Brief regering : Fiche: Beleidsprogramma 2030: Weg naar een Digitaal Decennium
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3238
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Commissie aanbeveling inzake de bescherming van journalisten (Kamerstuk 22 112, nr. 3233)
Fiche: Voorstel wijziging radioapparatenrichtlijn ten behoeve van universele laders
(Kamerstuk 22 112, nr. 3234)
Fiche: Richtlijn herstel en afwikkeling verzekeraars (Kamerstuk 22 112, nr. 3235)
Fiche: Herziening Richtlijn Solvency II (Kamerstuk 22 112, nr. 3236)
Fiche: Herziening Verordening Stelsel van Algemene Preferenties (Kamerstuk 22 112, nr. 3237)
Fiche: Beleidsprogramma 2030: Weg naar een Digitaal Decennium
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
Fiche: Beleidsprogramma 2030: Weg naar een Digitaal Decennium
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een besluit van Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het
2030 Beleidsprogramma: «Weg naar een Digitaal Decennium»
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 september 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 574
d) EUR-Lex
Externe link:https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52021PC0574…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
N.v.t.
f) Behandelingstraject Raad
Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie (Telecom)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 173 lid 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel voor het beleidsprogramma «Weg naar het Digitaal Decennium 2030» bouwt
voort op de Mededeling Digitaal Kompas 2030 die de Commissie in maart 2021 jl. heeft
gepubliceerd.1
2 In het Digitaal Kompas heeft de Commissie aangegeven hoe de EU een succesvolle digitale
transformatie van economie en maatschappij kan realiseren voor 2030. In het Digitaal
Kompas worden vier kernthema’s geïdentificeerd waarop versterking nodig is: digitale
vaardigheden van de beroepsbevolking; een goede, veilige en duurzame digitale infrastructuur,
de digitale transformatie van het bedrijfsleven en een toegankelijke en meer gebruikersgerichte
publieke dienstverlening. Aan deze kernthema’s zijn doelstellingen gekoppeld.3
De Commissie kondigde in de mededeling aan te komen met een voorstel voor een governancestructuur,
waarmee door middel van een monitorings- en samenwerkingsmechanisme vooruitgang op
voorgenoemde thema’s bijgehouden kan worden. Vanuit de EU ambitie om digitaal
meer soeverein te zijn in een open en onderling verbonden wereld en een digitaal beleid
te voeren dat mensen en bedrijven in staat stelt een mensgerichte, duurzame en meer
welvarende digitale
toekomst te benutten. In dit voorstel wordt deze governancestructuur en monitorings-
en samenwerkingsmechanisme geïntroduceerd om zo de gezamenlijke doelstellingen op
digitaal gebied te behalen.
Ieder jaar dienen de individuele lidstaten een nationale strategische routekaart op
te stellen waarin op basis van de belangrijkste bestaande en geplande nationale beleidsplannen
maatregelen en acties samenkomen om de doelstellingen te behalen. Lidstaten dienen
hierbij ook relevante landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester
te betrekken. De Commissie vraagt de lidstaten daar ook tijdslijnen in op te nemen
met daarin de verwachting voor de implementatietermijn, de te verwachte kosten van
beleid en waar de benodigde financiering vandaan te halen.
De door de lidstaten gemaakte nationale strategische routekaart zal vervolgens door
de Commissie worden beoordeeld. Op basis van de door de lidstaten aangeleverde nationale
strategische routekaart kan de Commissie aanbevelingen doen ter bevordering van de
te behalen doelstellingen. De landen dienen deze te verwerken in een aangepaste routekaart
of bij het niet overnemen van de aanbeveling beargumenteerd schriftelijk aan te geven
waarom de aanbeveling niet wordt overgenomen. In het voorstel spreekt de Commissie
over een mogelijk stoplichtsysteem, dat de voortgang van lidstaten op de gestelde
Europese doelstellingen inzichtelijk maakt. Indien een lidstaat voor een langere tijd
niet aan de voorgestelde doelstellingen kan voldoen kan de Commissie een «targeted
dialogue» starten met de betreffende lidstaat. Indien de Commissie concludeert dat
de doelstellingen niet (tijdig) worden gehaald door de lidstaten via de genomen nationale
maatregelen, kan de Commissie aanbevelingen voor maatregelen doen binnen haar bevoegdheden
van het verdrag. Deze aanbevelingen zijn niet bindend.
Jaarlijks zal de Commissie de voortgang presenteren in een «Staat van het Digitaal
Decennium». Op dat moment zullen door de Commissie ook aanbevelingen aan lidstaten
worden gedaan die zij dienen te verwerken in de nationale strategische routekaart.
De Digital Economy and Society
Index (DESI)4 monitort de voortgang van de genoemde digitale doelstellingen en zal onderdeel vormen
van deze presentatie. De Commissie gaat hier uit van samenwerking tussen lidstaten
onderling en met de EU als geheel, door middel van het aanleveren van statistieken
en data, gezamenlijke projecten en kennisdeling.
De Commissie ziet zogenoemde «meerlandenprojecten» (Multi-country Projects) daarbij als een belangrijk middel om samenwerking tussen lidstaten te stimuleren.
Deze meerlandenprojecten kunnen door de Commissie of lidstaten zelf worden geïnstitueerd.
Voor de meerlandenprojecten op het gebied van digitalisering creëert de Commissie
een specifiek implementatiemechanisme. Hiervoor wordt een juridische entiteit/structuur
opgezet; het Europees Digitaal Infrastructuur Consortium (EDIC), waarmee o.a. sneller
gezamenlijke projecten kunnen worden opgezet met financiering uit (een combinatie
van) budget(ten) van individuele lidstaten, EU en/of private financiering.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft geen impact assessment uitgevoerd. In plaats daarvan is een Staff Working
Document gepubliceerd als bijlage van het voorstel, met daarin een nadere onderbouwing van
de doelstellingen en toelichting ten aanzien van de monitoring.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet staat voor een evenwichtige en integrale visie op digitalisering met aandacht
voor het concurrentie-, innovatie- en verdienvermogen van de EU, de interne markt,
(cyber)veiligheid, fundamentele waarden, digitale rechtsorde, opsporingsbelangen en
investeringen in human capital en digitale vaardigheden. Sinds de presentatie van
de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) in 20185 heeft het kabinet jaarlijks een update hiervan naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin
de prioriteiten op het gebied van digitalisering opnieuw worden bezien. Op dit moment
zijn dat AI, data, digitale connectiviteit, digitale weerbaarheid, digitale overheid
en digitale vaardigheden en inclusie.6
Net als de Commissie ziet het kabinet ook het belang van een langetermijnvisie op
digitalisering en monitoring van de beoogde beleidsdoelstellingen met het oog op eventuele
bijstelling hiervan. Technologische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen
gaan razendsnel en hebben impact op aard, tempo en richting van de digitale transitie.
Omgekeerd geldt ook dat de digitale transitie grote invloed heeft op maatschappelijke
en economische ontwikkelingen. Het is van belang dat de overheid regie neemt en de
samenleving hier tijdig op voorbereidt. Daarom heeft het kabinet eerder dit jaar een
toekomstverkenning uit laten voeren naar de belangrijkste trends en ontwikkelingen
richting 2030.7 Het doel van die verkenning is om die ontwikkelingen in hun samenhang inzichtelijk
te maken, zodat volgende kabinetten, bedrijven, (kennis)instellingen en burgers het
gesprek kunnen voeren over hoe om te gaan met de digitale transitie en welke acties
daarvoor nodig zijn.8
Het Europese speelveld is daarbij cruciaal: als interne markt met kansen voor het
Nederlandse bedrijfsleven en het mkb, maar ook als handelingsniveau waarop wettelijke
kaders worden gesteld om publieke belangen in de digitale transitie te borgen. Vanuit
de ambitie uit de NDS om als Nederland koploper te zijn in Europa volgt een voortrekkersrol
als het gaat om het vormgeven van de Europese digitale agenda. Nederland zet daarbij
in op twee sporen. Allereerst het versterken van het concurrentie-, innovatie- en
verdienvermogen van Nederland en de EU en daarnaast het verder op orde brengen van
de fundamenten voor digitalisering, zoals een mensgerichte benadering, eerlijke concurrentie,
toegang tot (snel) internet, (digitale) veiligheid, digitale vaardigheden en inclusie,
keuzevrijheid en grip op gegevens. Nederland hecht daarbij aan het versterken van
de open strategische autonomie en de digitale soevereiniteit van de Unie, met behoud
van een open economie en internationale partnerschappen.9 Bovendien moeten bij digitalisering te allen tijde publieke waarden en mensenrechten
altijd te worden geborgd.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel voor een beleidsprogramma als onderdeel van de
ambitieuze en integrale digitaliseringsagenda van de Commissie, waarbij het versterken
van de positie van burgers en bedrijven centraal staat. Het kabinet acht het positief
dat voor de lange termijn concrete doelstellingen voor de vier digitaliseringsthema’s
worden voorgesteld met een bijbehorend tijdpad. Bovendien speelt duurzaamheid hierbij
een centrale rol: digitalisering moet duurzaam zijn en bijdragen aan duurzaamheidsdoelstellingen.
In het BNC-fiche over de Mededeling Digitaal Kompas van 23 april jl. is uitgebreid
ingegaan op de vier inhoudelijke prioriteiten van de Commissie, die herhaald worden
in dit voorstel voor een besluit.10 Het kabinet beoordeelt de doelstellingen op basis van de ingenomen positie ten aanzien
van het Digitaal Kompas. Het kabinet acht een inhoudelijke discussie over de wenselijkheid
en toepasbaarheid van de voorgestelde doelstellingen van belang, zodat er breed draagvlak
zal bestaan over de doelstellingen onder lidstaten.
Een routekaart kan volgens het kabinet van toegevoegde waarde zijn bij het monitoren
van een aantal doelstellingen wanneer de doelstellingen meetbaar zijn op lidstaatniveau.
Een voorbeeld hiervan is de doelstelling dat ieder Europees huishouden in 2030 is
verbonden met een Gigabit-netwerk en alle bewoonde gebieden met 5G.
Het besluit gaat ervan uit dat de lidstaten ieder hun eigen nationale strategische
routekaart opstellen. Het is voor het kabinet van belang dat aan de lidstaten voldoende
flexibiliteit voor de invulling daarvan wordt gelaten. Het voorstel lijkt deze flexibiliteit
te bevatten, maar het kabinet zal dit nauwlettend volgen tijdens de onderhandelingen.
Het kabinet zal aangeven dat lidstaten onderling andere uitdagingen hebben op het
terrein van digitalisering. Positief aan het voorstel is dat het de convergentie tussen
lidstaten zal vergroten. Lidstaten die achterblijven op deelterreinen worden door
inhoudelijke feedback en adviezen van de Commissie en andere lidstaten geholpen om
aan de Europese doelstellingen te voldoen.
Het kabinet wil daarnaast voorkomen dat het voorgestelde monitoringssysteem via de
routekaart die lidstaten opstellen zal leiden tot het te sterk sturen op output in plaats van outcome. Er zouden daarom naast kwantitatieve doelstellingen ook kwalitatieve doelstellingen
geformuleerd moeten worden. De Commissie stelt bijvoorbeeld voor 10.000 edge nodes
operationeel te hebben in de EU in 2030 die nodig zijn voor de snelle digitale bereikbaarheid
van bedrijven. Bij een dergelijke doelstelling is het goed om juist de bereikbaarheid
van bedrijven als uitgangspunt te nemen in plaats van de 10.000 edge nodes. Daarnaast
is het van belang om te kijken hoe de doelstellingen worden vertaald (of uitgewerkt)
op lidstaatniveau en wat het genoemde mogelijke «stoplichtsysteem» inhoudt. Het kabinet
zal de Commissie op dit onderdeel nadere vragen stellen.
In de voorgestelde vorm kan de in te dienen routekaart lijken op een duplicaat van
nationale strategieën. In het geval van Nederland is dit de NDS. De NDS bevat op dit
moment nog geen kwalitatief monitoringssysteem. De door de Commissie voorgestelde
governancestructuur lijkt tot nieuwe administratieve lasten te leiden en het kabinet
kijkt daarom hoe een dergelijke governancestructuur goed kan aansluiten bij al bestaande
structuren zoals het Europees Semester en de DESI-index, zodat de rapportagelast beperkt
blijft met autonomie van handelen voor lidstaten. Het kabinet ziet graag meer informatie
over welke maatregelen, waaronder een «targeted dialogue», de Commissie mogelijk wil
inzetten bij het niet (tijdig) behalen van de doelstellingen door lidstaten, het niet
opvolgen van de aanbevelingen van de Commissie inzake de op te stellen routekaart.
Ook hierbij hecht het kabinet eraan dat er voldoende ruimte blijft voor flexibiliteit.
Het kabinet zal er daarnaast op toezien dat het monitoringssysteem in de toekomst
niet zal worden gebruikt voor verdergaande maatregelen door de Commissie.
Verder is het kabinet voorzichtig positief over het voorstel voor het creëren van
een nieuw implementatiemechanisme voor Europese samenwerking: het Europees Digitaal
Infrastructuur Consortium (EDIC). Hiermee is al positieve ervaring opgedaan op het
gebied van het Europese onderzoeksbeleid in de vorm van het vergelijkbare Europees
Onderzoeks Infrastuctuur Consortium (EOIC). Onderdelen daarvan hebben echter wel meer
toelichting nodig. Vooral hoe dit mechanisme zich zal verhouden tot de al bestaande
instrumenten voor meerlandenprojecten, zoals het Important Project for Common European Interest (IPCEI). Daarnaast is het belangrijk om heel heldere voorwaarden voor het gebruik
(en niet- gebruik) van het mechanisme vast te stellen.
c) Eerste inschatting van het krachtenveld
In een eerste inhoudelijke bespreking van de Raadswerkgroep Telecom is gebleken dat
er een brede consensus onder lidstaten bestaat dat het programma van toegevoegde waarde
is voor een meer gecoördineerde Europese aanpak op de digitale doelen. Er bestaan
onder een aantal lidstaten wel de nodige zorgen over mogelijk zware administratieve
lasten en een zware governancestructuur. Daarnaast zien verschillende landen de noodzaak
om nationale flexibiliteit te benadrukken om eigen prioriteiten te stellen. Ten aanzien
van de doelstellingen is het Europees krachtenveld verdeeld: enkele landen willen
een stevig tandje bij op specifieke doelstellingen, andere lidstaten vinden de doelstellingen
over de breedte te ambitieus. Een aantal lidstaten heeft aangegeven extra (financiële)
steun te willen om aan de doelstellingen te voldoen. De Commissie heeft hierop gereageerd
dat er al veel instrumenten beschikbaar zijn zoals RRF en Digital Europe.
De positie van het Europees Parlement is nog niet bekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief ten aanzien van de bevoegdheid van de EU.
Het voorstel is gebaseerd op artikel 173, lid 3 VWEU, dat de EU de bevoegdheid geeft
tot het vaststellen van specifieke maatregelen ter ondersteuning van de activiteiten
die in de lidstaten worden ondernomen, om onder meer een gunstig klimaat voor het
ontplooien van initiatieven en voor de ontwikkeling van ondernemingen in de gehele
Unie, met name van het midden- en kleinbedrijf, te bevorderen, een gunstig klimaat
voor de samenwerking tussen ondernemingen te bevorderen; een betere benutting van
het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische
ontwikkeling te stimuleren. De bevoegdheid kan niet zo ver reiken dat het besluit
enige harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten
met zich meebrengt. Het kabinet kan zich vinden in de rechtsgrondslag. Op het terrein
van industrie is sprake van een aanvullende bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten
(art. 6, onder b, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel
heeft als doel grensoverschrijdende uitdagingen die zich voordoen rondom digitalisering
aan te pakken. Deze uitdagingen zijn het gevolg van verschillen in de nationale aanpak
(beleids- en regelgevende kaders). Een aanpak op EU-niveau, ter ondersteuning van
het optreden van de lidstaten, is onontbeerlijk, omdat het gaat om een transitie die
een grensoverschrijdend karakter heeft. Het vormgeven van de waardegedreven digitale
transitie, die gebaseerd is op de Europese grondrechten, kan onvoldoende door optreden
van de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Om die redenen is optreden op
EU-niveau gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het voorstel
is positief. De in het voorstel aangekondigde acties zijn geschikt om de economische
en maatschappelijke kansen van de digitale transitie te benutten en uitdagingen het
hoofd te bieden, omdat het de EU als geheel verder helpt op het gebied van vaardigheden,
infrastructuur, bedrijfsleven en publieke voorzieningen. Het voorstel doet daarbij
een oproep om streefcijfers en trajecten te ontwikkelen die moeten leiden tot een
succesvolle digitale transformatie. Deze worden op EU-niveau vastgesteld en laten
lidstaten de ruimte om zelf met nationaal of lokaal beleid invulling te geven aan
deze doelstellingen, waardoor het voorstel niet verder lijkt te gaan dan noodzakelijk.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie voorziet geen gevolgen voor de EU-begroting aan de hand van dit besluit.
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
De Commissie heeft aangegeven dat er geen directe financiële consequenties zitten
aan dit voorstel: er zijn wel bestaande middelen die bij kunnen dragen aan het bewerkstelligen
van de doelstellingen waaronder het RRF, Horizon Europe, Digital Europe Programme,
Cohesion- and technical Support Instrument.
b) Financiële consequenties (inclusief personele) voor rijksoverheid en/of medeoverheden
Gezien de aard van het besluit heeft deze beperkte directe financiële en administratieve
consequenties, omdat er alleen doelstellingen worden besproken waaraan de lidstaten
zelf moeten werken. Dit kan een indirecte impact hebben op de uitvoering van beleid,
waarvoor mogelijk extra capaciteiten en financiële middelen nodig zijn, ook bij de
medeoverheden. De precieze consequenties worden nog nader bestudeerd en zullen afhankelijk
zijn van de uiteindelijke doelstellingen, waarover nog onderhandeld zal worden. Waarschijnlijk
zullen die beperkte consequenties hebben voor de rijksoverheid omdat een groot deel
van de doelstellingen overeenkomen met de huidige NDS-doelstellingen. De Commissie
geeft hierbij aan dat ook de financiële onderbouwing onderdeel moet zijn van de routekaarten
die lidstaten opstellen en dat er verschillende fondsen en financiële mogelijkheden
zijn, waaronder het RRF en Digital Europe. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast
op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van
de budgetdiscipline. Er zal hierbij ook gekeken moeten worden naar de financiële gevolgen
voor medeoverheden.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel van de Commissie heeft minimale gevolgen voor de regeldruk en administratieve
lasten. Deze lasten beperken zich tot de betrokkenheid bij de identificatie van de
kernindicatoren. Bij de uitwerking van eventuele maatregelen ten behoeve van dit proces
zal het kabinet rekening blijven houden met de gevolgen van de regeldruk voor bedrijfsleven
en burgers.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De concurrentiekracht van de EU zal versterkt worden door een stevige ambitie om de
Europese burgers digitaalvaardiger te maken en bedrijven een slag te laten maken op
technologiegebied, waardoor zij goed in de interne markt zullen staan. De doelstellingen
zien op toonaangevend digitaal Europees leiderschap, door onder meer sterk in te zetten
op technologieën als cloud, AI en kwantum.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het is aan Nederland om een routekaart te maken waarin uiteengezet wordt op welke
wijze deze doelen behaald kunnen worden. In hoeverre beleid of regelgeving aanpassing
behoeft om deze doelen te halen vergt nadere analyse, die deel zal uitmaken van die
routekaart.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, inclusief Nederlandse beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar ten aanzien van haalbaarheid
Het voorgestelde besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het kabinet voorziet geen problemen
met betrekking tot de haalbaarheid. Aangezien het voor de daadwerkelijke en effectieve
toepassing van dit besluit in de Nederlandse rechtsorde niet noodzakelijk is om (flankerende)
uitvoeringsmaatregelen van regelgevende aard vast te stellen, is een dergelijke inwerkingtreding
reëel.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Er zal nog goed gekeken worden naar de precieze doelstellingen. Evaluatie van de stand
van zaken zal jaarlijks plaatsvinden, omdat het een monitoringsmechanisme betreft.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Nog niet bekend.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
N.v.t.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken