Brief regering : Verslag aan van de informele bijeenkomst van Transportministers d.d. 22-23 september 2021
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 878 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
het verslag aan van de informele bijeenkomst van Transportministers d.d. 22–23 september
2021.
De bijeenkomst stond in het teken van het voorstel van de Europese Commissie tot herziening
van de AFID-richtlijn1. Daarnaast stond ook de aangekondigde herziening van de TEN-T verordening2 op de agenda tijdens de inter-institutionele TEN-T sessie. Voorafgaand aan de informele
bijeenkomst van Transportministers vond een gezamenlijke sessie van Energie- en Transportministers
plaats, waar de synergiën tussen energie- en transportbeleid werden besproken in het
kader van het recent gelanceerde Fit-for-55 pakket, met een focus op e-mobility.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser
I. Informele bijeenkomst van Energie- en Transportministers d.d. 22 september 2021
te Slovenië
E-mobility
Het Sloveens voorzitterschap opende de discussie met het benadrukken van het belang
van deze gezamenlijke bijeenkomst van Energie- en Transportministers. De wisselwerking
tussen de energie- en klimaatsectors is cruciaal om de klimaattransitie te bewerkstelligen.
Gezamenlijke sessies helpen om energie- en transportbeleid op elkaar af te stemmen,
en zo synergiën te creëren die zowel de energietransitie als de transitie naar een
duurzame mobiliteitssector stimuleren. Eurocommissaris Adina Vălean (transport) onderstreepte
deze notie van het Sloveens voorzitterschap, en benadrukte dat samenwerking noodzakelijk
is om een groene transitie te bewerkstelligen. In dit kader benadrukte de Eurocommissaris
het belang van een stabiel wetgevend raamwerk, waarbij ze refereerde aan verschillende
voorstellen uit het recent gelanceerde Fit-for-55 (Ff55) pakket (onder meer Alternative Fuel Infrastructure Regulation (AFIR), FuelEU Maritime, RefuelEU Aviation). De Commissie onderstreepte dat afstemming tussen vraag naar, en aanbod van duurzame
laad- en tankinfrastructuur cruciaal is voor een transitie naar duurzame vormen van
mobiliteit. Dit vereist nauwe afstemming met de energietransitie, met het oog op het
beschikbaar stellen van voldoende netcapaciteit. AFIR zou moeten helpen bij deze afstemming,
waarbij ook de samenhang met het Trans-Europese Transport Netwerk moet worden gezocht
volgens de Commissie. Eurocommissaris Kadri Simson (energie) sprak zich ook uit voor
het belang van coördinatie tussen de energie- en transportsector. Om de doelen van
de Europese Green Deal te behalen zijn interventies in de transportsector noodzakelijk volgens de Commissie,
waarbij de Eurocommissaris refereerde aan de voorstellen omtrent (herziening van)
Emission Trading System (ETS)3, Renewable Energy Directive (RED)4 en Energy Efficiency Directive (EED)5. Marktwerking wordt door de Commissie noodzakelijk geacht om kosteneffectieve en
energie-efficiënte oplossingen te vinden voor decarbonisatie in zowel de energie-
als transportsector. Eurocommissaris Simson benadrukte het belang van een coherent
wetgevend raamwerk dat bijdraagt aan een effectief, inclusief, uitvoerbaar, kostenefficiënt
en duurzaam energie- en transportsysteem van de toekomst.
Veel lidstaten spraken hun waardering uit voor het initiatief van het Sloveens voorzitterschap
om de raakvlakken tussen energie- en transportsectoren te bespreken. Alle lidstaten
onderstreepten het belang om de verschillende onderdelen van de energie- en mobiliteitstransitie
integraal te benaderen. Lidstaten deelden de opvatting dat de transitie naar duurzame
mobiliteit een cruciaal onderdeel is van het streven naar 55% emissiereductie in 2030,
en klimaatneutraliteit in 2050. Een aantal lidstaten verwelkomde AFIR, en onderstreepte
de noodzaak tot uitrol van duurzame laad- en tankinfrastructuur om te voldoen aan
de groeiende vraag naar elektrische voertuigen en de daarmee samenhangende energiebehoefte.
Sommige lidstaten spraken zich uit voor het belang van flexibiliteit in de plaatsing
van laadpunten, rekening houdend met lokale geografie en populatie. Veel lidstaten
onderstreepten het belang van toegankelijke en transparante gebruikersinformatie,
wat het gebruiksgemak van elektrische voertuigen en laadinfrastructuur moet verhogen
en daarmee duurzame alternatieven aantrekkelijker moet maken. Het belang van marktwerking
in de ontwikkeling van laadinfrastructuur werd benadrukt, waarbij sommige lidstaten
pleitten voor beperkte publieke financiering in de opstartfase (bijvoorbeeld via fondsen
uit de Europese herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF)), om zo de uitrol van laadinfra
te stimuleren waarna de markt dit verder op kan pakken.
Nederland onderstreepte in zijn interventie het belang van een coherente aanpak van
de energietransitie en de transitie naar duurzame mobiliteit, ook in het kader van
het Ff55-pakket. Nederland legde nadruk op de uitrol van laadinfrastructuur, waarbij
het ambitieniveau van AFIR werd verwelkomd. Nederland waarschuwde voor het risico
op fragmentatie en benadrukte dat gewaarborgd moet worden dat zowel de vraag naar
als het aanbod van laadinfrastructuur in lijn loopt met het aantal elektrische voertuigen
en de beschikbare netcapaciteit. In deze context benadrukte Nederland ook dat AFIR
niet tot onbruikbaarheid van bestaande laadinfrastructuur mag leiden. Het voorzitterschap
sloot de sessie af met het benadrukken van de relevantie van het organiseren van deze
gezamenlijke sessie, en sprak de hoop uit dat deze bijeenkomsten in de toekomst vaker
zullen worden georganiseerd.
II. Informele bijeenkomst van Transportministers d.d. 22–23 september 2021 te Slovenië
AFIR
Het Sloveens voorzitterschap benadrukte dat de transitie naar duurzame vormen van
mobiliteit cruciaal is om onze gedeelde klimaatdoelen te behalen. Alternatieve brandstoffen
spelen een belangrijke rol in deze transitie. In deze context richt het AFIR-voorstel
– één van de prioriteiten van het Sloveens voorzitterschap – zich op het versnellen
van de uitrol van laad- en tankinfrastructuur om bij te dragen aan de transitie naar
duurzame vormen van mobiliteit. De Commissie benadrukt het belang van de samenhang
tussen de AFIR, RefuelEU Aviation6, en FuelEU Maritime7 voorstellen, die in drie transportsectoren toewerken naar emissiereductie. Volgens
de Commissie moeten de hiermee samenhangende investeringen primair worden opgebracht
door de private sector, alhoewel de Commissie de noodzaak voor financiële steun erkent,
onder andere door te putten uit fondsen van de Connecting Europe Facility (CEF) en de RRF. Volgens de Commissie vindt het AFIR-voorstel de juiste balans tussen
verplichte doelen en het toestaan van voldoende marktwerking om de doelen te behalen.
Het voorstel biedt daarnaast concrete handvaten om de uitrol te implementeren en versnellen.
Het voorzitterschap en de Commissie onderstreepten het belang van duurzame brandstoffen
voor een groene mobiliteitstransitie, en benadrukten in dit kader dat coördinatie
met IMO en ICAO noodzakelijk is om weglekeffecten te voorkomen en een gelijk speelveld
te creëren op internationaal niveau.
Veel lidstaten onderstreepten de noodzaak voor meer ambitie in de uitrol van duurzame
tank- en laadinfrastructuur, waarbij een gecoördineerde uitrol cruciaal werd bevonden
om de doelen van de EU Green Deal en het Ff55 pakket te behalen. De link tussen AFIR en TEN-T voor weg- en spoorvervoer
werd benadrukt, waarbij AFIR als een vereiste werd gezien om een duurzaam TEN-T kernnetwerk
te voltooien in 2030. Echter, een aantal lidstaten pleitte voor flexibiliteit in het
behalen van de doelen die AFIR stelt, daar een ongedifferentieerde aanpak in de praktijk
tot inefficiënte en ineffectieve uitkomsten kan leiden. Ook waarschuwden lidstaten
voor het risico op gestrande investeringen, waarbij de noodzaak voor duidelijke signalen
richting de markt werd onderstreept om dergelijke kosten te voorkomen. Ook het belang
van technologische ontwikkeling en innovatie werd benoemd, wat een cruciale factor
zou zijn in het behalen van de gestelde doelen.
Nederland sprak zich positief uit over het AFIR-voorstel en benoemde het belang van
transparante gebruikersinformatie en betaalsystemen. Kosteneffectiviteit in de uitrol
van de benodigde infrastructuur is belangrijk voor Nederland, wat een duidelijke en
robuuste investeringsomgeving vereist. Nederland waakt voor fragmentatie in de geïnstalleerde
laadcapaciteit en de vraag hiernaar, en waarschuwt dat bestaande laadinfrastructuur
niet mag komen te vervallen. Daarnaast richtte Nederland de aandacht op het belang
van fysieke en cyber veiligheid in de uitrol van de benodigde infrastructuur, waarnaast
ook aandachtspunten in de uitrol van walstroom werden benoemd. Het Sloveens voorzitterschap
sloot de discussie af met de aankondiging dat het ernaar streeft een algemene oriëntatie
aan te nemen tijdens de Transportraad van 9 december a.s. en de discussie tot die
tijd in de raadswerkgroepen verder wil brengen.
III. Inter-institutionele TEN-T sessie d.d. 23 september 2021 te Slovenië
TEN-T
Het voorzitterschap agendeerde een beleidsdebat om te spreken over de herziening van
de verordening voor het Trans-Europese Transport Netwerk. Het TEN-T-beleid heeft betrekking
op het netwerk van verbindingen over weg, water en spoor tussen de EU-landen. Het
beleid beoogt een aaneengesloten netwerk te creëren voor veilige, duurzame en slimme
mobiliteit. Het TEN-T netwerk is opgebouwd uit een uitgebreid (volledig) netwerk en
daarbovenop een tweede laag met de belangrijkste verbindingen, het kernnetwerk. De
Commissie beschouwt de herziening van de TEN-T verordening als een vereiste om de
transitie naar duurzame mobiliteitssystemen te bewerkstelligen. De realisatie van
het TEN-T netwerk zou cruciaal zijn om de toenemende vraag naar transport, alsook
de toenemende druk op de verschillende vervoersmodaliteiten, te verwerken. De Commissie
benadrukte het belang van het versterken van de weerbaarheid van infrastructuur, ook
in het kader van extreme weersomstandigheden. De rol van de EU TEN-T corridorcoördinatoren
zou van cruciaal belang zijn om de coherentie tussen de nationale plannen, zoals het
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), en TEN-T corridors
te waarborgen. De Commissie sprak zich uit voor het behalen van de doelen gesteld
voor 2030 zoals realisatie van het TEN-T kernnetwerk. Dit zou prioriteit moeten krijgen
boven het toevoegen van nieuwe verbindingen of additionele vervoersmodaliteiten aan
het TEN-T netwerk. Wel gaf de Commissie aan dat het nuttig zou zijn om alvast na te
denken over de prioriteiten na 2030. De Commissie sloot af met de notie dat het finaliseren
van het TEN-T netwerk van uiterst belang is voor de decarbonisatie en digitalisatie
van de transportsector.
Veel lidstaten kondigen aan positief te staan tegenover herziening van de TEN-T verordening.
De positieve bijdrage van het TEN-T netwerk aan EU-connectiviteit werd benadrukt,
waarnaast er veel aandacht was voor het belang van spoor en digitalisering van het
netwerk. Een aantal lidstaten sprak zich uit voor uitbreiding van het TEN-T netwerken
met nieuwe vervoersmodaliteiten zoals actieve mobiliteit. Echter, een meerderheid
van de lidstaten is terughoudend hierin, en richt zich liever op het behalen van de
bindende doelstellingen voor het kernnetwerk in 2030. Sommige lidstaten uitten hun
steun voor de rol van de TEN-T corridorcoördinatoren in de uitrol van het TEN-T netwerk,
en pleitten voor het versterken van de rol van de coördinatoren in dit kader. Een
aantal lidstaten benoemde de noodzaak voor extra financiering mochten additionele
doelen en standaarden worden opgenomen in de herziening van de verordening. Aanscherping
van de huidige doelen zou extra financiële steun vanuit de EU vereisen, daar het huidige
pakket aan doelstellingen vanuit financieel oogpunt al zeer ambitieus is. Enkele aanwezige
leden van het Europees parlement (EP) pleitten voor het belang van een sterk en robuust
EU-transportnetwerk om EU connectiviteit te borgen. De Visegrad Four (Polen, Hongarije,
Tsjechië, Slowakije) presenteerde een gezamenlijke verklaring waarin het zijn standpunten
omtrent herziening van de TEN-T verordening uiteen heeft gezet.
Nederland onderstreepte het belang van herziening van de TEN-T verordening in het
kader van het behalen van gezamenlijke klimaatdoelen. Synergie tussen de energie-,
transport- en digitale transities wordt belangrijk geacht, waarbij passende steun
moet worden geboden aan stakeholders om niet achterop te geraken in deze transitie.
Nederland pleitte voor het toevoegen van buisleidingen als alternatieve modaliteit
aan het TEN-T netwerk. Daarnaast onderstreepte Nederland het belang van internationaal
spoorvervoer, voor zowel passagiers- als vrachtvervoer. De Commissie kondigde aan
uit te kijken naar de gesprekken met lidstaten en vroeg de aankomende Franse en Tsjechische
voorzitterschappen de herziening van de TEN-T verordening verder te brengen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat