Brief regering : Beleidsreactie Buitenlandse Zaken evaluatie contra-terrorisme beleid
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 858
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2021
Hierbij doe ik uw Kamer de beleidsreactie toekomen die is opgesteld naar aanleiding
van de evaluatie door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie van
het Ministerie van Buitenlandse zaken van het Nederlandse contra-terrorisme (CT) beleid
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de periode 2015–2021. Het rapport is
getiteld «Changing Needs – Need for Change: integrating responses to extremist threats – Evaluation
of the Netherlands Ministry of Foreign Affairs Counterterrorism Policy and Operations»1.
IOB heeft specifiek onderzoek gedaan naar een drietal aspecten van de Nederlandse
CT-inspanningen in het buitenland, te weten (1) de Nederlandse betrokkenheid bij het
Global Counterterrorism Forum (GCTF), (2) naar het in 2015 ontplooide netwerk van
Regionale Veiligheidscoördinatoren (RVs) en (3) naar de impact van projecten gericht
op van het voorkomen van gewelddadig terrorisme.
Onafhankelijk onderzoek door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie
(IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het Nederlandse buitenlandbeleid
is essentieel met het oog op correcte verantwoording én het kunnen verbeteren van
beleid. IOB komt in haar rapport tot een aantal indringende bevindingen met betrekking
tot het door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevoerde CT-beleid in het buitenland.
Zo wordt door IOB geconstateerd dat (-) Nederland internationaal op CT-terrein weliswaar
een stevige positie heeft verworven, maar dat het het ministerie ontbreekt aan een
overkoepelende CT-strategie op extern gebied; (-) de bevordering van de zogenaamde
gebalanceerde Nederlandse benadering op CT-gebied slechts deels is gerealiseerd; (-)
en tenslotte dat de impact van investeringen in kleinschalige projecten ter voorkoming
van gewelddadig extremisme beperkt is. Het kabinet neemt deze bevindingen en de aanbevelingen
die daaruit voortvloeien zeer serieus.
Hoewel de titel van het evaluatierapport veronderstelt dat onderzoek is gedaan naar
de effectiviteit van het CT-beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in zijn
totaliteit, heeft IOB slechts een beperkt deel van die inzet geëvalueerd. Hierdoor
blijft de geïntegreerde CT-inzet die voortvloeit uit de rijksbrede Nationale Contra-Terrorisme
Strategie 2016–2020 (Kamerstuk 29 754, nr. 391) en de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie 2018–2022 (GBVS) (Kamerstuk
33 694, nr. 12) helaas onderbelicht. Dit terwijl de inzet die Nederland in binnen- en buitenland
pleegt ten behoeve van de veiligheid van Nederlanders, Nederland en het Koninkrijk
juist in samenhang moeten worden bezien. De beperkte focus van het IOB-onderzoek kan
dan ook de indruk wekken dat de Nederlandse CT-inzet in het buitenland in een vacuüm
wordt vorm gegeven, maar niets is minder waar.
Navolgend zal kort worden ingegaan op het terrorismebeeld in de periode 2015–2021
dat sterk werd gedomineerd door de opkomst, expansie, strijd tegen en territoriale
neergang van ISIS. Een periode bovendien waarin Europa werd opgeschrikt door grootschalige,
bloedige aanslagen in o.a. Frankrijk, België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
Vervolgens zal op hoofdlijnen worden ingegaan op de geïntegreerde CT-inzet die Nederland
in bilateraal en in multilateraal kader in deze periode heeft gepleegd. Tenslotte
zal gedetailleerd worden ingegaan op de vijf aanbevelingen uit het IOB-rapport.
Het internationale CT-kader en de Nederlandse inzet
ISIS en het «kalifaat»
Met het uitroepen van het «kalifaat» manifesteerde ISIS zich eind juni 2014 als aanvoerder
van het mondiale jihadisme. In een kort tijdsbestek wist ISIS in Irak en Syrië een
gebied ter grootte van het Verenigd Koninkrijk in handen te krijgen en deze als staat
aan te sturen. Dit ging gepaard met grenzeloze wreedheden jegens andersdenkenden.
Ook buiten Irak en Syrië won ISIS in die jaren aan invloed. Zo breidde ISIS zijn macht
uit in delen van Afrika en Azië, onder andere omdat verschillende terroristische netwerken
trouw zwoeren aan ISIS.
Het uitroepen van het «kalifaat» inspireerde duizenden binnen en buiten Europa om
naar Irak en Syrië af te reizen en zich aan te sluiten bij ISIS en andere, aldaar
actieve terroristische bewegingen. Aanhangers die geen gehoor konden geven aan de
oproep van ISIS om naar het «kalifaat» te reizen, werden aangespoord tot het plegen
van aanslagen in eigen land. De terroristische aanslagen in Europa in o.a. Frankrijk,
Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk vormen daar de trieste voorbeelden van.
Ook Nederland werd in deze periode meermaals opgeschrikt door terroristische aanslagen
met dodelijke slachtoffers en gewonden tot gevolg.
De snelle opmars van ISIS en de directe dreiging die daarvan uitging voor de regio
en de stabiliteit aan de grenzen van Europa resulteerde in 2014 in de oprichting van
de Anti-ISIS Coalitie. Nederland maakt sinds het begin deel uit van deze door de VS
geleide Coalitie. De strategie van de Coalitie richtte zich in eerste instantie op
het stoppen van de opmars van ISIS evenals het ondersteunen van de Iraakse en Koerdische
strijdkrachten en de gematigde Syrische oppositie teneinde de militaire kracht van
ISIS te breken. Inmiddels wordt ingezet op stabilisatie van het op ISIS herwonnen
grondgebied.
De Coalitie slaagde er in maart 2019 in om ISIS territoriaal te verslaan. Duizenden
ISIS-strijders en hun families werden na de slag om het laatste ISIS-bolwerk Baghouz
opgepakt en vastgezet in detentie- en opvangkampen in Noordoost-Syrië, hetgeen o.a.
resulteerde in het vraagstuk omtrent actieve repatriëring van uitreizigers van de
landen van herkomst en over het belang van berechting van ISIS-strijders in de regio.
Nederlandse inzet en rol op internationaal CT-terrein
De buitenlandse inzet voor de veiligheid van Nederland is in belangrijke mate gestoeld
op de realisatie dat dreigingen binnen en buiten Nederland steeds meer verweven zijn
geraakt. Hoewel die koppeling tussen internationale dreigingen enerzijds en nationale
veiligheid anderzijds niet altijd één op één te maken is, werd ook Nederland de afgelopen
jaar geconfronteerd met het feit dat terrorisme zich niet laat stoppen door landsgrenzen
of nationaal beleid. Een effectieve vuist maken tegen terrorisme is alleen mogelijk
indien internationaal wordt samengewerkt.
Nederland heeft de internationale CT-samenwerking de afgelopen jaren dan ook actief
opgezocht. Deelname van Nederland aan de militaire strijd tegen ISIS in het kader
van de Anti-ISIS Coalitie en het voorzitterschap samen met Marokko van het GCTF in
de periode 2015–2019 vormen daar goede voorbeelden van2.
Nederland liet zich op CT-terrein ook gelden in de VN-Veiligheidsraad, in EU- en NAVO-kader
alsook in andere bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden wier agenda in
de periode 2015–2021 in belangrijke mate werd gedomineerd door het bestrijden en voorkomen
van terrorisme of aanverwante onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de berechting van foreign
terrorist fighters (FtF’s) die vastzitten in detentiekampen in Noordoost-Syrië of
het nationaal en Europees sanctioneren van terroristische organisaties en individuen.
Het gaat te ver om hier alle rollen die Nederland in de periode 2015–2021 op internationaal
CT-gebied op zich heeft genomen en de daaraan gekoppelde resultaten te benoemen. Daarom
wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van het evaluatierapport van IOB waar een opsomming
wordt gegeven van inspanningen die Nederland internationaal heeft gepleegd.
In 2015 werd bovendien een netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren ontplooid
in verschillende regio’s in de wereld, waardoor Nederland daadwerkelijk ogen, oren
en voeten op de grond kreeg. Hierdoor konden nuttige CT-relaties met autoriteiten
in de betreffende regio’s3 worden ontwikkeld en werd internationaal een onderscheidende informatiepositie opgebouwd.
Bovendien verschafte dit unieke netwerk Nederland de mogelijkheid om ter plaatse en
in samenwerking met (lokale) autoriteiten en het maatschappelijk middenveld veelal
kleinschalige, innovatieve projecten te financieren in het kader van het bestrijden
van gewelddadig extremisme.
De verkregen informatie uit dit netwerk is uiterst waardevol (gebleken) bij het maken
van beleid, het bepalen van posities in internationale fora en het beoordelen van
CT-gerelateerde activiteiten door bijvoorbeeld de VN en de EU in verschillende terrorisme-hotspots
in de wereld.
De bevoorrechte informatiepositie van de regionale veiligheidscoördinatoren plus de
kennis en ervaring van experts binnen en buiten het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
waaronder van de NCTV, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, opsporingsdiensten,
de Nationale Politie, het Openbaar Ministerie en experts binnen de gemeentes Den Haag,
Rotterdam en Arnhem, met wie ook in het internationale domein nauw wordt samengewerkt,
hebben er mede voor gezorgd dat Nederland zich de afgelopen jaren internationaal heeft
ontwikkeld tot gewaardeerde en kundige CT-partner.
Gebalanceerd CT-beleid met respect voor mensenrechten
Uitgangspunt in het Nederlandse CT-beleid is de gebalanceerde benadering met respect
voor mensenrechten en de rule of law, waarbij inspanningen gericht zijn op zowel het terugdringen van de terroristische
dreiging, als op het voorkomen hiervan. Activiteiten die onder deze aanpak kunnen
worden geschaard, zijn uiteengezet in de notitie «integrale aanpak terrorisme» (Kamerstuk
29 754 nr. 435) en variëren van het versterken van de Nederlandse informatiepositie middels early warning, het aanpakken van grondoorzaken van radicalisering, het ondersteunen en financieren
van capaciteitsopbouw van lokale CT-autoriteiten gericht op het voorkomen en tegengaan
van extremisme gepaard gaande met dialoog over mensenrechten en het belang van een
integrale aanpak, het steunen van repressieve programma’s zoals het versterken van
het justitiële apparaat, het gevangeniswezen en capaciteiten op het tegengaan van
terrorismefinanciering. Ook wordt, op grond van de grondwettelijke taak «handhaving
van de internationale rechtsorde», de Nederlandse krijgsmacht ingezet. Deelname aan
militaire missies en operaties die in direct verband staan met de terroristische dreiging
in Nederland, maar ook het bestrijden van vrijhavens voor terroristische organisaties
zijn hier voorbeelden van.
De afgelopen jaren heeft Nederland hoofdzakelijk via zijn netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren,
via de VN, de EU en het Global Engagement and Resilience Fund (GCERF) geïnvesteerd
in een groot aantal projecten om landen te ondersteunen bij het hanteren van een gebalanceerde
CT-aanpak. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld trainingen gefinancierd van gevangenispersoneel
in o.a. Tunesië en Marokko in het herkennen van radicalisering en veiligheidspersoneel
aan de Académie Internationale de Lutte Contre le Terrorisme (AILCT) in Ivoorkust
getraind in preventie van gewelddadig extremisme.
De aanbevelingen uit het IOB-rapport
In het licht van het bovenstaande zal nu worden ingegaan op de vijf door IOB-gepresenteerde
aanbevelingen en de te verrichten of reeds door Nederland gepleegde inspanningen terzake:
Aanbeveling 1: Formulate a clear strategy and milestones for CT and P/CVE and its
linkages with wider security and development issues
De Nederlandse CT-inzet in het buitenland is gestoeld op de relevante passages in
het Regeerakkoord, de Gemeenschappelijke Buitenland en Veiligheidsstrategie (GBVS),
de Buitenlandse Handel- en Ontwikkelingssamenwerkingsnota (BHOS), de Nationale CT-strategie en de nota «integrale aanpak terrorisme»
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze inzet sluit eveneens nauw aan
op de EU-brede inzet op het bestrijden van terrorisme, zoals geformuleerd in de EU
CT- agenda van de Europese Commissie.
De CT-elementen in deze nota’s zijn verder uitgewerkt in:
– het jaarplan van de Directie Veiligheidsbeleid (DVB);
– de jaarplannen van relevante regio-, thema- en forumdirecties binnen het Ministerie
van Buitenlandse Zaken;
– de jaarplannen van relevante Nederlandse Vertegenwoordigingen in het buitenland;
– de strategische meerjarenkaders van de regionale veiligheidscoördinatoren in de verschillende
regio’s.
In deze jaarplannen en strategische meerjarenkaders wordt de specifieke CT-inzet,
beleidsmatig alsmede programmatisch, in het betreffende jaar gekoppeld aan de te behalen
doelstellingen, waarmee deze aanbeveling van IOB al grotendeels lijkt te zijn ingevuld
maar wel nog om verfijning vraagt. De NCTV is op dit moment bezig met het opstellen
van een nieuwe rijksbrede Nationale Contra-Terrorisme Strategie 2021–2024, waarin
ook aandacht zal worden geschonken aan de Nederlandse CT-inzet in het buitenland.
Naar aanleiding van het IOB rapport zal worden bezien of en hoe de doelstellingen
op de geëvalueerde deelgebieden nog meer in lijn kunnen worden gebracht met deze strategie.
Het belang van het verder concretiseren van de Nederlandse internationale inzet op
het gebied van CT en mensenrechten wordt onderschreven. Mede in dat kader is door
Nederland ruim 1,5 jaar geleden gestart met brainstormsessies met nationale en internationale
CT-partners over hoe hier concreet handen en voeten aan te geven. Op basis van nationale
expertise betoogt Nederland dat een effectief preventiebeleid met betrekking tot gewelddadig
extremisme gebaat is bij inclusiviteit. Te vaak richt de aandacht zich namelijk nog
op het alleen betrekken van veiligheidsactoren bij het vormgeven en implementeren
van internationaal CT-beleid, terwijl het tegelijkertijd betrekken van andere (overheids-)diensten, het maatschappelijk middenveld en de doelgroep vaak achterwege wordt
gelaten. Inmiddels hebben hierover verschillende werksessies plaatsgevonden in Wilton
Park, binnen de EU, de OVSE, de NAVO en met Amerikaanse think-tanks en wordt momenteel
gewerkt aan een paper op basis waarvan concrete samenwerking wordt gezocht met een
aantal gelijkgezinde partners binnen in eerste instantie de EU.
Een ander voorbeeld waaruit blijkt dat stappen zijn gezet op het vlak van CT en mensenrechten
is het initiatief dat Nederland is gestart met de VN en Marokko in het kader van het
GCTF ter mitigatie van negatieve effecten van contraterrorisme financieringsmaatregelen
op de bewegingsruimte van het maatschappelijk middenveld. Daartoe zijn verschillende
workshops georganiseerd die hebben geresulteerd in een set aan aanbevelingen, die
voorliggen tijdens de GCTF-ministeriële op 7 oktober as.
Aanbeveling 2: Invest in analytical capacity in order to feed policy development.
Zoals reeds vermeld, verschaft het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren
partners binnen en buiten het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waaronder de NCTV,
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Nationale Politie, nuttige informatie
over CT-gerelateerde ontwikkelingen in de verschillende regio’s. De analyses over
de dreiging in het gebied waar zij werkzaam zijn vormen belangrijke bouwstenen voor
het viermaandelijks gepubliceerde Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), en zijn
daarmee ook op nationaal terrein beleidsbepalend. Bij veranderingen in het dreigingsbeeld
wordt de aanpak waar nodig bijgestuurd.
Er is ruimte om de informatiefunctie van het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren
verder te versterken. Twee jaar geleden zijn daartoe de eerste stappen gezet en IOB’s
aanbeveling wordt dan ook gezien als ondersteuning van reeds ingezet beleid. Zo worden
inmiddels voor alle regio’s waar de veiligheidscoördinatoren actief zijn strategische
meerjarenkaders opgesteld, waarin de veiligheidspolitieke situatie in kaart wordt
gebracht, met daarbij specifieke aandacht voor o.a. CT en mensenrechten en kwetsbare
groepen, de relatie met Nederland en de identificatie van Nederlandse (veiligheids-)belangen
die mogelijk in het gedrang kunnen komen en vervolgens wordt vastgelegd op welke wijze
op die dreigingen zal worden ingespeeld en in samenwerking met welke partners.
In individuele jaarplannen wordt deze inzet vervolgens gekoppeld aan de te behalen
resultaten; niet alleen voor wat betreft de inzet van programmamiddelen maar ook waarover
specifiek zal worden gerapporteerd. Met betrekking tot dit laatste wordt daarbij zoveel
mogelijk getracht aan te sluiten bij specifieke behoeftes van de NCTV, de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten en de Nationale Politie. Op deze wijze spelen de regionale
veiligheidscoördinatoren bijvoorbeeld een adviserende en bemiddelende rol bij de totstandkoming
en uitvoering van de Internationale Fenomeen Strategie CTER van de Nationale Politie.
IOB’s aanbeveling wordt dan ook gezien als ondersteuning van reeds ingezet beleid.
Aanbeveling 3: Invest in learning by creating effective feedback loops between security
analyses, policy development, and programme implementation.
Het belang om veiligheidsanalyses vanuit het CT-netwerk, de implementatie en evaluatie
van projecten in de regio’s en tenslotte de beleidsontwikkeling in Den Haag nadrukkelijker
aan elkaar te koppelen wordt onderschreven. Hier is de afgelopen twee jaar reeds opvolging
aan gegeven door middel van de opstelling van voornoemde strategische meerjarenkaders.
Bovendien zorgt gestructureerd contact met de regionale veiligheidscoördinatoren ervoor
dat zij in hun rapportage en programma activiteiten eenvoudiger aansluiting vinden
bij de prioriteiten van Nederland, de EU en de VN.
Voor het voorkomen en bestrijden van gewelddadig extremisme, wordt door de regionale
veiligheidscoördinatoren ingezet op kleinschaliger projecten, waarbij nauw wordt opgetrokken
met regionale en lokale overheden en het maatschappelijk middenveld. Voorbeelden hiervan
zijn de training van gevangenispersoneel in het herkennen van radicalisering in Tunesië
en Marokko, de re-integratie in hun lokale gemeenschappen van vrouwen die onderdeel
uitmaakten van Al Shabaab in Somalië, het in kaart brengen van de risico’s van spillover
van gewelddadig extremisme uit de Sahel naar de West-Afrikaanse kuststaten, capaciteitsopbouw
van lokale autoriteiten in de Westelijke Balkan die belast zijn met de terugkeer van
FTFs en ondersteuning van Iraakse autoriteiten in het opstellen van een inclusieve
CT strategie met oog voor kwetsbare groepen, samenwerking met lokale politie in Indonesië
en het bevorderen van informatie uitwisseling in samenwerking met Interpol en Europol.
Ondanks het feit dat de één op één relatie tussen deze projecten en de veiligheid
in Nederland niet altijd onmiddellijk te leggen is, heeft de financiering van projecten
niet alleen een gezicht gegeven aan Nederland als CT-partner, maar ook mogelijkheden
geboden om hulp te bieden bij het opstellen of bijsturen van CT-strategieën van andere
landen, het maatschappelijk middenveld nauwer te betrekken bij de CT-dialoog in en
tussen landen, het faciliteren van kennisuitwisseling met partners uit de Nederlandse
veiligheidsketen en het Nederlandse adagium van een gebalanceerde CT-aanpak te kunnen
uitdragen. Met beperkte financiële middelen behalen we on the ground zo toch de gewenste impact. Helaas heeft IOB vanwege COVID geen enkel door Nederland
gefinancierd project kunnen bezoeken om ter plaatse de impact ervan te onderzoeken.
Recent en in lijn met de IOB-aanbeveling is besloten om meer te investeren in monitoring & evaluation van de Nederlandse CT-projectenportfolio om beter inzichtelijk te kunnen maken welke activiteiten het gewenste effect
sorteren. Het afgelopen jaar is in dat kader reeds gestart met het uitvoeren van regionale
portfolioschouwen en de aanleg van een database met best practices en lessons learned. Dit zal uiteraard worden voortgezet.
Aanbeveling 4: Invest in the coordination of policy development and implementation
on CT and P/CVE with other policy departments and embassies.
Het blijvend investeren in het CT-netwerk in binnen- en buitenland is essentieel voor
een solide informatiepositie om de actuele dreiging te kunnen inschatten. Zoals eerder
gememoreerd, bestaat er een stevige link tussen de veiligheid van Nederland en de
ontwikkelingen in het buitenland. Om dreigingen effectief het hoofd te bieden, wordt
dan ook nadrukkelijk opgetrokken met partners binnen BZ, maar ook met de rest van
de veiligheidsketen. Dat kan uiteraard altijd beter en intensiever. Maar de basis
is er om dit te behouden en dat vergt blijvende inzet.
Zo wordt binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken op het terrein van CT nauw samengewerkt
tussen relevante beleidsdirecties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de input van
met name die ambassades die zich in landen bevinden waar de regionale veiligheidscoördinatoren
niet of minder actief (kunnen) zijn. Daarnaast is op een aantal Nederlandse ambassades
(ic. Turkije, Marokko, Washington, New York) en bij de EDEO van de Europese Unie een
aantal medewerkers geplaatst die zich specifiek richten op CT gerelateerde ontwikkelingen
in het land van accreditatie en op de mogelijkheden tot verregaande CT-samenwerking.
Ook de bestaande samenwerking tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de partners
uit de veiligheidsketen is intensief vanwege de vele links tussen nationale en internationale
CT-dossiers. Er vindt in verschillende samenstellingen regulier overleg plaats en
Nederlandse deelname aan internationale fora wordt in beginsel altijd afgestemd. Een
goed voorbeeld van deze samenwerking betreft het in GCTF-kader door Nederland ontplooide
initiatief om samen met Marokko en de VN aanbevelingen op te stellen die ertoe moeten
leiden dat de implementatie van maatregelen om de financiering van terrorisme tegen
te gaan, de inzet van het maatschappelijk middenveld in landen niet bovenmatig compliceert.
De expertise die Nederland hier inbrengt is afkomstig van relevante nationale spelers
op dit terrein, waaronder de NCTV, het Ministerie van Financiën en het maatschappelijk
middenveld.
Aanbeveling 5: Focus CT and P/CVE efforts on the Southern and Eastern Security Arenas
in the ring around Europe, targeting operational choke points with a link to Dutch
security.
De aanbevelingen van IOB om het netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren verder
in te richten op de zogenaamde Zuidelijke en Oostelijke veiligheidsarena zijn interessant
en zullen nader worden besproken, ook met partners uit de nationale veiligheidsketen
vanwege gedeelde belangen. Naast de inhoudelijke aspecten zullen tevens de logistieke
(on)mogelijkheden daarin worden meegenomen.
IOB wijst terecht op de relatie tussen CT, grensoverschrijdende criminaliteit en migratie
en de invloed daarvan op de veiligheid van Nederland. Het is mede in dat licht dat
Nederland in samenwerking met UNICRI (United Nations Interregional Crime and Justice
Research Institute) in 2018 in het kader van de GCTF aanbevelingen heeft opgesteld
over hoe om te gaan met de nexus tussen terrorisme en transnationale georganiseerde
misdaad. In 2019 zijn de aanbevelingen door UNICRI verder geconcretiseerd in een policy toolkit, die reeds is geïmplementeerd op de Westelijke Balkan en in Kenia en momenteel wordt
uitgerold in Noord-Afrika.
Tevens is binnen de Directie Veiligheidsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken een coördinator aangesteld die aansluiting heeft gezocht bij de Interdepartementale
Werkgroep Ondermijning die onder leiding staat van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid om de nationale en internationale inzet van Nederland op het terrein van
grensoverschrijdende criminaliteit nog steviger op elkaar te laten aansluiten. De
insteek is om de regionale veiligheidscoördinatoren in samenwerking met politie liaisons
op bepaalde ambassades in te zetten in het kader van informatievergaring.
IOB merkt bovendien terecht op dat de regionale veiligheidscoördinatoren een te groot
aantal landen moeten bedienen, hetgeen het opbouwen van een relevant netwerk en het
opstellen van diepgravende analyses in de weg staat. Mede in dat licht is besloten
om het aantal focuslanden in de regio’s te maximeren op drie. Ook worden constructies
bezien om de administratieve beheerslast gepaard gaande met projectfinanciering te
beperken om meer ruimte te creëren voor het opstellen van dreigingsanalyses. Het belang
van het inspelen op nieuwe ontwikkelingen op CT-gebied staat buiten kijf. Zo is recent
besloten om de veiligheidscoördinator met standplaats Addis Abbeba te verplaatsen
naar West-Afrika (Accra) om zo beter gepositioneerd te zijn om in te spelen op de
risico’s van spillover van terrorisme uit de Sahel naar de West-Afrikaanse kuststaten.
Met vertrouwen de toekomst tegemoet
In de inleiding van het evaluatierapport van IOB wordt gesproken over «het belang
voor Nederland om in te kunnen blijven spelen op de continue verandering die uitgaat
van terrorisme in een uitermate dynamische wereld». Het alsmaar verder uitdijend terrorisme
in de Sahel, de risico’s van spillover naar landen als Benin en Ivoorkust en terroristische activiteiten in bijvoorbeeld
Noord-Mozambique bevestigen het beeld dat de dreiging niet statisch is en zich in
ieder geval niet laat afstoppen door landsgrenzen. Een effectieve dam hiertegen opwerpen
is alleen mogelijk door internationale samenwerking, die op haar beurt wordt gevoed
door nationale kennis en kunde.
Uit het bovenstaande blijkt dat Nederland daar de afgelopen jaren actief in heeft
geïnvesteerd. Niet alleen door zich in verschillende bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden
constructief op te stellen, maar ook door internationaal een voortrekkersrol op zich
te nemen in discussies over bijvoorbeeld het belang van de gebalanceerde CT-aanpak
met respect voor mensenrechten en de rule of law, het belang van gender in CT-beleid en de berechting van ISIS-strijders die de meest
verschrikkelijke misdaden hebben begaan. Nederland heeft bovendien via zijn netwerk
van regionale veiligheidscoördinatoren bewust geïnvesteerd in het stimuleren van preventiebeleid
in verschillende landen en daarbij gebruik kunnen maken van de expertise die op dit
thema aanwezig is bij onder andere de NCTV en Nederlandse gemeentes. We hebben als
Nederland dus niet alleen met de mond beleden, maar ook de daad bij het woord gevoegd
en concreet invulling gegeven aan het effectief bestrijden van gewelddadig extremisme.
Het IOB-rapport bevestigt dat Nederland de afgelopen jaren een voorname rol op CT-gebied
heeft verkregen en sterken het kabinet in hun mening dat we op de goede weg zijn om
die positie niet alleen te behouden maar ook verder uit te bouwen. De aanbevelingen
helpen om die inzet verder concreet vorm te gaan geven.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.