Brief regering : Voortgangsrapportage domein Toegang
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 788
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2021
Met mijn brief van 19 maart 2021 (Kamerstuk 26 643, nr. 750) informeerde ik Uw Kamer over de voortgang van de aanpak in het domein Toegang. In
                  deze brief informeer ik Uw Kamer over de voortgang die de afgelopen maanden binnen
                  dit domein geboekt is en geef ik een vooruitblik op de (nabije) toekomst. Daarnaast
                  maak ik van deze gelegenheid gebruik om Uw Kamer te informeren over de invoering van
                  de Wet elektronische publicaties (Kamerstuk 35 218). Gelet op de complexiteit van dit domein en de oproep van de stakeholders (gedaan
                  in het bijgaande assurance rapport van PWC)1 ga ik in deze voortgangsrapportage uitvoerig in op de samenhangende delen van het
                  domein en de actuele stand van zaken. Om ervoor te zorgen dat Uw Kamer gemakkelijk
                  kan zien wat de voortgang is ten aanzien van vorige voortgangsrapportages, die nog
                  een andere opbouw hadden, heb ik een bijlage toegevoegd2. Deze bijlage laat zien hoe de beleidsinzet van de vorige voortgangsrapportages aansluit
                  op de huidige rapportage.
               
1. Inleiding en context
               
In essentie kan de digitale overheid gezien worden als een huis met verschillende
                  kamers. In iedere kamer bevindt zich een dienstverlener van de overheid, zoals de
                  Belastingdienst of de RDW. Het domein Toegang waarborgt een veilige, betrouwbare en
                  toegankelijke toegang tot de digitale dienstverlening voor burgers en bedrijven.
               
Met DigiD (publiek inlogmiddel voor burgers) en eHerkenning (privaat inlogmiddel voor
                  bedrijven) wordt betrouwbare toegang verleend tot de digitale dienstverlening van
                  de overheid. Het is belangrijk dat deze middelen zo inclusief mogelijk zijn, zodat
                  iedereen die daar recht op heeft toegang kan krijgen tot de digitale dienstverlening.
               
Het domein Toegang heeft in de kern twee doelen. Domein toegang staat voor:
1. (Persoonlijke) toegang verlenen tot een goede, efficiënte digitale dienstverlening
                        voor burgers en bedrijven. Zij kunnen via een inclusieve verlening van toegang op
                        een toegankelijke, begrijpelijke en gebruiksvriendelijke wijze gebruik maken van de
                        digitale dienstverlening.
                     
2. De betrouwbaarheid van de private en publieke inlogmiddelen, zodat persoonsgegevens
                        zo goed mogelijk beschermd zijn.
                     
Leeswijzer:
In deze voortgangsrapportage wordt in paragraaf 2 ingegaan op het juridisch kader
                  voor het domein toegang, zoals opgenomen in het wetsvoorstel Digitale Overheid (Wdo).
                  Het wetsvoorstel voorziet voor burgers in de mogelijkheid om naast het publieke middel
                  voor burgers (DigiD) ook gebruik te maken van inlogmiddelen van private partijen (binnen
                  de publieke dienstverlening). De inrichting van het Stelsel Toegang (hierna: stelsel)
                  waarbinnen de toelating van en het toezicht op deze private inlogmiddelen vorm moet
                  krijgen is reeds gestart. In paragraaf 3 licht ik mijn beleid toe gericht op het borgen
                  van een gebruiksvriendelijke en inclusieve toegankelijkheid van de digitale overheidsdienstverlening.
                  Bijzondere speerpunten daarbinnen zijn het vrijwillig machtigen van derden voor de
                  burger die moeite heeft met de digitale overheidsdienstverlening en de wettelijke
                  vertegenwoordiging in die gevallen waarin een burger niet zelf kan of mag handelen.
                  In paragraaf 4 staat mijn beleid gericht op realiseren van het gebruik van inlogmiddelen
                  op een hoger betrouwbaarheidsniveau centraal. In paragraaf 5 ga ik in op de initiatieven
                  van de Europese Commissie waarin in lijn met mijn voorgenomen beleid, de verbreding
                  van een veilige, betrouwbare en toegankelijke dienstverlening naar het private domein
                  centraal staat. Tot slot ga ik kort in op de invoering van de Wet elektronische publicaties.
               
2. Juridisch kader
               
Het wetsvoorstel Digitale Overheid (Wdo) (Kamerstuk 35 868) legt het juridisch fundament onder de ontwikkeling van een veilig toegankelijke
                  digitale overheid. Uit de Wdo vloeit de stelselverantwoordelijkheid van de Minister
                  van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voort.
               
Stelselinrichting
Eén van de doelstellingen van de Wet Digitale Overheid (Wdo) is om burgers, naast
                  het publieke inlogmiddel voor burgers (DigiD), ook private inlogmiddelen te kunnen
                  laten gebruiken op de hogere betrouwbaarheidsniveaus. Daartoe moet het stelsel Toegang
                  ingericht worden.
               
Binnen dit stelsel wordt gezorgd dat het publieke inlogmiddel voor burgers beschikbaar
                  is, dat een systeem voor open toelating van private inlogmiddelen wordt ingericht,
                  en dat de benodigde voorzieningen beschikbaar zijn om deze inlogmiddelen in een stelsel
                  te laten samenwerken.
               
Onder deze stelselinrichting, valt ook de inrichting van het zogeheten herstelvermogen.
                  Het stelsel wordt zodanig ingericht dat mogelijk misbruik herkend kan worden, zodat
                  actie kan worden ondernomen. Zo kan ervoor worden gezorgd dat burgers en bedrijven
                  die daar problemen van ondervinden snel geholpen worden.
               
In voorbereiding op het in werking treden van de Wdo ben ik gestart met de inrichting
                  van dit stelsel. Hiermee beoog ik zo snel mogelijk na het in werking treden van de
                  wet ook het stelsel operationeel te hebben om de bovengenoemde doelen te realiseren.
               
Toezicht op het stelsel
De Wdo voorziet in toezicht op de inlogmiddelen en op overheden om te zorgen dat inlogmiddelen
                  veilig en betrouwbaar zijn en dat overheidsdienstverleners het juiste betrouwbaarheidsniveau
                  inzetten. Ik richt daarom toezicht en handhaving op het stelsel in. Het Agentschap
                  Telecom zal toezicht houden op de aanbieders van inlogmiddelen. Voor toezicht op verplichtingen
                  uit de Wdo die zich richten tot overheden wordt aangehaakt bij bestaand interbestuurlijk
                  toezicht.
               
Veiliger inloggen met publieke en private inlogmiddelen
Met de Wdo wordt afgedwongen dat inlogmiddelen op hogere betrouwbaarheidsniveaus door
                  dienstverleners worden ingezet. Deze ontwikkeling is reeds in volle gang. Dit is nodig
                  om veilige digitale overheidsdienstverlening in de toekomst te kunnen blijven aanbieden.
                  Het wetsvoorstel voorziet erin dat burgers de mogelijkheid krijgen om, naast publiek
                  inlogmiddel DigiD, ook gebruik te maken van private inlogmiddelen binnen de digitale
                  dienstverlening. Op deze manier verdwijnt de afhankelijkheid van één inlogmiddel en
                  kunnen burgers over meerdere (terug)valopties beschikken.
               
Voor bedrijven zullen de huidige inlogmiddelen van eHerkenning als toegelaten bedrijfs-
                  en organisatiemiddel beschikbaar blijven en samen met andere toe te laten private
                  en publieke inlogmiddelen onder de publiekrechtelijke structuur van de Wdo worden
                  gebracht. Zoals ik uw Kamer voor de zomer heb bericht, onderzoek ik op dit moment
                  samen met de Staatssecretaris van Financiën Fiscaliteit en Belastingen of en hoe voor
                  bedrijven een publiek inlogmiddel kan worden aangeboden.3
Om te zorgen dat burgers en bedrijven met een (door hen aangeschaft) toegelaten inlogmiddel
                  overal binnen de overheid terecht kunnen, regelt de Wdo dat (semi)overheden deze inlogmiddelen
                  moeten accepteren. De burger komt zo nooit voor een dichte digitale deur te staan.
               
Het wetsvoorstel Wdo zorgt er kortom voor dat de toegankelijkheid, maar tegelijkertijd
                  ook de veiligheid en betrouwbaarheid, zo goed mogelijk worden geborgd.
               
Stand van zaken parlementaire behandeling Wdo
Het wetsvoorstel voor de Wdo ligt nu ter behandeling in de Eerste Kamer. In de schriftelijke
                  behandeling zijn vragen gesteld en zorgen geuit over onder meer de borging van privacybescherming
                  bij inzet van (private) inlogmiddelen. Om tegemoet te komen aan die zorgen is daarom
                  door mij een novelle ingediend bij de Tweede Kamer waarin eisen met betrekking tot
                  privacy by design, een verhandelverbod van gegevens en open source op wetsniveau worden
                  verankerd.
               
3. De gebruiksvriendelijke en inclusieve toegang tot de digitale overheid.
               
In mijn beleid draag ik zorg voor een toegankelijke digitale overheid, voor burgers
                  en bedrijven in Nederland en binnen de Europese Unie. Mijn beleid behelst de praktische
                  toegang tot de digitale dienstverlening, maar ook de inclusieve toegankelijkheid van
                  inlogmiddelen.
               
Toegankelijkheid
Dienstverlening vanuit de overheid vindt steeds vaker digitaal plaats. Niet iedereen
                  is even digitaal vaardig en een grote groep burgers heeft behoefte aan ondersteuning.
                  Voor burgers die niet digitaal zaken kunnen of willen doen, blijft een analoge dienstverlening
                  openstaan (via een balie of telefonisch).
               
Ook onderzoek ik nu hoe burgers zonder smartphone meegenomen kunnen worden in de ontwikkeling
                  naar hogere betrouwbaarheidsniveaus. Hetzelfde geldt voor burgers die niet beschikken
                  over Nederlandse identiteitsdocumenten die nodig zijn om betrouwbaarheidsniveaus te
                  verhogen naar substantieel of hoog. Ik onderzoek maatregelen om hiervoor (technische)
                  oplossingen te bedenken zodat geen enkele burger wordt uitgesloten en de overheid
                  voor iedereen veilig en digitaal toegankelijk blijft.
               
Bij de uitgifte van een DigiD aan Nederlanders en Europese burgers in het buitenland
                  is de procedure dat mensen de activeringscode dienen op te halen bij daarvoor aangewezen
                  DigiD-balies in Nederland of in het buitenland. In de praktijk betekent dit soms dat
                  mensen hiervoor ver moeten reizen. In deze Corona-periode bleek dit vaak niet mogelijk
                  te zijn en ben ik samen met de Minister van Buitenlandse Zaken een proef gestart om
                  DigiD volledig digitaal uit te geven.
               
Afgelopen mei is een eerste korte proef uitgevoerd met uitgifte van de DigiD activeringscode
                  via een video belafspraak met het 24/7 contact center van het Ministerie van Buitenlandse
                  Zaken. Deze proef is succesvol verlopen en is in verband met de Coronamaatregelen
                  verlengd. De komende maanden onderzoekt de Minister van Buitenlandse Zaken op welke
                  wijze een structurele oplossing voor de activering kan aanbieden, waarbij ik ook kijk
                  naar in hoeverre deze werkwijze kan worden toegepast in andere situaties.
               
Toegankelijkheid via machtiging
Voor de groep burgers die niet kan meekomen is een goed werkende machtigingsfunctie
                  een uitkomst. Met deze functie kan men iemand machtigen om zijn digitale dienstverlening
                  voor of met hem/haar te regelen.
               
Aansluiting op vrijwillig machtigen
Sinds april 2021 sluit de zorgsector gefaseerd aan op de publieke machtigingsvoorziening.
                  Inmiddels is het eerste ziekenhuis aangesloten, waarmee het gehele aansluitproces
                  voor deze voorziening is beproefd. Andere zorgaanbieders kunnen hier nu ook op aansluiten.
                  De snelheid waarmee de zorgaanbieders aansluiten wordt bepaald door de zorgaanbieders
                  en hun ICT-leveranciers zelf.
               
Daarnaast bereid ik op dit moment de grootschalige aansluiting van andere sectoren
                  op vrijwillig machtigen voor. Naar verwachting sluit de gemeente Den Haag in oktober
                  2021 aan en wordt met de VNG bekeken hoe andere gemeenten aangesloten kunnen worden.
                  Dit betreft een proefaansluiting op basis waarvan wordt gekeken naar wat nodig is
                  voor het aansluiten van gemeenten.
               
Baliemachtigen
Met baliemachtigen wordt het mogelijk gemaakt om een machtiging te registreren bij
                  een balie. Dit biedt een uitkomst voor minder digitaal vaardige mensen. Samen met
                  de Belastingdienst wordt een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden hiertoe. Ik verwacht
                  dat dit in het tweede kwartaal van 2022 kan worden beproefd.
               
Toegankelijkheid via wettelijke vertegenwoordiging
Voor burgers die wettelijk gezien geen zaken met de overheid mogen doen is wettelijke vertegenwoordiging op basis van de wet van toepassing. Denk hierbij
                  aan mensen die onder curatele of bewind staan, maar ook aan minderjarige kinderen.
                  Om hun vertegenwoordigers hun recht op vertegenwoordiging digitaal te kunnen laten
                  uitoefenen werk ik aan de volgende diensten:
               
Bewindvoering
De bevoegdheidsverklaringsdienst wordt een dienst die dienstverleners, burgers en
                  bedrijven helpt om de bevoegdheid te bepalen van de persoon die een dienst (namens
                  een ander) afneemt. Deze dienst helpt om gegevens in de verschillende registers te
                  ontsluiten en verstrekt hierover een verklaring van vertegenwoordiging aan een dienstverlener.
                  Denk hierbij aan het centraal curatele- en bewindregister (CCBR) en aan het ouderlijk
                  gezagregister, maar ook aan het machtigingsregister in de publieke machtigingsvoorziening
                  (DigiD Machtigen). In de praktijk betekent dit dat mensen die onder bewind staan hierdoor
                  ook digitaal vertegenwoordigd kunnen worden. Bewindvoerders kunnen hun taak dus digitaal
                  uitvoeren. Ik werk momenteel aan deze dienst en verwacht dat deze eind 2022 gefaseerd
                  in gebruik genomen kan worden. Dit is nuttig, omdat de keten (raad voor de rechtspraak,
                  CJIB) dan getest kan worden.
               
Met een blik op de toekomst is de verwachting dat het bewindvoeringsregister eind
                  van dit jaar kan worden ontsloten voor gebruik door het CJIB. Dit gebeurt in eerste
                  instantie in de vorm van een pilot. Eenzelfde traject loopt tussen de VNG en IVO Rechtspraak,
                  met het doel om begin 2022 rond bewindvoering pilots te starten met een aantal gemeenten.
               
Pilot ouderlijk gezag in de zorg
Zoals ik Uw Kamer informeerde in de vorige voortgangsrapportage van 19 maart 2021,
                  werk ik momenteel samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan
                  de voorbereidingen van een pilot ouderlijk gezag in de zorg. Gezien de verschillende
                  soorten ouderlijk gezag en de complexiteit van het vaststellen hiervan, start ik met
                  ouderlijk gezag dat is af te leiden uit de BRP. Ter afleiding van de gezagsrelatie
                  uit de Basisregistratie personen (BRP) zijn in samenwerking met het Ministerie van
                  Justitie en Veiligheid afleidingsregels ouderlijk gezag opgesteld. In de praktijk
                  zou dit betekenen dat een persoon met ouderlijk gezag ook langs de digitale weg het
                  medische dossier van het kind bijvoorbeeld kan inzien.
               
De verwachting is dat in het eerste kwartaal van 2022 gestart kan worden met de pilot
                  ouderlijk gezag in de zorg met een aantal zorgverleners (ziekenhuizen). In een later
                  stadium probeer ik ook andere vormen van ouderlijk gezag (voogdij) uit andere registers
                  (Centraal Gezagsregister) te ontsluiten. Beoogd wordt om met Jeugdzorg, de Nationale
                  Politie en de Koninklijke Marechaussee (KMar) een proef te doen.
               
Nabestaandenmachtiging
Een andere groep waarvoor het belangrijk is om digitaal zaken af te kunnen handelen
                     met de overheid, zijn nabestaanden. Hiervoor werk ik gefaseerd aan een zogenoemde
                     nabestaandenmachtiging. De eerste stap hier naartoe is een digitale oplossing voor
                     nabestaanden om een vertegenwoordiger zaken digitaal te laten regelen met de Belastingdienst.
                     Deze oplossing is op 28 september jl. in gebruik genomen.
                  
Deze dienstverlening is een van de acties die ik, mede naar aanleiding van het onderzoek
                     van de Ombudsman uit 2018 over digitale post aan overledenen, neem om het contact
                     langs digitale weg tussen nabestaanden en de overheid te verbeteren.
                  
Internationaal en Europees inloggen: toegankelijkere interne markt onder eIDAS
De eIDAS-verordening draagt bij aan een goede werking van de digitale interne Europese
                  markt.4 De verordening stelt de voorwaarden vast waaronder lidstaten elkaars inlogmiddelen
                  (eID's) wederzijds moeten erkennen. De eIDAS-verordening definieert deze wederzijds
                  erkende inlogmiddelen als eID’s. Daarmee regelt de verordening dat «openbare instanties»
                  (overheden en organisaties met publiekrechtelijke taken) erkende eID's op de betrouwbaarheidsniveaus
                  «substantieel» en «hoog» kosteloos dienen toe te laten bij grensoverschrijdende transacties
                  in het publieke domein. Sinds 2019 kunnen Europese burgers en bedrijven met alle inlogmiddelen
                  die Europees erkend zijn, inloggen bij digitale diensten van overheden en organisaties
                  met een publiekrechtelijke taak die aangesloten zijn op het Nederlandse eIDAS-koppelpunt
                  (eIDAS-in).
               
Daarnaast heeft Nederland op basis van de verordening zowel het publieke inlogmiddel
                  DigiD voor burgers als de private inlogmiddelen van eHerkenning voor bedrijven, succesvol
                  Europees doen erkennen voor gebruik over de grens.5 Bovendien zijn de technische voorzieningen gerealiseerd die nodig zijn voor het gebruik
                  van deze inlogmiddelen in andere lidstaten (eIDAS-uit). De inlogmiddelen voor bedrijven
                  binnen het stelsel voor eHerkenning zijn aangesloten op deze voorzieningen. Voor het
                  publieke inlogmiddel voor burgers (DigiD) vindt deze aansluiting naar verwachting
                  begin 2022 plaats.
               
4. Veilige en betrouwbare toegang tot de digitale overheid.
               
In mijn beleid draag ik op verschillende manieren zorg voor een veilige en betrouwbare
                  toegang tot de digitale dienstverlening van de overheid.
               
eID en een hogere mate van betrouwbaarheid
De eIDAS-verordening erkent drie betrouwbaarheidsniveaus voor elektronische identificatie.
                  Deze betrouwbaarheidsniveaus; laag, substantieel en hoog, betreffen digitale inlogmiddelen
                  die respectievelijk een beperkte, een substantiële en een hoge mate van veiligheid
                  en vertrouwen bieden in iemands opgegeven of beweerde identiteit. Zowel het stelsel
                  van eHerkenning als DigiD zijn Europees erkend en kennen de drie betrouwbaarheidsniveaus.
               
Ik zet in op het verder uitfaseren van het gebruik van inlogmiddelen op betrouwbaarheidsniveau
                  laag door burgers en bedrijven om in te loggen bij overheden en organisaties met een
                  publiekrechtelijke taak bij hun digitale dienstverlening. Bij privacygevoelige (gegevens)transacties,
                  stimuleer ik dat in het publieke domein sterker ingezet wordt op een substantieel
                  of hoog betrouwbaarheidsniveau. Dit is in lijn met de Handreiking Betrouwbaarheidsniveaus
                  van het Forum Standaardisatie.6 Het blijft echter wel van groot belang dat diensten beschikbaar blijven en gebruikers
                  zo weinig mogelijk hinder ondervinden. Daarom wordt bij ingang van de Wdo tijdelijk
                  het gebruik van een lager betrouwbaarheidsniveaus toegestaan in de aanloopperiode
                  naar een hoger betrouwbaarheidsniveau. Onder de Wdo zullen de hogere betrouwbaarheidsniveaus
                  wettelijk worden geregeld. Ook dan zal worden voorzien in een overgangstermijn.
               
Meer (overheids)dienstverleners gebruiken betrouwbare inlogmiddelen
Aantal aansluitingen eHerkenning
Een belangrijke manier om fraude te voorkomen en zo gegevens te beschermen is door
                  het verhogen van betrouwbaarheidsniveaus van inlogmiddelen. In de voorgaande rapportage
                  gaf ik al aan dat steeds meer bedrijven en overheidsdienstverleners zich aansluiten
                  bij veilige digitale inlogmogelijkheden.
               
De afgelopen maanden is in het bedrijvendomein het aantal uitgegeven inlogmiddelen
                  en aangesloten overheidsdienstverleners opnieuw flink gegroeid. In totaal zijn nu
                  ruim 670.000 eHerkenning inlogmiddelen voor bedrijven uitgegeven, waarvan 400.000
                  van het eIDAS-betrouwbaarheidsniveau substantieel (eH3). Het aantal overheidsorganisaties
                  dat inmiddels het inlogmiddel eHerkenning gebruikt is gestegen naar 534.
               
Uitfasering eHerkenning niveau 1(eH1)
Per 1 juli 2021 is eHerkenning niveau 1 uitgefaseerd. Het wordt niet meer verkocht
                  en er kan niet meer mee worden ingelogd. Dit niveau stamt nog uit de begintijd van
                  de digitale overheid en voldeed niet meer aan de huidige eisen voor betrouwbaarheid.
                  Om dit te realiseren werkte Logius samen met leveranciers en de belangrijkste gebruikers
                  namelijk van Justis, RVO en VNG. Door goede samenwerking met deze belangrijke partners
                  is de overgang naar hogere betrouwbaarheidsniveaus soepel verlopen. Een deel van de
                  klanten heeft naar aanleiding van de campagne hun eH1 al voor 1 juli 2021 laten omzetten.
                  Het belangrijkste deel wacht hier echter mee tot het echt noodzakelijk is. Op deze
                  manier worden circa 78.000 inlogmiddelen met eH1 niveau omgezet naar een hoger betrouwbaarheidsniveau.
               
Compensatie kosten voor het gebruik eH3 bij aangifte Belastingdienst
In 2020 is een specifiek eH3 Belastingdienst inlogmiddel voor bedrijven en organisaties
                  gerealiseerd. Bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) kunnen bedrijven
                  en organisaties compensatie van de aanschafkosten krijgen voor dit inlogmiddel. Hiermee
                  wordt tegemoetgekomen aan de wens van Uw Kamer dat het inlogmiddel waarmee bedrijven
                  belastingaangifte doen weer kosteloos moet worden. Inmiddels zijn bijna 15.000 van
                  deze speciale eH3 Belastingdienst inlogmiddelen voor bedrijven in gebruik. In totaal
                  zijn daarvoor nu 2232 compensaties aangevraagd en uitgekeerd.
               
Door de toenemende dreiging van cybercriminaliteit, is het belangrijk dat inlogmiddelen
                  een zo hoog mogelijk betrouwbaarheidsniveau hebben. Overgang naar een hoger betrouwbaarheidsniveau
                  brengt kosten met zich mee voor bedrijven. Zoals uiteengezet in mijn brief van 14 juli
                  2021, in reactie op motie van de leden Middendorp en Van der Molen (Kamerstuk 34 972, nr. 28), onderzoeken de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingen en ik
                  of deze compensatieregeling voor het eH3 Belastingdienst inlogmiddel voor bedrijven
                  in de tweede helft van 2022 kan worden vervangen door een kosteloos publiek inlogmiddel
                  voor het doen van de belastingaangifte door bedrijven.7
Een betrouwbaar DigiD
Er wordt continu gewerkt aan de veiligheid en beschikbaarheid van digitale inlogmiddelen.
                  Dat is ook nodig, want het aantal cyberaanvallen blijft toenemen. Zo zijn er in 2021
                  tot nu toe ruim 3600 verzoeken ingediend om sites te laten verwijderen die zich voordeden
                  als DigiD. En in de eerste maanden van 2021 werden meer dan 13.000 DigiD-accounts
                  verwijderd zodat er geen misbruik van gemaakt kon worden.
               
Tot eind augustus is er 388 miljoen keer ingelogd met DigiD. Hiervan werd er 193 miljoen
                  keer ingelogd met de DigiD app. Er zijn inmiddels 11 miljoen gebruikers van de DigiD
                  app. 5 miljoen daarvan hebben de ID-check toegevoegd aan de app en kunnen daarmee
                  inloggen op eIDAS niveau substantieel. 95% van de DigiD-gebruikers heeft een telefoonnummer
                  toegevoegd en/of de DigiD app geactiveerd en kunnen daarmee 2-factor inloggen met
                  sms-controle of de DigiD app.
               
Betrouwbare toegang voor alle organisaties
Conform de motie van het lid Van der Molen8 zullen organisaties zonder registratie in het Handelsregister niet worden verplicht
                  om met eHerkenning zaken te doen met de overheid. De reden hiervoor is dat voor deze
                  organisaties een gezaghebbende bron ontbreekt op basis waarvan de identiteit en de
                  bevoegdheid van de vertegenwoordigers van de organisatie kunnen worden geverifieerd.
               
Afgelopen twee jaar is het aantal organisaties waaraan geen voldoende betrouwbaar
                  inlogmiddel voor bedrijven kan worden verstrekt flink teruggebracht. Het gaat dan
                  bijvoorbeeld om de Hoge Colleges van Staat, kerkgenootschappen en ambassades. Hiervoor
                  zijn oplossingen gerealiseerd, bestaande uit een registratie in een gezaghebbende
                  bron, zoals het Handelsregister en de protocollaire basisadministratie vanuit ambassades.
               
De grootste resterende groep is die van de buitenlandse ondernemingen zonder vestiging
                  in Nederland. Deze kunnen niet worden ingeschreven in het Handelsregister. Voor deze
                  categorie organisaties wordt een nieuw register ontwikkeld. In eerste instantie is
                  dit register alleen bedoeld voor die organisaties die een relatie hebben met de Belastingdienst,
                  bijvoorbeeld voor aangifte omzetbelasting. De Belastingdienst zal, in overleg met
                  de Kamer van Koophandel, dit register ontwikkelen. In de volgende voortgangsrapportage
                  zal ik Uw Kamer verder informeren over de voortgang van dit initiatief.
               
5. Toekomst onder Europese vlag
               
De Europese Commissie heeft op 3 juni 2021 een wetsvoorstel ingediend voor een «raamwerk
                  voor een Europese Digitale Identiteit», dat de huidige eIDAS-verordening herziet.
                  De Commissie deed ook een aanbeveling voor een met de lidstaten te ontwikkelen «Toolbox».9 De Minister van Buitenlandse Zaken informeerde Uw Kamer op 9 juli 2021 over de positie
                  van het Kabinet in het BNC-fiche10.
               
Het voorstel van de Commissie sluit aan op het Nederlandse beleid voor elektronische
                  identificatie en uitwisseling van gegevens. Het Nederlandse beleid heeft tot doel
                  dat alle ingezetenen en bedrijven in Nederland en in andere Europese landen op een
                  veilige, betrouwbare, toegankelijke en gebruiksvriendelijke manier zoveel mogelijk
                  digitaal transacties kunnen verrichten in het publieke en in het private domein. Het
                  kabinet wil in de tweede tranche van de Wdo de grondslag verankeren voor het delen
                  van gegevens in combinatie met een digitale bronidentiteit. Die kan dan op termijn
                  gebruikt worden in oplossingen zoals een «e-wallet» waaraan allerlei attributen gekoppeld zouden kunnen worden. Het is de overheid die
                  zulke oplossingen toelaat en er toezicht op houdt binnen het nationale eID-stelsel.11 Daarbinnen zullen burgers en bedrijven zoveel mogelijk zelf de regie hebben over
                  hun gegevens op hogere betrouwbaarheidsniveaus.12
In het kader hiervan onderneem ik verschillende acties. Op het terrein van 1) regie
                  op digitale identiteit, 2) digitale bronidentiteit en 3) grensoverschrijdende elektronische
                  identificatie zet ik de nodige initiatieven in om te komen tot nadere beleidsvorming
                  en uitvoering. Dit draagt bij aan de doorontwikkeling en regulering van het eID-stelsel
                  met het oog op technische oplossingen zoals wallets. Hieronder licht ik deze acties toe.
               
Regie op je digitale identiteit («Self Sovereign Identity»)
Een manier om gegevensbescherming beter te waarborgen is het inzetten van Self Sovereign
                  Identity. Self-sovereign Identity (SSI) is een nieuwe manier van denken over digitale
                  identiteit, gestoeld op het principe dat individuen controle zouden moeten hebben
                  over hun digitale identiteit en de gerelateerde gegevens. De burger krijgt als het
                  ware zelfbeschikking over de gegevens.
               
Door deze belofte is SSI bij de Nederlandse overheid niet onopgemerkt gebleven. Inmiddels
                  is SSI een relevant onderwerp geworden bij diverse partijen, zoals overheden, bedrijven
                  en kennisinstellingen, en vinden er veel projecten plaats. Ik zal deze ontwikkeling
                  kritisch onderzoeken en blijven experimenteren.
               
Om dit te bewerkstelligen ben ik een analyse van het SSI-ecosysteem gestart. Dit zorgt
                  ervoor dat ik in de toekomst een duidelijke positie kan innemen en richting kan geven
                  aan toekomstige beleidskeuzes. Op dit moment wordt deze analyse uitgevoerd door Innopay
                  en TNO. Dit onderzoek zal ik in 2021 nog delen met uw Kamer.
               
Digitale bronidentiteit
In mijn brief van 18 februari 2021 aan Uw Kamer over de visie op het onderwerp digitale
                  identiteit introduceerde ik het concept van de digitale bronidentiteit.13 De digitale bronidentiteit zal een gezaghebbende bron van identiteitsgegevens zijn
                  waar de burger zelf de regie over kan voeren en die de burger kan gebruiken in de
                  publieke en de private sector. Dit biedt een belangrijk generiek bouwblok voor vertrouwen
                  in de digitale wereld.
               
Op dit moment wordt gewerkt aan een uitwerking van het concept van de digitale bronidentiteit.
                  Ook wordt gewerkt aan een prototype van hoe dit maatschappelijk goed zou kunnen functioneren.
                  Doorontwikkeling van huidige Europees erkende middelen (eID's) is hierbij een van
                  de opties. Als laatste heb ik een onderzoek uitgezet om vanuit het gebruikersperspectief
                  te onderzoeken hoe we dit concept het beste kunnen ontwerpen. Dit onderzoek wordt
                  in 2021 afgerond en gepubliceerd.
               
Grensoverschrijdende elektronische identificatie
Met het oog op recente ontwikkelingen op het gebied van digitale identiteit is het
                  voor Nederland opportuun om samen te werken in een internationale context. Deze ontwikkelingen
                  zijn (1) het voorstel vanuit de Europese Commissie voor een Europese digitale identiteit14 en (2) de naar de Kamer gestuurde Nederlandse visie op digitale identiteit.
               
Inmiddels zien wij dat het concept van de digitale bronidentiteit in diverse landen
                  ontwikkeld wordt. Het wordt ook wel foundational identity, source identity of motherID genoemd. Ook sluit dit concept goed aan bij de Europese Commissie voorstellen voor
                  een European Digital Identity Framework.15
Grensoverschrijdende samenwerkingen kunnen we gebruiken om waardevolle input te geven
                  op het voorstel van de Europese Commissie voor een Europese digitale identiteit. Ook
                  gebruiken we deze experimenten om de Nederlandse visie te realiseren16. Grensoverschrijdende experimenten geven daarnaast invulling aan de ambitie om internationaal
                  samen te werken met andere landen en van elkaar te leren, in lijn met de gedachte
                  achter de door mij opgerichte Coalition of the Willing: een samenwerkingsverband van acht EU-landen om de digitale transformatie van overheden
                  te versnellen 17.
               
De komende maanden zal ik naar deze vraagstukken een voorbereidend onderzoek doen,
                  waarin in elk geval het speelveld verkend wordt en in kaart wordt gebracht welke onderdelen
                  deugdelijk onderzocht en/of gereguleerd zijn en welke onderdelen nader onderzoek en
                  beleidsvorming vergen. In de volgende voortgangsrapportage zal ik uw Kamer hierover
                  informeren.
               
6. Invoering Wet elektronische publicaties (Wep)
               
Ten slotte maak ik van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de invoering
                  van de Wet elektronische publicaties (Wep). De Wep verplicht overheden alle algemene
                  bekendmakingen en kennisgevingen zoals (ontwerp) omgevingsvergunningen te publiceren
                  in een elektronisch publicatieblad dat centraal wordt uitgegeven op officielebekendmakingen.nl.
                  De invoering hiervan heeft op 1 juli jl. succesvol plaatsgevonden. Dit maakt het mogelijk
                  om gebruikers van MijnOverheid per e-mail te attenderen op (voorgenomen) overheidsbesluiten
                  m.b.t. hun directe woonomgeving. De invoering van deze attenderingsservice vergt een
                  half jaar meer dan gepland door vertraging in de opbouw en migratie naar een nieuwe
                  infrastructuur en zal nu medio 2022 worden voltooid. MijnOverheidgebruikers kunnen
                  overigens sinds 15 september op MijnOverheid zien welke publicaties betrekking hebben
                  op hun woonomgeving.
               
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  R.W. Knops
Indieners
- 
              
                  Indiener
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties