Brief regering : Voortgang van de uitrol van windenergie op zee en vormgeving vergunningverlening kavels VI en VII windenergiegebied Hollandse Kust (west)
35 092 Wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee)
Nr. 31
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang van de uitrol van windenergie
op zee en over de voorgenomen aanpak van de vergunningverlening voor de windparken
op kavels VI en VII in het windenergiegebied Hollandse Kust (west)1.
Voortgang Routekaart 2030
Dit jaar is begonnen met wereldwijd de eerste subsidievrije bouw van een windpark
op zee, Hollandse Kust (zuid), kavels I-IV. Ook leveren inmiddels de kavels van windenergiegebied
Borssele duurzame stroom aan het Nederlandse net. Met de gunning van twee kavels (VI
en VII) binnen het windenergiegebied Hollandse Kust (west) wordt gestart met uitvoering
van de Routekaart windenergie op zee 2030. Deze nieuwe Routekaart brengt het totale
aanbod van Nederlandse windenergie op zee op ongeveer 11 gigawatt in 2030.
Windenergie op zee speelt een belangrijke rol in het behalen van de klimaatdoelstellingen
en de verduurzaming van onze energievoorziening, industrie en transport. In 2020 is
voor de oorspronkelijke Routekaart windenergie op zee 2023 van het Energieakkoord
de laatste vergunningsprocedure (Hollandse Kust (noord), kavel V) met succes afgerond.
Daarmee is de destijds afgesproken doelstelling van groei en kostenreductie bij windenergie op zee ruimschoots behaald (Kamerstuk 35 092 nr. 9).
Onderstaand overzicht vat de huidige planning van de uitrol van windenergie op zee
samen.
Windenergiegebied, kavel(s)
Omvang (GW)
Gunning kavel(s)
Oplevering net op zee
Ingebruikname windpark
Tweede ronde beschikking (die nog een bijdrage leveren in 2030)
Luchterduinen
0,13
2011
2015
2015
Gemini Windpark
0,6
2010
2016
2016
Routekaart 2023 (Energieakkoord)
Borssele,
kavels I en II
0,75
gerealiseerd in 2016
gerealiseerd in Q3 2019
gerealiseerd in 2020
Borssele,
kavels III, IV en V
0,75
gerealiseerd in 2016 (V in 2018)
gerealiseerd in Q3 2020
gerealiseerd in 2020 (V in 2021)
Hollandse Kust (zuid),
kavels I en II
0,76
gerealiseerd in 2017–18
verwacht Q4 2021
verwacht 2022–23
Hollandse Kust (zuid),
kavels III en IV
0,76
gerealiseerd in 2018–19
verwacht Q1 2022
verwacht 2022–23
Hollandse Kust (noord),
kavel V
0,76
gerealiseerd in 2019–20
verwacht Q1 2023
verwacht 2023
Routekaart 2030 (Klimaatakkoord)
Hollandse Kust (west),
kavel VI
ca. 0,7
verwacht Q4 2021
verwacht Q1 2024
verwacht 2025–2026
Hollandse Kust (west),
kavel VII
ca. 0,7
verwacht Q4 2021
verwacht Q1 2026
verwacht 2026
Ten noorden van de Waddeneilanden1
ca. 0,7
verwacht Q4, 2022*
verwacht Q1 2027*
verwacht 2027*
IJmuiden Ver,
Kavels I t/m IV
ca. 4,0
2 tenders verwacht Q4 2023 en Q4 2024
2 platforms en kabel-verbindingen, verwacht Q4 2028 en Q4 2029.
verwacht 2028 t/m 2029
X Noot
1
* Momenteel vindt nader onderzoek en overleg met de omgeving plaats over de aanlanding
van dit project windpark in samenhang met mogelijke toekomstige aanlandingen in Noord-Nederland.
Na integrale besluitvorming over het vervolg hiervan zal ik uw kamer hierover informeren.
Vorig jaar heeft mijn voorganger een appreciatie van de Noordzee Energie Outlook (NEO)
aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 813 nr. 646). Hierin is aangegeven dat windenergie op zee na de Routekaart 2030 nog significant
zal moeten doorgroeien om onze energievoorziening efficiënt en tijdig te kunnen verduurzamen
richting 2050. Een deel van deze verdere groei zal ook op de kortere termijn, nog
tot en met 2030, nodig zijn om invulling te geven aan de aangescherpte Europese 55%
CO2-reductiedoelstellig voor 2030.
Voorbereidingen doorgroei van windenergie op zee
Er is in de genoemde NEO-Kamerbrief ook een aantal concrete voorbereidende acties
aangekondigd die nodig zijn om de tijdige verdere groei van windenergie op zee mogelijk
te maken. Het demissionaire kabinet treft nu voorbereidende maatregelen die nodig
zijn om het volgend kabinet de ruimte te bieden om de eventuele extra opgave voor
windenergie op zee in 2030 en daarna vast te stellen. Er worden dus nog geen onomkeerbare
stappen gezet, maar wel die stappen die de optie tot versnellen openhouden.
Een belangrijke actie is het aanwijzen van nieuwe windenergiegebieden om de verdere
groei van windenergie op de Noordzee mogelijk te maken, onder voorwaarde van ecologische
inpassing bij het nemen van kavelbesluiten. Dit gebeurt in het Programma Noordzee
2022–2027 onder leiding van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, uiteraard
met de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit en Defensie, en met mij, vanwege de integrale ruimtelijke afwegingen
op de Noordzee. Het aanvullend ontwerp van het Programma Noordzee wordt in november
ter inzage gelegd. Het Programma Noordzee 2022 – 2027 wordt definitief vastgesteld
in maart 2022. Het is aan een volgend kabinet om door middel van een aanvulling op
de Routekaart 2030 een besluit te nemen over de mate waarin en de wijze waarop en
volgorde waarin de windenergiegebieden worden benut.
Het hierboven geschetste proces om de doorgroei voor te bereiden is in lijn met de
motie van het lid Boucke c.s. die vraagt om de aanwijzing van windparken op zee, met
inachtneming van de afspraken in het Noordzeeakkoord, te versnellen en te borgen dat
dit jaar minimaal 10 Gigawatt wordt aangewezen en de Kamer over deze voortgang te
informeren in oktober 2021 (Kamerstuk 35 668, nr. 21) en de motie van de leden Van der Lee en Kröger die verzoekt alvast rekening te houden
met een grotere opgave voor windenergie op zee (Kamerstuk 32 813, nr. 629).
Een tweede actie die in lijn met de afspraken in het Klimaatakkoord in gang is gezet,
is om te bezien of het instrumentarium voor het realiseren van windenergie op zee
aangevuld of aangepast moet worden voor deze volgende fase uitrol van windenergie
op zee. Ik ben hier een onderzoek naar gestart dat in nauwe samenwerking met relevante
stakeholders van de windsector, netbeheerders en industriepartijen wordt uitgevoerd.
Hierin wordt de motie van de leden Agnes Mulder en Sienot over tendermodellen voor
de combinatie van wind op zee en waterstofproductie (Kamerstuk 35 092, nr. 16) en de motie van de leden Sienot en Van der Lee over extra opties voor een kostenefficiënte
uitrol van windenergie op zee (Kamerstuk 35 092, nr. 14) ook meegenomen. Ik verwacht dat dit onderzoek dit najaar zal worden afgerond. Vervolgens
zal ik uw Kamer in een visie over de aanpak voor verdere groei van windenergie op
zee over de bevindingen informeren.
Verder is er nog een aantal moties en toezeggingen, waar ik in brieven aan uw Kamer
nader op zal ingaan.2
Vergunningverlening kavels VI en VII in Hollandse Kust (west)
Naast de stappen die gezamenlijk worden gezet om windenergie op zee op de langere
termijn doorgang te laten vinden, zet het demissionaire kabinet ook stappen op de
korte termijn om doorgroei te realiseren. Hiervoor heb ik recent, met de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de twee (herziene) ontwerp-kavelbesluiten
van Hollandse Kust (west) eind september dit jaar ter inzage gelegd. De Kavels VI
en VII van het Hollandse Kust (west)-windenergiegebied liggen meer dan 50 kilometer
uit de kust en bieden elk ruimte voor een capaciteit van circa 700 megawatt. Concreet
betekent dit dat deze windparken samen goed zullen zijn voor ongeveer 14% van de Klimaatakkoorddoelstelling
(49 TWh wind op zee in 2030) en circa 6% van het huidige Nederlandse elektriciteitsverbruik.
Beide kavels worden aangesloten op het net op zee door een platform («stopcontact»
op zee) van TenneT. Hierbij hanteert TenneT verschillende opleverdata voor de twee
platforms; platform Alpha (Kavel VI) wordt opgeleverd uiterlijk 31 maart 2024 en platform
Bèta (kavel VII) uiterlijk 31 maart 2026. De windparken zullen naar verwachting in
gebruik worden genomen in de periode 2025 t/m 2026.
De vergunningen van dit windenergiegebied moeten worden bezien in samenhang met in
de genoemde Noordzee Energie Outlook geschetste context, keuzes en uitdagingen. Zorgvuldige
ecologische inpassing op de Noordzee én integratie in het energiesysteem zijn twee
van de grootste uitdagingen voor verdere groei van windenergie op zee. Daarnaast is
deze aanpak in lijn met de principes uit de Nationale Omgevingsvisie (2020) en het
Noordzeeakkoord. Ik streef er daarom naar om met de vormgeving van de vergunningverlening
van de Hollandse Kust (west) kavels, samen met betrokken partijen en organisaties,
een concrete stap richting integrale oplossingen te zetten.
Het afgelopen halfjaar heb ik gesproken met de relevante publieke en private partijen,
ngo’s en kennisinstellingen over de uitdaging van verdere groei van windenergie op
zee richting 2050. Hierbij was een belangrijk aandachtspunt de vraag hoe de vergunningsprocedure
van een windpark op zee kan bijdragen aan de inpassing van het windpark in het ecosysteem
van de Noordzee en het algehele energiesysteem en hoe het kan bijdragen aan het vergroten
van de ecologische gebruiksruimte voor windenergie op zee. Op basis van deze consultatie,
de evaluaties van voorgaande subsidievrije vergunningsverleningsprocedures, het in
opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uitgevoerde onderzoek
naar de businesscase van windenergie-op-zee-projecten door onderzoeksbureau Afry (Kamerstuk
33 561, nr. 51) en de Minister van Financiën stel ik voor om de vergunningverlening voor de kavels
van Hollandse Kust (west) als volgt vorm te geven:
• Voortbouwend op de afgelopen drie subsidievrije procedures, zullen ook de kavels binnen
dit windenergiegebied worden vergund middels een procedure zonder subsidie in een
competitieve markt op grond van de Wet windenergie op zee, zoals deze luidt nadat
de Wet tot wijziging van de Wet windenergie dit najaar in werking zal treden.
• Voor de Kavels VI en VII (beide 700 MW) van het windenergiegebied Hollandse Kust (west)
zullen twee zelfstandige vergunningen worden verleend op basis van twee aparte ministeriële
regelingen. Daarbij ligt het accent bij de vergunningverlening van kavel VI op integratie
in het ecosysteem en dat van kavel VII op integratie in het energiesysteem.
• Geïnteresseerde partijen kunnen ervoor kiezen om op één of beide kavels een aanvraag
in te dienen. De aanvragen voor elke kavel staan op zichzelf en worden afzonderlijk
beoordeeld.
• In het geval twee of meer aanvragen voor dezelfde vergunning worden ingediend zal
de verlening plaatsvinden met de toepassing van een vergelijkende toets met financieel
bod. Deze keuze sluit aan op de huidige marktomstandigheden en is een integrale benadering
om oplossingen en opties te creëren voor de doorgroei van wind op zee.
• Voor beide kavels gelden onverminderd de drie wettelijk vastgestelde vaste criteria:
a) de hoogte van het financiële bod, b) zekerheid van realisatie van het windpark,
en c) bijdrage van het windpark aan de energievoorziening.
• Per kavel worden bij ministeriële regeling aanvullende rangschikkingscriteria opgesteld,
elk met een focus op een verschillende uitdaging die bijdraagt aan de doorgroei van
windenergie op zee binnen de randvoorwaarden van het ecosysteem en het energiesysteem.
Deze aanvullende rangschikkingscriteria leggen de focus bij Kavel VI op ecologische
innovatie en bij Kavel VII op systeemintegratie. Daarbij kunnen bij ministeriële regeling
nadere regels worden gesteld aan het criterium van het financiële bod.
• Op grond van artikel 10 Wet windenergie op zee zullen de kosten van de milieueffectrapportage
(MER) en RVO locatiestudies ten laste komen van degene aan wie de vergunning wordt
verleend. Deze bedragen dienen ter vergoeding van de voorbereidingskosten die het
Rijk heeft gemaakt en worden vastgesteld bij ministeriële regeling. Deze voorbereidingen
worden gedaan om details over het windenergiegebied in kaart te brengen voor het Kavelbesluit en risico’s te mitigeren.
Deze kosten bedragen voor Kavels VI en VII elk ca. € 13,5 miljoen. Door deze kosten
in rekening te brengen voldoen we ook aan de EU staatssteunregels.
Graag licht ik per kavel de gekozen inhoudelijke focus toe:
Kavel VI: ecologische innovatie
In het Klimaatakkoord, alsmede het Noordzeeakkoord, is afgesproken dat verdere uitrol
van windenergie op zee alleen kan plaatsvinden binnen de randvoorwaarden van een gezond
ecosysteem. Hiervoor gelden reeds verplichtende voorschriften in de kavelbesluiten.
Echter, gezien de kwetsbare staat van het Noordzee-ecosysteem wil ik met deze vergunningsprocedure
marktpartijen stimuleren om, additioneel aan de voorschriften, nieuwe concepten, kennis
en oplossingen te ontwikkelen. Innovatieve oplossingen zijn nodig om in de toekomst
meer windenergie op zee te kunnen blijven realiseren binnen de ecologische randvoorwaarden
en voor het opdoen van belangrijke kennis op dit gebied. Zo worden in de vergelijkende
toets relatief meer punten toegekend aan het stimuleren van innovatie en ontwikkelen
van oplossingen met impact op toekomstige windparken (bijvoorbeeld het voorkomen van
negatieve effecten op bepaalde vogelpopulaties) dan (grootschalige) uitrol en toepassing
in het windpark op kavel VI Hollandse Kust (west) zelf.
Kavel VII: systeemintegratie
De opwekking van duurzame energie op zee moet goed aansluiten op de energie-infrastructuur
op land én op de energievraag. Deze koppeling tussen vraag en aanbod is een voorwaarde
voor succesvolle subsidievrije doorgroei van wind op zee richting 2040, maar geldt
nu ook al voor eventuele extra windparken in 2030 die nodig zijn voor de verhoogde
Europese doelstelling van 55% CO2-reductie ten opzichte van 1990. Hierbij speelt mee dat er op dit moment sprake is
van schaarse transportcapaciteit op het elektriciteitsnet (Kamerstuk 29 023 nr. 268). Daarom is een zorgvuldige inpassing van hernieuwbare energie in het energiesysteem
noodzakelijk.
Om concrete stappen te zetten op dit vlak ligt de focus van de rangschikkingscriteria
voor deze kavel op het stimuleren van investeringen en innovaties die ervoor zorgen
dat de energieopbrengst van kavel VII van Hollandse Kust (west) goed aansluit bij
de energievraag op land. Deze maatregelen kunnen zowel op zee als op land in Nederland
plaatsvinden. Specifiek worden meer punten toegekend aan de (grootschalige) uitrol
van maatregelen dan aan innovaties. Deze verdeling is in lijn met de grote en urgente
verduurzamingsambities en beleidsvisies.
Ik verwacht dat deze vormgeving van de vergunningverlening zorgt voor de meeste concurrentie
tussen windparkontwikkelaars en daarmee tot de grootste toegevoegde maatschappelijke
waarde. De keuze voor een focus op één uitdaging per vergunningverlening komt voort
uit het streven om te borgen dat investeringen en innovaties niet worden verwaterd
of afhankelijk van elkaar zijn, maar vooral doelmatig en additioneel. Hierom wordt
elke vergelijkende toets vormgegeven zodat deze gefocust bijdraagt aan een belangrijke
randvoorwaarde voor de toekomstige uitrol van windenergie op zee. Ook is de toets
zodanig vormgegeven dat deze de markt stimuleert om te investeren en kennis te delen
over projecten en innovaties van algemeen belang. De toevoeging van het financiële
bod is een vervolgstap na drie procedures zonder subsidie. Hiermee wordt voldoende
concurrentie geborgd en de kavels vergund tegen een eerlijke waarde.
Het feit dat ik in geval van deze twee kavels heb besloten dat de vergelijkende toets
met financieel bod de meest geëigende procedure voor vergunningverlening is, betekent
niet dat dit ook geldt voor toekomstige vergunningen voor windenergie op zee. Conform
de Wet windenergie op zee zal ik bij elke vergunning opnieuw bezien welke procedure
het meest gepast is.
Tijdlijn en randvoorwaarden vergunningverlening
In november van dit jaar zullen de conceptversies van de ministeriële regelingen informeel
ter consultatie aan de sector worden voorgelegd. De definitieve regelingen worden
dan in januari 2022 in de Staatscourant gepubliceerd. Beide vergunningverleningsprocedures
zullen dezelfde tijdlijn hebben. De aanvraagtermijn zal in het voorjaar sluiten en
rond de zomer 2022 worden de winnaars bekend gemaakt in een brief aan uw Kamer. Evenals
bij eerdere procedures met een vergelijkende toets wordt bij de selectie van de winnaars
gebruik gemaakt van een onafhankelijke expertcommissie.
Tot slot, in de kavelbesluiten wordt gebruik gemaakt van de partiële vrijstelling
voor stikstof conform het Besluit Stikstofreductie en natuurverbetering dat van kracht
is sinds 1 juli 2021 en geldt voor alle bouwwerkzaamheden in Nederland. Stikstofreductie
zal geen aanvullend criterium zijn in de vergunningsverleningsregeling.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat