Brief regering : Reactie op brief van LAS Legal inzake aanmaningskosten en invorderingsrente
31 066 Belastingdienst
Nr. 905
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft verzocht om een reactie op de brief van de
heer L. van der Heide van LAS Legal van 9 februari 2021 met referentie LAS/FIN-21-inv
over aanmaningskosten en invorderingsrente.
In deze brief zijn elf vragen gesteld en in verband met die vragen drie verzoeken
gedaan. In essentie hebben de vragen betrekking op de volgende situaties:
– Toeslagen brengt in voorkomende gevallen aanmaningskosten en invorderingsrente in
rekening terwijl het bedrag van de terugvordering nog niet definitief vaststaat dan
wel kan worden herzien;
– Doordat het inkomen van de toeslagpartner meetelt bij het vaststellen van de betalingscapaciteit,
betaalt deze de facto mee aan de terugvordering, ook wanneer die toeslagpartner niet
aansprakelijk kan worden gesteld voor die terugvordering.
Voor beide situaties geldt dat dit verklaarbaar is in het licht van de huidige wet-
en regelgeving. Ik licht dat hieronder toe.
Hierna zal ik eerst de vragen beantwoorden. Hierbij ga ik uit van de huidige wet-
en regelgeving. Daarna zal ik, mede aan de hand van die antwoorden, de verzoeken behandelen.
In de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk
35 510, nr. 4) is aangegeven dat de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
en ik, samen met de specifieke aanpak voor Toeslagen ook de invorderingsstrategie
van de Belastingdienst tegen het licht gaan houden, waarbij wij zowel kijken naar
regelgeving als naar verbeteringen in de uitvoering, om ervoor te zorgen dat er voldoende
ruimte is om rekening te houden met omstandigheden van mensen. Daarin zullen wij de
signalen en suggesties van de heer Van der Heide meenemen.
Ik verwacht de Kamer nog deze herfst nader over de herijking van de invorderingsstrategie
te informeren.
Vraag 1
«Is het uw commissie (waar ik hier commissie schrijf doel ik uiteraard geachte Excellentie
Vijlbrief en de commissie) duidelijk dat bij elke aanpassing van gegevens door burgers
en/of belastingdienst – indien dit zou inhouden dat een burger te veel aan voorschot
kan hebben ontvangen – deze aanpassing inhoudt dat er een geautomatiseerde terugvordering
plaatsvindt, welke bij non-betaling dan ook inhoudt dat het aanmaning- en invorderingstraject
automatisch gaat lopen?»
Antwoord
Ja dat is mij duidelijk. Hierna beschrijf ik het beleid als een burger een bedrag
aan te veel verstrekte voorschotten moet terugbetalen.
Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot,
dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming leidt tot een terug
te vorderen bedrag, is de burger het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
Het terug te vorderen bedrag wordt volledig door Toeslagen teruggevorderd.1 De burger heeft de verplichting om het bedrag van een terugvordering binnen zes weken
na de dagtekening van de beschikking tot terugvordering te betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.2
Uitgangspunt is dat de burger in de gelegenheid wordt gesteld om het bedrag van de
toeslagschuld te voldoen met een standaardbetalingsregeling. Deze wordt, zonder nader onderzoek in te stellen, door de Belastingdienst/Toeslagen
aangeboden en gaat uit van een af te lossen bedrag van minimaal € 20 per maand voor
iedere terugvordering afzonderlijk.3
De periode waarover de regeling zich uitstrekt is maximaal 24 maanden, te rekenen
vanaf één maand na de dagtekening van de terugvorderingsbeschikking. De eerste termijn
moet zijn voldaan op de vervaldag van de terugvorderingsbeschikking. Als het teruggevorderde
bedrag meer bedraagt dan € 480 wordt het maandelijks af te lossen bedrag zodanig verhoogd
dat aflossing binnen 24 maanden mogelijk is.4
Aflossing kan op twee manieren plaatsvinden:
1. de burger maakt maandelijks het termijnbedrag over naar de rekening van de Belastingdienst;
2. de Belastingdienst/Toeslagen verrekent het termijnbedrag met het maandelijks aan de
burger uit te keren voorschot.5
Indien de burger het termijnbedrag niet zelf overmaakt en de burger recht heeft op
een voorschot, verrekent de Belastingdienst/Toeslagen het termijnbedrag ambtshalve
met het maandelijks uit te keren voorschot.
Als de burger schriftelijk aangeeft niet in staat te zijn om aan de standaard betalingsregeling
te voldoen kan hij om een persoonlijke betalingsregeling verzoeken. De Belastingdienst/Toeslagen staat dan een betaling in termijnen toe
die is gebaseerd op de betalingscapaciteit van de burger.6
Als de toeslagschuld niet of niet volledig binnen de betalingstermijn wordt voldaan
en er binnen die betalingstermijn geen betalingsregeling is getroffen, zendt de Belastingdienst/Toeslagen
de burger eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering voordat tot dwanginvordering
wordt overgegaan. Het betalingsgedrag van de burger of diens gedrag met betrekking
tot het verstrekken van informatie voor de toekenning van een toeslag of voorschot
op een toeslag kan aanleiding zijn om het zenden van een betalingsherinnering achterwege
te laten en direct tot dwanginvordering over te gaan.7
Indien de burger het bedrag van de terugvordering niet binnen de gestelde termijn
betaalt, maant de Belastingdienst/Toeslagen hem schriftelijk aan om alsnog binnen
twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen.8
De invordering van het bedrag van de terugvordering kan geschieden bij een door de
Belastingdienst/Toeslagen uit te vaardigen dwangbevel.9
Vraag 2
«Zo ja, is het uw commissie dan ook bekend dat opgevoerde aanmanings- en invorderingskosten
als onrechtmatig zijn aan te merken omdat er (nog) geen sprake is van een definitieve
berekening toeslagen? Dit kan tot gevolg hebben dat een burger wordt geconfronteerd
met invordering van bedragen waarvan niet vaststaat of deze definitief ten onrechte
zijn ontvangen en welke dan achteraf alsnog moet worden hersteld, maar waarover wel
aanmaningskosten en voor invorderingsrente dient te worden voldaan.»
Antwoord
Aanmaningskosten
Een tegemoetkoming wordt uitbetaald binnen vier weken na dagtekening van de beschikking.
Indien op deze tegemoetkoming voorschotten zijn verstrekt, worden deze met de tegemoetkoming
verrekend. Deze verrekening kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.10 De burger heeft de verplichting om het bedrag van een terugvordering binnen zes weken
na de dagtekening van de beschikking tot terugvordering te betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.11
Indien de burger het niet eens is met (het bedrag van) de terugvordering kan hij een
gemotiveerd bezwaar of verzoek om herziening indienen.12 De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt 6 weken13 en vangt aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van
dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking.14 De Belastingdienst/Toeslagen merkt een gemotiveerd bezwaarschrift tegen een terugvorderingsbeschikking
of een herzieningsverzoek van een terugvorderingsbeschikking aan als een verzoek om
uitstel van betaling. In beginsel verleent de Belastingdienst/Toeslagen het uitstel
tot het moment waarop op het bezwaar of verzoek om herziening is beslist.15
Indien er geen uitstel is verleend vanwege een ingediend bezwaar of een betalingsregeling
en de burger het bedrag van de terugvordering niet binnen de gestelde termijn heeft
betaald, zendt de Belastingdienst/Toeslagen de burger eerst (kosteloos) een schriftelijke
betalingsherinnering. Daarna maant de Belastingdienst/Toeslagen hem schriftelijk aan
om alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen.16 Daarbij brengt de Belastingdienst/Toeslagen aan de burger aanmaningskosten in rekening.17
Uit het voorgaande volgt dat, indien de burger tijdig (binnen zes weken) bezwaar maakt
tegen de terugvorderingsbeschikking, de Belastingdienst/Toeslagen uitstel van betaling
verleent en geen aanmaning verzendt. Indien de burger na zes weken geen bezwaar heeft
gemaakt tegen de terugvorderingsbeschikking, is deze in beginsel definitief en is
tegelijkertijd ook de betaaltermijn van zes weken verlopen. Na die zes weken stuurt
de Belastingdienst/Toeslagen niet direct de aanmaning, maar in de meeste gevallen
eerst nog een betalingsherinnering. Als daarop geen betaling volgt, stuurt de Belastingdienst/Toeslagen
een aanmaning waarbij aanmaningskosten in rekening worden gebracht.
Dat neemt niet weg dat, ook als de betalingstermijn verloopt voordat de terugvorderingsbeschikking
definitief is, de burger wettelijk verplicht is om het bedrag van de terugvordering
tijdig te voldoen. De aanmaning en de kosten daarvan zijn niet verbonden aan het al
dan niet definitief zijn van het terugvorderingsbedrag, maar aan de verplichting om
dat bedrag binnen de wettelijke betalingstermijn te voldoen.
Indien de burger van mening is dat de aanmaningskosten ten onrechte in rekening zijn
gebracht dan wel onrechtmatig zijn, kan hij een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Als de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaarschrift niet of niet geheel toewijst en
de burger is het hiermee niet eens, kan hij in beroep gaan bij de rechter.18
Als voorbeeld verwijs ik naar een door LAS Legal als bijlage 1 bijgevoegde beslissing
op bezwaar tegen de aanmaningskosten19.
Uit het voorgaande volgt dat de Belastingdienst/Toeslagen wettelijk bevoegd is om
bij de aanmaning aanmaningskosten in rekening te brengen, ongeacht of het terugvorderingsbedrag
definitief vaststaat. Dat wil echter niet zeggen dat het in alle gevallen terecht
is dat deze kosten door de burger moeten worden betaald.
In het kader van het lopende «project vervolgingskosten» waarover Staatssecretaris
Vijlbrief de Kamer in mijn brief van 19 februari 2021 informeerde20, is geconstateerd dat de Belastingdienst/Toeslagen in bepaalde gevallen vervolgingskosten
niet herrekende, terwijl dit wel terecht is. Daarom is de Leidraad Invordering 2008
per 1 juli 2021 in die zin aangepast, dat de Belastingdienst/Toeslagen vervolgingskosten
(kosten die op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen in rekening worden
gebracht, waaronder aanmaningskosten) herrekent, als na het in rekening brengen van
die kosten een afname van de schuld, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening,
tot stand is gekomen, waarvoor een lager bedrag aan aanmaningskosten zou zijn berekend.
Deze situatie zal zich voordoen bij een vermindering van een terugvorderingsbeschikking
en met name in het geval dat er sprake is van een toegekende of herziene tegemoetkoming
die onherroepelijk is geworden en die door de Belastingdienst/Toeslagen in het voordeel
van de burger wordt herzien, wanneer de Belastingdienst/Toeslagen is gebleken dat
die tegemoetkoming op een te laag bedrag is vastgesteld.21
Invorderingsrente
De burger heeft de verplichting om het bedrag van een terugvordering binnen zes weken
na de dagtekening van de beschikking tot terugvordering te betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.22 Bij overschrijding van deze betalingstermijn is invorderingsrente verschuldigd met
overeenkomstige toepassing van de artikelen 28 en 29 van de Invorderingswet 1990.23
De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de
dag waarop de terugvorderingsbeschikking invorderbaar is dan wel de betalingstermijn
van de invorderingstermijn is verstreken en eindigt op de dag voorafgaand aan die
van de betaling. Dat betekent dat ook invorderingsrente in rekening wordt gebracht
over de tijd voor welke de burger uitstel van betaling is verleend.24
Uit het voorgaande volgt dat de burger na ommekomst van de betaaltermijn van zes weken
invorderingsrente is verschuldigd, ongeacht of aan hem uitstel van betaling is verleend.
De invorderingsrente is niet verbonden aan het al dan niet definitief zijn van het
terugvorderingsbedrag, maar aan de verplichting om dat bedrag binnen de wettelijke
betalingstermijn te voldoen.
Indien de burger binnen de bezwaartermijn van zes weken geen bezwaar heeft gemaakt
tegen de terugvorderingsbeschikking is deze definitief en is ook de betaaltermijn
verlopen. In dat geval wordt er invorderingsrente berekend over het definitieve bedrag
van de terugvorderingsbeschikking.
Indien de burger binnen de bezwaartermijn van zes weken wél bezwaar heeft gemaakt
tegen de terugvorderingsbeschikking, wordt er na verloop van de betaaltermijn van
zes weken ook invorderingsrente berekend over het (nog niet definitieve) bedrag van
de terugvorderingsbeschikking, ongeacht of er naar aanleiding van het bezwaar uitstel
van betaling is verleend.
Indien de burger van mening is dat de invorderingsrente ten onrechte in rekening is
gebracht dan wel onrechtmatig is, kan hij een bezwaarschrift indienen bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Als de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaarschrift niet of niet geheel toewijst en
de burger is het hiermee niet eens, kan hij in beroep gaan bij de rechter.25 Als voorbeeld verwijs ik naar een door LAS Legal als bijlage 2 bijgevoegde beslissing
op bezwaar tegen de invorderingsrente26.
Uit het voorgaande volgt dat de Belastingdienst/Toeslagen wettelijk bevoegd is om
bij overschrijding van de betalingstermijn invorderingsrente in rekening te brengen,
ongeacht of het terugvorderingsbedrag definitief vaststaat. Dat wil echter niet zeggen
dat het in alle gevallen redelijk is dat deze terecht in rekening gebrachte kosten
ook door de burger betaald moeten worden.
Zo is in artikel 28b van de Invorderingswet bepaald dat:
– indien een terugvorderingsbeschikking wordt verminderd of herzien tot een lager bedrag
dan inmiddels door de burger op die beschikking is betaald; en
– de burger eerder een verzoek om uitstel van betaling met betrekking tot het door hem
bestreden bedrag van die terugvorderingsbeschikking heeft gedaan; en
– dat verzoek door de Belastingdienst/Toeslagen bij beschikking is afgewezen,
óf
– indien de Belastingdienst/Toeslagen een aan een burger uit te betalen bedrag niet
binnen zes weken na de dagtekening van de daartoe strekkende belastingaanslag uitbetaalt
of verrekent,
aan de burger invorderingsrente wordt vergoed.27
In lijn daarmee is in de eerdergenoemde brief aan de Kamer van 19 februari 202128 gemeld dat, indien een burger na de geldende betalingstermijn betaalt en er daarom
invorderingsrente in rekening is gebracht over het op dat moment openstaande terugvorderingsbedrag,
een verlaging van het terugvorderingsbedrag tot gevolg moet hebben dat die invorderingsrente
moet worden herrekend over het nieuwe verlaagde bedrag. Per 1 juli 2021 is de Leidraad
Invordering 2008 daarom dusdanig aangepast, dat het voor de Belastingdienst/Toeslagen
en de burger duidelijk is in welke gevallen invorderingsrente wordt herrekend.
Dat zal gebeuren, indien en voor zover na het in rekening brengen van invorderingsrente
het bedrag, waarover de invorderingsrente wordt berekend, wordt verlaagd, anders dan
door betaling, kwijtschelding of verrekening en voor zover geen rente wordt vergoed
op grond van artikel 28b van de Invorderingswet.29 Deze situatie zal zich met name voordoen in het geval dat er sprake is van een toegekende
of herziene tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden en die door de Belastingdienst/Toeslagen
in het voordeel van de burger wordt herzien wanneer de Belastingdienst/Toeslagen is
gebleken dat die tegemoetkoming op een te laag bedrag is vastgesteld.30
Vraag 3
«Zo nee, kunt u als commissie instrumenten aandragen waarbij de belastingdienst/toeslagen
aanmaning- en invorderingsprotocollen pas tot uitvoering kan brengen nadat de definitieve
berekening de kracht van gewijsde heeft gekregen?»
Antwoord
Uit mijn antwoord op vraag 2 volgt dat er in beginsel geen verband bestaat tussen
het al dan niet definitief zijn van een terugvorderingsbeschikking enerzijds en de
wettelijke verplichting tot betaling daarvan en de daarmee samenhangende aanmaningskosten
en invorderingsrente anderzijds.
Tevens volgt uit mijn antwoord dat de betalingstermijn van zes weken gelijk is aan
de bezwaartermijn tegen de terugvorderingsbeschikking, zodat de aanmaningskosten en
invorderingsrente in beginsel pas verschuldigd worden nadat die bezwaartermijn ongebruikt
is verstreken.
Met de wijziging van de artikelen 79.19 juncto 75.6 en 79.20 juncto 28.2. Leidraad
Invordering 2008 meen ik echter op een andere wijze aan de door LAS Legal genoemde
bezwaren tegemoet te zijn gekomen, doordat daarmee de uiteindelijk verschuldigde vervolgingskosten
en invorderingsrente zal worden herrekend op basis van het definitief verschuldigde
terugvorderingsbedrag.
Vraag 4
«Is het de commissie bekend dat het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling
inhoudelijk onjuist is. Een toeslagenpartner hoeft niet aansprakelijk te zijn voor
een in het verleden onterecht ontvangen toeslag van de andere partner?»
Antwoord
Als de burger schriftelijk aangeeft niet in staat te zijn om aan de standaard betalingsregeling
te voldoen kan hij om een persoonlijke betalingsregeling verzoeken door invulling van het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling.
De Belastingdienst/Toeslagen staat dan een betaling in termijnen toe die is gebaseerd
op de betalingscapaciteit van de burger. De berekening van de betalingscapaciteit
van de burger vindt plaats op de voet van artikel 13 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet
1990, met dien verstande dat de Belastingdienst/Toeslagen het netto-besteedbare inkomen
van de burger vermeerdert met het netto-besteedbare inkomen van de persoon die ten
tijde van de indiening van het verzoek als partner in de zin van artikel 3 van de
Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen kan worden beschouwd.31
Met het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling verstrekt de burger en zijn
eventuele toeslagpartner informatie over zijn financiële situatie (bezittingen, schulden,
inkomsten) op basis waarvan de Belastingdienst/Toeslagen de betalingscapaciteit kan
berekenen. Het formulier, het opvragen en het verstrekken van deze financiële gegevens
zeggen niets over en hebben geen invloed op de vraag of de toeslagpartner op grond
van artikel 33 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen aansprakelijk is
voor de terugvordering.
Als een toeslagpartner aansprakelijk wordt gesteld voor een terugvordering en aangeeft
niet in staat te zijn om aan de standaard betalingsregeling te voldoen kan ook hij om een persoonlijke betalingsregeling verzoeken door
invulling van het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling.
Vraag 5
«Zo ja, is het dan niet raadzaam een verzoek tot persoonlijke betalingsregeling per persoon te registreren waarbij de koppeling met een toeslagpartner wordt
of kan worden losgelaten?»
Antwoord
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4.
Vraag 6
«Zo nee, bent u als commissie niet van mening dat een persoonlijke betalingsregeling
uit dient te gaan van de gegevens van de aanvrager zoals zij van toepassing waren
op het moment van het ontstaan van de (onverschuldigde) betaling van toeslagen?»
Antwoord
Ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling
neemt de Belastingdienst/Toeslagen het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen, van de burger en van de persoon,
die ten tijde van de indiening van het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling
als partner van die burger in de zin van artikel 3 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke
Regelingen kan worden beschouwd, in aanmerking.
Op basis van deze draagkracht stelt de Belastingdienst/Toeslagen zowel de tegemoetkoming
als het voorschot en het eventuele terugvorderingsbedrag vast.
De bepaling, dat bij de vaststelling van de betalingscapaciteit voor de terugbetaling
van het terugvorderingsbedrag, naast het netto-inkomen van de burger tevens het netto-inkomen
van diens toeslagpartner in aanmerking wordt genomen is derhalve in lijn met de systematiek
en bedoeling van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen. Daarbij wordt er
in beginsel vanuit gegaan dat de toeslagpartner gedurende de periode waarop de terugvordering
betrekking heeft, óók de toeslagpartner van de burger was en derhalve (mede) aansprakelijk
voor de terugbetaling.
Dat betekent dan ook, dat bij de bepaling van de betalingscapaciteit het netto besteedbaar
inkomen van de toeslagpartner buiten beschouwing wordt gelaten, als die toeslagpartner
gedurende de periode waarop de terugvordering betrekking heeft, géén toeslagpartner
van de burger was.32
Ook indien de burger ten tijde van de indiening van het verzoek om een persoonlijke
betalingsregeling geen toeslagpartner meer heeft, wordt uiteraard alleen het netto-inkomen
van de burger voor de bepaling van de betalingscapaciteit. In dat geval kan dan ook
een eventuele voormalige toeslagpartner op grond van artikel 33 van de Algemene Wet
Inkomensafhankelijke Regelingen aansprakelijk worden gesteld.
Vraag 7
«Kan op basis van de Beslissing op Bezwaar de commissie bij het toepassen van terugvorderen
van onverschuldigde betaalde (voorschot) toeslagen bewerkstelligen dat burgers welke
niet uit kwade trouw hebben gehandeld worden vrijgesteld van aanmaningskosten en invorderingsrente?»
Antwoord
Er bestaat geen verband tussen het (al dan niet) in rekening brengen van aanmaningskosten
en/of invorderingsrente en het (al dan niet) te kwader trouw handelen van een burger
in verband met een terugvorderingsbeschikking. De aanmaningskosten en de invorderingsrente
zijn verbonden aan de verplichting om het terugvorderingsbedrag binnen de wettelijke
betalingstermijn te voldoen.
Op basis van de per 1 juli 2021 gewijzigde Leidraad Invordering 2008 worden bij een
vermindering van het terugvorderingsbedrag de vervolgingskosten en de invorderingsrente
herrekend op basis van het definitieve terugvorderingsbedrag. Ook bij deze vermindering
van de vervolgingskosten en de invorderingsrente speelt het al dan niet te kwader
trouw zijn van de burger geen rol.
Vraag 8
«Zo ja, op welke termijn zou een dergelijke invoering dan kunnen plaatsvinden? Zo
nee, welke motivatie ligt hieraan dan ten grondslag?»
Antwoord
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 7.
Vraag 9:
«Is het uw commissie bekend dat de opschortende werking van procedures niet -altijd-
worden toegepast en dat daarmee onrecht wordt gedaan aan de burger?»
Antwoord
De Belastingdienst/Toeslagen merkt een gemotiveerd bezwaarschrift tegen een terugvorderingsbeschikking
of een herzieningsverzoek van een terugvorderingsbeschikking aan als een verzoek om
uitstel van betaling. Een beroepschrift, een ingesteld hoger beroep of een verzoek
om ambtshalve herziening, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling. In
die situaties moet de burger afzonderlijk om uitstel van betaling verzoeken.33
Indien de burger tijdig een gemotiveerd:
– bezwaar of verzoek om herziening als bedoeld in artikel 21a van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke
Regelingen heeft ingediend tegen de terugvordering;
– beroep of hoger beroep heeft ingediend tegen de uitspraak op een bezwaar of verzoek
om herziening als bedoeld in artikel 21a van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke
Regelingen;
– bezwaar, beroep, hoger beroep of beroep in cassatie heeft ingediend ter zake van een
inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21 onderdeel e, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen dat bepalend is voor de draagkracht waarmee bij de terugvordering
rekening is gehouden;
– verzoek om ambtshalve vermindering heeft ingediend ter zake van een inkomensgegeven
als bedoeld in artikel 21 onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
dat bepalend is voor de draagkracht waarmee bij de terugvordering rekening is gehouden;
– een verzoek om herziening als bedoeld in artikel 9.5, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001 heeft ingediend,
kan de Belastingdienst/Toeslagen uitstel van betaling van de terugvordering verlenen
tot het moment waarop op het verzoek, bezwaar, het beroep of hoger beroep is beslist.34 In beginsel verleent de Belastingdienst/Toeslagen het uitstel, tenzij de burger ter
zake van de betreffende tegemoetkoming of het voorschot daarop onjuiste gegevens heeft
verstrekt dan wel de belangen van de Staat zich tegen het verlenen van uitstel verzetten.35
Uit het bovenstaande volgt dat er geen sprake is van een wettelijke opschortende werking
van de betalingsverplichting bij procedures.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft in de Leidraad Invordering 2008 echter als beleid
vastgelegd om, in geval het terugvorderingsbedrag bij bezwaar, in rechte of door middel
van een verminderingsverzoek wordt aangevochten, een verzoek om uitstel van betaling
in beginsel te honoreren, tenzij de burger ter zake van de betreffende tegemoetkoming
of het voorschot daarop onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel de belangen van
de Staat zich tegen het verlenen van uitstel verzetten. Als de burger het niet eens
is met de afwijzing van het verzoek om uitstel, kan hij een bezwaarschrift bij Belastingdienst/Toeslagen
indienen. De burger kan bij de bestuursrechter in beroep gaan tegen de beslissing
om het bezwaarschrift tegen de afwijzing van het verzoek om uitstel ongegrond te verklaren.36
Vraag 10
«Zo ja, zou deze rechtsongelijkheid niet moeten worden hersteld vanuit de zijde van
de belastingdienst/toeslagen?»
Antwoord
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Er is in het uitstelbeleid geen sprake van
situaties waarbij gelijke gevallen ongelijk worden behandeld.
Vraag 11
«Zo nee, is uw commissie dan niet van mening dat bij elke procedurele gang van een
burger op voorhand een blokkering van aanmaningen en invorderingen moet plaatsvinden
zoals te doen gebruikelijk?»
Antwoord
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9.
In geval het terugvorderingsbedrag bij bezwaar, in rechte of door middel van een verminderingsverzoek
wordt aangevochten, verleent de Belastingdienst/Toeslagen in beginsel uitstel van
betaling.
Verzoek 1
LAS Legal verzoekt om te besluiten dat, als een burger kan aantonen dat aan hem geen
bewust toerekenbare fout kan worden toegedicht en er sprake is van een -persoonlijke
betalingsregeling wegens onvoldoende betalingsmogelijkheden, over deze persoonlijke
betalingsregeling geen aanmaningskosten en invorderingsrente(s) worden geheven.
Antwoord
Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 1, vraag 2 en vraag 7. Indien er een persoonlijke
betalingsregeling is aangevraagd voordat de betalingstermijn is verstreken, worden
er geen aanmaningskosten in rekening gebracht. De berekening van de invorderingsrente
vangt in alle gevallen aan op de dag waarop de terugvorderingsbeschikking invorderbaar
is en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop het terugvorderingsbedrag in
zijn geheel is betaald.
Er bestaat geen verband tussen het (al dan niet) in rekening brengen van aanmaningskosten
en/of invorderingsrente en het (al dan niet) te kwader trouw zijn van een burger in
verband met een terugvorderingsbeschikking en een daarvoor afgesloten persoonlijke
betalingsregeling. De aanmaningskosten en de invorderingsrente zijn verbonden aan
de verplichting om het terugvorderingsbedrag binnen de wettelijke betalingstermijn
te voldoen.
Conform de aanpassing per 1 juli 2021 van de Leidraad Invordering 2008 kunnen de vervolgingskosten
en invorderingskosten achteraf wel worden verminderd indien het terugvorderingsbedrag
alsnog wordt verminderd.
Gezien het bovenstaande past het verzoek niet in de huidige wet- en regelgeving en
zal ik niet aan het verzoek van LAS Legal voldoen. Ik zal het verzoek wel betrekken
bij de herijking van de invordering.
Verzoek 2
LAS Legal verzoekt om te besluiten dat aanmaningskosten en invorderingsrente op «onverschuldigd»
betaalde voorschotten inzake de toeslagenwet pas van toepassing worden verklaard nadat
is gebleken dat de definitieve terugvordering de kracht van gewijsde heeft gekregen.
Dit kan zijn na bezwaar & beroep of na het definitief worden van de aangifte inkomstenbelasting-premie
volksverzekering.
Antwoord
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 en vraag 3.
Er bestaat in beginsel geen verband tussen het al dan niet definitief zijn van een
terugvorderingsbeschikking enerzijds en de verplichting tot betaling daarvan en de
daarmee samenhangende aanmaningskosten en invorderingsrente anderzijds.
Daarnaast is de betalingstermijn van de terugvorderingsbeschikking van zes weken gelijk
aan de bezwaartermijn tegen die terugvorderingsbeschikking, zodat de aanmaningskosten
en invorderingsrente in beginsel pas worden berekend nadat die bezwaartermijn ongebruikt
en tegelijk met de wettelijke betalingstermijn is verstreken.
Dat neemt niet weg dat het redelijk is dat de burger slechts de aanmaningskosten en
invorderingsrente behoeft te betalen voor het terugvorderingsbedrag dat uiteindelijk
definitief door hem is verschuldigd. Met de wijziging van de artikelen 79.19 jo 75.6
en 79.20 jo 28.2. Leidraad Invordering 2008 meen ik voldoende aan de door LAS Legal
verzoek tegemoet te komen, doordat daarmee de uiteindelijk verschuldigde aanmaningskosten
en/of invorderingsrente zal worden herrekend op basis van het definitief verschuldigde
terugvorderingsbedrag. Dat neemt niet weg dat ik ook dit aspect zal betrekken bij
de herijking van de invordering.
Verzoek 3
LAS Legal verzoekt om te besluiten dat het formulier – persoonlijke betalingsregeling
– zoals zij thans wordt gehanteerd wordt her-beoordeeld en dat daarbij in ieder geval
de (toeslagen)partner die niet medeverantwoordelijk kan worden gehouden niet hoofdelijk
kan en zal worden aangesproken.
Antwoord
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 4, vraag 5 en vraag 6.
Bij de berekening van de betalingscapaciteit van de burger in het kader van een persoonlijke
betalingsregeling wordt het netto-inkomen van de burger vermeerderd met het netto-inkomen
van de toeslagpartner, indien deze ook de toeslagpartner van de burger was gedurende
de periode waarop de terugvordering betrekking heeft.
Met het formulier Verzoek persoonlijke betalingsregeling verstrekt de burger en zijn
eventuele toeslagpartner slechts informatie over zijn financiële situatie (bezittingen,
schulden, inkomsten) op basis waarvan de Belastingdienst/Toeslagen de betalingscapaciteit
kan berekenen.
Na ontvangst van dit formulier wordt bij het vaststellen van de betalingscapaciteit
dan onder meer beoordeeld, of de toeslagpartner ook gedurende de periode waarop de
terugvordering betrekking heeft, toeslagpartner van de burger was en zijn netto-inkomen
al dan niet buiten beschouwing moet worden gelaten.
Gezien het bovenstaande is het huidige beleid reeds in lijn met het verzoek van LAS
Legal. Dat neemt niet weg dat ik zal onderzoeken of het formulier Verzoek persoonlijke
betalingsregeling dusdanig kan worden ingericht dat daarin reeds met dit beleid rekening
wordt gehouden, zodat wordt voorkomen dat de burger onnodig gegevens van zijn toeslagpartner
verstrekt. Daarnaast realiseer ik mij dat dit beleid is beperkt tot het buiten beschouwing
laten van het netto-inkomen van de toeslagpartner en dat daarin het eventuele vermogen
van de toeslagpartner niet is betrokken. Ik zal dit aspect betrekken bij de herijking
van de invordering, daarbij zal tevens de haalbaarheid van de uitvoering (uitvoeringstoets)
in de beoordeling worden meegenomen.
Tot slot
Ik wil mijn waardering uitspreken naar de heer Van der Heide van LAS Legal, dat hij
de moeite heeft genomen om mij te voorzien van deze signalen. Dit soort opbouwende
kritiek helpt de Belastingdienst/Toeslagen om haar beleid voortdurend te evalueren
en – waar nodig – te verbeteren.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. Van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën