Brief regering : Nieuwe regelingen gedupeerden
31 066 Belastingdienst
Nr. 912
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2021
In de afgelopen voortgangsrapportages heb ik uw Kamer meegenomen in de stappen die
zijn gezet om tot aanvullende regelingen te komen voor ex-partners, kinderen en gedupeerden
bij anderen toeslagen dan kinderopvangtoeslag. In de brief van 22 juni jl. zijn de
dilemma’s geschetst die spelen bij de vormgeving van deze regelingen.1 In die brief zijn verschillende richtingen gepresenteerd en ben ik met uw Kamer in
gesprek gegaan over de juiste oplossing voor deze gedupeerden.
Het kabinet heeft de voorgestelde regelingen verder uitgewerkt2. In deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Rechtsbescherming
over de volgende stap. Per regeling wordt ingegaan op de beoogde doelgroep, de compensatie,
de uitvoerings- en budgettaire aspecten en mogelijke knelpunten. Hierbij is de inbreng
van uw Kamer op dit punt via de moties van de leden Dijkhoff c.s.3, Marijnissen c.s.4, Van Kooten-Arissen c.s.5, Bromet6, Kwint en Leijten7, Inge van Dijk c.s.8 en Kat c.s.9 en ook bij het recente debat van 12 oktober jl. meegenomen.
Zoals aangekondigd in de 8e VGR heeft het kabinet in oktober de beleidsmatige besluitvorming omtrent de voorgestelde
aanvullende regelingen afgerond, in voorbereiding op besluitvorming in uw Kamer. Ik
wil uw Kamer en de gedupeerden zo vroeg mogelijk informeren over de keuzes die het
kabinet wil maken en de (juridische) regelingen die momenteel uitgewerkt worden.
Ik deel daarom de beoogde vormgeving van de aanvullende regelingen vooruitlopend op
de bijbehorende uitvoeringstoetsen, de begrotingswetsvoorstellen en in parallel met
de herijking van de huidige herstelregelingen. De inzichten die de herijking oplevert
zullen, waar relevant, ook worden toegepast op deze aanvullende regelingen.
Na de nodige maanden van zorgvuldige en gezamenlijk met VNG uitgevoerde voorbereiding,
kiest het kabinet ervoor om de inhoud van deze voorgenomen regelingen nu reeds met
uw Kamer te delen om hierover het gesprek te kunnen voeren. De VNG onderschrijft de
noodzaak dat er aanvullende regelingen komen, maar kan pas na afronding van de uitvoeringstoetsen
een oordeel vormen over die regelingen. De VNG is daarom van mening dat communicatie
hierover pas plaats zou moeten vinden nadat de uitvoeringstoetsen en herijking verwerkt
zijn. Het kabinet maakt hierin een andere afweging. Hierdoor is het mogelijk om tempo
te maken bij het tot stand brengen van de definitieve regelingen en start met de uitvoering
ervan.
Aan het einde van deze brief zal ik u het proces en tijdpad schetsen van invoering
van deze nieuwe voorgestelde regelingen. In het kader van de actieve openbaarmaking
zal ik u de onderliggende stukken bij deze brief zo spoedig mogelijk doen toekomen.
Steun in de rug voor kinderen van gedupeerde ouders
Kinderen zijn ten gevolge van de problemen met de kinderopvangtoeslag in problematische
omstandigheden opgegroeid. Dit leidde in sommige gevallen zelfs tot uithuisplaatsing.
Het verlies aan jeugd is op geen enkele manier met terugwerkende kracht te repareren.
Wel kan het kabinet hun leed erkennen en bijdragen aan een betere toekomst. Het doel
van de eerder aangekondigde ondersteuning is het bieden van een steun in de rug voor,
en het erkennen van, het leed van kinderen die de problematiek van de kinderopvangtoeslag
van dichtbij hebben meegemaakt.10 Dit vraagt erom een ruime groep kinderen te helpen. Om tot deze groep te komen kijk
ik enerzijds naar de nabijheid tot de gedupeerde aanvrager van de KOT, anderzijds
naar de leeftijd van de kinderen toen en nu.
Wat betreft nabijheid richt de ondersteuning zich in de eerste plaats op personen
die op dit moment kind zijn van de gedupeerde aanvrager en/of huidige toeslagpartner.11 Voor pleegkinderen geldt dat dat zij in aanmerking komen als zij vanaf de eerste
terugvordering formeel pleegkind van gedupeerde aanvrager en/of toeslagpartner waren,
of zijn geworden. Daarnaast richt de ondersteuning zich op eigen kinderen van de ex-partner
die voor het toeslagpartnerschap met de aanvrager zijn geboren. Deze kinderen waren
aangehuwd kind van de aanvrager ten tijde van het toeslagpartnerschap.12
De regeling richt zich hiermee niet op kinderen van de ex-partner die na het toeslagpartnerschap
met de gedupeerde aanvrager geboren zijn, pleegkinderen van ex-partners die formeel
pleegkind zijn geworden na toeslagpartnerschap met de aanvrager en aangehuwde kinderen
van de nieuwe toeslagpartner.13
Daarnaast gelden leeftijdsgrenzen bij het bepalen welke kinderen in aanmerking komen.
Jongeren die bij de start van de problematiek, op 1 januari 2005, financieel nog afhankelijk
waren van hun ouders (jonger dan 21), en alle kinderen die daarna nog zijn geboren
tot de start van het programma (in 2022), vallen binnen de doelgroep. Ik wil voorkomen
dat kinderen ten onrechte buiten de regeling vallen, ik onderzoek daarom de mogelijkheden
in bijvoorbeeld een hardheidsclausule of vangnetbepaling. Op basis van het aantal
aangemelde ouders is de inschatting momenteel dat naar verwachting 95.000 kinderen
binnen de doelgroep vallen.
De ondersteuning aan kinderen bestaat uit zowel materiele als immateriële ondersteuning
en staat in nauw verband met het geboden herstel voor ouders. Gemeenten bieden al
ondersteuning aan gedupeerde gezinnen die aangegeven hebben hier behoefte aan te hebben.
Hiermee ontvangen de thuiswonende kinderen van deze ouders ondersteuning vanuit gemeenten.
Ik ben de gemeenten dankbaar voor hun inzet voor ook deze doelgroep. Het voorstel
is om uitwonende kinderen ook toegang tot reguliere ondersteuning van gemeenten te
bieden. We willen voor aanvullende ondersteuning bieden in schrijnende situaties.
Gemeenten krijgen ook financiering middels een specifieke uitkering (SPUK) voor de
ondersteuning aan uitwonende kinderen.
In navolging van de motie van het lid Kat c.s. is gekozen om het voorstel van de kinderen
wat betreft de hoogte van de financiële tegemoetkoming te volgen.14 De tegemoetkoming volgt een staffel die vanaf € 2.000 oploopt tot € 10.000. Kinderen
hebben aangegeven graag eigen regie te willen hebben over dit bedrag. Dat wil ik voor
zover mogelijk ook realiseren. Kinderen die zelf zeggenschap hebben over hun vermogen,
bijvoorbeeld omdat zij nu meerderjarig zijn, kunnen zelf een rekeningnummer opgeven
en hebben zelf beschikking over het geld. De zeggenschap over het vermogen van minderjarigen
is in de wet geregeld. Voor de meeste minderjarige kinderen geldt dat hun ouders zeggenschap
hebben over hun vermogen. Ouders bepalen dus in hoeverre hun minderjarige kinderen
eigen regie krijgen over het geld. Ik acht het van groot belang om uit te gaan van
vertrouwen in deze ouders. Dit betekent dat we voor die kinderen voornemens zijn om
het geld over te maken op een rekeningnummer gekozen door de ouders. Het heeft mijn
voorkeur dat dit een rekeningnummer op naam van het kind is. Daarbij erken ik dat
deze werkwijze ook tot oneigenlijk gebruik kan leiden. Ouders van minderjarige kinderen
zouden het geld kunnen gebruiken voor doeleinden die niet in lijn zijn met de wens
of de behoeften van de kinderen. Ook is vermenging mogelijk met vermogen van de ouders.
Door middel van goede informatie aan de ouders en kinderen is het risico hierop deels
te mitigeren, maar niet volledig te ondervangen.
Het moment van uitbetaling zal worden afgestemd met de kinderen en/of hun wettelijk
vertegenwoordiger. Voor de volgorde van uitbetalen zal de volgorde van uitbetaling
van de Cathuisregeling aan gedupeerde ouders worden aangehouden. Kinderen van wie
de ouders al enige tijd (een aanvulling tot) € 30.000 euro hebben ontvangen, ontvangen
hiermee als eerste de tegemoetkoming. Ook acht ik het wenselijk ouders en kinderen
de ruimte te bieden om de betaling enige tijd uit te stellen. Daarnaast zal bij het
voorbereiden van de uitvoering worden gekeken of het wenselijk is een versnelde procedure
in te richten. De haalbaarheid hiervan zal in de uitvoeringstoets worden onderzocht.
Naar het advies van de kinderen wordt de hoogte van de tegemoetkoming gerelateerd
aan de leeftijd van de kinderen. Voor uitbetaling moet op een moment bepaald worden
welke leeftijd het kind heeft; het peilmoment. Ik wil hiervoor een vast peilmoment
in de toekomst hanteren, dat vastgesteld wordt op 1 januari 2023. Hiermee wijkt het
kabinet af van het advies van de kinderen, om het peilmoment zo dicht mogelijk bij
het moment van uitbetalen te leggen. Dit omdat een vaste peildatum vele malen eenvoudiger
uitvoerbaar is. Ook geeft deze datum kinderen vooraf duidelijkheid over hoe hoog hun
tegemoetkoming is. En zal de leeftijd van de kinderen op het moment van uitbetalen
in veel gevallen lager zijn dan de leeftijd van de kinderen op het peilmoment. Hiermee
denk ik recht te doen aan de wens van de kinderen binnen de kaders van wat uitvoerbaar
is. Helaas brengt een vast peilmoment ook risico’s mee. Als ouders zich na 1 januari
2023 aanmelden, kan het kind al ouder zijn dan het moment van de peildatum.
Ik verken de mogelijkheden voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van
herstel bij verschillende partijen, een samenwerking tussen partijen behoort hierbij
ook tot de mogelijkheden. De kinderen en jongeren hebben aangegeven de verantwoordelijkheid
voor de uitvoering van de financiële tegemoetkoming graag bij Belastingdienst/Toeslagen
te beleggen, de Kamer heeft in de motie van het lid Marijnissen echter de wens uitgesproken
de uitvoering extern te willen beleggen15.
Het budgettaire beslag van de financiële tegemoetkoming en de uitvoering daarvan wordt
geraamd op € 660 mln.
Zoals benoemd in de 8e Voortgangsrapportage wil het demissionair kabinet er naar streven om in de uitvoering
prioriteit te geven aan de ondersteuning voor deze kinderen. Bij de uitvoering zullen
de kinderen van de gedupeerde aanvragers als eerste in beeld komen. Zodra ook de ex-partners
in beeld zijn kan financiële ondersteuning voor de niet-gezamenlijke kinderen beoordeeld
worden. Op moment dat daadwerkelijk gestart zal worden met de uitvoering, worden kinderen
en/of hun ouders hierover geïnformeerd. Kinderen van als gedupeerd aangemerkte ouders
hoeven zich nu niet aan te melden, of aangemeld te worden door hun ouders.
Andere toeslagen
Bij andere toeslagen – de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget –
zijn er deels dezelfde soort fouten gemaakt als bij kinderopvangtoeslag. Hierbij is
helaas ook sprake geweest van institutioneel vooringenomen handelen in CAF-zaken.
Daarnaast zijn ook bij andere toeslagen burgers afgewezen voor een persoonlijke betalingsregeling
vanwege een onterecht opzet of grove schuld (O/GS)- label. Er is geen indicatie dat
er sprake is van hardheden bij andere toeslagen die vergelijkbare gevolgen hebben
gehad als de alles-of-niets benadering bij KOT. Ook bij de inventarisatie van het
huidige toeslagenstelsel in het kader van de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg
is geen hardheid gevonden bij andere toeslagen die vergelijkbaar is met de hardheden
bij de KOT. Het kabinet heeft op 4 december 2020 daarom besloten om ook gedupeerden
van andere toeslagen te compenseren die institutioneel vooringenomen zijn behandeld
of onterecht een O/GS-label hebben gekregen.16
In de achtste voortgangsrapportage is uw Kamer geïnformeerd dat ik met de betrokken
bewindspersonen een procentuele regeling verder zou uitwerken. Het kabinet geeft de
voorkeur aan de variant met twee compensatieregelingen naast elkaar, waarbij gedupeerden
van institutionele vooringenomenheid 130% (100% van de onterecht terugbetaalde terugvordering
en 30% compensatie) en gedupeerden van O/GS 30% compensatie ontvangen. Twee verschillende
regelingen doet beter recht aan het verschil in de situaties bij institutioneel vooringenomen
handelen en een O/GS-stelling. Bij een O/GS is de terugvordering namelijk in principe
terecht, terwijl dat bij institutioneel vooringenomenheid niet het geval is. Uit een
steekproef van UHT bij 150 burgers17 met een O/GS stelling blijkt dat in geen van deze dossiers sprake is geweest van
institutioneel vooringenomen handelen door Toeslagen.
Vertrekpunt voor de uitvoering van deze twee compensatieregelingen is dat de gedupeerden
van O/GS en institutionele vooringenomenheid die reeds bekend zijn in de systemen
van Toeslagen ambtshalve te compenseren. Dat betekent dat de ca. 22.000 gedupeerden
met een O/GS-label en ca. 500 gedupeerden uit de vijf CAF-zaken die ook betrekking
hebben op andere toeslagen – bij wie institutionele vooringenomenheid is geconstateerd
– geen aanvraag hoeven in te dienen en automatisch worden gecompenseerd. O/GS-gedupeerden
kunnen op verzoek getoetst worden op institutionele vooringenomenheid.
Vanwege het voor de herstelregeling benodigde brononderzoek, is het voorstel om de
uitvoering van deze regeling plaats te laten vinden bij de uitvoeringsorganisatie
herstel toeslagen (UHT), dat ook betrokken is geweest bij het voorbereiden van deze
regeling. Zoals ik in mijn inleiding heb aangegeven, zal nog een uitvoeringstoets
worden gedaan. Het budgettaire beslag van deze voorgenomen regeling wordt geraamd
op ca. € 76 mln.
De uitvoering van twee verschillende compensatieregelingen met elk een andere procentuele
compensatie is niet zonder gevolgen. De kans bestaat dateen groot aantal O/GS gedupeerden
van andere toeslagen (ca. 22.000, compensatie 30%) een verzoek indient om getoetst
te worden op institutionele vooringenomen behandeling (compensatie 130%). Een ander
effect dat voor vertraging in de uitvoering kan zorgen, is wanneer een groot aantal
verzoeken om een compensatie binnenkomen van burgers die geen O/GS-label hebben en
die ook niet betrokken zijn geweest bij een collectief onderzoek, zoals de CAF. Ongeacht
of een dergelijk verzoek kansrijk is, zal de uitvoeringsorganisatie deze verzoeken
moeten toetsen op institutionele vooringenomenheid. De omvang van deze verzoeken is
een onzekere factor en heeft, ongeacht de uitwerking van een herstelregeling, gevolgen
voor de uitvoering. Om dit zo veel mogelijk te voorkomen zullen burgers bij het indienen
van een verzoek worden verzocht te omschrijven voor welke toeslagjaren, welk toeslagsoort
en met welke aanleiding zij getoetst willen worden op institutionele vooringenomenheid.
Daarnaast wordt aangesloten bij een administratieve drempel van € 24,– die is geregeld
in de Awir.18 Daarmee worden zeer lage bedragen uitgesloten. Een hoger drempelbedrag bij het indienen
van een verzoek om compensatie is niet gepast. Het gaat bij andere toeslagen namelijk
in het algemeen om burgers met een kleine beurs voor wie inkomensondersteuning noodzakelijk
is.
Ook bij deze toeslagen kunnen gedupeerden in een schrijnende situatie verkeren. Gedupeerden
die in een acute schrijnende situatie bevinden, kunnen nu al voor de noodvoorziening
in aanmerking komen. Er zijn ook gedupeerden die zich niet in een acute schrijnende
situatie bevinden, maar gevolgschade hebben uit het verleden. In de meeste gevallen
zijn de schrijnende situaties met gevolgschade ontstaan door een KOT-terugvordering die is verrekend met andere toeslagen. In door UHT uitgevoerd onderzoek
zijn bij andere toeslagen geen voorbeelden gevonden van schrijnende situaties met
gevolgschade die niet gerelateerd zijn aan een KOT-terugvordering. Een specifieke
regeling voor deze gevallen is daarom niet noodzakelijk. Het kabinet iswel voornemens
voor mogelijke toekomstige schrijnende situaties binnen deze groep de hardheidsclausule
(artikel 47 Awir) in te zetten.
In de Kamerbrief van 22 juni 2021 is uw Kamer geïnformeerd dat aanvullende regelingen
en ondersteuning, zoals de brede hulp van gemeenten, de schuldenaanpak, de ex-partnerregeling
en de kindregeling, niet opengesteld gaan worden voor gedupeerden van andere toeslagen.
Ondanks dat het in de meeste gevallen gaat om burgers met een laag inkomen, acht het
kabinet het niet noodzakelijk om de aanvullende regelingen en ondersteuning open te
stellen. Er is namelijk gemiddeld sprake van veel lagere terugvorderingen bij deze
toeslagen (€ 3.800 bij de huurtoeslag, € 1.300 euro bij het kindgebonden budget en
€ 1.150 euro bij de zorgtoeslag). Dit staat uiteraard los van de regulier hulp die
inwoners die in nood verkeren kunnen krijgen van hun gemeente.
Ex-partnerregeling
Bij het aanvragen van de KOT was het vaak arbitrair wie aanvrager was (en herstel
ontvangt) en wie de toeslagpartner. De problemen bij kinderopvangtoeslag raakten echter
het hele huishouden, ook de toenmalige partners, die nu ex-partner zijn. Deze ex-partners
hebben vaak problemen doordat zij meebetaalden aan afhandeling van terugvorderingen
of ervaarden mentale klachten en stress. Het is vanwege voornoemde redenen dat we
ex-partners erkennen we als gedupeerden en een regeling ontwerpen die recht doet aan
hun situatie.
Bij de Catshuisregeling is de oproep gedaan om de compensatie te verdelen tussen gedupeerde
aanvrager en een eventuele ex-partner. De gezamenlijke schulden van een gedupeerde
aanvrager en een ex-partner die zijn ontstaan tijdens de relatie worden via de regeling
van de gedupeerde ouder reeds kwijtgescholden. Het na afloop van een scheiding «moeten
verdelen» van herstelbedragen tussen ex-partners zal in veel gevallen naar verwachting
leiden tot een belastend proces. De hulp vanuit gemeenten en de schuldenaanpak van
een gedupeerde aanvrager is persoonsgebonden, en daarmee in veel gevallen niet te
verdelen tussen aanvrager en ex-toeslagpartner. Ex-partners hebben in veel gevallen
ook geleden, zowel emotioneel als materieel en hebben in veel gevallen bijgedragen
aan het oplossen van de problematiek.
In het voortraject is onderzoek gedaan naar varianten voor de financiële regeling,
schuldenaanpaken schadeaanpak voor ex-partners die uitlegbaar, uitvoerbaar en juridisch
houdbaar zijn. Op basis hiervan kom ik tot de hieronder toegelichte voorgestelde uitwerking.
Voor de voorgestelde ex-partnerregeling komen ouders in aanmerkingdie zelf of via
de zorg voor het eigen kind de effecten van de onterechte terugvordering hebben ondervonden.19 Hiervoor worden twee criteria gehanteerd. Als eerste komen ex-partners in aanmerking
die toeslagpartner waren van de gedupeerde aanvrager voor minstens 1 jaar na de eerste
terugvordering. Ten tweede komen ex-partners in aanmerking die toeslagpartner waren
van de gedupeerde aanvrager in het jaar waarop de KOT-terugvordering toeziet (d.w.z.
was toeslagpartner bij de KOT-aanvraag) én waarbij de onterechte KOT-terugvordering betrekking had op het eigen kind
van de ex-partner. De omvang van de complete groep bedraagt naar schatting 7.000 tot
9.800 personen.20 Voor de operationalisering van deze definitie is nader onderzoek nodig in de uitvoeringstoets.
Dit kan nog leiden tot aanpassing. Voor zover de kinderen van deze ex-partners voldoen
aan de in paragraaf 2.1 genoemde criteria vallen ze onder de voorgestelde kindregeling.
De overwegingen achter deze afbakening zijn de volgende: ex-partners die na een terugvordering
voor minstens 1 jaar lang toeslagpartner van een gedupeerde aanvrager zijn geweest,
maakten minimaal een jaar lang de problematiek mee als onderdeel van het gedupeerde
huishouden. Daarnaast is er nog een groep waarvan het aannemelijk is dat een deel
gedupeerd is: ex-partners die toeslagpartner waren tijdens de aanvraag én de onterechte
KOT-terugvordering had betrekking op het kind van de ex-partner. Een ex-partner wiens
eigen kinderen in een huishouden met schulden opgroeien zal sneller aannemelijk (financieel)
nadeel hebben ondervonden. Met deze definiëring worden ex-partners die te kort onderdeel
hebben uitgemaakt van het huishouden en verder van de problematiek af staan uitgesloten
van de regeling.
Ex-partners in bijzonder acute situaties kunnen aanspraak maken op een noodvoorziening.
Daarnaast zal bij het voorbereiden van de uitvoering worden gekeken of het noodzakelijk
is een spoedprocedure in te richten.
Om de gedupeerde ex-partner te compenseren is het voorstel om herstel te bieden dat
bestaat uit een vast forfaitair bedrag van € 10.000 bedoeld als tegemoetkoming voor
materiële en immateriële schade. Dit is in lijn met hetgeen eerder met uw kamer is
gecommuniceerd. Met deze tegemoetkoming wordt beoogd om zowel de schade te dekken
die een ex-partner mogelijk heeft geleden als de schulden die dateren van na het eind
van de relatie en niet gedekt zijn onder de schuldenaanpak van de gedupeerde ouder
en die een directe relatie hebben met de toeslag-aanvrager en diens terugbetalingen.
Indien de gedupeerde ex-partner aannemelijk kan maken dat het forfaitair bedrag van
€ 10.000 ontoereikend is en zijn of haar schade hoger is, kan deze een onderbouwd
verzoek doen om meer schade te vergoeden. De ex-partner kan hiervoor een beroep doen
op juridische bijstand van een advocaat of schade-expert. Indien nodig zal de subsidieregeling
rechtsbijstand hierop aangepast worden. Mocht een ouder het niet eens zijn met de
beoordeling en het gerelateerde schikkingsvoorstel, staat dan kan deze dit via de
civiele rechter aanhangig maken.
Als uit het verzoek van de gedupeerde ex-partner blijkt dat deze tevens resterende
en aan de KOT-problematiek gerelateerde schulden heeft die de € 10.000 te boven gaan,
komen deze schulden in aanmerking voor een schuldenaanpak. Voor deze beoordeling zullen
criteria worden opgesteld.
Met deze benadering beoogt het kabinet passende compensatie te bieden aan gedupeerde
ex-partners, waarbij extra hulp en compensatie wordt gegeven aan hen die dat ook echt
nodig hebben.
Ik hecht eraan te benadrukken dat deze regeling nog verder uitgewerkt moet worden
en grondig op uitvoerbaarheid zal worden getoetst. Daarnaast wil ik opmerken dat de
beoordeling van de ex-partner een afhankelijkheid van de beoordeling van de aanvrager
heeft. Immers, een ex-partner kan pas volledig herstel geboden worden als blijkt dat
deze ouder ex-partner is van een beoordeelde en gedupeerde aanvrager.
De keuze voor een forfaitair bedrag van € 10.000, met eventuele schadeaanpak, schuldenaanpak
en brede hulp vanuit gemeenten, leidt op basis van de ruwe schatting van ~7.000–9.800
mensen tot een geschat budgettair beslag van ~590 mln.
Budgettair
De budgettaire gevolgen van de in deze brief voorgestelde regelingen voor kinderen,
ex-partners, en gedupeerden bij andere toeslagen zullen ter autorisatie aan uw Kamer
worden voorgelegd. In de tweede suppletoire begroting 2021 zullen begrotingsmutaties
worden opgenomen en aan uw Kamer voorgelegd om de in 2021 benodigde verplichtingenruimte
beschikbaar te maken op begroting IX Financiën & Nationale Schuld. Een nota van wijziging
op de Ontwerpbegroting 2022 zal worden benut om de (kas)uitgaven voor het jaar 2022
op te nemen en aan uw Kamer voor te leggen. Ter dekking van deze (meerjarige) kas-
en verplichtingenuitgaven is bij Miljoenennota 2022 reeds een reservering op de aanvullende
post van ca. € 1,1 mld. gedaan. Ik hecht eraan om te benadrukken dat het kabinet pas
zal starten met de uitvoering van de nieuwe regelingen, het aangaan van verplichtingen
en het doen van uitgaven nadat het parlement heeft ingestemd met de genoemde begrotingswetten.
Dit betekent, met andere woorden, dus ook dat de voorgestelde regelingen tot aan het
moment van parlementaire instemming niet beschouwd dienen te worden als een verplichting
in de zin van artikel 2.14 van de Comptabiliteitswet 2016. Hiermee vertrouwt het kabinet
erop het budget- en informatierecht van het parlement volledig te respecteren.
Tenslotte
De hierboven geschetste regelingen zal ik de komende maanden uitwerken, waarbij wordt
bezien of deze kunnen worden opgenomen in de wet hersteloperatie toeslagen. In lijn
met de motie van het lid Inge van Dijk wil ik een grondige uitvoeringstoets opstellen
voor alle voorgenomen regelingen.21 Ik streef ernaar om reeds bij de volgende VGR een zo goed mogelijk overzicht te bieden
van de verwachte uitvoeringsconsequenties. De uitvoerders worden daarom betrokken
bij de opzet van de regelingen. De formele uitvoeringstoetsen zullen worden uitgevoerd
als de (juridische) ontwerpregelingen gereed zijn.
Ik zet alles in het werk om zo snel mogelijk te kunnen starten met de uitvoering van
de aanvullende herstelregelingen. De uitvoering hiervan dient echter goed voorbereid
te zijn om gedupeerden adequaat te kunnen helpen. De uitkomsten van de uitvoeringstoetsen
zijn bepalend voor de definitieve vormgeving van de regelingen en de implementatievoorbereidingen.
De uitvoering zal in de loop van 2022 starten.
Het demissionair kabinet streeft er hierbij naar om in de uitvoering prioriteit te
geven aan het programma «Leven op de rit» voor kinderen van gedupeerde ouders.22 In navolging van de eerder genoemde motie van het lid Marijnissen over de uitvoering
van de regeling voor kinderen, onderzoeken wij nader welke partij het best gepositioneerd
is om het financiële component van deze regeling uit te voeren. Het voorstel is om
de financiële componenten van de regelingen voor ex-partners en andere toeslagen te
laten uitvoeren door UHT omdat zij toegang heeft tot de bronbestanden en zo kan bijdragen
aan een integrale uitvoering voor de gedupeerde.
Met behulp van een gedegen uitvoeringstoets starten we reeds met de voorbereiding
van de uitvoering.
In dat proces nemen we de lessen uit de herijking mee en wordt gewaarborgd dat de
uitvoering van de aanvullende regelingen geen vertraging oplevert voor de huidige
herstelregelingen.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.