Brief regering : Kabinetsreactie op de rapportage van het College voor de Rechten van de Mens
33 826 Mensenrechten in Nederland
nr. 42
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE MINISTER
VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2021
Op 6 juli heeft het College voor de Rechten van de Mens zijn jaarlijkse rapportage
over de mensenrechten in Nederland gepubliceerd. De rapportage stond dit keer in het
teken van de situatie op de arbeidsmarkt, en de gevolgen van de coronacrisis voor
werkenden. Uw Kamer heeft de Minister van SZW op 7 juli verzocht om een reactie op
de rapportage van het College. Met deze brief wordt voldaan aan dit verzoek. Deze
brief gaat eerst in op het algemene beeld uit de rapportage, en vervolgens op de vijf
aanbevelingen van het College aan de rijksoverheid.
Algemeen beeld
Het College heeft voor zijn rapportage een actueel thema gekozen, en levert een belangrijke
bijdrage aan de discussie over de toekomst van de arbeidsmarkt. Zo signaleert het
College een aantal belangrijke en relevante risico’s voor de werkomstandigheden. Het
College wijst in deze context onder andere op het niet altijd voldoende naleven van
corona-regels, op virusuitbraken onder arbeidsmigranten, en op de soms zorgelijke
arbeidsomstandigheden van flexwerkers. Allereerst hebben de overheid, werkgevers en
werknemers het afgelopen jaar veel gedaan om de coronacrisis het hoofd te bieden.
Zo heeft de overheid diverse maatregelen genomen om werkgevers en werkenden te ondersteunen,
hebben werkgevers op allerlei manieren geprobeerd om besmettingen op het werk te voorkomen
en tonen werkenden flexibiliteit door bijvoorbeeld zo veel mogelijk thuis te werken
of extra uren te draaien om zieke collega’s op te vangen. Niettemin is het kabinet
zich bewust van de risico’s die het College benoemt,1 en vindt het kabinet dat werkenden op een gezonde en veilige manier hun werk moeten
kunnen doen. Bij de reactie op de aanbevelingen wordt terug gekomen op de acties die
inmiddels zijn genomen om het toezicht te versterken en de situatie van arbeidsmigranten
te verbeteren.
Tevens constateert het College dat sprake is van een tweedeling op de Nederlandse
arbeidsmarkt en dat de coronacrisis deze tweedeling heeft bestendigd. Het College
onderstreept vanuit het perspectief van de mensenrechten de bevindingen van andere
belangrijke recente publicaties over de arbeidsmarkt, zoals de rapporten van de Commissie
Regulering van Werk, de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, en de SER.2 Het College benoemt daarbij dat de coronacrisis ons geconfronteerd heeft met de consequenties
van de tweedeling op de arbeidsmarkt. Het kabinet herkent dat sommige werkenden in
een kwetsbare positie meer geraakt zijn door de coronacrisis dan anderen. Zo dreigde
voor sommigen abrupt een grote inkomensterugval als gevolg van de virusuitbraak en
de contactbeperkende maatregelen. Dat was voor het kabinet reden om over te gaan op
bijzondere inkomensondersteuning zoals de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig
ondernemers. Naast tijdelijke inkomensondersteuning heeft het kabinet al sinds het
begin van de crisis aandacht voor het zoveel mogelijk voorkomen van problematische
schulden bij onder andere ondernemers als gevolg van de coronacrisis. Zo wordt er
vanuit het kabinet ingezet op de intensivering van de armoede- en schuldenaanpak,
bijvoorbeeld door subsidie te verstrekken aan projecten gericht op het versterken
van hulp aan ondernemers met schulden. Hierbij kan gedacht worden aan Geldfit Zakelijk,
en de nationale communicatiecampagne «De eerste stap helpt je verder.» Daarnaast heeft
het kabinet oog voor mensen die nu nog kampen met schulden als gevolg van de steunmaatregelen,
zoals door mogelijk te maken dat ondernemers belastingschulden geleidelijk kunnen
terugbetalen en betalingsregelingen kunnen treffen bij het UWV en RVO. Ook ontvangt
MKB-Nederland dit jaar subsidie om werkgevers in het mkb te ondersteunen bij het helpen
van werknemers met financiële problemen.3
Tegelijkertijd zien we dat de Nederlandse economie grote veerkracht toont en dat de
economische vooruitzichten gunstig zijn. De verwachting is dat de Nederlandse economie
snel herstelt en eind 2021 terug is op het niveau van voor de coronacrisis. Voorzag
het CPB in de juniraming nog een economische groei van 3,2 procent in 2021 en 3,3
procent in 2022, inmiddels zijn de verwachtingen over het economisch herstel in 2021
in de augustusraming nog beter, met een economische groei van 3,8 procent, en 3,2
procent in 2022. Het herstel is inmiddels ook terug te zijn in de arbeidsmarktcijfers.
Zo constateerde CBS dat eind juni 327 duizend vacatures openstonden, 82 duizend meer
dan aan het eind van het eerste kwartaal van dit jaar. Volgens het CBS is sinds het
begin van de meting in 1997 kwartaal op kwartaal nooit zo’n grote toename geweest.
Ook is voor het eerst sinds het begin van de meting in 2003 de spanning op de arbeidsmarkt
zo hoog opgelopen dat er meer vacatures zijn dan werkzoekenden. De krapte op de arbeidsmarkt
biedt tevens kansen voor werkenden die als gevolg van de coronacrisis hun werk zijn
verloren, of de afgelopen tijd geen werk konden vinden. Daarbij spant het kabinet
zich in op de toetreding de arbeidsmarkt te ondersteunen, met daarbij bijzondere aandacht
voor kwetsbare groepen. Hier wordt in de appreciatie van de aanbevelingen van het
College op terug gekomen.
Aanbevelingen
Het College beschouwt de situatie op de Nederlandse arbeidsmarkt door de bril van
de mensenrechten en komt zo doende tot vijf aanbevelingen aan de rijksoverheid om
de mensenrechten beter te garanderen voor alle werkenden. Hieronder volgt achtereenvolgens
een appreciatie van de vijf aanbevelingen.
1. Ontwikkel (herstel)beleid en regelgeving voor de arbeidsmarkt overeenkomstig bestaande
mensenrechtelijke kaders en vraag hierover advies aan deskundigen op het gebied van
mensenrechten.
Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling, en vindt het belangrijk dat beleid en
wetgeving overeenkomt met de mensenrechtelijke kaders. Zo zijn de mensenrechten onderdeel
van het Integraal Afwegingskader (IAK). Bij ontwikkelen van beleid en wetgeving maakt
het kabinet gebruik van het IAK, en als onderdeel daarvan wordt bezien of beleid en
wetgeving overeenkomt met de relevante mensenrechtelijke kaders, zoals internationale
verdragen die door Nederland zijn ondertekend. Het kabinet werkt op dit moment aan
een herziening van het IAK om te zorgen dat departementen dit instrument beter, op
het juiste moment en consequenter toepassen, met name in de beleidsvoorbereiding.
In het najaar van 2021 zal het kabinet uw Kamer nader informeren over de voortgang
van deze herziening.4
Het kabinet hecht tevens belang aan de expertise van deskundigen met kennis over mensenrechten
zoals het College. In de voorbereiding van beleid en wetgeving met betrekking tot
de arbeidsmarkt kan het College reeds gevraagd worden om een advies. Dit wordt ook
regelmatig gedaan bij beleid of wetgeving waarbij mensenrechtelijke kaders direct
van belang zijn. Recente voorbeelden zijn het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen,
het wetsvoorstel Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie en het wetsvoorstel
Wet betaald ouderschapsverlof. Tevens kan het College net als andere deskundigen tijdens
de consultatieperiode reageren op wetsvoorstellen, algemene maatregelen van bestuur
of ministeriële regelingen. Van deze mogelijkheid maakt het College regelmatig gebruik.
Deze inbreng wordt altijd zeer gewaardeerd en helpt met het verbeteren van de voorstellen.
In de consultatieparagraaf van de memorie van toelichting wordt opgenomen welke inbreng
is ontvangen en wat hiermee is gedaan. Daarbovenop speelt op dit moment een principiële
discussie over het College standaard op te nemen in de consultatierondes bij wetgeving
over mensen met een beperking. De Minister voor Medische Zorg en Sport heeft inmiddels
toegezegd uw Kamer in het najaar nader te informeren over de uitkomsten van deze discussie.5
2. Zorg voor data die zijn uitgesplitst naar groepen met kwetsbare posities op de
arbeidsmarkt om beleidsontwikkeling en -evaluaties te verbeteren en betrek deze groepen
bij ontwikkeling en evaluatie van beleid.
Het kabinet is net als het College van mening dat data belangrijk zijn voor het ontwikkelen
en evalueren van beleid. Om deze reden wordt reeds door of in opdracht van de rijksoverheid
de nodige data over de arbeidsmarkt verzameld. Voorbeelden zijn de Enquête Beroepsbevolking
en de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van het CBS. Ook verzamelt het CBS gegevens
over specifieke groepen, zoals bijstandsgerechtigden, WW-ontvangers, en werkenden
in de sociale werkvoorziening. De Emancipatiemonitor geeft elke twee jaar een overzicht
van de positie van mannen en vrouwen op o.a. de arbeidsmarkt, en tussentijds wordt
de bijbehorende databank mvstat.cbs.nl geüpdatet. Daarnaast rapporteren bijvoorbeeld
SCP, het CPB, en UWV over de arbeidsmarkt, en over de situatie van kwetsbare groepen.
Zo verzamelt het SCP data in het kader van het Arbeidspanels Arbeidsvraagpanel (AVP)
en Arbeidsaanbodpanel (AAP), en rapporteert het SCP jaarlijks in de Sociale Staat
van Nederland over het welbevinden van verschillende groepen. Mede op basis van deze
gegevens wordt uw Kamer regelmatig over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt geïnformeerd.6 Daarbij wordt ook gekeken naar de verschillen tussen mannen en vrouwen. Daarbovenop
heeft de rijksoverheid in samenwerking met de VNG het Dashboard Sociale Impact Corona
ontwikkeld.7 Dit product geeft tweemaandelijks een actueel beeld van de situatie op de thema’s
Werk & Inkomen, Mentale Weerbaarheid, Onderwijs, Gedrag en Sociale Cohesie. Het dashboard
is gevuld door gebruik te maken van gegevens van onder andere het CBS, UWV, DUO en
het RIVM, en deze worden door een groep experts van kennisinstellingen, planbureaus,
gemeenten en ministeries van een duiding voorzien. Dat maakt het mogelijk om bepaalde
verbanden en/of trendbreuken («early warnings») te signaleren. In verdiepingstrajecten
wordt met TNO gewerkt aan inzicht in bepaalde verbanden, en met het CBS aan inzicht
in de stapeling van problematiek. Inmiddels is een interactief dashboard beschikbaar
waarin ontwikkelingen voor specifieke groepen gevolgd kunnen worden.
Het kabinet deelt dat belangrijk is burgers – en in het bijzonder groepen in kwetsbare
posities – te betrekken bij het maken en evalueren van beleid. Het College snijdt
met deze aanbeveling een actueel en voor het kabinet zeer belangrijk thema aan. Het
belang van het uitgaan van het perspectief van de burger bij het maken van beleid
en van de toegankelijkheid van overheidsvoorzieningen voor iedereen is al benoemd
in het Nationaal actieplan mensenrechten 2020.8 Niettemin is de afgelopen periode duidelijk geworden dat goede samenwerking tussen
uitvoering en beleid cruciaal is om grote problemen bij burgers te voorkomen. De recente
rapporten van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK), de
Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) en het rapport Werk aan Uitvoering
(WaU) laten zien dat structurele verbeteringen noodzakelijk zijn om uitvoerders in
staat te stellen de dienstverlening te bieden die mensen nodig hebben en van de overheid
mogen verwachten. Aandacht voor het burgerperspectief is hier onderdeel van.
Om de dienstverlening aan burgers te verbeteren heeft het kabinet ingezet op een overheidsbrede
werkagenda voor de publieke dienstverlening.9 Initiatieven gericht op het meer betrekken van burgers en het burgerperspectief zijn
onderdeel van de agenda. Zo heeft kabinet onder andere maatwerkplaatsen ingericht
of uitgebreid bij een aantal uitvoeringsorganisaties, zoals de Stella-teams bij de
Belastingdienst. Hier worden signalen uit de praktijk direct binnen de dienstverlening
opgepakt en is ruimte om daar vanuit het eigen ambtelijk vakmanschap mee om te gaan.
Een ander voorbeeld is het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek. Bij dit maatwerkloket
kunnen professionals, van zowel gemeenten als landelijke uitvoerders, vastgelopen
casussen inbrengen. Ook is het kabinet voornemens een invoeringstoets uit te voeren
een jaar na inwerkingtreding van een wet of regeling om beter in te kunnen spelen
op signalen uit de praktijk. Tevens zal in beleidsevaluaties sterker de nadruk worden
gelegd op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de gewijzigde wet of regeling,
de effecten voor burgers, en voor de mate waarin regelgeving een oplossing heeft geboden
voor het probleem. Verder is bijvoorbeeld op het terrein van SZW aandacht voor het
werken vanuit de praktijk. Zo kent de SVB een klantadviesraad en het UWV decentrale
cliëntenraden. Leden van de klantadviesraad zitten ook in de Landelijke Cliëntenraad
(LCR). Gebruikelijk is dat bij een belangrijke wetswijzigingen de LCR gevraagd wordt
om cliëntentoets uit te voeren, en om de nieuwe wetgeving te toetsen aan het cliëntenperspectief.
Ook ontwikkelen UWV en SVB momenteel een doenvermogentoets, en zijn bij het UWV meerdere
gedragswetenschappers werkzaam die uitvoeringsprocessen vanuit het burgerperspectief
bekijken. Om de ambitie om vanuit de praktijk te werken verder te versterken gaan
SZW’ers zelf meer met de mensen en professionals in gesprek. Binnen SZW zijn naar
aanleiding van de toeslagenaffaire twee kwartiermakers tijdelijk aangesteld om hierbij
te zorgen voor een extra impuls. Zo zullen vanuit het programma SZW Werkt medewerkers
en leidinggevenden praktisch ondersteund worden om te werken vanuit de praktijk. Een
voorbeeld hiervan is het beleidsproces nader bezien op waar de kansen liggen om in
elke fase van beleidsontwikkeling meer in verbinding met de praktijk en uitvoering
te werken.
Een voorbeeld van het betrekken van burgers is de totstandkoming van het nieuwe inburgeringsstelsel.
Bij dit traject zijn vanaf het begin diverse partijen uit de praktijk en experts betrokken.
Dit is aangevuld met het burgerperspectief vanuit een klankbordgroep van nieuwkomers
(voormalig inburgeringsplichtigen). Bij de verdere uitwerking, invoering en uitvoering
is expliciet aandacht voor het doenvermogen van burgers, bijvoorbeeld door bij de
communicatie rekening te houden met het taalniveau van de doelgroep. Ook in andere
beleidstrajecten besteedt SZW aandacht aan het burgerperspectief. Zo zijn bijstandsgerechtigden
en ervaringsdeskundigen betrokken bij het verbeteren van de werking van de Participatiewet:
bijstandsverlening vanuit vertrouwen en met oog voor de menselijke maat. Samen met
burgers, gemeenten en andere betrokkenen wordt gekeken naar de oorzaken achter geconstateerde
hardheden in deze wet en de mogelijke oplossingen om deze te voorkomen. Het burgerperspectief
wordt ook betrokken bij wijzigingen in pensioenwetgeving, zoals bij de totstandkoming
van de Wet pensioenverdeling bij scheiding en de uitwerking van het pensioenakkoord.
Burgerperspectief komt daarnaast terug in recente beleidsvoorbereidingen, zoals de
scenariostudie vormgeving kindvoorzieningen.
3. Ontwikkel op korte termijn beleid met meetbare doelstellingen om de structurele
problemen bij toetreding tot de arbeidsmarkt aan te pakken.
Het kabinet vindt dat iedereen die wil en kan werken zoveel mogelijk toegang moet
hebben tot de arbeidsmarkt. Om deze reden heeft het kabinet zowel maatregelen genomen
om de impact van de coronacrisis op werkenden en werkzoekenden te ondervangen, als
structureel beleid ontwikkeld om de kansen op de arbeidsmarkt van kwetsbare groepen
te vergroten. Daarbij is ook aandacht voor meetbare doelstellingen. Zo wordt bij evaluaties
van beleid gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid in relatie tot de beoogde
doelen. Bij de begroting 2021 is daarvoor de Strategische Evaluatieagenda (SEA) geïntroduceerd.
De SEA biedt de mogelijkheid om niet alleen per begrotingsartikel te evalueren, maar
dit breder te doen voor een beleidsthema. Het doel van de SEA is de toegevoegde waarde
van beleid te vergroten met meer bruikbare inzichten in doeltreffendheid en doelmatigheid.
Tevens is bij de onderbouwing van beleid conform artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet
aandacht voor onder andere de nagestreefde doelen, doeltreffendheid, en doelmatigheid
van beleid.
In reactie op de coronacrisis heeft het kabinet de impact van de coronacrisis op de
arbeidsmarkt en daarmee de maatschappij gemitigeerd door middel van het nood- en steunpakket.
Met de steunmaatregelen zoals de NOW heeft het kabinet ingezet op zoveel mogelijk
behoud van werkgelegenheid. Daarnaast is met het aanvullend sociaal pakket ingezet
op onder andere ondersteuning en begeleiding richting nieuw werk, scholing en ontwikkeling,
bestrijding van jeugdwerkloosheid en de aanpak van armoede en schulden. Hierbij is
specifieke aandacht voor kwetsbare groepen.
Om te voorkomen dat jongeren grote leerachterstanden oplopen, en daarmee nieuwe kwetsbare
groepen ontstaan stelt het kabinet 8,5 miljard euro beschikbaar voor het Nationaal
Programma Onderwijs. Hoofddoel is het herstellen van de door corona veroorzaakte vertragingen
bij leerlingen en studenten op cognitief en sociaal-emotioneel gebied en op het gebied
van welbevinden binnen de looptijd van het programma. Het kabinet is net als het College
van mening dat stages belangrijk zijn bij de voorbereiding op de arbeidsmarkt, en
wil daarom jongeren helpen bij het vinden van stages. Zo is sinds het begin van de
coronacrisis 12 miljoen euro beschikbaar gesteld om voor drie jaar extra werving en
matching van studenten aan stages en leerbanen te faciliteren door de Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB). Daarnaast zijn in het kader van het Nationaal
Programma Onderwijs middelen uitgetrokken voor het ophogen van de subsidie praktijkleren.
Dat is een vergoeding voor bedrijven die studenten aannemen die in deeltijd werken
en studeren. Het kabinet is daarbij van mening dat iedereen een gelijke kans verdient
op een passende stage. Daarom zet het kabinet zich met een brede groep partners waaronder
SBB, JOB en de MBO Raad in om gelijke kansen bij stages te bevorderen en stagediscriminatie
tegen te gaan. Aan de hand van een werkagenda wordt ingezet op bewustwording en concrete
acties om dit te bewerkstelligen. Bijvoorbeeld middels de campagne KIESMIJ, de oprichting
van een meldpunt bij SBB, het kennispunt Gelijke kansen, diversiteit en inclusie,
en onderzoek naar effectieve mechanismen die gelijke kansen naar stages bevorderen,
zoals een pilot stagematching.10
Naast de maatregelen in reactie op corona voert het kabinet ook structureel beleid
om mensen te ondersteunen op de arbeidsmarkt. Zo heeft het kabinet stappen gezet op
het gebied van leven lang ontwikkelen om tot een sterkere leercultuur te komen. Het
kabinet stelt, in aanvulling op wat sociale partners privaat doen, vanaf 1 maart 2022
het STAP-budget beschikbaar (200 miljoen). Dit is een individueel ontwikkelbudget
van maximaal 1.000 euro dat door iedereen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt
kan worden aangevraagd. Daarnaast draagt bijvoorbeeld de SLIM-regeling bij aan het
versterken van de leercultuur binnen het mkb door subsidies te verstrekken voor activiteiten
die leren en ontwikkelen van werkenden stimuleren. Ook het UWV en de gemeenten bieden
mensen met en zonder een uitkering ondersteuning aan bij het vinden van werk. Daarbovenop
neemt het kabinet maatregelen om in het bijzonder kwetsbare groepen te ondersteunen
bij het vinden van werk. Hieronder worden de belangrijkste van deze maatregelen benoemd.
• Voor mensen met een arbeidsbeperking heeft het kabinet het Breed Offensief geïnitieerd.11 Het Breed Offensief maakt het bijvoorbeeld makkelijker voor werkgevers om een werknemer
met een beperking aan te nemen, zoals door vereenvoudiging van het proces rond loonkostensubsidie.
Daarbij voorziet het wetsvoorstel Breed Offensief in aanvullende maatregelen om de
baankansen van mensen met een beperking te vergroten, zoals meer waarborgen bij de
inzet van de jobcoach.
• Ook de banenafspraak heeft als doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan werk
te helpen. In de afgelopen periode heeft het kabinet gewerkt aan een wetsvoorstel
voor een vereenvoudiging van de Wet banenafspraak en het quotum voor mensen met een
arbeidsbeperking. Eind 2020 bleek dat door de druk op de uitvoeringsorganisaties als
gevolg van de coronamaatregelen het wetsvoorstel Wet banenafspraak niet meer in 2020
aan uw Kamer kon worden aangeboden. Hierdoor is de beoogde inwerkingtredingsdatum
van 1 januari 2022 niet meer haalbaar. Met het oog op de demissionaire status van
het kabinet is het aan een volgend kabinet om een eigen afweging te maken over een
nieuwe vormgeving van de banenafspraak. In de tussentijd blijft de banenafspraak een
belangrijk instrument om een inclusieve arbeidsmarkt dichterbij te brengen.
• Om de positie op de arbeidsmarkt van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond
te verbeteren is het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt opgezet. Dit
programma voorziet in pilots om te onderzoeken wat werkt om de arbeidsparticipatie
en culturele diversiteit te bevorderen. Dit programma nadert zijn eindfase. Eind 2021
zijn de meeste pilots afgerond en de resultaten beschikbaar. Samen met de partijen
uit de Taskforce Werk en Integratie12 wordt gewerkt aan een gezamenlijke ambitie en agenda om te komen tot een meerjarige
en gezamenlijke inzet op toepassing van de lessen uit de pilots en structureel betere
kansen op de arbeidsmarkt voor Nederlanders met een migratieachtergrond.
• Om jongeren te ondersteunen bij het vinden van werk, werkt het kabinet samen met gemeenten,
scholen en andere partners in de Aanpak Jeugdwerkloosheid. De aanpak richt zich op
werkloze jongeren, jongeren die met werkloosheid worden bedreigd en schoolverlaters
met een groot risico op werkloosheid. In dit kader is op 6 juli de Werkagenda Aanpak
Jeugdwerkloosheid ondertekend door SZW, OCW, en partijen uit de praktijk.13 In de Werkagenda zetten betrokken partijen een stip op de horizon waar zij met elkaar
naartoe willen om jongeren perspectief te bieden op vervolgonderwijs of werk, en formuleren
zij daarbij concrete acties om met de ambities aan de slag te gaan Bij de uitvoering
kunnen decentrale partners rekenen op ondersteuning door de landelijke koepelorganisaties
en de betrokken ministeries. De aanpak wordt tevens gemonitord en geëvalueerd. In
de Werkagenda erkennen de betrokken partijen ook dat de ondersteuning aan jongeren
in een kwetsbare positie een structurele uitdaging is. Besluitvorming over structurele
implementatie van de maatregelen in wet- en regelgeving en beleid met bijbehorende
financiering is echter aan een volgend kabinet.
• Voor gelijke kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt en het doorbreken van de deeltijdcultuur
is de verdeling van arbeid en zorg cruciaal. Dit kabinet heeft daarom meer uren werken
fiscaal aantrekkelijker en kinderopvang goedkoper gemaakt. Daarnaast heeft het kabinet
de betaalde verlofregelingen voor ouders uitgebreid. Met deze maatregelen is het voor
vrouwen makkelijker om te (blijven) werken bij het krijgen van kinderen, en is het
makkelijker arbeid en zorg te verdelen zoals men wil. De arbeidsmarktpositie van vrouwen
en hoe beleid daar een rol in speelt is daarnaast onderzocht in het IBO Deeltijdwerk.14 Het IBO concludeerde dat de Nederlandse deeltijdcultuur alleen doorbroken kan worden
met een stelselwijziging van de kindvoorzieningen. Het kabinet heeft vervolgens gekozen
om in de Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen (SVK) uit te laten werken hoe
dergelijke stelselwijzigingen eruit kunnen zien en welke effecten deze hebben.15 Daarnaast zijn er maatregelen om de arbeidstoeleiding van vrouwen met een afstand
tot de arbeidsmarkt te verbeteren. Door middel van de zesde ronde economische zelfstandigheid
binnen het ZonmW kennisprogramma «Vakkundig aan het Werk» worden gemeenten ondersteund
bij een gendersensitieve uitvoering van het re-integratiebeleid, zodat vrouwen met
afstand tot de arbeidsmarkt beter worden begeleid naar betaald werk, en daarmee hun
economische zelfstandigheid duurzaam vergroten. SZW en OCW werken daarnaast samen
in het kader van het programma Nationale Wetenschapsagenda van NWO/ZonMw. Het doel
van dit programma is om handelingsperspectieven te formuleren door en voor de verschillende
stakeholders om duurzame economische zelfstandigheid van vrouwen te vergroten, ook
na «life events» zoals een geboorte of scheiding. Gemeenten kunnen gebruik maken van
de toolkit empowerment die is ontwikkeld in het kader van het project Educatie voor
Vrouwen met Ambitie (EVA).
Het kabinet deelt de aanbeveling van het College dat arbeidsmarktdiscriminatie op
welke grond dan ook bestreden moet worden. Arbeidsmarktdiscriminatie is een hardnekkig
probleem met een grote impact op zowel de mensen die het treft als op de sociale cohesie
in onze samenleving. De aanpak ervan vraagt dan ook doorlopende inzet en aandacht
van alle partijen die onze arbeidsmarkt dagelijks samen vormgeven, waaronder de overheid,
werkgevers, maatschappelijke partners en werknemers. De inzet van het kabinet in de
aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie staat beschreven in het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie
2018–2021. Dit actieplan kent drie pijlers: toezicht & handhaving, onderzoek & instrumenten
en kennis & bewustwording. Noemenswaardig hierbij is het wetsvoorstel «toezicht gelijke
kansen bij werving en selectie» dat in december 2020 aan de Tweede Kamer is aangeboden
(Kamerstuk 35 673). Dit wetsvoorstel verplicht werkgevers en intermediairs om beleid te hebben voor
het tegengaan van discriminatie bij het wervings- en selectieproces. De Inspectie
SZW krijgt dan handhavende bevoegdheden. Ook lopen er diverse onderzoeken om o.a.
instrumentarium te ontwikkelen en handvatten te bieden aan werkgevers. In 2021 is
zo ook de pilot anoniem solliciteren gestart. In lijn met de aanbevelingen van het
College worden het bereik en de doelmatigheid van de maatregelen in het actieplan
waar mogelijk gemeten, gemonitord en geëvalueerd. Zo is in het kader van het genoemde
wetsvoorstel alvast een eerste navraag gedaan naar de mate waarin werkgevers en bemiddelende
partijen op de hoogte zijn van de aanstaande wettelijke verplichting om beleid te
hebben gericht op het tegengaan van discriminatie. Daarnaast zal een bredere nulmeting
worden uitgevoerd, en zal de wet worden geëvalueerd. Bovengenoemd actieplan richt
zich ook op het tegengaan van zwangerschapsdiscriminatie. Uit recent onderzoek van
het College blijkt dat 43% van de vrouwen die de afgelopen jaren zwanger zijn geweest
vermoedelijk situaties heeft meegemaakt die wijzen op zwangerschapsdiscriminatie.
Dit laat zien dat het van belang is stevig in te blijven zetten op het tegengaan van
zwangerschapsdiscriminatie. Om vrouwen te informeren over hun recht op het gebied
van zwangerschapsdiscriminatie is onder meer een samenwerking met de Groeigids ingericht.
Ook is begin 2021, samen met het College en het Ministerie van OCW, met deskundigen
een bijeenkomst georganiseerd gericht op gezamenlijke en effectieve communicatie.
Voorts zal op 15 oktober 2021 de eerste nationaal coördinator tegen racisme en discriminatie
starten. De Nationaal Coördinator zal aan de slag gaan met een meerjarig nationaal
programma tegen racisme en discriminatie.16
Het kabinet vindt het net als het College belangrijk om te voorkomen dat nieuwe groepen
op achterstand komen. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar het hybride werken.
Om de gevolgen voor de mentale gezondheid van werkenden te ondervangen, heeft het
kabinet extra middelen beschikbaar gesteld via het Steunpakket sociaal en mentaal
welzijn en leefstijl. Met dit geld wordt het sociaal en mentaal welbevinden van kwetsbare
groepen en negatieve gezondheidseffecten van de noodzakelijke coronamaatregelen zoveel
mogelijk in goede banen geleid en wordt verdere schade zoveel mogelijk voorkomen.
Niettemin constateert het College terecht dat met de opkomst van hybride werken nieuwe
uitdagingen ontstaan voor de arbeidsmarkt. Om als samenleving, maar ook als overheid,
werkgevers en werkenden de lessen van het thuiswerken te benutten, en te anticiperen
op de periode na corona werkt het kabinet toe naar een agenda voor de toekomst van
thuiswerken.17 Om te komen tot deze agenda heeft het kabinet inmiddels de SER om advies gevraagd.
In deze adviesaanvraag is expliciet gevraagd of aanvullend beleid nodig is voor specifieke
groepen, zoals ouderen, zzp’ers, mensen met minder digitale vaardigheden of starters
op de arbeidsmarkt. Dit vanuit de gedachte dat bepaalde groepen mogelijk meer moeite
kunnen hebben met hybride werken. Het SER-advies wordt begin 2022 verwacht. Een volgend
kabinet kan desgewenst op basis van het SER-advies beleid ontwikkelen om het hybride
werken in goede banen te leiden.
4. Garandeer dat werkgevers de mensenrechten beschermen door de inzet van toezicht
en handhaving, en het waarborgen van effectieve rechtsbescherming.
Het kabinet deelt de aanbeveling om toezicht en handhaving te versterken, en de rechtsbescherming
te waarborgen. Om deze reden is door het kabinet fors geïnvesteerd in de handhavingscapaciteit
van de Inspectie SZW. In eerste instantie ging het om een investering van € 50 miljoen
per jaar. Een van de doelstellingen is om de inspectiedekking op oneerlijk werk te
verdubbelen. Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de
aanpak van discriminatie bij werving en selectie. De uitbreiding van de inspectiecapaciteit
loopt tot 2023. Pas dan wordt het volledige effect van deze investering bereikt.
Het kabinet herkent de risico’s die het College ziet bij werknemers in een afhankelijkheidspositie
zoals arbeidsmigranten. In mei 2020 heeft het kabinet het «Aanjaagteam Bescherming
Arbeidsmigranten» ingesteld onder leiding van Emile Roemer. Dit Aanjaagteam heeft
twee adviezen met aanbevelingen uitgebracht over het beschermen en versterken van
de positie van arbeidsmigranten in Nederland. De aanbevelingen zien onder andere op
het verminderen van de afhankelijkheid tot de werkgever, het verbeteren van de huisvesting
en het beter registreren van arbeidsmigranten. Het kabinet is direct met de implementatie
van een groot aantal aanbevelingen van het Aanjaagteam aan de slag gegaan. Zo is naar
aanleiding van een aanbeveling van het Aanjaagteam het Samenlevingsplatform Arbeidsmigranten
en Covid-19 opgericht waar verschillende toezichthouders samenwerken. Dit platform
is sinds september 2020 operationeel. Dit Samenwerkingsplatform bereidt een gecoördineerde
inzet voor op het regionale niveau om snel te kunnen optreden bij een Covid-19 uitbraak
in een bedrijf of een sector, zoals bijvoorbeeld bij slachthuizen. De implementatie
van de aanbevelingen van het Aanjaagteam die vragen om wetswijziging of om investeringen
van de overheid bereidt het huidige kabinet zodanig voor, dat een volgend kabinet
daar, als het daartoe besluit, direct verder mee aan de slag kan.
Het kabinet deelt ook dat het beschikbaar stellen van informatie in begrijpelijke
taal en effectieve klachtmechanismes belangrijk zijn voor de rechtsbescherming. Op
deze punten zijn inmiddels een aantal stappen gezet. Zo kan door arbeidsmigranten
bij de Inspectie SZW in verschillende talen een klacht of melding worden gedaan. Tevens
bestaat sinds november 2020 de website Externe link:www.workinnl.nl, waarop EU-arbeidsmigranten in de eigen taal informatie kunnen vinden over hun rechten
en plichten. Daarnaast kunnen arbeidsmigranten ook bij de Stichting Fairwork in eigen
taal geholpen worden. Ook wordt in lijn met de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming
Arbeidsmigranten bekeken in hoeverre arbeidsmigranten makkelijker terecht kunnen bij
instanties in Nederland, zoals het Juridisch Loket, het College, of de Nationale ombudsman.
In den brede wordt bezien of voor werkenden in Nederland daarnaast een toegankelijkere
voorziening gecreëerd kan worden die kan helpen bij arbeidsrechtelijke geschillen.
5. Bescherm in regelgeving en beleid iedereen tegen en bij verlies van werk.
Het kabinet hecht belang aan een adequate bescherming van werkenden tegen en bij verlies
van werk. Om mensen te beschermen bij verlies van werk heeft Nederland een uitgebreid
sociaal vangnet. Werknemers bouwen daarbovenop WW-aanspraken op die hun inkomen beschermen
in geval van verlies van werk, zijn verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid en doen
in veel gevallen via de werkgever mee aan een verplichte aanvullende pensioenregeling.
Daarnaast hebben alle Nederlanders die aan de voorwaarden voldoen recht op inkomensondersteuning
vanuit de bijstand. Het kabinet is daarbij van mening dat het bij de mate van sociale
bescherming van werkenden gaat om het vinden van de juiste balans.
Het kabinet heeft inmiddels een aantal stappen gezet om de balans op de arbeidsmarkt
te verbeteren. Zo heeft het kabinet de Wet Arbeidsmarkt in Balans ingevoerd om de
verschillen in kosten en risico’s tussen flexibele en vaste contracten te verkleinen.
Om het speelveld tussen zelfstandigen en werknemers gelijker te maken heeft het kabinet
de fiscale voordelen voor zelfstandigen beperkt. Daarnaast heeft het kabinet in de
hoofdlijnenbrief van 26 maart 202118 aangegeven het advies van de Stichting van de Arbeid voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
voor zelfstandigen te omarmen. Het kabinet heeft in de brief toegelicht dat zij samen
met sociale partners, UWV, de Belastingdienst en het Verbond van Verzekeraars, en
met betrokkenheid van zelfstandigenorganisaties, de afgelopen periode heeft gewerkt
aan de vraag hoe het voorstel van de Stichting voor een verzekeringsplicht op een
uitvoerbare, betaalbare en uitlegbare wijze kan worden ingericht. Hoewel uiteindelijke
keuzes over een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen aan een volgend
kabinet zijn, blijft het kabinet samen met hen – met inachtneming van de controversieel-verklaring
van dit onderwerp door uw Kamer – ook de komende periode met onverminderd commitment
gezamenlijk werken aan deze uitdagingen, om zo een arbeidsongeschiktheidsverzekering
te creëren die recht doet aan het advies van de Stichting. Dat neemt niet weg dat
de arbeidsmarkt voortdurend in beweging is. Om klaar te zijn voor de toekomst moeten
werkenden en werkgevers wendbaar en weerbaar zijn. De mate van bescherming van werkenden
moet dan ook onderdeel zijn van een bredere visie op de arbeidsmarkt. 19 Dit is een complexe opgave, en het is aan een volgend kabinet om een afweging te
maken over de gewenste stappen richting een toekomstbestendige arbeidsmarkt.
Tot slot
In deze brief is benoemd dat het College met zijn rapportage over de arbeidsmarkt
belangrijke thema’s heeft aangesneden. Het College heeft duidelijk gemaakt dat vanuit
het perspectief van de mensenrechten maatregelen nodig zijn om de tweedeling op de
arbeidsmarkt te adresseren en de gevolgen van de coronacrisis voor werkenden te ondervangen.
Hoewel in deze brief is toegelicht welke maatregelen het huidige kabinet heeft genomen,
zullen sommige structurele uitdagingen op de arbeidsmarkt de komende jaren de nodige
aandacht blijven vragen. Het is aan een volgend kabinet om te bezien of en op welke
manier deze uitdagingen worden geadresseerd en bij deze afweging aandacht te besteden
aan de mensenrechten van werkenden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties