Brief regering : Beleidsreactie Buitenlandse Zaken evaluatie contra-terrorisme beleid
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 858
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2021
Hierbij doe ik uw Kamer de beleidsreactie toekomen die is opgesteld naar aanleiding
                  van de evaluatie door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie van
                  het Ministerie van Buitenlandse zaken van het Nederlandse contra-terrorisme (CT) beleid
                  van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de periode 2015–2021. Het rapport is
                  getiteld «Changing Needs – Need for Change: integrating responses to extremist threats – Evaluation
                     of the Netherlands Ministry of Foreign Affairs Counterterrorism Policy and Operations»1.
               
IOB heeft specifiek onderzoek gedaan naar een drietal aspecten van de Nederlandse
                  CT-inspanningen in het buitenland, te weten (1) de Nederlandse betrokkenheid bij het
                  Global Counterterrorism Forum (GCTF), (2) naar het in 2015 ontplooide netwerk van
                  Regionale Veiligheidscoördinatoren (RVs) en (3) naar de impact van projecten gericht
                  op van het voorkomen van gewelddadig terrorisme.
               
Onafhankelijk onderzoek door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie
                  (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Nederlandse buitenlandbeleid
                  is essentieel met het oog op correcte verantwoording én het kunnen verbeteren van
                  beleid. IOB komt in haar rapport tot een aantal indringende bevindingen met betrekking
                  tot het door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevoerde CT-beleid in het buitenland.
                  Zo wordt door IOB geconstateerd dat (-) Nederland internationaal op CT-terrein weliswaar
                  een stevige positie heeft verworven, maar dat het het ministerie ontbreekt aan een
                  overkoepelende CT-strategie op extern gebied; (-) de bevordering van de zogenaamde
                  gebalanceerde Nederlandse benadering op CT-gebied slechts deels is gerealiseerd; (-)
                  en tenslotte dat de impact van investeringen in kleinschalige projecten ter voorkoming
                  van gewelddadig extremisme beperkt is. Het kabinet neemt deze bevindingen en de aanbevelingen
                  die daaruit voortvloeien zeer serieus.
               
Hoewel de titel van het evaluatierapport veronderstelt dat onderzoek is gedaan naar
                  de effectiviteit van het CT-beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in zijn
                  totaliteit, heeft IOB slechts een beperkt deel van die inzet geëvalueerd. Hierdoor
                  blijft de geïntegreerde CT-inzet die voortvloeit uit de rijksbrede Nationale Contra-Terrorisme
                  Strategie 2016–2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 391) en de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018–2022 (GBVS) (Kamerstuk
                  33 694, nr. 12) helaas onderbelicht. Dit terwijl de inzet die Nederland in binnen- en buitenland
                  pleegt ten behoeve van de veiligheid van Nederlanders, Nederland en het Koninkrijk
                  juist in samenhang moeten worden bezien. De beperkte focus van het IOB-onderzoek kan
                  dan ook de indruk wekken dat de Nederlandse CT-inzet in het buitenland in een vacuüm
                  wordt vorm gegeven, maar niets is minder waar.
               
Navolgend zal kort worden ingegaan op het terrorismebeeld in de periode 2015–2021
                  dat sterk werd gedomineerd door de opkomst, expansie, strijd tegen en territoriale
                  neergang van ISIS. Een periode bovendien waarin Europa werd opgeschrikt door grootschalige,
                  bloedige aanslagen in o.a. Frankrijk, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
                  Vervolgens zal op hoofdlijnen worden ingegaan op de geïntegreerde CT-inzet die Nederland
                  in bilateraal en in multilateraal kader in deze periode heeft gepleegd. Tenslotte
                  zal gedetailleerd worden ingegaan op de vijf aanbevelingen uit het IOB-rapport.
               
Het internationale CT-kader en de Nederlandse inzet
ISIS en het «kalifaat»
Met het uitroepen van het «kalifaat» manifesteerde ISIS zich eind juni 2014 als aanvoerder
                  van het mondiale jihadisme. In een kort tijdsbestek wist ISIS in Irak en Syrië een
                  gebied ter grootte van het Verenigd Koninkrijk in handen te krijgen en deze als staat
                  aan te sturen. Dit ging gepaard met grenzeloze wreedheden jegens andersdenkenden.
                  Ook buiten Irak en Syrië won ISIS in die jaren aan invloed. Zo breidde ISIS zijn macht
                  uit in delen van Afrika en Azië, onder andere omdat verschillende terroristische netwerken
                  trouw zwoeren aan ISIS.
               
Het uitroepen van het «kalifaat» inspireerde duizenden binnen en buiten Europa om
                  naar Irak en Syrië af te reizen en zich aan te sluiten bij ISIS en andere, aldaar
                  actieve terroristische bewegingen. Aanhangers die geen gehoor konden geven aan de
                  oproep van ISIS om naar het «kalifaat» te reizen, werden aangespoord tot het plegen
                  van aanslagen in eigen land. De terroristische aanslagen in Europa in o.a. Frankrijk,
                  Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk vormen daar de trieste voorbeelden van.
                  Ook Nederland werd in deze periode meermaals opgeschrikt door terroristische aanslagen
                  met dodelijke slachtoffers en gewonden tot gevolg.
               
De snelle opmars van ISIS en de directe dreiging die daarvan uitging voor de regio
                     en de stabiliteit aan de grenzen van Europa resulteerde in 2014 in de oprichting van
                     de Anti-ISIS Coalitie. Nederland maakt sinds het begin deel uit van deze door de VS
                     geleide Coalitie. De strategie van de Coalitie richtte zich in eerste instantie op
                     het stoppen van de opmars van ISIS evenals het ondersteunen van de Iraakse en Koerdische
                     strijdkrachten en de gematigde Syrische oppositie teneinde de militaire kracht van
                     ISIS te breken. Inmiddels wordt ingezet op stabilisatie van het op ISIS herwonnen
                     grondgebied.
                  
De Coalitie slaagde er in maart 2019 in om ISIS territoriaal te verslaan. Duizenden
                     ISIS-strijders en hun families werden na de slag om het laatste ISIS-bolwerk Baghouz
                     opgepakt en vastgezet in detentie- en opvangkampen in Noordoost-Syrië, hetgeen o.a.
                     resulteerde in het vraagstuk omtrent actieve repatriëring van uitreizigers van de
                     landen van herkomst en over het belang van berechting van ISIS-strijders in de regio.
                  
Nederlandse inzet en rol op internationaal CT-terrein
De buitenlandse inzet voor de veiligheid van Nederland is in belangrijke mate gestoeld
                  op de realisatie dat dreigingen binnen en buiten Nederland steeds meer verweven zijn
                  geraakt. Hoewel die koppeling tussen internationale dreigingen enerzijds en nationale
                  veiligheid anderzijds niet altijd één op één te maken is, werd ook Nederland de afgelopen
                  jaar geconfronteerd met het feit dat terrorisme zich niet laat stoppen door landsgrenzen
                  of nationaal beleid. Een effectieve vuist maken tegen terrorisme is alleen mogelijk
                  indien internationaal wordt samengewerkt.
               
Nederland heeft de internationale CT-samenwerking de afgelopen jaren dan ook actief
                  opgezocht. Deelname van Nederland aan de militaire strijd tegen ISIS in het kader
                  van de Anti-ISIS Coalitie en het voorzitterschap samen met Marokko van het GCTF in
                  de periode 2015–2019 vormen daar goede voorbeelden van2.
               
Nederland liet zich op CT-terrein ook gelden in de VN-Veiligheidsraad, in EU- en NAVO-kader
                  alsook in andere bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden wier agenda in
                  de periode 2015–2021 in belangrijke mate werd gedomineerd door het bestrijden en voorkomen
                  van terrorisme of aanverwante onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de berechting van foreign
                  terrorist fighters (FtF’s) die vastzitten in detentiekampen in Noordoost-Syrië of
                  het nationaal en Europees sanctioneren van terroristische organisaties en individuen.
                  Het gaat te ver om hier alle rollen die Nederland in de periode 2015–2021 op internationaal
                  CT-gebied op zich heeft genomen en de daaraan gekoppelde resultaten te benoemen. Daarom
                  wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van het evaluatierapport van IOB waar een opsomming
                  wordt gegeven van inspanningen die Nederland internationaal heeft gepleegd.
               
In 2015 werd bovendien een netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren ontplooid
                  in verschillende regio’s in de wereld, waardoor Nederland daadwerkelijk ogen, oren
                  en voeten op de grond kreeg. Hierdoor konden nuttige CT-relaties met autoriteiten
                  in de betreffende regio’s3 worden ontwikkeld en werd internationaal een onderscheidende informatiepositie opgebouwd.
                  Bovendien verschafte dit unieke netwerk Nederland de mogelijkheid om ter plaatse en
                  in samenwerking met (lokale) autoriteiten en het maatschappelijk middenveld veelal
                  kleinschalige, innovatieve projecten te financieren in het kader van het bestrijden
                  van gewelddadig extremisme.
               
De verkregen informatie uit dit netwerk is uiterst waardevol (gebleken) bij het maken
                  van beleid, het bepalen van posities in internationale fora en het beoordelen van
                  CT-gerelateerde activiteiten door bijvoorbeeld de VN en de EU in verschillende terrorisme-hotspots
                  in de wereld.
               
De bevoorrechte informatiepositie van de regionale veiligheidscoördinatoren plus de
                  kennis en ervaring van experts binnen en buiten het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
                  waaronder van de NCTV, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, opsporingsdiensten,
                  de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie en experts binnen de gemeentes Den Haag,
                  Rotterdam en Arnhem, met wie ook in het internationale domein nauw wordt samengewerkt,
                  hebben er mede voor gezorgd dat Nederland zich de afgelopen jaren internationaal heeft
                  ontwikkeld tot gewaardeerde en kundige CT-partner.
               
Gebalanceerd CT-beleid met respect voor mensenrechten
Uitgangspunt in het Nederlandse CT-beleid is de gebalanceerde benadering met respect
                  voor mensenrechten en de rule of law, waarbij inspanningen gericht zijn op zowel het terugdringen van de terroristische
                  dreiging, als op het voorkomen hiervan. Activiteiten die onder deze aanpak kunnen
                  worden geschaard, zijn uiteengezet in de notitie «integrale aanpak terrorisme» (Kamerstuk
                  29 754 nr. 435) en variëren van het versterken van de Nederlandse informatiepositie middels early warning, het aanpakken van grondoorzaken van radicalisering, het ondersteunen en financieren
                  van capaciteitsopbouw van lokale CT-autoriteiten gericht op het voorkomen en tegengaan
                  van extremisme gepaard gaande met dialoog over mensenrechten en het belang van een
                  integrale aanpak, het steunen van repressieve programma’s zoals het versterken van
                  het justitiële apparaat, het gevangeniswezen en capaciteiten op het tegengaan van
                  terrorismefinanciering. Ook wordt, op grond van de grondwettelijke taak «handhaving
                  van de internationale rechtsorde», de Nederlandse krijgsmacht ingezet. Deelname aan
                  militaire missies en operaties die in direct verband staan met de terroristische dreiging
                  in Nederland, maar ook het bestrijden van vrijhavens voor terroristische organisaties
                  zijn hier voorbeelden van.
               
De afgelopen jaren heeft Nederland hoofdzakelijk via zijn netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren,
                  via de VN, de EU en het Global Engagement and Resilience Fund (GCERF) geïnvesteerd
                  in een groot aantal projecten om landen te ondersteunen bij het hanteren van een gebalanceerde
                  CT-aanpak. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld trainingen gefinancierd van gevangenispersoneel
                  in o.a. Tunesië en Marokko in het herkennen van radicalisering en veiligheidspersoneel
                  aan de Académie Internationale de Lutte Contre le Terrorisme (AILCT) in Ivoorkust
                  getraind in preventie van gewelddadig extremisme.
               
De aanbevelingen uit het IOB-rapport
In het licht van het bovenstaande zal nu worden ingegaan op de vijf door IOB-gepresenteerde
                  aanbevelingen en de te verrichten of reeds door Nederland gepleegde inspanningen terzake:
               
Aanbeveling 1: Formulate a clear strategy and milestones for CT and P/CVE and its
                     linkages with wider security and development issues
De Nederlandse CT-inzet in het buitenland is gestoeld op de relevante passages in
                  het Regeerakkoord, de Gemeenschappelijke Buitenland en Veiligheidsstrategie (GBVS),
                  de Buitenlandse Handel- en Ontwikkelingssamenwerkingsnota (BHOS), de Nationale CT-strategie en de nota «integrale aanpak terrorisme»
                  van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze inzet sluit eveneens nauw aan
                  op de EU-brede inzet op het bestrijden van terrorisme, zoals geformuleerd in de EU
                  CT- agenda van de Europese Commissie.
               
De CT-elementen in deze nota’s zijn verder uitgewerkt in:
– het jaarplan van de Directie Veiligheidsbeleid (DVB);
– de jaarplannen van relevante regio-, thema- en forumdirecties binnen het Ministerie
                        van Buitenlandse Zaken;
                     
– de jaarplannen van relevante Nederlandse Vertegenwoordigingen in het buitenland;
– de strategische meerjarenkaders van de regionale veiligheidscoördinatoren in de verschillende
                        regio’s.
                     
In deze jaarplannen en strategische meerjarenkaders wordt de specifieke CT-inzet,
                  beleidsmatig alsmede programmatisch, in het betreffende jaar gekoppeld aan de te behalen
                  doelstellingen, waarmee deze aanbeveling van IOB al grotendeels lijkt te zijn ingevuld
                  maar wel nog om verfijning vraagt. De NCTV is op dit moment bezig met het opstellen
                  van een nieuwe rijksbrede Nationale Contra-Terrorisme Strategie 2021–2024, waarin
                  ook aandacht zal worden geschonken aan de Nederlandse CT-inzet in het buitenland.
                  Naar aanleiding van het IOB rapport zal worden bezien of en hoe de doelstellingen
                  op de geëvalueerde deelgebieden nog meer in lijn kunnen worden gebracht met deze strategie.
               
Het belang van het verder concretiseren van de Nederlandse internationale inzet op
                  het gebied van CT en mensenrechten wordt onderschreven. Mede in dat kader is door
                  Nederland ruim 1,5 jaar geleden gestart met brainstormsessies met nationale en internationale
                  CT-partners over hoe hier concreet handen en voeten aan te geven. Op basis van nationale
                  expertise betoogt Nederland dat een effectief preventiebeleid met betrekking tot gewelddadig
                  extremisme gebaat is bij inclusiviteit. Te vaak richt de aandacht zich namelijk nog
                  op het alleen betrekken van veiligheidsactoren bij het vormgeven en implementeren
                  van internationaal CT-beleid, terwijl het tegelijkertijd betrekken van andere (overheids-)diensten, het maatschappelijk middenveld en de doelgroep vaak achterwege wordt
                  gelaten. Inmiddels hebben hierover verschillende werksessies plaatsgevonden in Wilton
                  Park, binnen de EU, de OVSE, de NAVO en met Amerikaanse think-tanks en wordt momenteel
                  gewerkt aan een paper op basis waarvan concrete samenwerking wordt gezocht met een
                  aantal gelijkgezinde partners binnen in eerste instantie de EU.
               
Een ander voorbeeld waaruit blijkt dat stappen zijn gezet op het vlak van CT en mensenrechten
                  is het initiatief dat Nederland is gestart met de VN en Marokko in het kader van het
                  GCTF ter mitigatie van negatieve effecten van contraterrorisme financieringsmaatregelen
                  op de bewegingsruimte van het maatschappelijk middenveld. Daartoe zijn verschillende
                  workshops georganiseerd die hebben geresulteerd in een set aan aanbevelingen, die
                  voorliggen tijdens de GCTF-ministeriële op 7 oktober as.
               
Aanbeveling 2: Invest in analytical capacity in order to feed policy development.
Zoals reeds vermeld, verschaft het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren
                  partners binnen en buiten het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waaronder de NCTV,
                  de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Nationale Politie, nuttige informatie
                  over CT-gerelateerde ontwikkelingen in de verschillende regio’s. De analyses over
                  de dreiging in het gebied waar zij werkzaam zijn vormen belangrijke bouwstenen voor
                  het viermaandelijks gepubliceerde Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), en zijn
                  daarmee ook op nationaal terrein beleidsbepalend. Bij veranderingen in het dreigingsbeeld
                  wordt de aanpak waar nodig bijgestuurd.
               
Er is ruimte om de informatiefunctie van het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren
                  verder te versterken. Twee jaar geleden zijn daartoe de eerste stappen gezet en IOB’s
                  aanbeveling wordt dan ook gezien als ondersteuning van reeds ingezet beleid. Zo worden
                  inmiddels voor alle regio’s waar de veiligheidscoördinatoren actief zijn strategische
                  meerjarenkaders opgesteld, waarin de veiligheidspolitieke situatie in kaart wordt
                  gebracht, met daarbij specifieke aandacht voor o.a. CT en mensenrechten en kwetsbare
                  groepen, de relatie met Nederland en de identificatie van Nederlandse (veiligheids-)belangen
                  die mogelijk in het gedrang kunnen komen en vervolgens wordt vastgelegd op welke wijze
                  op die dreigingen zal worden ingespeeld en in samenwerking met welke partners.
               
In individuele jaarplannen wordt deze inzet vervolgens gekoppeld aan de te behalen
                  resultaten; niet alleen voor wat betreft de inzet van programmamiddelen maar ook waarover
                  specifiek zal worden gerapporteerd. Met betrekking tot dit laatste wordt daarbij zoveel
                  mogelijk getracht aan te sluiten bij specifieke behoeftes van de NCTV, de inlichtingen-
                  en veiligheidsdiensten en de Nationale Politie. Op deze wijze spelen de regionale
                  veiligheidscoördinatoren bijvoorbeeld een adviserende en bemiddelende rol bij de totstandkoming
                  en uitvoering van de Internationale Fenomeen Strategie CTER van de Nationale Politie.
                  IOB’s aanbeveling wordt dan ook gezien als ondersteuning van reeds ingezet beleid.
               
Aanbeveling 3: Invest in learning by creating effective feedback loops between security
                     analyses, policy development, and programme implementation.
Het belang om veiligheidsanalyses vanuit het CT-netwerk, de implementatie en evaluatie
                  van projecten in de regio’s en tenslotte de beleidsontwikkeling in Den Haag nadrukkelijker
                  aan elkaar te koppelen wordt onderschreven. Hier is de afgelopen twee jaar reeds opvolging
                  aan gegeven door middel van de opstelling van voornoemde strategische meerjarenkaders.
                  Bovendien zorgt gestructureerd contact met de regionale veiligheidscoördinatoren ervoor
                  dat zij in hun rapportage en programma activiteiten eenvoudiger aansluiting vinden
                  bij de prioriteiten van Nederland, de EU en de VN.
               
Voor het voorkomen en bestrijden van gewelddadig extremisme, wordt door de regionale
                  veiligheidscoördinatoren ingezet op kleinschaliger projecten, waarbij nauw wordt opgetrokken
                  met regionale en lokale overheden en het maatschappelijk middenveld. Voorbeelden hiervan
                  zijn de training van gevangenispersoneel in het herkennen van radicalisering in Tunesië
                  en Marokko, de re-integratie in hun lokale gemeenschappen van vrouwen die onderdeel
                  uitmaakten van Al Shabaab in Somalië, het in kaart brengen van de risico’s van spillover
                  van gewelddadig extremisme uit de Sahel naar de West-Afrikaanse kuststaten, capaciteitsopbouw
                  van lokale autoriteiten in de Westelijke Balkan die belast zijn met de terugkeer van
                  FTFs en ondersteuning van Iraakse autoriteiten in het opstellen van een inclusieve
                  CT strategie met oog voor kwetsbare groepen, samenwerking met lokale politie in Indonesië
                  en het bevorderen van informatie uitwisseling in samenwerking met Interpol en Europol.
               
Ondanks het feit dat de één op één relatie tussen deze projecten en de veiligheid
                  in Nederland niet altijd onmiddellijk te leggen is, heeft de financiering van projecten
                  niet alleen een gezicht gegeven aan Nederland als CT-partner, maar ook mogelijkheden
                  geboden om hulp te bieden bij het opstellen of bijsturen van CT-strategieën van andere
                  landen, het maatschappelijk middenveld nauwer te betrekken bij de CT-dialoog in en
                  tussen landen, het faciliteren van kennisuitwisseling met partners uit de Nederlandse
                  veiligheidsketen en het Nederlandse adagium van een gebalanceerde CT-aanpak te kunnen
                  uitdragen. Met beperkte financiële middelen behalen we on the ground zo toch de gewenste impact. Helaas heeft IOB vanwege COVID geen enkel door Nederland
                  gefinancierd project kunnen bezoeken om ter plaatse de impact ervan te onderzoeken.
               
Recent en in lijn met de IOB-aanbeveling is besloten om meer te investeren in monitoring & evaluation van de Nederlandse CT-projectenportfolio om beter inzichtelijk te kunnen maken welke activiteiten het gewenste effect
                  sorteren. Het afgelopen jaar is in dat kader reeds gestart met het uitvoeren van regionale
                  portfolioschouwen en de aanleg van een database met best practices en lessons learned. Dit zal uiteraard worden voortgezet.
               
Aanbeveling 4: Invest in the coordination of policy development and implementation
                     on CT and P/CVE with other policy departments and embassies.
Het blijvend investeren in het CT-netwerk in binnen- en buitenland is essentieel voor
                  een solide informatiepositie om de actuele dreiging te kunnen inschatten. Zoals eerder
                  gememoreerd, bestaat er een stevige link tussen de veiligheid van Nederland en de
                  ontwikkelingen in het buitenland. Om dreigingen effectief het hoofd te bieden, wordt
                  dan ook nadrukkelijk opgetrokken met partners binnen BZ, maar ook met de rest van
                  de veiligheidsketen. Dat kan uiteraard altijd beter en intensiever. Maar de basis
                  is er om dit te behouden en dat vergt blijvende inzet.
               
Zo wordt binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken op het terrein van CT nauw samengewerkt
                  tussen relevante beleidsdirecties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de input van
                  met name die ambassades die zich in landen bevinden waar de regionale veiligheidscoördinatoren
                  niet of minder actief (kunnen) zijn. Daarnaast is op een aantal Nederlandse ambassades
                  (ic. Turkije, Marokko, Washington, New York) en bij de EDEO van de Europese Unie een
                  aantal medewerkers geplaatst die zich specifiek richten op CT gerelateerde ontwikkelingen
                  in het land van accreditatie en op de mogelijkheden tot verregaande CT-samenwerking.
               
Ook de bestaande samenwerking tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de partners
                  uit de veiligheidsketen is intensief vanwege de vele links tussen nationale en internationale
                  CT-dossiers. Er vindt in verschillende samenstellingen regulier overleg plaats en
                  Nederlandse deelname aan internationale fora wordt in beginsel altijd afgestemd. Een
                  goed voorbeeld van deze samenwerking betreft het in GCTF-kader door Nederland ontplooide
                  initiatief om samen met Marokko en de VN aanbevelingen op te stellen die ertoe moeten
                  leiden dat de implementatie van maatregelen om de financiering van terrorisme tegen
                  te gaan, de inzet van het maatschappelijk middenveld in landen niet bovenmatig compliceert.
                  De expertise die Nederland hier inbrengt is afkomstig van relevante nationale spelers
                  op dit terrein, waaronder de NCTV, het Ministerie van Financiën en het maatschappelijk
                  middenveld.
               
Aanbeveling 5: Focus CT and P/CVE efforts on the Southern and Eastern Security Arenas
                     in the ring around Europe, targeting operational choke points with a link to Dutch
                     security.
De aanbevelingen van IOB om het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren verder
                  in te richten op de zogenaamde Zuidelijke en Oostelijke veiligheidsarena zijn interessant
                  en zullen nader worden besproken, ook met partners uit de nationale veiligheidsketen
                  vanwege gedeelde belangen. Naast de inhoudelijke aspecten zullen tevens de logistieke
                  (on)mogelijkheden daarin worden meegenomen.
               
IOB wijst terecht op de relatie tussen CT, grensoverschrijdende criminaliteit en migratie
                  en de invloed daarvan op de veiligheid van Nederland. Het is mede in dat licht dat
                  Nederland in samenwerking met UNICRI (United Nations Interregional Crime and Justice
                  Research Institute) in 2018 in het kader van de GCTF aanbevelingen heeft opgesteld
                  over hoe om te gaan met de nexus tussen terrorisme en transnationale georganiseerde
                  misdaad. In 2019 zijn de aanbevelingen door UNICRI verder geconcretiseerd in een policy toolkit, die reeds is geïmplementeerd op de Westelijke Balkan en in Kenia en momenteel wordt
                  uitgerold in Noord-Afrika.
               
Tevens is binnen de Directie Veiligheidsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse
                  Zaken een coördinator aangesteld die aansluiting heeft gezocht bij de Interdepartementale
                  Werkgroep Ondermijning die onder leiding staat van het Ministerie van Justitie en
                  Veiligheid om de nationale en internationale inzet van Nederland op het terrein van
                  grensoverschrijdende criminaliteit nog steviger op elkaar te laten aansluiten. De
                  insteek is om de regionale veiligheidscoördinatoren in samenwerking met politie liaisons
                  op bepaalde ambassades in te zetten in het kader van informatievergaring.
               
IOB merkt bovendien terecht op dat de regionale veiligheidscoördinatoren een te groot
                  aantal landen moeten bedienen, hetgeen het opbouwen van een relevant netwerk en het
                  opstellen van diepgravende analyses in de weg staat. Mede in dat licht is besloten
                  om het aantal focuslanden in de regio’s te maximeren op drie. Ook worden constructies
                  bezien om de administratieve beheerslast gepaard gaande met projectfinanciering te
                  beperken om meer ruimte te creëren voor het opstellen van dreigingsanalyses. Het belang
                  van het inspelen op nieuwe ontwikkelingen op CT-gebied staat buiten kijf. Zo is recent
                  besloten om de veiligheidscoördinator met standplaats Addis Abbeba te verplaatsen
                  naar West-Afrika (Accra) om zo beter gepositioneerd te zijn om in te spelen op de
                  risico’s van spillover van terrorisme uit de Sahel naar de West-Afrikaanse kuststaten.
               
Met vertrouwen de toekomst tegemoet
In de inleiding van het evaluatierapport van IOB wordt gesproken over «het belang
                  voor Nederland om in te kunnen blijven spelen op de continue verandering die uitgaat
                  van terrorisme in een uitermate dynamische wereld». Het alsmaar verder uitdijend terrorisme
                  in de Sahel, de risico’s van spillover naar landen als Benin en Ivoorkust en terroristische activiteiten in bijvoorbeeld
                  Noord-Mozambique bevestigen het beeld dat de dreiging niet statisch is en zich in
                  ieder geval niet laat afstoppen door landsgrenzen. Een effectieve dam hiertegen opwerpen
                  is alleen mogelijk door internationale samenwerking, die op haar beurt wordt gevoed
                  door nationale kennis en kunde.
               
Uit het bovenstaande blijkt dat Nederland daar de afgelopen jaren actief in heeft
                  geïnvesteerd. Niet alleen door zich in verschillende bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden
                  constructief op te stellen, maar ook door internationaal een voortrekkersrol op zich
                  te nemen in discussies over bijvoorbeeld het belang van de gebalanceerde CT-aanpak
                  met respect voor mensenrechten en de rule of law, het belang van gender in CT-beleid en de berechting van ISIS-strijders die de meest
                  verschrikkelijke misdaden hebben begaan. Nederland heeft bovendien via zijn netwerk
                  van regionale veiligheidscoördinatoren bewust geïnvesteerd in het stimuleren van preventiebeleid
                  in verschillende landen en daarbij gebruik kunnen maken van de expertise die op dit
                  thema aanwezig is bij onder andere de NCTV en Nederlandse gemeentes. We hebben als
                  Nederland dus niet alleen met de mond beleden, maar ook de daad bij het woord gevoegd
                  en concreet invulling gegeven aan het effectief bestrijden van gewelddadig extremisme.
               
Het IOB-rapport bevestigt dat Nederland de afgelopen jaren een voorname rol op CT-gebied
                  heeft verkregen en sterken het kabinet in hun mening dat we op de goede weg zijn om
                  die positie niet alleen te behouden maar ook verder uit te bouwen. De aanbevelingen
                  helpen om die inzet verder concreet vorm te gaan geven.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken,
                  H.P.M. Knapen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
