Brief regering : Fiche: Herziening Richtlijn Solvency II
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3236
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Commissie aanbeveling inzake de bescherming van journalisten (Kamerstuk 22 112, nr. 3233)
Fiche: Voorstel wijziging radioapparatenrichtlijn ten behoeve van universele laders
(Kamerstuk 22 112, nr. 3234)
Fiche: Richtlijn herstel en afwikkeling verzekeraars (Kamerstuk 22 112, nr. 3235)
Fiche: Herziening Richtlijn Solvency II
Fiche: Herziening Verordening Stelsel van Algemene Preferenties (Kamerstuk 22 112, nr. 3237)
Fiche: Beleidsprogramma 2030: Weg naar een Digitaal Decennium (Kamerstuk 22 112, nr. 3238)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
Fiche: Herziening Richtlijn Solvency II
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a Directive of the European Parliament and the Council amending Directive
2009/138/EC as regards proportionality, quality of supervision, reporting, long-term
guarantee measures, macro-prudential tools, sustainability risks, group and cross-border
supervision.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
22 september 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 581
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52021PC0581
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2021) 260
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Economische en Financiële Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Artikel 53, eerste lid en artikel 62 van het Verdrag betreffende de Werking van de
Europese Unie (VWEU).
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Dit voorstel betreft een aanpassing van de richtlijn Solvency II (Richtlijn 2009/138/EC).
De richtlijn Solvency II is sinds 1 januari 2016 van toepassing op verzekeraars in
de Europese Unie. In de richtlijn is bepaald dat de Commissie een aantal belangrijke
elementen daaruit evalueert. Het onderhavige voorstel is het resultaat van deze evaluatie.
Ten behoeve van deze evaluatie heeft de Europese Autoriteit voor verzekeringen en
bedrijfspensioenen (EIOPA) advies uitgebracht. Daarnaast is via een internetconsultatie
om inbreng gevraagd.
De richtlijn Solvency II omvat het prudentiële kader voor verzekeraars en heeft als
primair doel ervoor te zorgen dat verzekeraars en herverzekeraars hun verplichtingen
jegens verzekeringnemers kunnen waarmaken. Met de richtlijn Solvency II is beoogd
een interne markt voor verzekeraars tot stand te brengen. De regels voor het prudentiële
toezicht op verzekeraars zijn daartoe vrijwel volledig geharmoniseerd. Verzekeraars
die binnen de reikwijdte van de richtlijn vallen, dienen onder meer te voldoen aan
boekhoudregels, met als leidend beginsel waardering op marktwaarde, kwantitatieve
kapitaalseisen, kwalitatieve risicomanagementvereisten en interne organisatievereisten.
De Commissie geeft aan dat uit de evaluatie van de richtlijn Solvency II is gebleken
dat deze regelgeving over het algemeen goed functioneert, maar dat bepaalde elementen
verbeterd kunnen worden. De Commissie ziet onder meer de volgende knelpunten: de lagerenteomgeving
wordt niet naar behoren weerspiegeld in de balanswaardering en de kapitaalsvereisten,
er zijn te veel belemmeringen voor langetermijninvesteringen in aandelen en de verplichte
waardering op marktwaarde kan een te hoge volatiliteit in de solvabiliteitsratio’s
veroorzaken. Voorts is de richtlijn Solvency II te complex voor kleine en minder risicovolle
verzekeraars en mist de richtlijn volgens de Commissie maatregelen voor toezichthouders
ter voorkoming van systeemrisico's.
De Commissie doet daarom voorstellen tot aanpassing van diverse onderdelen van de
richtlijn Solvency II. Ten eerste worden de in de richtlijn opgenomen principes voor
de waardering van polishouderrechten op de balans (boekhoudverplichtingen) en de berekening
van de kapitaalseisen voor levensverzekeraars gedeeltelijk op een andere wijze ingevuld.
Hiermee wordt beoogd de lage renteomgeving beter te weerspiegelen. Deze principes
zijn onderdeel van de kern van de richtlijn Solvency II en bepalen de financiële positie
van de verzekeraar. Hierbij blijft goede risicogevoeligheid van het kader voorop staan,
ook als het gaat om de te gebruiken risicovrije rentecurve voor de berekening van
de rechten van polishouders op de balans.
De Commissie wil daarbij het Solvency II regime voor verzekeraars in de Unie niet
zwaarder maken, maar juist – weliswaar tijdelijk – verlichten, om zo verzekeraars
beter in staat te stellen een rol te spelen in de financiering van de klimaattransitie.
Ook doet de Commissie een voorstel om onnodige belemmeringen voor verzekeraars om
op de lange termijn in Europese aandelen te beleggen weg te nemen, en daarmee bij
te dragen aan de doelen van de kapitaalmarktunie. De Commissie vindt het belangrijk
dat verzekeraars, rekening houdend met de noodzakelijke klimaatadaptatie, verzekeringen
kunnen blijven aanbieden. De Commissie heeft EIOPA daarom advies gevraagd hoe de dekking
in geval van klimaatschade en of andere extreme gebeurtenissen verder te verbeteren
en zal hierover in 2022 een dialoog starten met relevante partijen.
Ten tweede doet de Commissie het voorstel om de in de richtlijn opgenomen bepalingen
die ervoor zorgen dat met name de levensverzekeraars in staat zijn om langetermijngaranties
aan polishouders aan te bieden, te verbeteren. De Commissie vindt het belangrijk om
overmatige volatiliteit in de kapitaalspositie van verzekeraars, die voortvloeit uit
de keuze voor marktwaardewaardering, te verminderen. Dit komt volgens de Commissie
de financiële stabiliteit ten goede. Het gaat hier vooral om het aanbrengen van verbeteringen
in het dempende mechanisme van de zogenoemde volatiliteitsaanpassing.
Ten derde worden de in de richtlijn opgenomen bepalingen inzake het kapitaalbeheer
binnen verzekeringsgroepen aangepast, met het doel om het gelijke speelveld tussen
verzekeringsgroepen en financiële conglomeraten in brede zin te verbeteren.
Tot slot stelt de Commissie nog de volgende aanpassingen van het regime voor die geen
impact hebben op de kapitaalspositie van verzekeraars. De Commissie wil de reeds vereiste
publieke informatieverstrekking door verzekeraars beter afstemmen op de informatie
die de ontvangers nodig hebben, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de informatie
voor enerzijds polishouders (zoals informatie over het kapitaalbeheer en risicoprofiel)
en anderzijds beleggingsanalisten (zoals informatie over technische voorzieningen
en andere meer specialistische informatie). In het kader van de groeiende grensoverschrijdende
dienstverlening worden nieuwe samenwerkingsbepalingen geïntroduceerd tussen de prudentiële
toezichthouders van de lidstaten waar een verzekeraar verzekeringsproducten verkoopt.
De Commissie concretiseert het proportionaliteitsbeginsel, waardoor verzekeraars met
een lager risicoprofiel te maken krijgen met een kleinere set van rapportageverplichtingen
en minder complexe berekeningen ten behoeve van de waardering rechten van polishouders
op de balans en kapitaalvereisten. In dat kader worden de vrijstellingsgrenzen verhoogd.
Daarnaast voegt de Commissie enkele nieuwe elementen toe aan het Solvency II kader.
De Commissie introduceert een vorm van macroprudentieel toezicht voor alle verzekeraars.
Voor verzekeraars betekent dit dat zij rekening dienen te houden met macro-prudentiële
risico’s en dat er op onderdelen aanvullende informatievereisten voor hen gaan gelden
ten aanzien van hun rapportageverplichtingen aan de toezichthouder. In dit kader worden
aan de prudentiële toezichthouders bevoegdheden toegekend om aanwijzingen te geven
om systeemrisico’s te mitigeren. Dit naar aanleiding van de aanbevelingen daaromtrent
van het Financial Stability Board (FSB). Tot slot wordt in het kader van toenemende
klimaatrisico’s van verzekeraars gevraagd de kapitaaleffecten van klimaatrisico’s
door te rekenen in de eigen risico- en kapitaalanalyse. Prudentiële toezichthouders
kunnen vervolgens op basis van die analyse aanbevelingen geven over de gewenste en
vereiste kapitaalsposities.
b) Impact assessment Commissie
Zoals hierboven beschreven blijkt uit de evaluatie van de Commissie dat de richtlijn
Solvency II over het algemeen goed functioneert, maar dat bepaalde elementen verbeterd
kunnen worden. Het gaat hierbij om de belemmeringen voor langetermijninvesteringen
in aandelen, onvoldoende aandacht voor de duurzaamheidsrisico's op langere termijn,
de weerspiegeling van de lage renteomgeving in de balanswaardering en de kapitaalsvereisten
en de soms te hoge volatiliteit in de solvabiliteitsratio’s door de wijze van marktwaardewaardering.
Daarnaast heeft de Commissie in haar impactanalyse ook onderzocht hoe verzekeraars
kunnen bijdragen aan de langetermijn- en duurzame financiering van de economie en
hoe het internationale concurrentievermogen van EU-verzekeraars behouden kan worden
en tegelijkertijd de bescherming van polishouders kan worden verbeterd. De Commissie
heeft voor alle problemen als basisscenario het handhaven van de status quo gehanteerd.
Wat betreft het bevorderen van langetermijn- en groene investeringen door verzekeraars,
zijn de voorkeursopties om langetermijninvesteringen in aandelen aantrekkelijker te
maken door de criteria voor dergelijke investeringen te versoepelen. De risicobeheervereisten
voor klimaat- en duurzaamheidsrisico’s worden juist aangescherpt. Andere opties die
zijn overwogen waren het overgaan tot een algemene verlaging van de kapitaalseisen
voor alle aandelenbeleggingen en/of het verlagen van de kapitaaleisen voor groene
investeringen.
Deze gekozen combinatie van voorkeursopties is volgens de Commissie het meest kosteneffectief
en sluit aan bij de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk polishouderbescherming
met als afgeleide doelstelling financiële stabiliteit. De Commissie verwacht dat de
combinatie van de voorkeursopties zal bijdragen aan de mogelijkheid van verzekeraars
om ondernemingen te financieren. Verder stimuleert het verzekeraars om klimaatrisico’s
beter in beeld te brengen en beoogt het om de volatiliteit in de solvabiliteitsratio’s
tegen te gaan. Tevens beoogt de Commissie polishouderbescherming te verbeteren door
de lagerenteomgeving beter naar voren te brengen in de balanswaardering van kapitaalsvereisten
en door de samenwerking tussen toezichthouders te verbeteren. Tevens sluit de combinatie
van voorkeursopties volgens de Commissie aan bij de huidige politieke prioriteiten,
te weten de kapitaalmarktunie en de Europese Green Deal.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet vindt het belangrijk dat prudentiële regels voor verzekeraars voldoende
risico-georiënteerd zijn en is een voorstander van verdere Europese harmonisatie,
waarbij het kerndoel polishouderbescherming is. Via harmonisatie van toezichtregels
wordt toezichtarbitrage voorkomen en concurrentie bevorderd. Nederland heeft de Solvency
II regelgeving, die bedoeld is voor het nationale prudentiële toezicht op verzekeraars,
in de Wet op het Financieel toezicht (Wft) geïmplementeerd. Voor de verzekeraars die
buiten de reikwijdte van de richtlijn vallen, heeft Nederland een prudentieel regime
ontwikkeld dat toegespitst is op deze verzekeraars met beperkt risicoprofiel en dat
aansluit op de Solvency II regelgeving.
Het kabinet is van mening dat een goede toegang tot verzekeringsproducten van groot
belang is voor de financiële weerbaarheid van huishoudens. Ook in tijden van lage
rente, die druk zet op het bedrijfsmodel van verzekeraars, en waarin als gevolg van
klimaatverandering de risico’s op schade toenemen1, is de beschikbaarheid van het passende schade- en levensverzekeringen essentieel.
Mede in dit licht is het kabinet voorstander van een voldoende proportioneel regime
van de richtlijn Solvency II, zodat de minder risicovolle verzekeraars niet te zwaar
belast worden en de verzekeringskosten voor de consument niet onnodig toenemen2. Het kabinet vindt het bovendien van belang dat het Solvency II kader het langetermijnkarakter
van verzekeraars voldoende erkenning geeft, zodat verzekeraars een rol kunnen spelen
in de financiering van het Europese bedrijfsleven. Institutionele beleggers als verzekeraars
kunnen daarmee een rol spelen in de ontwikkeling van Europese kapitaalmarkten.3
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt het merendeel van de doelen die de Commissie wil bereiken met het
voorstel. Hierbij is de inzet van het kabinet in algemene zin om de complexiteit van
regelgeving voor zowel verzekeraars, als de toezichthouder niet onnodig te laten stijgen.
Dit zou de effectiviteit van het regelgevend kader en het toezicht slechts verminderen.
Het kabinet steunt de Commissie in haar voornemen om de risicogevoeligheid van de
Solvency II regelgeving te verbeteren, bijvoorbeeld als het gaat om de te gebruiken
risicovrije rentecurve voor het berekenen van de rechten van polishouders jegens de
verzekeraar. Om het langetermijnperspectief van het verzekeringsbedrijf beter tot
zijn recht te laten komen is het kabinet voor een betere verdeling van kapitaaleisen
over de verschillende risico’s die verzekeraars lopen, zodat zij de juiste prikkels
ervaren om polishouders optimaal te bedienen en bovendien een rol kunnen spelen in
de financiering van het Europese bedrijfsleven, ook t.b.v. de klimaatadaptatie en
het voorkomen van grote klimaatveranderingen. Hierbij zet het kabinet in op een gebalanceerde
aanpak.
Ook steunt het kabinet het voornemen van de Commissie om de zogenoemde volatiliteitsaanpassing,
die bedoeld is om de korte termijn volatiliteit van kapitaalsposities te verminderen,
te wijzigen zodat dit instrument effectiever wordt. Het kabinet vindt het verbeteren
van het gelijke speelveld voor verzekeringsgroepen eveneens belangrijk. Hierbij is
het voor het kabinet van belang dat het zwaartepunt van het Solvency II toezicht op
de vergunning houdende verzekeraar blijft berusten en dat de vergunning houdende verzekeraars
voldoende gekapitaliseerd zijn. In het geval van een faillissement kunnen polishouders
immers alleen aanspraak maken op de bezittingen van de verzekeraar en hebben ze in
beginsel geen rechten ten aanzien van de bezittingen van andere onderdelen van de
verzekeringsgroep. De kern van het groepstoezicht blijft het beperken van operationele
en financiële besmettingsrisico’s tussen de verschillende onderdelen van de groep
en het voorkomen van het dubbel gebruik van het aanwezige kapitaal om aan de kapitaalvereisten
die gelden voor de verschillende verzekeraars binnen de groep te voldoen. Daarom is
het kabinet vóór de introductie van een Europees herstel- en afwikkelkader van verzekeringsgroepen,
waarbij deze besmettingsrisico’s in kaart kunnen worden gebracht en zoveel mogelijk
kunnen worden ingeperkt.4
Ook staat het kabinet achter het voornemen van de Commissie om de publieke informatieverstrekking
meer te focussen op verschillende doelgroepen. Daarbij is het wel van belang dat essentiële
informatie over kapitaalposities van verzekeraars en verzekeringsgroepen openbaar
blijft. Verder steunt het kabinet de Commissie in haar voorstel om het proportionaliteitsbeginsel
te concretiseren en de vrijstellingsgrenzen te verhogen. Het kabinet zal daarbij voor
ogen houden dat ook Nederlandse verzekeraars met een lager risicoprofiel met minder
complexe rapportages te maken krijgen en niet als gevolg van deze concretisering reeds
door DNB toegestane proportionele toepassing teruggedraaid zien worden.
Ook in Nederland zien we een stijging van de grensoverschrijdende dienstverlening
van verzekeraars. Het is daarom ook voor de bescherming van polishouders in Nederland
belangrijk dat de samenwerkingsbepalingen tussen toezichthouders daar beter op ingericht
worden.
Het kabinet heeft er begrip voor dat de Commissie nieuwe elementen wil toevoegen aan
het kader. Gelet op de aanbeveling van de FSB, is er reden om macroprudentieel toezicht
toe te voegen aan het bestaande toezicht. Vooralsnog is de inzet van de Commissie
om vrijwel alle Solvency II verzekeraars en verzekeringsgroepen te onderwerpen aan
deze nieuwe vorm van toezicht. In dit verband wil het kabinet wel oog houden voor
de proportionaliteit en effectiviteit van de voorgestelde nieuwe maatregelen. Ook
steunt het kabinet het belang zoals de voornoemde aanscherping van de risicobeheervereisten
voor klimaatrisico’s. Deze risico’s dienen goed gereflecteerd te worden binnen het
raamwerk van Solvency II zodat verzekeraars worden gestimuleerd deze risico’s in te
perken via het bewegen van hun klanten tot klimaatadaptatie en mitigatie van klimaatrisico’s.5
Ook steunt het kabinet het voornemen van de Europese Commissie om EIOPA nader te laten
adviseren over klimaat- en duurzaamheidsvraagstukken.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Een deel van de lidstaten zet zich ervoor in dat tijdens de onderhandelingen spoedig
inzicht ontstaat in het gehele pakket aan voorstellen. Deze lidstaten willen weten
wat de impact is van de voorstellen voor de verzekeraars en zullen willen voorkomen
dat verzekeraars in brede zin te maken krijgen met een structurele verhoging of verlaging
van kapitaalvereisten. Nederland heeft samen met andere lidstaten een aantal non papers
geschreven over de herziening van de Solvency II regelgeving6.
Het Europees Parlement vindt het naar verwachting belangrijk dat verzekeraars hun
rol kunnen pakken in de Green Deal en de kapitaalmarktunie. Dit zonder dat het kerndoel
van de richtlijn, polishouderbescherming, in het gedrang komt. Het voorstel zal in
de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement (ECON) worden
behandeld.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 53, eerste lid en 62 van het VWEU. Deze bepalingen geven de
EU de bevoegdheid tot het vaststellen van richtlijnen met betrekking tot de vrijheid
van vestiging en het vrije verrichten van diensten. Specifiek stelt artikel 53, eerste
lid, VWEU dat om de toegang tot werkzaamheden, anders dan in loondienst, te vergemakkelijken
de EU-richtlijnen vast mag stellen inzake o.a. de coördinatie van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de toegang tot deze werkzaamheden.
Artikel 62 VWEU bepaalt dat o.a. deze bepaling ook van toepassing is op diensten.
(Her)verzekeraars en verzekeringsgroepen zijn dienstverrichters. Zodoende vormen artikel
53, eerste lid, en artikel 62 van het VWEU de juiste rechtsgrondslagen voor de coördinatie
van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten ter zake.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van subsidiariteit is positief. Het doel van
de wijziging van de richtlijn Solvency II is bij te dragen aan de verwezenlijking
van de interne markt voor verzekeringen en het gelijke speelveld tussen verzekeraars
en herverzekeraars te bevorderen. Naar aanleiding van de evaluatie van de bestaande
richtlijn Solvency II worden de hierboven besproken wijzigingen voorgesteld. Deze
hebben onder meer het oogmerk om de proportionaliteit van Solvency II te verbeteren,
waardoor verzekeraars beter kunnen bijdragen aan het post-corona herstel, de vervolmaking
van de kapitaalmarktunie en de transitie naar een duurzame economie. Lidstaten kunnen
deze doelstellingen niet zelf op centraal, regionaal of lokaal niveau bewerkstellingen,
onder meer vanwege het grensoverschrijdende karakter van de werkzaamheden van verzekeraars.
Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van proportionaliteit is positief. De voorgestelde
aanpassing heeft tot doel een aantal bepalingen in de richtlijn Solvency II, met name
die betreffende de kapitaaleisen, de waardering van polishouderrechten en het grensoverschrijdend
toezicht, te wijzigen, om zo te komen tot een beter geharmoniseerd regime. Ook worden
de nodige verduidelijkingen en wijzigingen aangebracht in bepalingen die uitvoering
geven aan het proportionaliteitsbeginsel. Deze wijzigingen zijn geschikt om de werking
van het regelgevend kader voor verzekeraars te verbeteren en de doelstellingen van
de richtlijn – te weten polishouderbescherming en het verwezenlijken van een interne
markt voor verzekeringsdiensten – te bereiken. Het proportionaliteitsbeginsel wordt
in de richtlijn geconcretiseerd en onduidelijkheden en onvolkomenheden in de toepassing
van de richtlijn worden opgelost, zonder dat het regime structureel verzwaard wordt.
Daarmee gaat het voorstel niet verder dan noodzakelijk.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft geen consequenties voor de EU-begroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het voorstel heeft geen financiële consequenties voor de rijksoverheid en de medeoverheden.
Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijk
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De Commissie heeft als inzet om de kapitaalsvereisten voor verzekeraars niet zwaarder
te maken. Er is wel sprake van een lichte uitbreiding van de taken voor toezichthouders.
DNB verwacht dit niet zal leiden tot extra FTE’s. De verwachting is dat verzekeraars,
gelet op de kleine uitbreiding van rapportageverplichtingen, te maken krijgen met
een lichte verhoging van administratieve lasten. Anderzijds zorgen de in het voorstel
opgenomen verhogingen van de vrijstellingsgrenzen voor het toepassingsbereik ervoor
dat kleinere verzekeraars met een lager risicoprofiel een vermindering van administratieve
lasten zullen ondervinden.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De inzet van de Commissie is om de concurrentiekracht van Europese verzekeraars niet
te verminderen.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
DNB is belast met het prudentieel toezicht op verzekeraars en herverzekeraars. Het
voorstel zal tot aanpassing van de Wet op het Financieel toezicht (Wft) en de daarbij
behorende lagere regelgeving leiden.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel kent de Commissie de bevoegdheid toe om gedelegeerde handelingen (ex
artikel 290 VWEU) vast te stellen. Een aantal reeds bestaande bevoegdheden voor het
vaststellen van gedelegeerde handelingen worden in het voorstel enkel beperkt gewijzigd.
Daarnaast wordt in het voorstel een aantal nieuwe bevoegdheden tot het vaststellen
van gedelegeerde handelingen toegekend ten aanzien van de volgende onderwerpen: De
criteria voor classificatie van verzekeraars met een laag risicoprofiel (art. 29 lid
5); verlengingen van rapportagetermijnen (art. 35b lid 4); geschiktheidscriteria voor
activa voor de zogenoemde matchingopslag (art. 86 lid 1a); liquiditeitsrisicobeheerplannen
op solo- en groepsniveau (art. 144a lid 6 en 246a lid 4); de vereenvoudigde aanpak
van het toezicht met betrekking tot deelnemingen in het kader van het groepstoezicht
(art. 234 onderdeel b en de tweede alinea).
Toekenning van bovenstaande bevoegdheden aan de Commissie is mogelijk, nu het hier
niet om essentiële onderdelen van het voorstel gaat. Het kabinet acht toekenning van
deze bevoegdheden tevens wenselijk, omdat het hier om voorschriften van administratieve
aard gaat, waarmee de wetgevingsprocedure niet hoeft te worden belast. De delegatiebepalingen
betreffen de nadere uitwerking van de meer op beginselen geënte bepalingen uit de
richtlijn Solvency II. De gedelegeerde handelingen leiden daarbij tot aanvullingen
van de richtlijn in zeer specifieke situaties om zo het risicogeoriënteerde toezicht
van Solvency II beter tot zijn recht te laten komen. Delegatie (i.p.v. uitvoering)
ligt daarom voor de hand. De bevoegdheden zijn naar het oordeel van het kabinet goed
afgebakend. De doelstellingen en inhoudelijke grenzen zijn afdoende duidelijk gedefinieerd.
Het voorstel geeft de Commissie voorts de bevoegdheid uitvoeringshandelingen (ex artikel
291 VWEU) vast te stellen op basis van ontwerpen van door EIOPA ontwikkelde technische
normen. Op grond van art. 86 lid 2a mag de Commissie door EIOPA voorbereide uitvoeringshandelingen
vaststellen ten behoeve van de scenario’s die verzekeraars met laag risicoprofiel
dienen te gebruiken bij de beste schatting voor verplichting uit hoofde van levensverzekeringen.
Daarnaast is de Commissie op grond van art. 144c lid 7 gemachtigd om door EIOPA voorbereide
uitvoeringshandelingen vast te stellen om te definiëren wat wordt verstaan onder «uitzonderlijke
marktbrede schokken» zoals opgenomen in art. 144c. Tevens wijzigt het voorstel de
uitvoeringshandelingen die gericht zijn op voorschrijven van rapportageformats voor
captives en herverzekeraars (art. 35 lid 10 van de richtlijn Solvency II). Het kabinet
acht het toekennen van deze bevoegdheden aan de Commissie mogelijk, omdat het de vaststelling
van niet-essentiële onderdelen van de richtlijn betreft. De uitvoeringsnormen zijn
namelijk slechts van technische aard, houden geen strategische beslissingen of beleidskeuzen
in en bepalen inhoudelijk de voorwaarden voor de toepassing van die handelingen. Bovendien
vindt het kabinet toekenning van deze bevoegdheid aan de Commissie wenselijk, aangezien
de vaststelling middels deze bevoegdheden door de Commissie van dergelijke technische
aspecten de wetgevingsprocedure ontlast. Het kabinet acht de keuze voor uitvoeringshandelingen
(ex. artikel 291 VWEU) volgens de procedure van de EIOPA-verordening hier de juiste.
De betreffende uitvoeringshandelingen zijn erop gericht de richtlijn in de lidstaten
volgens eenvormige voorwaarden uit te voeren, waardoor de keuze voor uitvoeringshandelingen
(in plaats van gedelegeerde handelingen) voor de hand ligt. De vaststelling van deze
uitvoeringshandelingen vindt zoals gebruikelijk in het Europees verzekeringsrecht
plaats volgens de bijzondere procedure uit de EIOPA-verordening (artikel 15 van Verordening
(EU) nr. 1094/2010). Deze houdt in essentie in dat EIOPA ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen ter vaststelling aan de Commissie voorlegt. De Commissie informeert
in elke stap van het proces onmiddellijk het Europees Parlement en de Raad over de
inhoud daarvan. De lidstaten worden via de Raad geïnformeerd.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De richtlijn dient 18 maanden nadat deze in werking is getreden te zijn geïmplementeerd
in nationale wetgeving. Deze termijn is, gezien de complexiteit en de te doorlopen
wetgevingstrajecten, naar het oordeel van het kabinet te kort. Het kabinet zal vragen
om verlenging van deze termijn naar 24 maanden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel zal volgens de toelichting daarop vijf jaar na inwerkingtreding worden
geëvalueerd, zoals ook in lijn is met de «Betere regelgeving» richtlijnen van de Commissie.
Het kabinet hecht waarde aan de evaluatie van regelgeving en acht dit dan ook wenselijk.
Het voorstel bevat geen horizonbepaling en dat is naar het oordeel van het kabinet
ook wenselijk. De huidige richtlijn Solvency II bevat geen horizonbepaling. Gezien
de aard van de bestaande bepalingen en de voorstellen zou een horizonbepaling ook
niet passend zijn.
e) Constitutionele toets
Het voorstel is in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie (het Handvest). Relevant in dit kader zijn voornamelijk de vrijheid van ondernemerschap
(artikel 16 van het Handvest) en de plicht in EU-beleid zorg te dragen voor een hoog
niveau van consumentenbescherming (artikel 38 van het Handvest). Het voorstel eerbiedigt
de vrijheid van ondernemerschap voor (her)verzekeraars en groepen verzekeraars en
zorgt voor een hoog niveau van consumentenbescherming, c.q. polishouderbescherming.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
In Nederland ziet DNB toe op de juiste toepassing van deze richtlijn door verzekeraars.
DNB is goed geëquipeerd om haar toezicht- en handhavingstaken uit de huidige Solvency
II-regelgeving uit te voeren. De nieuwe plichten en bevoegdheden die de toezichthouder
op grond van dit voorstel toekomen zullen implicaties hebben voor de werkzaamheden
van DNB. De verwachting is echter dat de richtlijn niet tot problemen leidt bij de
uitvoering of handhaving.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.