Brief regering : Fiche: Voorstel wijziging Radioapparatenrichtlijn ten behoeve van universele laders
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3234 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Commissie aanbeveling inzake de bescherming van journalisten (Kamerstuk 22 112, nr. 3233)
Fiche: Voorstel wijziging radioapparatenrichtlijn ten behoeve van universele laders
Fiche: Richtlijn herstel en afwikkeling verzekeraars (Kamerstuk 22 112, nr. 3235)
Fiche: Herziening Richtlijn Solvency II (Kamerstuk 22 112, nr. 3236)
Fiche: Herziening Verordening Stelsel van Algemene Preferenties (Kamerstuk 22 112, nr. 3237)
Fiche: Beleidsprogramma 2030: Weg naar een Digitaal Decennium (Kamerstuk 22 112, nr. 3238)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
Fiche: Voorstel wijziging radioapparatenrichtlijn ten behoeve van universele laders
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel:
Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van
Richtlijn 2014/53/EU betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten
inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur
b) Datum (ontvangst) Commissiedocument
23 september 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 547
d) EUR-Lex
Externe link:https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52021PC0…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2021) 245
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel betreft een herziening van de huidige radioapparatenrichtlijn (2014/53/EU).
Het voorstel heeft tot doel versnippering van de markt wat betreft oplaadinterfaces
en oplaadprotocollen voor mobiele telefoons en soortgelijke categorieën radioapparatuur
(tablets, digitale camera’s, koptelefoons en headsets, draagbare videogameconsoles
en draagbare luidsprekers) te voorkomen en daarmee het gebruiksgemak van de consument
te vergroten en kosten en elektronisch afval (e-afval) te verminderen. Deze categorieën
behoren alle tot «radioapparaten», d.w.z. apparaten die als hoofd- of bijfunctie draadloos
kunnen communiceren. Daarbij wordt als randvoorwaarde gehanteerd dat deze regelgeving
vooruitstrevend is en de stand van zaken met betrekking tot toekomstige oplaadtechnologieën
(bijvoorbeeld draadloos) monitort, met als doel versnippering ook op langere termijn
te voorkomen zonder innovatie in de weg te staan. Het voorstel omvat verschillende
onderdelen.
Ten eerste, betreft het voorstel het harmoniseren van de oplaadinterface voor mobiele
telefoons en soortgelijke categorieën radioapparatuur die via kabel worden opgeladen,
zodat zij kunnen worden opgeladen via een universele oplaadpoort. Ook wordt gewaarborgd
dat dergelijke toestellen, wanneer zij snel opladen ondersteunen, ten minste hetzelfde
oplaadprotocol gebruiken. Binnen het daartoe voorgestelde mechanisme (via een aanpassing
van een bijlage van de richtlijn met relevante parameters op basis van een gedelegeerde
handeling van de Commissie) wordt toekomstige harmonisatie mogelijk gemaakt bij nieuwe
technologische ontwikkelingen op dit gebied, met inbegrip van harmonisatie van andere
soorten oplaadinterfaces zoals draadloos opladen.
Ten tweede worden voorschriften ingevoerd om ervoor te zorgen dat eindgebruikers niet
verplicht zijn telkens een nieuwe oplader te kopen wanneer zij een nieuwe mobiele
telefoon of soortgelijke radioapparatuur aanschaffen.
Ten derde worden voorschriften ingevoerd om ervoor te zorgen dat eindgebruikers bij
de aankoop van een mobiele telefoon of soortgelijke radioapparatuur de nodige informatie
ontvangen over de laadprestaties ervan en de oplader die ermee compatibel is.
Deze maatregelen zijn niet volledig nieuw maar vormen een nadere uitwerking van een
reeds in de huidige radioapparatenrichtlijn opgenomen mogelijkheid om te eisen dat
radioapparatuur interoperabel is met accessoires zoals opladers (opgenomen in artikel
3, lid 3, punt a van de richtlijn). De Commissie heeft op grond van de huidige richtlijn
de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin wordt gespecifieerd
op welke categorieën radioapparatuur deze eis van toepassing is. De reikwijdte van
deze harmonisering wordt nu verbreed zodat een specifieke standaard kan worden voorgeschreven
en in de toekomst kan worden aangepast voor specifieke categorieën radioapparatuur.
Dit voorstel ziet ook op de gecombineerde verkoop van radioapparaten en laders, alsmede
op het verstrekken van informatie over oplaadspecificaties van radioapparaten en laders
die daarmee kunnen worden gebruikt.
b) Impact assessment Commissie
Er is een effectbeoordeling uitgevoerd om beleidsopties te onderzoeken voor
de harmonisatie van de oplaadinterface van de radioapparatuur en het relevante oplaadprotocol
op de radioapparatuur, het informeren van de consument over de laadprestaties en het
op de markt aanbieden van ontbundelde producten (waarbij radioapparatuur en opladers
tenminste ook los van elkaar worden verkocht).
De Commissie heeft daartoe drie deelstudies laten uitvoeren. De drie ondersteunende
studies zijn een effectbeoordeling betreffende een universele oplossing voor het opladen
van mobiele telefoons en eventueel andere kleine en middelgrote draagbare toestellen,
een beoordeling van de staat van draadloze oplaadtechnologieën voor mobiele telefoons
en soortgelijke toestellen en een effectbeoordeling betreffende de ontbundeling van
opladers. Voor alle opties zijn er sub-opties met een beperkt toepassingsgebied (d.w.z.
alleen mobiele telefoons) of een breder toepassingsgebied (d.w.z. ook bepaalde toestellen
met oplaadkenmerken die vergelijkbaar zijn met die van een mobiele telefoon). De voorkeursoptie
is de optie waarbij alle drie genoemde aspecten een verplichtend karakter hebben en
wel met een breed toepassingsgebied, aangezien deze optie het beste compromis tussen
alle doelstellingen is en een win-winsituatie voor de meeste belanghebbenden en het
milieu mogelijk maakt.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet streeft in haar beleid voor de elektronische communicatiesector naar een
goede marktwerking en een adequaat niveau van bescherming van consumentenbelangen
bij het gebruik van elektronische communicatiediensten en daaraan gerelateerde producten.
Hierin past transparantie voor de consument van de kenmerken van deze diensten en
producten en het vergroten van het gebruiksgemak van de consument bij het gebruik
van eindapparaten, die voor een steeds groter deel bestaan uit elektronische producten
die draadloos communiceren (radioapparaten). Het verminderen van e-afval behoort tot
de milieudoelstellingen op het vlak van afvalverwerking.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet beoordeelt het voorstel van de Commissie over het algemeen positief. Het
kabinet steunt het doel van de Commissie om ten aanzien van radioapparaten het gebruiksgemak
van de consument te vergroten en e-afval te verminderen. Het is in het belang van
de consument dat radioapparatuur eenvoudig (dat wil zeggen met gestandaardiseerde
connectoren) aansluitbaar is op andere apparaten (accessoires) en het voorstel draagt
bij aan het behalen van algemene milieudoelstellingen. Het kabinet is van oordeel
dat de Commissie op de juiste wijze aansluiting heeft gezocht bij de reeds in de huidige
richtlijn aanwezige bevoegdheid van de Commissie om een gedelegeerde handeling vast
te stellen om de interface van opladers te harmoniseren. Deze bestaande bevoegdheid
is niet voldoende om de genoemde doelstellingen effectief te behalen. Dit geldt voor
elk van de eerder genoemde onderdelen van het voorstel. De genoemde Nederlandse doelstellingen
komen daarbij overeen met de Europese doelstellingen. Wel vindt het kabinet dat er
enkele onduidelijkheden in het voorstel zijn. Deze betreffen met name haar reikwijdte
die wordt bepaald door de vaststelling van categorieën radioapparaten. Het kabinet
vindt het van belang dat de reikwijdte waar nodig in het voorstel wordt verduidelijkt
door een goede afbakening van deze categorieën radioapparaten.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De onderhavige maatregelen zijn zoals eerder gesteld niet volledig nieuw maar vormen
een verdere uitwerking van een reeds in de radioapparatenrichtlijn opgenomen mogelijkheid
om te eisen dat radioapparatuur interoperabel is met accessoires zoals opladers. Deze
eis kan via het vaststellen van gedelegeerde handelingen worden toegepast op bepaalde
categorieën radioapparatuur. Hiervoor bestond reeds draagvlak op nationaal en Europees
niveau. Naar verwachting bestaat ook voor de aanvullende maatregelen politiek breed
draagvlak. Op Europees niveau is de verwachting dat een meerderheid van de lidstaten
het voorstel zal steunen. Het Europees parlement heeft zich met name sterk gemaakt
voor de harmonisatie van oplaadsystemen voor radioapparatuur. Daarbij zij wel opgemerkt
dat het Europees parlement mogelijk de reikwijdte van het onderhavige voorstel te
beperkt vindt. Deze ziet niet op andere categorieën apparaten met een in beginsel
vergelijkbare problematiek (onder meer bepaalde apparaten die werken met een hoger
vermogen zoals laptops), maar die gelet op de proportionaliteit niet worden geadresseerd
door het voorstel.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU (VWEU).
Op grond van dit artikel is de EU bevoegd maatregelen vast te stellen die de instelling
en de werking van de interne markt betreffen. Het kabinet kan zich vinden in de gekozen
rechtsbasis. Op het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid
tussen de EU en de lidstaten (art. 4, lid 2, onder a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief.
Het voorstel heeft tot doel om de goede werking van de interne markt voor oplaadinterfaces
en oplaadprotocollen voor mobiele telefoons en soortgelijke categorieën radioapparatuur
te waarborgen. De interoperabiliteit tussen radioapparatuur en accessoires zoals opladers
vereenvoudigt het gebruik van radioapparatuur en vermindert kosten en de hoeveelheid
onnodig afval. Gezien de toenemende internationalisering van de handel juist ook in
de onderhavige apparatuur (radioapparaten) stijgt het aantal grensoverschrijdende
gevallen voortdurend. Een gebrek aan harmonisatie op dit gebied zou kunnen leiden
tot verschillen in regelgeving of praktijken van de lidstaten en daarmee in de genoemde
situatie tot belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen in de EU. Daarom kunnen
de lidstaten de doelstellingen van dit optreden onvoldoende op centraal, regionaal
of lokaal niveau verwezenlijken. Met een gecoördineerd optreden op EU-niveau kunnen
daarnaast de overeengekomen doelstellingen veel efficiënter worden verwezenlijkt en
kan met name het markttoezicht doeltreffender worden. Om die redenen is optreden op
het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
De maatregelen die de Commissie voorstelt zijn geschikt om een goede werking van de
interne markt te waarborgen. De voorgestelde wijzigingen zijn volgens de impact assessment
van de Commissie effectief en gaan niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen
te verwezenlijken. De fabrikanten van de onderhavige apparatuur zullen tot op zekere
hoogte worden beperkt in het ontwerp en de productie van de betreffende apparatuur.
Echter de nieuwe of gewijzigde eisen leiden niet tot onnodige lasten en kosten voor
de bedrijfstak (in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen) of voor overheidsinstanties.
Uit het impact assessment van de Commissie blijkt dat waar onderdelen van het voorstel
ook negatieve effecten hebben (zoals de losse verkoop van laders), de ook positieve
effecten (zoals voordelen voor het milieu) groter zijn en voor alle onderdelen gezamenlijk
het voorgestelde optreden de meest evenredige reactie biedt.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie voorziet geen gevolgen voor de begroting van de Unie ten gevolge van
dit voorstel. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen
te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het kabinet voorziet geen budgettaire gevolgen. Voor het toezicht zullen de financiële
gevolgen beperkt zijn, onder de verwachting dat de naleving van de nieuwe wettelijke
verplichtingen zal worden gestimuleerd door aanvullende marktwerking als gevolg van
het hanteren van een uniforme standaard. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast
op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van
de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Uit het impact assessment van de Commissie blijkt dat op Europees niveau naar verwachting
de omzet van de marktdeelnemers met in totaal € 105 miljoen per jaar zal doen toenemen.
De omzetvoordelen voor detailhandelaren en distributeurs bedragen € 457 miljoen per
jaar, door het feit dat opladers niet in de doos worden meegeleverd en dus vaker apart
worden gekocht. Deze zijn groter dan de negatieve gevolgen van de invoering van de
universele connector voor de omzet van de fabrikanten van de toestellen (€ 352 miljoen
per jaar) en voor de winst van fabrikanten van laders. De maatregelen zullen volgens
de impact assessment voorts leiden tot een vermindering van de consumentenuitgaven
voor de onderhavige producten met ongeveer € 250 miljoen per jaar. Opgemerkt zij dat
er mogelijk gevolgen zijn voor consumenten die voor gebruik van oudere apparatuur
met een afwijkende laadstandaard afhankelijk blijven van de levering van de betreffende
laders door een fabrikant. Voor zover dit nadelige gevolgen zijn, zijn deze door marktwerking
naar verwachting beperkt. Het kabinet heeft zelf nog geen analyse kunnen uitvoeren
op de door de Commissie verwachte bedragen.
De directe kosten voor fabrikanten die de universele connector nu niet gebruiken en
hun apparatuur opnieuw moeten ontwerpen, zullen dankzij een voorgestelde overgangsperiode
van 1 jaar beperkt blijven en worden daarom door de Commissie verwaarloosbaar geacht
(onverlet de nadere beschouwing van de overgangsperiode onder 6c). De rechtstreekse
kosten voor fabrikanten die momenteel eigen snellaadprotocollen gebruiken die niet
met de universele oplossing compatibel zijn, worden geraamd op € 30 miljoen in de
EU (onderdeel van genoemde kosten voor fabrikanten). De indirecte kosten zijn moeilijk
te ramen omdat de fabrikanten niet bereid zijn dergelijke informatie bekend te maken
en zullen alleen voortvloeien uit het verlies van royalty’s voor fabrikanten die voor
hun producten de universele connector nog niet gebruiken.
Voor de Nederlandse situatie zijn deze cijfers niet specifiek voorhanden. Voor een
globaal beeld zouden deze wel naar rato kunnen worden toegepast onder de aanname dat
zo’n 10% van de voor Europa verantwoordelijke bedrijven (fabrikanten, importeurs,
distributeurs) Nederlandse bedrijven zijn.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Naar verwachting heeft het voorstel geen invloed op de concurrentieverhouding tussen
Nederland en andere EU lidstaten onderling. Het voorstel zal Nederland en de andere
EU lidstaten in staat stellen handhavingsmaatregelen te nemen wanneer niet-conforme
producten worden verkocht, en zo bijdragen aan de ontwikkeling en concurrentiekracht
van de (digitale) eengemaakte markt van de EU als geheel en fabrikanten en consumenten
rechtszekerheid bieden. Door de eisen in de hele EU te standaardiseren, ontstaat er
een gelijk speelveld voor fabrikanten, waarvan ook de Nederlandse markt profiteert.
Het voorstel heeft mogelijk geopolitieke gevolgen vanwege het feit dat grote Tech
bedrijven relatief sterk kunnen worden geraakt, maar dit zal naar verwachting geen
substantiële gevolgen hebben voor Nederland.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel van de richtlijn zal leiden tot aanpassingen van het wettelijke kader
waarmee de huidige radioapparatenrichtlijn is geïmplementeerd, waaronder de Telecommunicatiewet,
met name hoofdstuk 10 (Uitrusting en radioapparaten).
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat de toekenning van nieuwe bevoegdheden aan de Commissie om drie
gedelegeerde handelingen vast te stellen. De eerste twee bevoegdheden betreffen het
nieuwe lid 4 van artikel 3: krachtens dit lid moet elk in de bij dit voorstel toegevoegde
nieuwe bijlage (deel I) opgenomen radioapparaat voldoen aan de in die nieuwe bijlage
beschreven oplaadinterface en oplaadprotocol. Hetzelfde lid verleent de Commissie
de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen de inhoud van de nieuwe
bijlage te wijzigen, waardoor in de toekomst, indien nodig, ook andere soorten oplaadtechnologieën
dan opladen via kabel kunnen worden geregeld.
De derde bevoegdheid betreft de wijziging van artikel 10, lid 8, die een verplichting
omvat om informatie te verstrekken over de laadprestaties van bepaalde radioapparaten
en over de stroomvoorziening van de oplader die met die radioapparatuur kan worden
gebruikt. Die informatie is gespecificeerd in de nieuwe bijlage (deel II) en de Commissie
is bevoegd de inhoud daarvan te wijzigen.
De toekenning van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het gaat om de vaststelling
van niet-essentiële onderdelen van de richtlijn. De keuze voor gedelegeerde handelingen
ligt voor de hand, omdat de handelingen zien op een wijziging van de richtlijn. Deze
bevoegdheden zijn tevens voldoende afgebakend. Het kabinet acht het toekennen van
deze bevoegdheden wenselijk mede met het oog op het snel kunnen aanpassen van de maatregelen
om innovatie niet te belemmeren. Deze bevoegdheden worden toegekend voor een termijn
van vijf jaar.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
In het voorstel is een implementatietermijn opgenomen van 12 maanden na inwerkingtreden
van de richtlijn. Deze termijn is voor Nederland niet realistisch. De ervaring met
de huidige richtlijn leert dat dit te kort is als voor implementatie een wetswijziging
vereist is. Het kabinet zal zich inspannen voor een implementatietermijn van 24 maanden.
Daarnaast vindt het kabinet het wenselijk dat een redelijke overgangsperiode wordt
toegepast ten behoeve van zowel de marktdeelnemers als de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstanties.
Het kabinet zal de Commissie verzoeken het voorstel hiertoe nader toe te lichten.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het kabinet kan zich vinden in het regime voor evaluatie van de wijzigingen van de
richtlijn. Zoals bepaald in de huidige richtlijn (artikel 47) omvat dit regime:
− de Commissie evalueert de werking van deze richtlijn en brengt daarover uiterlijk
twee jaar na de datum waarop de richtlijn van toepassing wordt en vervolgens om de
vijf jaar verslag uit, en
− de lidstaten dienen uiterlijk één jaar na de datum van toepassing van de richtlijn
en vervolgens om de twee jaar bij de Commissie een verslag in over de toepassing van
de richtlijn.
Artikel 2 van het voorstel bepaalt dat de lidstaten de Commissie in kennis stellen
van de omzetting van de wijzigingen.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De voorstellen zijn goed uitvoerbaar en handhaafbaar. De verantwoordelijke toezichthouder
is het Agentschap Telecom. De Telecommunicatiewet voorziet voor de uitvoering en het
toezicht in adequate instrumenten, inclusief sanctiemogelijkheden.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
N.v.t.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken