Brief regering : Verslag Informele Energieraad 21-22 september 2021
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 876 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2021
Hierbij bied ik u het verslag aan van de Informele Energieraad die op 21 en 22 september
onder Sloveens voorzitterschap plaatsvond in Ljubljana, Slovenië.
Tevens heeft uw Kamer mij verzocht om een afschrift te delen van mijn antwoord op
de brief van Leefmilieu, Comité Schone Lucht en Mobilisation for the Environment,
te Nijmegen d.d. 17 september 2021, over de realisatie van duurzaam en ambitieus beleid
voor hernieuwbare energie (RED) voor Europa1. Als reactie op uw verzoek kan ik u melden dat de inhoud van deze brief zorgvuldig
is meegewogen bij de Nederlandse inbreng tijdens de Raad. In zijn algemeenheid geldt
dit voor alle input die wij als ministerie ontvangen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius
Verslag van de Informele Energieraad d.d. 21–22 september 2021
Hernieuwbare Energierichtlijn (RED) en Energie-Efficiëntierichtlijn (EED)
Het Sloveens voorzitterschap vroeg de lidstaten ter oriëntatie van gedachten te wisselen
over de herziening van de richtlijn voor hernieuwbare energie, Renewable Energy Directive (RED) en van de richtlijn voor energie-efficiëntie, Energy Efficiency Directive (EED). De Europese Commissie heeft op 14 juli jl. voor deze herzieningen voorstellen
gedaan als onderdeel van het «Fit-for-55%» pakket. Op 17 september jl. heeft uw Kamer
de eerste kabinetsappreciatie ontvangen op dit pakket.2 Bijna alle lidstaten gaven aan de voorstellen nog te bestuderen en tijdens de Informele
Energieraad alleen een eerste reactie op hoofdlijnen te kunnen geven. Nederland gaf
ook aan nog met het parlement te moeten spreken over de voorstellen.
In de discussie verwelkomden nagenoeg alle lidstaten het «Fit-for-55%» pakket en de
noodzaak om op Europees-niveau klimaatneutraliteit in 2050 te bereiken. Veel lidstaten
onderkenden dat om de broeikasgasemissiereductiedoelen van 2030 te halen, de RED en
EED aangepast dienen te worden. Enkele lidstaten gaven aan wel knelpunten te zien
ontstaan voor inpassing van hernieuwbare energie in het elektriciteitsnet.
Naast steun voor de overkoepelende doelen, verklaarde een grote meerderheid van de
lidstaten voorstander te zijn van genoeg flexibiliteit, meer maatwerk en ruimte voor
nationale omstandigheden bij het nemen van maatregelen. Er werd breed gedeeld dat
(te) veel (bindende) subdoelen, bijvoorbeeld voor specifieke sectoren, lidstaten kunnen
beperken in deze flexibiliteit. Hierdoor kunnen de kosten voor broeikasgasemissiereductie
toenemen en kunnen andere emissiereductiemaatregelen niet ten volle benut worden.
Daarnaast zien veel lidstaten grote uitdagingen in het EED-voorstel. De Commissie
en het voorzitterschap gaven aan hiermee rekening te houden in de verdere behandeling
van de voorstellen.
Verder werd in de discussie aandacht gevraagd voor een aantal specifieke energiedragers.
Enkele lidstaten, waaronder Nederland, noemden het belang van waterstof. Nederland
benadrukte tevens dat er binnen het decarbonisatiepakket, dat de Commissie eind dit
jaar zal presenteren, oog moet zijn voor de rol van koolstofarme, inclusief blauwe,
waterstof. Een aantal bosrijke lidstaten gaf aan tegen striktere normen voor biogrondstoffen
te zijn; een enkele lidstaat noemde hier expliciet dat dit nodig is om het gebruik
van kolen sneller uit te faseren. Nederland heeft aangegeven juist de strenge normen
te verwelkomen. Ook noemde een aantal lidstaten het belang van kernenergie om de reductiedoelstellingen
te halen en zij verwezen in dit kader naar de taxonomie. Ook wees een aantal Oost-Europese
lidstaten op het belang van aardgas voor de transitie.
Veel lidstaten waaronder Nederland noemden het draagvlak in de samenleving als een
belangrijke factor, ook in verband met de hoge energieprijzen. Een aantal lidstaten
noemde het probleem van energiearmoede. Een enkele grote lidstaat gaf aan dat energie-efficiëntie
ook juist kan bijdragen aan minder lasten voor de samenleving en benadrukte het belang
van investeringen op de korte-termijn. Enkele (Oost-Europese) lidstaten gaven aan
dat lastenverdeling tussen lidstaten cruciaal is.
Vanwege de hoge energieprijzen riep een aantal lidstaten op tot (EU-)maatregelen.
Een paar lidstaten gaven aan dat we mede om deze reden snel naar hernieuwbare energievoorziening
moeten. De Commissie stelde dat het nemen van ad hoc-maatregelen niet de beste oplossing
is. Een goed werkende energiemarkt is het beste middel. Daarnaast kunnen er mededingingsproblemen
ontstaan bij ingrijpen op de markt. De Commissie kondigde aan in de aankomende weken
met een toolbox met maatregelen te komen die lidstaten kunnen nemen met inachtneming van de interne
energiemarkt en mededingingsregels.
Tot slot concludeerde het voorzitterschap dat de inbreng van de lidstaten meegenomen
wordt in de verdere behandelingen en dat zij voor de Energieraad in december met een
voortgangsrapportage over de RED- en EED-onderhandelingen zal komen.
Gezamenlijke sessie e-mobility
Het Sloveens voorzitterschap opende de discussie met het benadrukken van het belang
van deze gezamenlijke bijeenkomst van Energie- en Transportministers. De wisselwerking
tussen de energie- en klimaatsectors zou cruciaal zijn om de klimaattransitie te bewerkstelligen.
Gezamenlijke sessies helpen om energie- en transportbeleid op elkaar af te stemmen,
en zo synergiën te creëren die zowel de energietransitie als de transitie naar een
duurzame mobiliteitssector stimuleren.
Eurocommissaris Adina Vălean (transport) onderstreepte deze notie van het Sloveens
voorzitterschap, en benadrukte dat samenwerking nodig is om een groene transitie te
bewerkstelligen. In dit kader benadrukte de Eurocommissaris het belang van een stabiel
wetgevend raamwerk, waarbij ze refereerde aan verschillende voorstellen uit het recent
gelanceerde «Fit-for-55%» (Ff55) pakket (onder meer Alternative Fuel Infrastructure Regulation (AFIR), FuelEU Maritime, RefuelEU Aviation). De Commissie onderstreepte dat afstemming tussen vraag naar, en aanbod van duurzame
laad- en tankinfrastructuur cruciaal is voor een transitie naar duurzame vormen van
mobiliteit. Dit vereist nauwe afstemming met de energietransitie, met het oog op het
beschikbaar stellen van voldoende netcapaciteit. AFIR zou moeten helpen bij deze afstemming,
waarbij ook de samenhang met het TEN-T netwerk moet worden gezocht volgens de Commissie.
Eurocommissaris Kadri Simson (energie) sprak zich ook uit voor het belang van coördinatie
tussen de energie- en transportsector, en wil silovorming voorkomen. Om de doelen
van de Europese Green Deal te behalen zijn interventies in de transportsector noodzakelijk volgens de Commissie,
waarbij de Eurocommissaris refereerde aan de voorstellen omtrent (herziening van)
Emission Trading System (ETS), Renewable Energy Directive (RED) en Energy Efficiency Directive (EED). Marktwerking wordt door de Commissie noodzakelijk geacht om kosteneffectieve
en energie-efficiënte oplossingen te vinden voor decarbonisatie in zowel de energie-
als transportsector. Eurocommissaris Simson benadrukte het belang van een coherent
wetgevend raamwerk dat bijdraagt aan een effectief, inclusief, uitvoerbaar, kostenefficiënt
en duurzaam energie- en transportsysteem van de toekomst.
Veel lidstaten spraken hun waardering uit voor het initiatief van het Sloveens voorzitterschap
om de raakvlakken tussen energie- en transportsectoren te bespreken. Alle lidstaten
onderstreepten het belang om de verschillende onderdelen van de energie- en mobiliteitstransitie
integraal te benaderen, daar silovorming beide transities niet ten goede zal komen.
Lidstaten deelden de opvatting dat de transitie naar duurzame mobiliteit een cruciaal
onderdeel is van het streven naar 55% emissiereductie in 2030, en klimaatneutraliteit
in 2050.
Een aantal lidstaten verwelkomde AFIR, en onderstreepte de noodzaak tot uitrol van
duurzame laad- en tankinfrastructuur om te voldoen aan de groeiende vraag naar elektrische
voertuigen en de daarmee samenhangende energiebehoefte. Een aantal lidstaten sprak
zich uit voor het belang van flexibiliteit in de plaatsing van laadpunten, rekening
houdend met lokale geografie en populatie. Veel lidstaten onderstreepten het belang
van toegankelijke en transparante gebruikersinformatie, wat het gebruiksgemak van
elektrische voertuigen en laadinfrastructuur moet verhogen en daarmee duurzame alternatieven
aantrekkelijker moet maken. Het belang van marktwerking in de ontwikkeling van laadinfrastructuur
werd benadrukt, waarbij sommige lidstaten pleitten voor beperkte publieke financiering
in de opstartfase (bijvoorbeeld via fondsen uit de Recovery and Resilience Facility (RRF)), om zo de uitrol van laadinfra te stimuleren waarna de markt dit verder op
kan pakken.
Nederland onderstreepte in haar interventie het belang van een coherente aanpak van
de energietransitie en de transitie naar duurzame mobiliteit, ook in het kader van
het «Fit-for-55%» pakket. Nederland legde nadruk op de uitrol van laadinfrastructuur,
in het kader waarvan het ambitieniveau van AFIR werd verwelkomd. Nederland waarschuwde
voor het risico op fragmentatie. Zij benadrukte dat namelijk gewaarborgd moet worden
dat zowel de vraag naar als het aanbod van laadinfrastructuur in lijn loopt met het
aantal elektrische voertuigen en de beschikbare netcapaciteit. In deze context benadrukte
Nederland ook dat AFIR niet tot onbruikbaarheid van bestaande laadinfrastructuur mag
leiden. Het voorzitterschap sloot de sessie af met het benadrukken van de relevantie
van het organiseren van deze gezamenlijke sessie, en sprak de hoop uit dat deze bijeenkomsten
in de toekomst vaker zullen worden georganiseerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat