vaak door de doelgroep worden bezocht. Hoofdboodschap is dat je als zwangere vrouw
                  extra risico loopt op complicaties na besmetting met het coronavirus. Onderzoek wijst
                  uit dat vaccineren niet schadelijk is voor moeder of foetus, dus dat je met een gerust
                  hart de prik kunt halen. De advertentie verwijst door naar coronavaccinatie.nl/zwanger.
                  Daar is alle informatie over dit onderwerp gebundeld.
               
Mensen met een migratie-achtergrond
De communicatie richting mensen met een migratie-achtergrond richt zich vooral op
                  het faciliteren van de organisaties die dichtbij hen staan. Voorbeelden hiervan zijn
                  Pharos, GGD-en, het Rode Kruis, het COA en organisaties uit het netwerk van het Ministerie
                  van SZW. Deze partijen worden continue voorzien van materialen met de meest actuele
                  informatie in meerdere talen, die zij verder verspreiden naar hun achterban.
               
Daarnaast is de website prikkenzonderafspraak.nl nu in 11 talen beschikbaar. Er is
                  een campagne in ontwikkeling in een aantal van deze talen, die de bijbehorende doelgroepen
                  naar de website leidt. Hier kunnen zij een priklocatie in de buurt opzoeken, maar
                  ook informatie en antwoorden vinden op vragen of twijfels.
               
Mensen die vanwege hun geloof nog geen vaccinatieafspraak hebben gemaakt
Het kabinet en kerkelijke netwerken (gereformeerden en evangelisten) zijn op verschillende
                  manieren met elkaar in dialoog over de coronavaccinatie. Zo organiseren de kerkelijke
                  gemeenschappen op korte termijn een livestream waarbij VWS als gast uitleg geeft over
                  het vaccinatiebeleid. Ook is onlangs een interview gegeven voor de christelijke familiezender
                  Family 7. Deze radiouitzending heeft tot publicaties in diverse christelijke media
                  geleid.
               
Desinformatie
De aanpak van desinformatie is erop gericht om mensen zo goed en feitelijk mogelijk
                  te informeren. We hebben een verkennend onderzoek uitgevoerd onder burgers om na te
                  gaan of en in hoeverre men geconfronteerd wordt met desinformatie over vaccins. En
                  in welke mate dit een rol speelt/speelde bij de keuze om zich wel of niet te vaccineren
                  tegen corona. Mede op basis van de resultaten uit het onderzoek, de ervaringen van
                  de partijen waarmee we samenwerken (o.a. RIVM, CBG, IGJ, Lareb), én onze ervaringen
                  tot nu toe, gaan we meer kennis over desinformatie en feitelijke informatie over de
                  coronavaccinatie aanbieden.
               
– We verzamelen zoveel mogelijk (extra) desinformatiekennis vanuit het netwerk van experts
                        en maken hier een handreiking over voor mensen die in hun beroepsuitoefening of op
                        een andere manier in aanraking komen met desinformatie. De belangrijkste vraag die
                        wordt uitgewerkt: hoe om te gaan met desinformatie en mensen die een andere overtuiging
                        hebben?
                     
– We zetten een publiekscampagne op die bijdraagt aan de bewustwording van mensen rond
                        desinformatie. Belangrijkste vragen zijn: hoe herken je desinformatie, hoe kan je
                        het controleren en hoe kan je ermee omgaan?
                     
– We ontwikkelen feitelijke content over thema’s met veel desinformatie die we signaleren
                        op de (social) mediakanalen. We ontkrachten de desinformatie door feitelijke informatie
                        te presenteren, en werken daarvoor samen met experts. De weblogs waarin we experts
                        aan het woord laten zijn een goed middel om feitelijke informatie over te brengen.
                        Deze weblogs publiceren we op coronavaccinatie.nl en we zorgen ervoor dat onze (sociale)
                        mediakanalen hiernaar verwijzen.
                     
– Daarnaast is er nu een document ontwikkeld voor webcare waarin per onderwerp de feitelijke
                        informatie bijeen is gebracht, met daarin een uitgebreide verwijzing naar de experts
                        én (onderzoeks)bronnen. Zo kunnen de webcareteams nog vollediger antwoord geven op
                        vragen en berichten die desinformatie bevatten. We delen deze informatiemiddelen ook
                        met het RIVM, CBG en IGJ.
                     
Naast de inzet om de vaccinatiegraad verder te verhogen, richt de communicatie zich
                  op het informeren van de samenleving over het vaccinatieprogramma. Coronvaccinatie.nl
                  en (social) media zijn de belangrijkste kanalen die gebruikt worden om informatie
                  te geven over onder andere de boostervaccinatie, de route voor mensen die een allergische
                  reactie hebben gehad na hun eerste vaccinatie, de derde prik voor mensen met een ernstige
                  afweerstoornis en de donatie van vaccins via Covax. Zowel over deze algemene publieksinformatie
                  als over de directe communicatie met professionals en de doelgroepen die het betreft,
                  is nauwe afstemming met partners zoals het RIVM en de GGD GHOR.
               
Testen
Testen blijft een belangrijk hulpmiddel om besmettingen te identificeren en verspreiding
                  tegen te gaan. Ook is testen van belang bij het verkrijgen van een coronatoegangsbewijs.
                  Over klachten, testen en quarantaine is vrijdag 29 oktober jl. een radiocampagne gestart
                  en zaterdag 30 oktober jl. een tv-campagne.
               
Het vergroten van de begrijpelijkheid en toegankelijkheid van de informatie rondom
                  testen op rijksoverheid.nl heeft continue onze aandacht. Zo wordt momenteel gewerkt
                  aan een online testwijzer. Met hulp van de testwijzer krijgt de bezoeker een concreet
                  testadvies en kan deze zien welk handelingsperspectief gewenst is.
               
Quarantaine
Uit de campagne effectmonitor van oktober blijkt dat thuisblijven bij klachten (en
                  jezelf laten vaccineren) worden gezien als het meest effectief om verspreiding van
                  corona tegen te gaan. Toch neemt het urgentiegevoel af en blijven slechts drie op
                  de tien mensen thuis als dat moet. De zorgen over het coronavirus nemen af, vooral
                  omdat veel mensen gevaccineerd zijn. Ook is er een stijging van het aantal mensen
                  dat een zelftest gebruikt bij klachten (van één naar twee op de vijf) en laat men
                  zich vaker pas na drie dagen of meer testen bij de GGD bij klachten.
               
Met deze inzichten wordt de publiekscampagne die eerder voor testen en quarantaine
                  is ontwikkeld aangescherpt. Doel is om de naleving van thuisblijven bij klachten en
                  zo snel mogelijk laten testen bij de GGD te stimuleren. In het online gedeelte staat
                  de Quarantainecheck – quarantainecheck.rijksoverheid.nl – centraal met diverse nudgingtechnieken en wordt de jongerenkoepel (een netwerk
                  waarop diverse jongerenplatformen zijn aangesloten) ingezet.
               
De campagne voor de quarantaineplicht wordt verlengd per 1 november en specifiek ingezet
                  op relevante plekken voor reizigers uit zeer hoog risicogebieden. De Quarantaine Reischeck
                  – reizentijdenscorona.rijksoverheid.nl – speelt hier een prominente rol om reizigers die (terug) komen naar Nederland te
                  voorzien van de juiste en persoonlijke informatie.
               
Ventileren
Ventileren is goed voor een gezond binnenklimaat en dus altijd belangrijk, tijdens
                  corona en daarna. De afgelopen periode is het belang van ventilatie (als vierde basismaatregel)
                  zo goed mogelijk onder de aandacht gebracht. Sinds de zomer is het belang van ventilatie
                  gecommuniceerd via de massamediale «Alleen Samen» campagne. Bij de persconferentie
                  werd dit getoond op het bord voor het spreekgestoelte: handen wassen, afstand houden,
                  testen en ventileren.
               
Daarnaast is er een campagne via social media gevoerd. Via zogenoemde sliders zijn tips over goed ventileren gedeeld met het algemeen publiek. Ook is ingezet op
                  het vergroten van de kennis over ventileren bij eigenaren en beheerders van gebouwen.
                  Daarom heeft TNO in opdracht van VWS een Handreiking Ventilatie opgesteld. Hier gingen
                  een aantal sessies met een klankbordgroep van technische experts aan vooraf.
               
De handreiking is op rijksoverheid.nl en op de website ventilerenzogedaan.nl gepresenteerd.
                  De handreiking bestaat uit 5 tips, die ook via social media onder de aandacht zijn
                  gebracht. Onderdeel van de handreiking is een ventilatiekaart, waarbij gebouweigenaren,
                  beheerders en (ver)huurders de situatie in het gebouw kunnen invoeren en vervolgens
                  praktische tips ontvangen over ventileren in die specifieke omgeving.
               
Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging aan het lid Agema – zoals gedaan tijdens de
                  Begrotingsbehandeling op 26 en 28 oktober jl. – over de noodzaak om over ventilatie
                  ook campagnematig te communiceren. De komende periode blijft de rijksoverheid in haar
                  uitingen aandacht vragen voor frisse lucht en goede ventilatie.
               
18. Arbeidsmarkt
               
Subsidieregeling Coronabanen
Het afgelopen jaar vroeg veel van zorgprofessionals en zorgorganisaties. Het kabinet
                  besloot daarom om de subsidieregeling Coronabanen in de Zorg in te zetten. Werkgevers
                  konden hiermee subsidie krijgen om mensen tot het einde van dit jaar, tijdelijk in
                  te zetten in ondersteunende functies. Na beoordeling van alle aanvragen is er aan
                  699 zorgaanbieders subsidie verleend voor een bedrag van € 83.358.377 voor 7.271 coronabanen.
                  Daarvan volgen 1.675 mensen een opleiding die leidt tot mbo-certificaat via de Nationale
                  Zorgklas. Zorgorganisaties maken het meest gebruik van de volgende types coronabanen:
                  ondersteuner zorgmedewerker, welzijnsassistent en zorgbuddy. De branches verpleeghuizen,
                  thuiszorg en gehandicaptenzorg maken het meest gebruik van de coronabanen.
               
Amendement Ellemeet herstel van zorgprofessionals
Tijdens de begrotingsbehandeling heeft GL een amendement93 van € 10 miljoen ingediend gericht op het herstel van zorgprofessionals, waarbij
                  (mede)zeggenschap een essentieel onderdeel is. Dit omdat zorgprofessionals nu al lange
                  tijd voorop gaan in de strijd tegen covid-19, hetgeen buitengewone prestatie is, waar
                  ik grote bewondering voor heb. Na deze zware periode zijn ze toe aan rust om te herstellen
                  van deze ingrijpende inspanningen. Het is belangrijk dat daar gehoor aan wordt gegeven
                  en dat ze die tijd krijgen.
               
Het is essentieel dat zorgprofessionals inspraak krijgen in hoe herstel, inhaalzorg
                     en een eventuele IC-opschaling worden vormgegeven. Om dit tot uitvoering te brengen
                     vraagt dit amendement € 10 miljoen. Ik begrijp de insteek van dit amendement. Echter,
                     aangezien dit herprioritering van gelden uit artikel 4 betreft, laat ik het oordeel
                     daarover aan uw Kamer.
                  
Omdat het gaat om gelden die in 2022 tot concrete resultaten dienen te leiden, zal
                     ik deze en volgende week in overleg gaan met werkgevers- en beroepsorganisaties en
                     daarna uw Kamer informeren. Doel van dit overleg is om te horen welke plannen de partijen
                     concreet en op korte termijn willen uitvoeren, mocht dit amendement worden aangenomen.
                     De plannen dienen daarbij ten goede te komen aan de gehele breedte van het zorgveld
                     en in lijn te zijn met de rechtmatigheidsvereisten. Vanuit het departement worden
                     al verschillende zaken gemonitord. Idealiter is het plan hierop een aanvulling. Tot
                     slot wil ik aangeven dat nu al via de verschillende meerkostenregelingen gewerkt worden
                     aan het herstel van zorgprofessionals, bijvoorbeeld door middel van inzet van buddies
                     op de IC, zodat zorgprofessionals ontlast kunnen worden in deze zware tijden.
                  
19. Caribisch deel van het Koninkrijk
               
De laatste gegevens van 28 oktober 2021 van het Caribisch deel van het Koninkrijk
                  laten het volgende besmettingsbeeld zien:
               
Tabel 2. Besmettingscijfers Caribisch deel van het Koninkrijk, 28 oktober 2021
Bonaire
St. Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID patiënten
(cumulatief)
33
(2.405)
0
(28)
0
(11)
114
(17.091)
173
(15.931)
27
(4.498)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen verpleegafdeling
(op de IC)
4
(2)
0
0
7
(4)
7
(3)
0
(3)
Aantal patiënten onder behandeling in het buitenland
1 (Curaçao)
1 (Aruba)
0
0
0
11
(Colombia)
0
Aantal patiënten overleden
19
0
0
174
171
75
Percentage totale bevolking volledig gevaccineerd
63%
(28/10)
46%
(26/10)
81%
(26/10)
57%
(26/10)
62%
(26/10)
39%
(28/10)
Het aantal besmettingen op Aruba, Curaçao, Sint Maarten is de afgelopen weken afgenomen.
                  Sinds afgelopen week is ook een lichte daling in het aantal besmettingen waarneembaar
                  op Bonaire. De druk op de zorg blijft op alle eilanden echter hoog en de electieve
                  zorg is deels stilgelegd. Ook zijn er 16 patiënten vanuit Aruba uitgezonden naar Colombia
                  wegens capaciteitsgebrek. De extra IC-verpleegkundigen en -artsen die VWS heeft ingezet
                  via een Amerikaans uitzendbureau blijven vooralsnog tot het einde van dit jaar op
                  de eilanden om de zorg te ondersteunen. In overleg met de ziekenhuizen wordt continu
                  bezien hoeveel personele ondersteuning benodigd is. De ziekenhuizen werken ondertussen
                  aan plannen om de capaciteit van de GGD’s en COVID-afdelingen op de middellange en
                  lange termijn te waarborgen. Op Saba en Sint Eustatius zijn momenteel geen actieve
                  casus.
               
Vaccinatiecampagnes Caribisch deel van het Koninkrijk
Sinds de vaccinatieprogramma’s in het Caribisch deel van het Koninkrijk in februari
                  jl. van start zijn gegaan, zijn er bijna 438.000 vaccins toegediend aan de inwoners
                  van de eilanden. Van de totale bevolking is op Curaçao, Aruba en Sint Maarten respectievelijk
                  57%, 62% en 39% volledig gevaccineerd. Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is respectievelijk
                  63%, 46% en 81% van de totale bevolking volledig gevaccineerd.
               
Om inzicht te krijgen in hoe de vaccinatiebereidheid in het Caribisch deel van het
                  Koninkrijk verder vergroot zou kunnen worden, heeft het Ministerie van VWS, in samenspraak
                  met de gezondheidsautoriteiten op de (ei)landen, een kwalitatief onderzoek laten uitvoeren.
                  I&O Research heeft dit onderzoek in augustus jl. uitgevoerd in samenwerking met onderzoekers
                  op Bonaire, Sint Eustatius, Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Op Saba heeft vanwege
                  de al zeer hoge vaccinatiegraad geen onderzoek plaatsgevonden.
               
De onderzoekers hebben eiland-specifiek geadviseerd over interventies die de vaccinatiebereidheid
                  zouden kunnen vergroten, bijvoorbeeld maatwerk voor moeilijk-te-bereiken groepen,
                  communicatie gericht op jongeren en de integratie van COVID-19-vaccinatie in een algemene
                  communicatiecampagne over het belang van een gezonde leefstijl.
               
De gezondheidsautoriteiten in Caribisch Nederland werken momenteel aan de integratie
                  van de adviezen in de beleids- en communicatiestrategie. Ook de CAS-landen hebben
                  de resultaten van het onderzoek ontvangen en zijn bezig te bepalen welke aanpassingen
                  zij zullen aanbrengen in de vaccinatiestrategie.
               
20. Kabinetsreactie KPMG-rapport
               
Hierbij ga ik in op het verzoek van het lid Simons, zoals dat is gedaan in het ordedebat
                  van 26 oktober jl. over een reactie op het KPMG-rapport94. Op 14 oktober heeft KPMG een rapport gepubliceerd; de lessen na 1,5 jaar coronacrisis95. In het rapport zet het adviesbureau uiteen welke lessen getrokken kunnen worden uit de afgelopen anderhalf jaar pandemie en hoe deze kunnen bijdragen aan het verbeteren
                  van de pandemische paraatheid van Nederland.
               
Ten eerste wil ik graag mijn waardering uitspreken voor de onderzoekers. Het rapport
                  geeft een eerste overzicht van de lessen die we voor de toekomst voor pandemische
                  paraatheid kunnen benutten. Daarbij bevat het herkenbare elementen en waardevolle,
                  nieuwe inzichten. Zo geeft KPMG terecht aan dat het duurzaam verhogen van de ziekenhuiscapaciteit
                  weinig zinvol is (gelet op de exponentiële groei van infectieziekten). Het kabinet
                  heeft de capaciteit dan ook niettemin verhoogd om de piek op te vangen en beleid gevoerd
                  om het aantal besmettingen in te perken en daardoor opnames af te remmen. Ook geeft
                  het adviesbureau aan dat het kabinet soms voor een «optimistisch» scenario koos, onder
                  andere vanwege economische en maatschappelijke afwegingen, terwijl de situatie achteraf
                  niet stabiel genoeg bleek. Ik herken dat deze crisis voortdurend vraagt om een afweging
                  van soms strijdige belangen. Tevens is voortdurende proportionaliteitsweging ten aanzien
                  van nieuwe maatregelen nodig. Daar komt bij dat op voorhand niet altijd scherp te
                  voorspellen is wat het effect van maatregelen zal zijn.
               
Er is echter ook een aantal kanttekeningen bij de conclusies uit het rapport te plaatsen.
                  KPMG stelt bijvoorbeeld dat een inzet gericht op indammen (sturen op besmettingen)
                  in plaats van mitigeren (sturen op het aantal ziekenhuis- en IC-opnames) had geleid
                  tot betere uitkomst ten aanzien van gezondheid en economie. Dit is ook overgenomen
                  in de berichtgeving over het rapport. Deze conclusie is echter onjuist. Het kabinet
                  heeft vanaf het begin gestuurd op het verminderen van het aantal besmettingen door
                  contactbeperkende maatregelen te treffen om zo het risico op besmettingen zoveel als
                  mogelijk te voorkomen en daarmee de druk op de zorg beheersbaar te houden.
               
Het rapport geeft verder aan dat Nederland het gemiddeld heeft gedaan in de bestrijding
                  van de epidemie. Er zijn landen die het volgens KPMG beter doen (Denemarken, Noorwegen,
                  Finland), en er zijn veel landen die het beduidend minder doen (Engeland, Spanje,
                  Portugal, Tsjechië), aldus KPMG. Nederland heeft minder oversterfte ten opzichte van
                  de overige OECD-landen. Ook economisch gezien heeft Nederland het redelijk goed gedaan
                  en zijn de vooruitzichten op verder economisch herstel goed. Het is daarbij van belang
                  te constateren dat het lastig is om landen op een goede manier te vergelijken. Er
                  zijn immers veel verschillende factoren van belang, zoals demografie van de bevolking,
                  karakter van de economie, ligging en cultuur (anders dan bijvoorbeeld Australië, is
                  Nederland geen eiland). Verschillende onderzoeken leiden daarom ook tot verschillende
                  lijstjes. Zo publiceert Bloomberg periodiek de «Covid Resilience Ranking». Hier scoort
                  Nederland als één van de best presterende landen. En ook in de «Stringency Index»
                  van Oxford scoort Nederland hoog. Deze index laat zien hoe snel landen hebben gereageerd
                  na de eerste bevestigde besmetting en vervolgens in het treffen van maatregelen. Dit
                  soort nuances, die het rapport vaak wél kent, zijn helaas niet altijd opgenomen in
                  de berichtgeving over dit rapport.
               
Het kabinet vindt het belangrijk om te leren van de afgelopen periode. Mede op verzoek
                  van het kabinet doet onder andere de Onderzoeksraad voor de Veiligheid daarom onderzoek.
                  De lessen uit het KPMG rapport en alle andere onderzoeken betrekt het kabinet om onze
                  pandemische paraatheid te vergroten. Het kabinet streeft ernaar het plan van aanpak
                  ter versterking van de pandemische paraatheid, zoals aangekondigd op Prinsjesdag en
                  benoemd in mijn brief aan uw Kamer van 18 juni jl.96, eind van het jaar aan uw Kamer te versturen.
               
21. Chemische veiligheid van mondkapjes
               
Op 2 november 2021 heeft het RIVM het rapport «Chemische veiligheid mondkapjes»97 gepubliceerd. Door de verplichting na 1 juni 2020 om in verschillende omstandigheden
                  mondkapjes te dragen nam het gebruik van deze producten sterk toe. In het briefrapport
                  doet het RIVM verslag van signalen die het heeft ontvangen tussen mei 2020 en juni
                  2021 over stoffen die aan deze producten toegevoegd worden, zowel door fabrikanten
                  en leveranciers als door consumenten zelf doordat zij zelf mondkapjes vervaardigen
                  van ander producten of stoffen toevoegen aan commerciële mondkapjes. De meest relevante
                  bevindingen van het RIVM zijn in het rapport opgenomen.
               
Uit het rapport blijkt dat mondkapjes zonder toevoegingen veilig te gebruiken zijn.
                  Er is nog te weinig informatie beschikbaar om te kunnen beoordelen of mondkapjes met
                  claims als «antibacterieel» of «antiviraal» ook veilig zijn. Aan deze mondkapjes zijn
                  vaak stoffen toegevoegd en deze toevoegingen vormen, gecombineerd met het intensievere
                  gebruik, een nieuw en onbekend risico. De onzekerheden zitten met name in het ontbreken
                  van gegevens over de samenstelling van de toevoegingen, de intensiteit van gebruik
                  en de gevaren bij inademing. Het zelf vervaardigen van mondkapjes van materialen die
                  niet bedoeld zijn om doorheen te ademen of op de huid te gebruiken, en het gebruik
                  van sprays of etherische oliën lijkt de beschermende functie van de producten niet
                  te verbeteren en kan mogelijk leiden tot ongewenste reacties. In het rapport wordt
                  aanbevolen om de ontwikkelingen op dit terrein te blijven volgen en deze aanbeveling
                  zal ik overnemen.
               
22. Verlenging tegemoetkoming ongeplaceerde evenementen
               
Het kabinet heeft in de brief aan uw Kamer van 14 september jl.98 aangekondigd dat het voor de periode tot 13 november € 15 miljoen reserveert als
                  tegemoetkoming voor ongeplaceerde (culturele) evenementen. Deze evenementen hebben
                  te maken met een capaciteitsbeperking van 25%. Het Fonds Podiumkunsten werkt nu aan
                  een subsidieregeling die medio november opengesteld wordt. Nu de capaciteitsbeperkende
                  maatregel wordt verlengd vanaf 13 november, reserveert het kabinet een bedrag van
                  € 2.5 miljoen per week voor iedere week dat deze maatregel langer duurt.
               
23. Catshuisstukken
               
In mijn brief van 8 december 2020 heeft het kabinet aangegeven de presentaties die
                  voorliggen in de informele overleggen over de coronacrisis in het Catshuis openbaar
                  te maken.99 De stukken worden op de website100 van rijksoverheid gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen101 in de weg staan. Hier zijn vanaf heden ook de stukken die besproken zijn in het Catshuis
                  dd. 29 oktober 2021 raadpleegbaar.
               
24. Slot
               
Corona is een groot gezamenlijk probleem dat we alleen gezamenlijk kunnen oplossen.
                  Daarbij is vaccinatie nog steeds de belangrijkste weg uit de crisis. Uiteindelijk
                  gaat het om de bescherming van onszelf en de mensen die ons dierbaar zijn. Daarnaast
                  is en blijft ons eigen gedrag cruciaal. We hebben daarmee invloed op de stappen die
                  hierna worden genomen.
               
Hoogachtend,
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
