Brief regering : Geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het Development Committee van de Wereldbank op 15 oktober 2021
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 256
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2021
Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Financiën, de geannoteerde agenda
voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de jaarvergadering van de Wereldbank
van 13 tot en met 15 oktober 2021.
Hierbij informeer ik u eveneens over de voorjaarsvergadering van de Wereldbank Groep
(«de Bank»), in het bijzonder de online bijeenkomst van het Development Committee (DC) op 9 april 2021. Op de agenda van het DC stonden drie onderwerpen: (1) de inzet
van de Bank op het gebied van de aankoop en verdeling van vaccins, onderdeel van de
COVID-19-crisisrespons van de Bank, (2) de inzet en rol van de Bank op het gebied
van schulden, en (3) een update over groen en inclusief herstel na de COVID-19-crisis.
Daarnaast kwam ook het middelentekort van de International Development Association (IDA) aan de orde. Bijgesloten vindt u het tijdens de voorjaarsvergadering aangenomen
communiqué1, de schriftelijke verklaring van de Nederlandse Kiesgroep2 en de Nederlandse interventie3.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Th.J.A.M. de Bruijn
Geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering
van het Development Committee van de Wereldbank op 15 oktober 2021.
Aanleiding
Van 13 tot en met 15 oktober 2021 vindt de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep
(«de Bank») plaats. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
vertegenwoordigt het Koninkrijk bij deze vergadering. Als plaatsvervangend gouverneur
draagt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking samen met
de Minister van Financiën, als gouverneur, verantwoordelijkheid voor het Nederlandse
beleid bij de Bank.
Het Koninkrijk beschouwt de Bank als een belangrijke en effectieve partner voor het
behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals; SDGs) voor 2030 en de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. De wereldwijde
en multidimensionale impact van de COVID-19-pandemie onderstreept de relevantie van
de Bank waar het gaat om mondiaal bereik, beschikbaar en breed instrumentarium – in
zowel de publieke als de particuliere sector – en relevante expertise.
Voor het Development Committee op 15 oktober staan twee onderwerpen op de agenda: (1) het mobiliseren van financiering
voor het crisisherstel op de middellange en lange termijn en (2) de rol van de Bank
bij toekomstige crises.
Daarnaast bevat deze Geannoteerde Agenda de Nederlandse inzet op (1) het recentelijk
aangenomen klimaatbeleid van de Bank4, (2) de afronding van de herziening van het stemrecht bij de International Development Association (IDA), (3) de twintigste middelenaanvulling van IDA en (4) recente ontwikkelingen
rondom schuldverlichting aan Sudan in het kader van het HIPC-initiatief.
1. Mobiliseren van financiering voor herstel na crisis op de middellange en lange
termijn
De COVID-19-crisis heeft alle landen, en in het bijzonder opkomende economieën en
lage-inkomenslanden, hard geraakt. Deze laatste groep landen ziet zich gesteld voor
een permanent verlies van gemiddeld 4% van bbp, terwijl de langdurige economische
implicaties voor ontwikkelde economieën aanzienlijk beperkter lijken uit te vallen.
Versterkt door de onzekerheid van het mondiale herstel raakt het behalen van de SDGs
verder uit het zicht.
In respons op de pandemie en ten behoeve van het herstel heeft de Bank voorafgaand
aan de Voorjaarsvergadering de aanpak voor Green, Resilient and Inclusive Development (GRID) gepresenteerd. De aanpak heeft naast de focus op een groen, weerbaar en inclusief
herstel ook aandacht voor transparantie van financieringen, versterking van governance en institutionele capaciteit.
Tijdens de Jaarvergadering voorziet de Bank een discussie over de financiering van
het herstel van ontwikkelingslanden en daarmee over de financiering van de SDGs. Vóór
de COVID-19-pandemie schatte de OESO het jaarlijks tekort van de financiering benodigd
voor het behalen van de SDGs voor ontwikkelingslanden op USD 2,5 biljoen. Door de
COVID-19-crisis is dit tekort opgelopen tot USD 4,2 biljoen in 2020.5 Het dichten van dit financieringsgat is alleen mogelijk met inzet van verschillende
financieringsbronnen. De Bank vraagt in dit kader, naast de aandacht voor lage-inkomenslanden,
ook aandacht voor de financieringsbehoeften van middeninkomenslanden, die zwaar geraakt
zijn door COVID-19 en voor de uitdaging staan om koolstofarme economieën te ontwikkelen.
Ondanks dat OESO-landen zich wereldwijd hebben gecommitteerd aan besteding van 0,7%
van het BNI aan Official Development Assistance (ODA), blijft het gemiddelde voor
deze landen hangen rond de 0,3–0,35% van het BNI. Multilaterale financiering van onder
andere de Bank blijft van groot belang in de lage-inkomenslanden, maar om meer middelen
voor ontwikkelingsfinanciering te genereren zal de Bank ook financiering uit belastinginkomsten
en particuliere investeringen dienen te stimuleren. De Bank kan dit doen door kennis-
en adviesdiensten voor beleidshervormingen te leveren en capaciteitsopbouw in klantlanden
te bewerkstelligen. Zelfs voor de minst ontwikkelde landen zijn belastinginkomsten,
44% van de totale financieringsstromen, nog steeds de belangrijkste bron van middelen
om duurzame ontwikkeling te financieren. Voor middeninkomenslanden stijgt dit percentage
naar 62%–79%. Voor de lage-inkomenslanden vormen private investeringen daarnaast 18%
van de totale financiering. ODA speelt vooral een belangrijke rol voor de armste lage-inkomenslanden.
Voor deze groep vormt deze vorm van financiering ongeveer een kwart van het totaal.
In middeninkomenslanden neemt dit percentage af tot 0%-8%. In absolute bedragen gaat
er overigens meer ontwikkelingshulp naar middeninkomenslanden dan naar de lage-inkomenslanden.6
Inzet Koninkrijk
Het Koninkrijk verwelkomt het leiderschap van de Bank bij het zoeken van oplossingen
voor de financiering van de benodigde investeringen voor een groen en inclusief herstel
van ontwikkelingslanden op de lange termijn en onderschrijft de GRID-aanpak van de
Bank. Het Koninkrijk zet hierbij in op drie sporen: (1) het operationaliseren van
de GRID-aanpak, (2) het versterken van de katalyserende werking van de financiering
van de Bank en (3) het verbeteren van de coördinatie met andere ontwikkelingssamenwerkingspartners
op landenniveau.
Operationaliseren van de GRID-aanpak – Het Koninkrijk roept de Bank op om de GRID-agenda te verankeren in landenanalyses
en landenstrategieën met duidelijke resultaatindicatoren. Het is belangrijk dat de
Bank werkt met selectiviteitscriteria en daardoor scherpere keuzes maakt om met beperkte
middelen maximale impact te realiseren, en de inzet van deze middelen koppelt aan
duurzaam economisch herstel op de lange termijn.
Versterken katalyserende werking Wereldbank financiering – Het Koninkrijk roept de Bank op om haar schaarse middelen zodanig in te zetten
dat deze direct of indirect leiden tot het vergroten van andere belangrijke financieringsstromen
voor lage-inkomenslanden, zoals private investeringen en belastinginkomsten. Het Koninkrijk
blijft daarom inzetten op de mobilisatie door de Bank van private investeringen, door
de bevordering van een gunstig investeringsklimaat in ontwikkelingslanden, leningen
in lokale valuta, en de ontwikkeling van nationale financiële markten. Verder dient
de Bank te helpen bij ontwikkeling van een pijplijn aan projecten van voldoende kwaliteit.
Het Koninkrijk blijft ook inzetten op het gebruik van innovatieve financiering door
de Wereldbank. Door te werken met garanties of cofinanciering kan gezamenlijk met
andere investeerders een grotere totale financiering worden bereikt. Het Koninkrijk
streeft ernaar dat de verhouding tussen kapitaalinleg en giften van donoren enerzijds
en leningen op de kapitaalmarkt anderzijds, zodanig is dat met elke ingelegde euro
een veelvoud aan financiering voor ontwikkeling kan worden gegenereerd.
Verbeteren coördinatie met andere ontwikkelingssamenwerkingspartners op landenniveau – Gezien de ontoereikende financieringsmiddelen om de SDGs te bereiken, is het belangrijk
dat ontwikkelingsorganisaties goed met elkaar samenwerken op nationaal en regionaal
niveau. Het Koninkrijk zet zich er daarom voor in dat de Bank actief meewerkt aan
het initiatief voor Integrated National Financing Frameworks (INFF) van VN-partners, het IMF en de Europese Unie. Onder eigenaarschap van het
ontvangende land worden in het kader van INFF de verschillende publieke en private
financieringsstromen in kaart gebracht en afgestemd op de financieringsbehoefte van
het land om hun ontwikkelingsambitie te realiseren. In 2020 heeft de G20 ook steun
betuigd aan de ontwikkeling van INFFs en het COVID-19-herstel. Inmiddels hebben meer
dan 70 landen aangegeven een INFF te willen ontwikkelen.
2. De rol van de Bank bij toekomstige crises
De COVID-19-pandemie heeft laten zien welke impact een crisis kan hebben op de economie,
werkgelegenheid en menselijk kapitaal in de lagere inkomenslanden. Daardoor loopt
ook de bestrijding van chronische pandemieën zoals HIV, tuberculose en malaria ernstige
vertraging op.7
8 Bestaande ongelijkheden zijn vergroot, in het bijzonder voor vrouwen en meisjes.
Er is een toename van aan gender gerelateerd geweld, het aantal kindhuwelijken neemt
toe en er is een forse toename van ongeplande zwangerschappen en moeder- en kindsterfte.
De negatieve gevolgen van de ongelijkheid in de toegang tot coronavaccins worden verergerd
door toenemende voedselonzekerheid en groeiende humanitaire behoeften in sommige landen.
De Bank beschrijft de uit de COVID-19-pandemie en andere crises getrokken lessen in
het document Prevention, Preparedness and Response – The World Bank Group’s Role in Future Crises Het stuk is gericht op het voorkomen van crises, een betere voorbereiding op toekomstige
crises, maar ook op het duurzaam herstel van de gevolgen van crises. De Bank is in
een goede positie om landen op deze vlakken te ondersteunen, op basis van de kennis
en ervaring op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en crisisrespons, de lokale
aanwezigheid in landen en de ervaring met werken met zowel regeringen als met lokale
organisaties en de particuliere sector. Daarbij zal de nadruk liggen op de lage-inkomenslanden,
die vatbaarder zijn voor de gevolgen van natuurrampen en gezondheidscrises. De GRID-aanpak
is daarbij uitgangspunt. De Bank beschrijft hoe de pandemie het belang heeft aangetoond
van investeringen in crisispreventie en het opbouwen van nationale weerbaarheid voor
crises, het monitoren van relevante ontwikkelingen, en mondiale samenwerking en partnerschappen.
De Bank richt zich in aanpak van crises op het belang van crisis preparedness, digitale infrastructuur en de rol van regionale en wereldwijde beleidscoördinatie.
De Bank heeft tijdens de COVID-19-crisis laten zien adequaat in actie te kunnen komen
door snel financiering te kunnen mobiliseren. Zo kwam via herallocatie van reeds gedane
committeringen een bedrag van USD 160 miljard beschikbaar voor preventie van de ergste
noden en voor een aanpak voor economisch herstel. Ook heeft de Bank laten zien de
unieke combinatie van kennis, financiële instrumenten en partnerschappen snel, flexibel
en overtuigend te kunnen inzetten. Daarbij heeft de Bank ook innovatieve instrumenten
en financiering ingezet.
Inzet Koninkrijk
Het Koninkrijk onderschrijft de aanpak van de Bank voor het beter equiperen van lage-inkomenslanden
voor preventie van en respons op toekomstige crises. Het Koninkrijk zal zich ervoor
inzetten dat de uitwerking van deze aanpak zich richt op de armste en kwetsbaarste
bevolkingsgroepen, aansluit op het in juni 2021 aangenomen beleidsdocument voor fragiele
landen en gebieden in conflict9, en zeker ook ten goede komt aan eerstelijnsgezondheidszorg om toekomstige pandemieën
tijdig te kunnen signaleren en te bestrijden.
Daarbij vindt het Koninkrijk het van belang dat de Bank als grote speler blijft samenwerken
met andere multilaterale en bilaterale partners en met lokale spelers, en waar nodig
deze samenwerking verbetert. Dit zodat de kennis en competenties van alle actoren
optimaal benut worden en voorkomen wordt dat de verschillende instrumenten en mandaten
met elkaar conflicteren. Het Koninkrijk zet zich daarom ervoor in dat de Bank nauw
samenwerkt en afstemt met de G2010 en dat het internationale en regionale initiatieven op het gebied van pandemic preparedness steunt.
3. Klimaat
In juni 2021 heeft de Bank het Climate Change Action Plan (CCAP) voor de periode 2021–2025 gepubliceerd.11 De Bank benadrukt in dit plan dat de focus verlegd wordt van het vergroenen van projecten naar het vergroenen van economieën in de sectoren die voor klimaat het meest belangrijk zijn (energie, landgebruik,
steden, transport en industrie).
De belangrijkste concrete doelstelling uit het beleid is het aandeel van 35% klimaatfinanciering
in de totale financiering door de Bank, waarvan 50% naar mitigatie en 50% naar adaptatie
gaat. De Bank stelt zichzelf ten doel om uiterlijk juli 2023 haar financiering in
lijn te brengen met de doelen van het klimaatakkoord van Parijs, en in 2025 de financieringen
van IFC en MIGA (Multilateral Investment Guarantee Agency – het onderdeel van de Bank dat niet-economische risico’s van investeringen verzekert).
Ook introduceert de Bank een analytisch instrument voor het in kaart brengen van kansen
voor klimaatmitigatie en – adaptatie en risico’s van klimaatimpact voor klantlanden,
de zogenaamde Country Climate and Developments Reports. De Bank hanteert hierbij de doelstelling dit instrument het komend jaar op te leveren
voor 25 landen met een hoge klimaatimpact. Met dit instrument kan de Bank kennis inzetten
om klantlanden te helpen met robuuste en ambitieuze lange termijnstrategieën om te
komen tot klimaatneutraliteit in 2050, in lijn met het klimaatakkoord van Parijs.
Verder bevat het klimaatbeleid aanscherpingen voor de financiering van projecten die
inzetten op het gebruik van fossiele brandstoffen. Een helder tijdspad voor uitfasering
van deze projecten ontbreekt echter nog.
Inzet Koninkrijk
Het Koninkrijk verwelkomt dit nieuwe klimaatbeleid, dat een sterk pleidooi is voor
een integrale benadering van ontwikkeling en klimaat en stimuleert de Bank om dit
beleid ambitieus en doortastend te operationaliseren. Het Koninkrijk vraagt de Bank
om de ambities in dit plan te vertalen naar concrete resultaatindicatoren om de bijdrage
van de Bank aan de klimaattransitie in ontwikkelingslanden te kunnen meten en roept
de Bank op om ruim voor de internationale klimaattop in Glasgow (COP26) de operationalisering van het klimaatbeleid te presenteren aan de Raad van Bewindvoerders.
Verder roept het Koninkrijk de Bank op om, als onderdeel van deze operationalisering,
een transparant uitfaseringspad te presenteren met een tijdlijn voor de financiering
van fossiele brandstoffen, in lijn met het 1,5 graden doel van het klimaatakkoord
van Parijs en de laatste wetenschappelijke inzichten.
4. Herziening van het stemrecht bij de International Development Association (IDA) en de twintigste middelenaanvulling (IDA20)
Herziening van het stemrecht bij de International Development Association
Eerder is de Kamer geïnformeerd over de herziening van het stemrecht van IDA, als
onderdeel van het onderhandelingsresultaat van IDA18.12 De huidige systematiek is complex en werkt, nu verschillende (voormalig) ontwikkelingslanden
ook donor zijn geworden, minder goed. Ondanks verschillende pogingen daartoe is deze
systematiek sinds 1971 nooit herzien. In 2019 zijn leidende principes voor de herziening
afgesproken. Zo dient het nieuwe raamwerk donaties te bevorderen. Tegelijkertijd dient
ook het stemgewicht van ontvangende landen gewaarborgd te worden. Sinds 2020 lopen
op basis hiervan opnieuw besprekingen over een herziening.
Op basis van de huidige onderhandelingen zal tijdens de Jaarvergadering waarschijnlijk
een voorstel voor een nieuw systeem aan de gouverneurs worden voorgelegd met als belangrijkste
elementen: (1) het systeem wordt versimpeld zodat vanaf nu alleen nog onderscheid
bestaat tussen donoren en ontvangende landen, (2) hiertoe komt er een uniforme geldelijke
waardering voor stemrecht waardoor alle donoren nu op basis van hun bijdrage aan de
IDA-middelenaanvullingen evenveel stemrecht verkrijgen, en (3) stemrecht van ontvangende
landen wordt eenmalig verhoogd naar 20,5% in totaal, omdat in deze nieuwe systematiek
hun stemrecht anders zou verwateren. De systematiek leidt ertoe dat het stemgewicht
van oorspronkelijke donoren (waaronder Nederland) en dat van ontvangende landen zal
stijgen. De nieuwe donoren, alsmede de landen die niet doneren en niet ontvangen en
de landen die relatief oververtegenwoordigd waren, zullen stemgewicht inleveren. Aangezien
de Nederlandse kiesgroep vooral uit landen bestaat die niet doneren en niet ontvangen,
zal het stemgewicht van de kiesgroep in IDA volgens ramingen van de Wereldbank iets
afnemen.
Inzet Nederland
Hoewel de IDA-stemrechten in de praktijk zelden worden gebruikt, omdat besluitvorming
doorgaans plaatsvindt op basis van consensus, is Nederland van mening dat een herziening
bijdraagt aan een eerlijker en transparanter systeem. Nederland verwelkomt dan ook
het voorstel voor de herziening, omdat het voldoet aan de vier leidende principes
die Nederland sinds de start van de herziening heeft gehad: (1) een helder systeem,
(2) eerlijker verdeling van het stemrecht tussen donerende landen, (3) bescherming
van het stemrecht van ontvangende landen, en (4) een grotere prikkel voor donoren
om bij te dragen aan IDA. Als één van de trekkers van de herziening van stemrecht
is Nederland daarnaast verheugd dat na 40 jaar het IDA stemrecht herzien wordt en
dat deze herziening vóór het besluit over IDA20 afgerond kan worden. Bovendien is
het positief dat volgens de ramingen van de Wereldbank de herziening het stemgewicht
van Nederland zal vergroten ten opzichte van de status quo.
IDA20 en context bij de onderhandelingen
Eerder is de Kamer geïnformeerd over het middelentekort van IDA, veroorzaakt door
het naar voren halen van 35 miljard dollar van het IDA19 pakket (2020–2023) voor de
COVID-19-respons, waaronder voor de aanschaf van vaccins en medische hulpmiddelen.13 Dit tekort wordt versterkt door extra druk op de middelen van IDA door de vanwege
de crisis verhoogde vraag naar externe financiering door IDA-landen en het verhoogde
aandeel schenkingen en concessionele financiering door IDA vanwege de toenemende schuldkwetsbaarheid
van IDA-landen. Daarom is overeengekomen om de twintigste middelenaanvulling van IDA
(IDA20) een jaar naar voren te halen om het financieringstekort op te vangen.14 Dit betekent dat donoren nu twee jaar na aanvang van IDA19 de middelen van IDA aanvullen.
De onderhandelingen over IDA20 spelen zich af in de context van de COVID-19-pandemie
die tot gevolg heeft gehad dat eerder behaalde ontwikkelingsresultaten, zoals verlaging
van armoede, in lage-inkomenslanden teniet zijn gedaan. Daarnaast zorgen COVID-19
besmettingen, lage vaccinatiecijfers en teruglopende macro-economische steun voor
een minder sterk herstel in lage-inkomenslanden, ondanks het sterke herstel van grondstofprijzen.
In de periode van IDA20 zijn de vooruitzichten voor het economische herstel van IDA
landen, net als voor alle andere landen, onzeker en afhankelijk van de epidemiologische
ontwikkeling van COVID-19. En marge van de jaarvergadering worden de beleidsprioriteiten
en de financiële kaders van de middelenaanvulling uitgewerkt.
IDA19 en achtergrond van IDA20
Sinds de oprichting van IDA in 1960 hebben donoren tot op heden middels negentien
middelenaanvullingen in totaal USD 316 miljard bijgedragen. Nederland heeft in 2.019
EUR 825 miljoen toegezegd aan IDA19 (2,93% van het totaal aan bijdragen), waarmee
Nederland de negende donor is. Ik heb uw Kamer op 21 februari 202015 geïnformeerd over de uitkomsten van de IDA19-onderhandelingen.16 Ondanks de inzet van IDA-middelen voor de COVID-19 respons en het naar voren halen
van de twintigste middelenaanvulling waardoor de uitvoering van het IDA19-pakket met
één jaar wordt verkort, ligt IDA19 op koers om te voldoen aan de toezeggingen uit
het beleidspakket. IDA heeft 14 van de 34 beleidsdoelen aangepast aan de kortere looptijd
zonder dat dit een lager ambitieniveau tot gevolg heeft.17
Inzet Nederland
Het Koninkrijk hecht aan IDA als een belangrijk kanaal voor het verwezenlijken van
de Nederlandse ontwikkelingsprioriteiten en daarmee aan een goed gekapitaliseerde
IDA met voldoende financiële slagkracht om het behalen van de SDGs te ondersteunen.
Voor IDA20 zet Nederland in op de volgende uitgangspunten:
▪ IDA20 dient zo goed mogelijk aan te sluiten op de Nederlandse ontwikkelingsprioriteiten en tegelijkertijd in te spelen op de bovengenoemde uitdagingen als gevolg van de
COVID-19-pandemie en het effect hiervan op ontwikkelingsdoelen. Dit betekent behoud
en verdieping van de bestaande thematische speerpunten van IDA19: fragiliteit, klimaat,
gender, werkgelegenheid en bestuur. Met daarnaast behoud en verdieping van de speciale
loketten voor vluchtelingen, private-sectorontwikkeling, regionale samenwerking, en
crisisrespons. Daarnaast zet Nederland zich in voor meer aandacht voor menselijk kapitaal
in het gehele pakket, met daarbij speciale aandacht voor gender, inclusiviteit en
versterking van gezondheidssystemen.
• Wat betreft het financieringspakket zet Nederland zich ervoor in dat IDA door maximale
inzet van het eigen kapitaal en balansoptimalisatie bijdraagt aan het totale financieringsniveau van IDA20, waarbij de financiële stabiliteit
van IDA en triple-A status behouden blijft.
• Voor Nederland blijft de focus op fragiele staten en post-conflictgebieden (FCV) van IDA een belangrijke pijler, waarbij Nederland pleit voor een hoger aandeel voor
FCV-landen, met aandacht voor conflictsensitiviteit, vluchtelingen en opvangende gemeenschappen,
en governance.
• Het eerder toegelichte Climate Change Action Plan is voor IDA relevant, in het bijzonder het doel om 35% van de totale financiering
voor klimaat te bestemmen, waarvan 50% voor adaptatie. Klimaatprioriteiten dienen onder IDA20 verder versterkt te worden waarbij Nederland zich inzet voor concrete
doelstellingen op het gebied van energietoegang en energietransitie. Ook meer ambitie
op het gebied van biodiversiteit is een belangrijk onderdeel van de focus op klimaat.
IDA kan een onderscheidende rol spelen door landen met technische assistentie te helpen
bij het behalen van Nationally Determined Contributions (NDCs) en het uitvoeren van lange-termijnstrategieën om te komen tot klimaatneutraliteit
in 2050- in lijn met het klimaatakkoord van Parijs.
• Een groot deel van de landen die in aanmerking komen voor leningen van IDA20 kampt
met onhoudbare schulden of dreigt in deze situatie terecht te komen. Alhoewel het
financieringsraamwerk van IDA rekening houdt met de kwetsbare financiële positie van
deze landen en IDA sinds IDA19 een sterk schuldenbeleid (Sustainable Development Finance Policy, SDFP18) heeft, is het belangrijk dat IDA bij IDA20 inzet op verdere versterking van transparantie
van overheidsschulden en afbouw van schuldenrisico’s met inachtneming van de ontwikkelingen
op dit vlak in de G20.
• Als laatste blijft ontwikkeling van de private sector belangrijk als motor voor economische groei en het creëren van banen. Voor Nederland
betekent dit aandacht voor werkomstandigheden en fatsoenlijk werk, inclusief meer
ambitie van het private sector loket.
• Verdere proces IDA20 en informatieverstrekking aan de Kamer
• Afronding van de huidige onderhandelingsronde is voorzien in december 2021. De Kamer
wordt op de hoogte gehouden van ontwikkelingen met betrekking tot de Nederlandse inzet
op IDA20 na de Jaarvergadering.
5. Schuldverlichting Sudan
Op 15 juli 2021 bereikten Nederland en de andere crediteuren in de Club van Parijs
een akkoord over het toepassen van schuldkwijtschelding voor Sudan onder het zogenaamde
Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)-initiatief. Door de hervormingen die de transitieregering in Khartoem heeft
doorgevoerd, werd Sudan daarmee het 38ste land dat het zogenoemde «decision point» bereikt. Nederland steunt de positieve ontwikkelingen en draagt zijn deel bij door
circa EUR 413 miljoen aan oude vorderingen kwijt te schelden (van voor 1984), bestaande
uit een hoofdsom van EUR 112,7 miljoen en een (boete)rente van EUR 300 miljoen. Er
is op decision point toegezegd tweederde kwijt te schelden. Op completion point, aan het eind van het HIPC-traject, zal worden toegezegd het restant kwijt te schelden.
Verslag Wereldbank voorjaarsvergadering 2021 d.d. 9 april 2021
1. Rol van de Wereldbank bij het opvangen van de negatieve gevolgen van de COVID-19-crisis
met een focus op vaccins
Tijdens de bijeenkomst bleken er grote zorgen te bestaan over eerlijke en gelijke
toegang tot vaccins, zowel tussen landen als binnen landen zelf. President Malpass
gaf aan dat de Global Alliance for Vaccines and Immunizations (GAVI), de Wereld gezondheidsorganisatie (WHO), het initiatief voor beschikbaarheid
van COVID-19-vaccins voor iedereen (COVAX), en de Bank samen dienen te werken om landen
te helpen toegang te krijgen tot vaccins, zowel via COVAX als direct van producenten.
De Bankpresident wees in dit verband specifiek op het essentiële belang van het delen
van informatie over productie van vaccins, leveringschema’s en committeringen. Ook
Managing Director Georgieva van het International Monetary Fund (IMF) uitte haar zorg over het ontstaan van een kloof tussen landen en bevolkingsgroepen
met en zonder toegang tot vaccins.
Deelnemers spraken hun waardering uit voor de proactieve rol van de Bank in de COVID-19-crisis
en benadrukten het belang dat de Bank aandacht houdt voor dit onderwerp. Nederland
en enkele andere Europese landen riepen de Bank op tot meer complementariteit met
COVAX, de vaccinpijler van de Access to Covid-19 Accelerator (ACT-A). ACT-A is het mondiale coördinatiemechanisme van de WHO om ontwikkelingslanden
te voorzien van vaccins, beschermende middelen, diagnostische tests en geneesmiddelen.
De Bank voorziet in financiering die zich vooral richt op het gereed maken en versterken
van nationale gezondheidssystemen voor vaccinatiecampagnes en op distributie van vaccins.
COVAX richt zich op de aankoop van vaccins en regelt de levering tot aan de belangrijkste
aanvoerhaven in de ontvangende landen. Diverse Afrikaanse landen verwelkomden de financiële ondersteuning van de Bank, maar waren ook eensgezind in
zorgen over de toegang tot vaccins: zonder wereldwijde groepsimmuniteit kunnen nieuwe
varianten blijven opduiken met negatief effect op herstel. Door sommige sprekers werd
het belang van lokale capaciteitsopbouw voor de productie van vaccins onderstreept.
Nederland kondigde een extra bijdrage aan van EUR 52 miljoen aan ACT-A. Deze extra
bijdrage wordt via twee kanalen besteed, te weten EUR 40 miljoen voor de aankoop van
vaccins via COVAX/Advance Market Commitment en EUR 12 miljoen voor het Global Fund
voor diagnostische tests, beschermende materialen voor gezondheidswerkers en versterking
van gezondheidszorg. Met deze extra bijdrage komt de totale Nederlandse bijdrage uit
op EUR 137 miljoen, waarmee Nederland de tiende publieke donor van ACT-A is. Nederland
draagt zo bij aan het behalen van de door de WHO en de Verenigde Staten gelanceerde
ambitie om USD 2 miljard extra bijeen te brengen voor de aankoop van COVID-19-vaccins.
Hiermee kunnen nog eens 500 miljoen extra vaccins ingekocht worden, waarmee de beoogde
vaccinatiegraad in de 92 armste lage- en middeninkomenslanden van 20% naar 30% verhoogd
kan worden.
2. Inzet en rol van de Wereldbank op het gebied van schulden
Voorafgaand aan de bijeenkomsten van het DC en het International Monetary and Financial Committee (IMFC) kwamen de Ministers van Financiën en Centrale Bank gouverneurs van de G20
bijeen. Daar werd besloten het schuldenmoratorium Debt Service Suspension Initiative (DSSI) voor een laatste keer met zes maanden te verlengen tot eind 2021. Het DSSI
biedt landen die in aanmerking komen voor het IDA-loket19 budgettaire ruimte voor uitgaven aan gezondheid en sociaaleconomische ondersteuning
van de kwetsbare groepen in de eerste fase van de COVID-19-crisis door het tijdelijk
opschorten van hun schuldendienst. Leden van het DC onderstreepten het belang van
een structurele aanpak door implementatie van het Common Framework for Debt Treatment beyond the DSSI. Op dit moment hebben Ethiopië, Tsjaad en Zambia een traject onder het Common Framework aangevraagd. Leden van het DC benadrukten daarbij de belangrijke rol van de gezamenlijke
schuldhoudbaarheidsanalyses (Debt Sustainability Analysis, DSA) van het IMF en de Bank. Landen benoemden daarbij verschillende aanvullende
acties die men de Bank wil zien oppakken, zoals het vergroten van transparantie en
gelijke verdeling van lasten tussen crediteuren.
President Malpass riep zowel crediteuren- als debiteurenlanden op tot het verhogen
van transparantie en het aanpakken van geheimhoudingsclausules in leenovereenkomsten.
Nederland kondigde tijdens het DC een extra bijdrage aan van EUR 20 miljoen in het
kader van de Poverty Reduction Growth Trust (PRGT) van het IMF dat lage-inkomenslanden voorziet van concessionele leningen met
een lange looptijd. Managing Director Georgieva van het IMF dankte Nederland voor
deze toezegging. Nederland deed de oproep dat concessionele financieringen aan een
groen, duurzaam en inclusief herstel bijdragen. Verder drong Nederland aan op een
diepgaande analyse die de Bank moet helpen om een consistent beleid verder te ontwikkelen
op het gebied van schuldkwetsbaarheid.
Nederland benadrukte het belang van een aanpak van de huidige schuldenproblematiek
die coherent is met de ambitie om landen te helpen groener, inclusiever en weerbaarder
uit de crisis te komen en riep de Bank op om met voorstellen te komen voor een aanpak
gericht op investeringsprikkels voor groene en inclusieve ontwikkeling, ook in het
kader van schuldverlichting.
3. Een groen, inclusief en weerbaar herstel na de COVID-19-crisis
In het DC bestond brede steun voor de strategie van de Bank gericht op Green, Resilient
and Inclusive Development (GRID). Veel leden van het DC, waaronder Nederland, benadrukten
dat deze aanpak in lijn met het uitgangspunt van «leave no one behind» vooral gericht
dient te zijn op steun aan de kwetsbaarste landen en de kwetsbaarste groepen binnen
landen. Nederland en leden van het DC riepen de Bank op om de GRID-aanpak zo snel
mogelijk op landenniveau te operationaliseren en om voortgang te meten aan de hand
van vooraf geformuleerde beoogde resultaten.
De bijeenkomst onderstreepte dat de kwetsbaarste landen ook het hardst geraakt worden
door de klimaatcrisis. Daarbij werd een relatie gelegd tussen de GRID-aanpak en het
Climate Change Action Plan (CCAP), het nieuwe klimaatbeleid van de Bank, dat nu wordt uitgewerkt. President Malpass
benadrukte dat de Bank haar nieuwe financieringen uiterlijk in juli 2023 in lijn brengt
met de klimaatdoelen van het Akkoord van Parijs, met uitzondering van die van IFC
en MIGA die deze doelstelling in 2025 halen. Nederland riep op tot een ambitieus CCAP
en benadrukte samen met andere leden van het DC het belang van uitfasering van fossiele
energie en van committering aan de doelstelling van 1,5 graad. Biodiversiteit en natuurherstel
moeten integraal onderdeel uitmaken van het CCAP.
Nederland en andere landen zijn positief over het voorstel om te beginnen met het
opnemen van klimaat- en milieurisico’s als onderdeel van het IMF Financial Sector
Assessment Program (FSAP) en om klimaatrisicoanalyses ook onderdeel te laten zijn
van bredere technische assistentie programma’s gericht op klimaat van het IMF en de
Bank.
4. IDA middelentekort
En marge van de voorjaarsvergadering werd ook gesproken over de financiële capaciteit
van IDA. Zoals eerder aan de Kamer gemeld heeft IDA een tekort aan middelen voor de
periode van 2021–2023 als gevolg van het naar voren halen van 43% van het totale budget
van IDA-19 in 2020 (USD 35 miljard) om de negatieve gevolgen van COVID-19 op te vangen,
waaronder de aanschaf van vaccins en medische hulpmiddelen. Eerder is daarom overeengekomen
door donorlanden, waaronder Nederland, om de twintigste middelenaanvulling van IDA
(IDA-20) een jaar naar voren te halen om het financieringstekort op te vangen20.
Tijdens de voorjaarsvergadering bevestigden donorlanden hun steun om het komende financiële
jaar van IDA (juli 2021 t/m juni 2022) de financiering aan IDA-landen gelijk te houden
aan de inzet in 2020 (USD 35 miljard). Dat is USD 12,5 miljard hoger dan vóór de crisis
was voorzien. De verdeling van de extra middelen volgt de reguliere systematiek voor
landenallocatie, waarbij USD 5 miljard van de extra financiering beschikbaar is voor
de armste en meest getroffen landen. Nederland steunt de verhoogde inzet van IDA voor
het komende jaar en verwelkomt de verdelingssleutel van deze extra middelen, gezien
de kwetsbare uitgangspositie van de armste IDA-landen om de crisis op te vangen. Nederland
riep hierbij tevens op tot het toepassen van de Bank-brede strategie voor groen, weerbaar
en inclusief herstel, alsook de lange termijn beleidsprioriteiten en ontwikkelingsdoelen,
zoals de 2030-agenda en het Parijs-akkoord. Tevens onderstreepte Nederland dat deze
incidentele ophoging geen structurele doorvertaling dient te krijgen en riep op tot
meer gebruik van de eigen middelen van de Bank, binnen de grenzen van de financiële
duurzaamheid op lange termijn.
Het komende jaar wordt onderhandeld over het IDA-20 beleids- en financieringspakket.
Zoals gemeld aan de Kamer in antwoord op schriftelijk gestelde vragen21 wordt met de driejaarlijkse middelenaanvullingen van IDA regulier rekening gehouden
in de begroting van het Ministerie van Financiën. Voor IDA-20 wordt de gehele verplichting
een jaar eerder aangegaan. De Kamer zal hierover bij de eerste suppletoire begroting
van Financiën nader worden geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.