Brief regering : Stand van zaken van het lerarentekort
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 424
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2021
In deze brief informeren wij u, in vervolg op de brief van juni en mede op verzoek
van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de stand van zaken
van het lerarentekort.1 Daarnaast reageren wij op verzoek van uw Kamer op het Onderwijsraadadvies Tijd voor
focus, informeren wij u over de uitvoering van het amendement van het lid Nijboer
(PvdA) over de lerarenbeurs2 en sturen wij u de resultaten van het inspectieonderzoek naar de kwaliteit van zij-instroom3 en het evaluatieonderzoek van de pilots jonge/ oude kind op de pabo4.
Graag willen wij beginnen met onze waardering uit te spreken voor alle schoolleiders
en leraren die hard hebben gewerkt om ervoor te zorgen dat alle leerlingen bij de
start van het nieuwe schooljaar weer goed onderwijs kunnen krijgen.
Voldoende, goed opgeleid onderwijspersoneel vormt de basis voor de kwaliteit van en
kansengelijkheid in het onderwijs. In deze kabinetsperiode hebben we daarom geïnvesteerd
in het verbeteren van de salarissen in het onderwijs en in de mensen die in het onderwijs
werken. Door aan de start van onze periode € 270 mln. extra te investeren in de salarissen
in het primair onderwijs (po) en het is goed dat Uw Kamer onlangs heeft besloten om
dit nog een keer te doen met € 500 mln. om zo het beroep aantrekkelijker te maken.
We zien ook dat het aanpak tekorten werkt.5 In het po is de werkdruk waarneembaar gedaald en is het aantal zij-instromers en
onderwijsassistenten fors toegenomen. Ook hebben scholen en instellingen, met het
Nationaal Programma Onderwijs en de regeling Extra hulp in de klas, geld ontvangen
om de gevolgen van de coronapandemie aan te pakken. Hiermee kunnen zij ondersteuning
en begeleiding van leerlingen, leraren en studenten en de ontwikkeling van de onderwijs-
en schoolorganisatie hand in hand laten gaan.
Tegelijkertijd zien we dat de uitdagingen voor komende periode groot zijn. In veel
sectoren zowel in de publieke sector als daarbuiten is de arbeidsmarkt krap en dit
merken wij ook in het onderwijs. Met onze aanpak van de personeelstekorten hebben
wij de groei van de tekorten laten afnemen, maar er is meer nodig. Ook de komende
periode is er onverminderde aandacht en inzet nodig om samen met (vertegenwoordigers
van) scholen, leraren en opleidingen stappen te zetten in de aanpak van de tekorten.
Stand van zaken lerarentekort
Geïntensiveerde aanpak van de tekorten in de G4 en Almere (G5)
Ruim een jaar geleden hebben wij de Kamer geïnformeerd over de intensivering van de
aanpak van de tekorten in de G5.6 Gezien de oplopende tekorten was het nodig om extra maatregelen te nemen. Na intensief
overleg is per stad een convenant afgesloten op basis van de noodplannen van de schoolbesturen
en gemeenten om de continuïteit en kwaliteit van en kansengelijkheid in het onderwijs
te borgen. Voor de uitvoering van de maatregelen in de convenanten is door het kabinet
€ 116 mln. vrijgemaakt voor vier jaar.
De wethouders en besturen geven aan dat de convenanten bijdragen aan de (gezamenlijke)
aanpak van de tekorten. Hoewel de problemen zonder de convenanten groter zouden zijn,
hebben we met elkaar moeten constateren dat de combinatie corona en tekorten een zware
wissel legt op de scholen. Alle scholen zijn na de zomer open gegaan, maar veel besturen
hebben nog vacatures open staan. In de vakantie zijn er namelijk nog opzeggingen ontvangen
maar ook aanstellingen gedaan. Daarnaast heeft corona hier impact op, bijvoorbeeld
door ziekte en herstel. De mobiliteit van leraren lijkt dit jaar groter dan vorig
jaar. Dit heeft onder meer te maken met de combinatie van de moeilijkheid om geschikte
woningen te vinden, en de ruime beschikbaarheid van vacatures in omliggende gemeenten.
Scholen vangen tekorten op met (tijdelijke) noodoplossingen, zoals onderwijsassistenten
en/ of leraren in opleiding (lio) voor de groep, grotere groepen en af en toe externe
inhuur (uitzendbureau/ zzp-ers). Daarnaast worden andere (onbevoegde) professionals
voor de klas ingezet en wordt ambulante tijd van leerkrachten, IB’ers en schoolleiding
verlaagd. Daarnaast worden vakdocenten extra ingezet en zijn gepensioneerde leerkrachten
opnieuw aangenomen.
In de gesprekken die de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media met
de wethouders en besturen voerde, geven de steden aan de eerste positieve effecten
van de maatregelen uit de convenanten te zien. Dat geldt met name voor het opleiden
van assistenten tot ondersteuner of leraar, de verbeteringen en de toename in zij-instroom
en het anders organiseren van het onderwijs. Voor de korte termijn zien we kansen
om deze ervaringen verder te verdiepen en verbreden binnen en tussen de steden in
de G5. Voor de zomer is een eerste kennisdelingssessie geweest over de ervaringen
van Almere met anders organiseren en onlangs was de tweede bijeenkomst over het opleiden
van onderwijsassistenten.
Naast de acties voor de korte termijn heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media ook geïnventariseerd welke maatregelen de G5 zien voor de langere
termijn, rekening houdend met de demissionaire status van dit kabinet. De steden hebben
hierbij gewezen op het belang van structurele investeringen in het onderwijs in het
hele land voor onder meer schoolleiders en het structureel maken van de toeslag voor
onderwijspersoneel op scholen met een hoge schoolweging. Ook zien zij kansen en willen
zij graag verder in gesprek over de mogelijkheden van de inzet van medewerkers met
een diploma in een aanpalend terrein, zoals pedagogen en sociaal pedagogische hulpverlening
in het po en (v)so.
Ook de aanjager Merel van Vroonhoven constateerde dat de aanpak van de tekorten werkt.
Wel merkte zij terecht op dat een intensivering van de aanpak nodig is. Met de intensivering
in de G5 en de afspraken in het bestuursakkoord flexibilisering van de opleidingen
met de VH en VSNU zijn de eerste stappen om haar aanbevelingen op te volgen gezet.
Zo worden binnen de opleidingen de volgende acties opgepakt: meer aanbod op maat (bijvoorbeeld
voor zij-instromers), beter benutten van eerder verworven competenties en intensievere
regionale samenwerking tussen hbo- en wo-lerarenopleidingen. Met de sector- en vakorganisaties
worden langs drie lijnen vervolgstappen uitgewerkt: de regionale aanpak, het beroepsbeeld
en breed betrekken van de beroepsgroep en landelijke regie/taskforce. Zoals ook naar
voren kwam in het rondetafelgesprek van de Kamer met vertegenwoordigers van de werkgevers-
en werknemersorganisaties, op 29 september is er op veel punten overeenstemming over
de richting. De uitwerking daarvan vergt nog een aantal stappen.
In december verwachten wij uw Kamer verder over de resultaten van het eerste jaar
convenanten en aanpak tekorten te kunnen informeren. Dan ontvangt uw Kamer ook de
nieuwe ramingen voor de onderwijsarbeidsmarkt. Ook kunnen wij dan de eerste ervaringen
van de schoolbesturen uit de G5 delen met de beleidsregel andere dag-en weekindeling.
Registratie actuele tekorten op alle po scholen in Nederland
Op 1 oktober a.s. krijgen alle besturen en scholen een uitnodiging om de actuele tekorten
aan leraren en schoolleiders te registreren. De verbreding van de uitvraag die voor
de zomer heeft plaatsgevonden, is goed verlopen en heeft geleid tot verdere verfijning
van de methode. Hiermee hebben we er vertrouwen in dat een uitvraag bij alle po scholen
in Nederland mogelijk is. Om een goed beeld te geven van de tekorten, is het van belang
dat zoveel mogelijk scholen en besturen deelnemen aan het onderzoek en de tekorten
registreren. Naast de nieuwsbrief van het Ministerie van OCW zullen de PO-Raad en
de AVS hun leden oproepen om deel te nemen aan de uitvraag. In de brief van december
informeren wij u over de resultaten.
Hiermee geven wij uitvoering aan de motie van het lid Kwint c.s. over de registratie
van de tekorten.7 Zoals wij u in de eerder genoemde brief van juni lieten weten, delen wij de wens
om beter zicht te krijgen op de omvang van de (actuele) tekorten. Maar het in beeld
brengen van de tekorten is complex. Naast de definitie van wat een tekort is, is dat
ook lastig door de zogenoemde «verborgen» tekorten. Dit zijn (nood)oplossingen die
scholen kiezen om de continuïteit van het onderwijs te borgen zonder dat er een vacature
wordt opengesteld, zoals het samenvoegen van klassen en de inzet van onderwijsassistenten.
Daarnaast moet de methode om tekorten in beeld te brengen betrouwbaar zijn en moet
de administratieve last beheersbaar zijn. Met de G5, en voor de verbreding ook met
de PO-Raad hebben we daarom veel tijd gestoken in een aanpak om een actueel en zo
gedegen mogelijk beeld van tekorten te krijgen.
Onderzoek Inspectie naar de kwaliteit route zij-instroom in beroep
Zij-instromers leveren een belangrijke bijdrage in de aanpak van het lerarentekort.
Dat zien we ook dit jaar weer: het aantal aanvragen voor de subsidie zij-instroom
in het po, vo en mbo ligt eind september dit jaar 25% hoger dan het aantal subsidieaanvragen
eind september 2020 (toegekende aanvragen 2020 po, vo en mbo was 1777). De Inspectie
van het Onderwijs (hierna: Inspectie) heeft vanwege de sterke toename van het aantal
zij-instromers in het beroep van leraar in het primair onderwijs, onderzoek gedaan
naar de kwaliteit van de route.8 In het onderzoek zijn zowel lerarenopleidingen, zij-instromers als scholen betrokken.
De Inspectie heeft de kwaliteit van de route beoordeeld aan de hand van vijf aspecten:
het geschiktheidsonderzoek, de scholing en begeleiding en het afsluitende bekwaamheidsonderzoek
en getuigschrift. Conclusie is dat er veel goed gaat, en dat er een aantal verbeterpunten
zijn. Zo kunnen scholing en begeleiding nog beter aansluiten op de voorkennis en vaardigheden
van de zij-instromer, kunnen scholen en pabo’s nog beter samenwerken en kan de oriëntatiefase
beter worden ingericht. De Inspectie stelt ook dat het versnipperde opleidingenlandschap
soms onduidelijkheid met zich mee brengt over welke route het beste bij de kandidaat
past.
De resultaten van het onderzoek zijn herkenbaar en sluiten aan bij eerdere onderzoeken.
Deze waren aanleiding voor een verkenning om de zij-instroomroute beter in te bedden.
Vooruitlopend daarop is, in lijn met de punten die de inspectie noemt ook een aantal
verbeteringen in gang gezet. Zo zijn in het bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen
bijvoorbeeld afspraken gemaakt over het beter laten aansluiten van de opleiding op
de voorkennis en vaardigheden van de student. Het onderwijsloket helpt zij-instromers
op weg in de best passende routes naar het leraarschap. In overleg met veldorganisaties
is ter voorbereiding op de modernisering van zij-instroom in beroep ook een onderzoek
uitgezet naar de kosten van de huidige route zij-instroom in het beroep. Het onderzoek
wordt uitgevoerd door ResearchNed en de resultaten worden eind 2021 verwacht. Naar
verwachting wordt uw Kamer in de decemberbrief hierover geïnformeerd.
Vooraanmeldingen instroom pabo
In de afgelopen jaren hebben de pabo’s een sterk groeiende instroom laten zien. Van
ruim 5.100 eerstejaars studenten in 2015/16 naar ruim 6.600 in 2018/19, naar ruim
7.300 in 2019/20 naar ruim 9.600 in 2020/2021. De actuele vooraanmeldingscijfers van
de pabo geven helaas de indicatie dat dit jaar de instroom lager zal zijn dan vorig
jaar en ongeveer op niveau van 2018 zal zijn. Ook het gemiddelde van alle hbo-bachelors
laat een daling zien in de vooraanmeldingen. 2020 was een bijzonder jaar door het
vervallen van het Centraal Examen en uitreisbeperkingen die een tussenjaar bemoeilijkten.
Hierdoor zijn er dat jaar extra veel studenten ingestroomd.
Begin 2022 zijn de instroomcijfers definitief en krijgen we meer inzicht op de achtergronden
van de studenten die dit jaar ingestroomd zijn. Met de pabo’s volg ik dit op de voet.
Positief is dat het aantal subsidie-aanvragen voor zij-instromers in het po op dit
moment bijna 30% hoger is dan vorig jaar (toegekende aanvragen voor het po was vorig
jaar 785). De subsidieregeling staat nog tot 15 oktober open, de definitieve cijfers
voor zij-instroom in het beroep volgen in het najaar. In de brief van december informeren
wij uw Kamer daarover. Ook de vooraanmeldingen voor de Ad-opleiding pedagogisch educatief
professional lijken dit jaar ongeveer tweemaal zo hoog te zijn ten opzichte van vorig
jaar.
Met het oog op de tekorten vinden wij het van groot belang om de ontwikkeling met
betrekking tot de studentenaantallen op de pabo scherp te duiden en te onderzoeken
hoe sturing gegeven kan worden aan het genereren van meer instroom in de opleiding.
Daarbij is het ook van belang om meer inzicht te krijgen welke beelden er bestaan
over het vak en de opleiding en of daar nog mogelijkheden zijn voor verbetering. Voor
de toelating tot de pabo verkennen wij samen met de pabo’s de mogelijkheden voor verdere
verbetering, zonder in te boeten aan de kwaliteit van de pabo. Samen met de pabo’s
en het mbo kijken we of we mbo-studenten die het keuzedeel voorbereiding pabo positief
hebben afgesloten direct toegang kunnen geven tot de pabo. Op de inhoud van de bijzondere
nadere vooropleidingseisen bezien we of en op welke onderdelen deze aan herijking
toe zijn.9 Wij informeren uw Kamer nog voor de begrotingsbehandeling over de mogelijkheden die
wij zien om de instroom in de pabo vanaf volgend studiejaar weer te doen laten stijgen.
Reactie op het Onderwijsraadadvies Tijd voor focus
De Onderwijsraad constateert dat er (te) veel verantwoordelijkheden bij de leraren
liggen en de werkdruk te hoog is. Daardoor komen leraren niet meer toe aan de kern
van hun vak: het geven en ontwikkelen van onderwijs. Dit gaat ten koste van de kwaliteit
van het onderwijs en van de aantrekkelijkheid van het beroep. De Onderwijsraad adviseert
om meer focus aan te brengen in de werkzaamheden van leraren én om de Rijksbekostiging
structureel te verhogen. De raad adviseert tevens dat leraren, schoolleiders en schoolbesturen
samen in beeld moeten brengen wat nodig is voor goed onderwijs, hoeveel tijd dat kost
en wie de uitvoering op zich neemt. Er kan meer gedifferentieerd worden in wie wat
doet en er kan beter gebruik worden gemaakt van de expertise van ondersteunende professionals
zoals onderwijsassistenten, vakleerkrachten en andere specialisten.
De afgelopen periode is er door OCW op verschillende onderdelen uit het advies van
de onderwijsraad inzet gepleegd. Voor de aanpak van de werkdruk is in schooljaar 2021–2022
€ 380 miljoen beschikbaar gesteld aan scholen en dit loopt op tot 430 miljoen structureel
vanaf 2024–2025. In lijn met het advies van de Onderwijsraad bepalen de scholen zelf
in overleg wat er op hun school nodig is om de werkdruk aan te pakken. Onderzoek naar
de inzet van werkdrukmiddelen laat zien dat deze aanpak werkt en de werkdruk waarneembaar
is gedaald. Leraren voelen zich minder emotioneel belast en ervaren meer regelmogelijkheden.
Het aantal fte is de afgelopen periode gestegen met 1.100 fte aan onderwijsgevend
personeel en 6.600 fte aan onderwijsondersteunend personeel. Scholen zijn positief
over dat zij zelf een aanpak voor werkdruk kunnen kiezen voor de eigen school.
Daarnaast is in de cao primair onderwijs geregeld dat scholen elk jaar een werkverdelingsplan
maken. In het werkverdelingsplan is o.a. geregeld hoe de lessen en groepen over de
teamleden worden verdeeld, wat de verhouding is tussen lesgevende en overige taken
en hoeveel tijd leraren hebben voor voorbereiding en nawerk van de lessen. Schoolteams
kunnen daarbij zelf de zogenoemde opslagfactor bepalen, de tijd die er bij elk lesuur
bovenop komt voor voorbereiding en nawerk. Deze kan variëren tussen 35% en 45%. Vanaf
2017 is daarnaast expliciet in de onderwijswetten opgenomen dat leraren – binnen de
kaders van het onderwijskundig beleid van de school – verantwoordelijkheid dragen
voor het vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische proces in de school. Het
bevoegd gezag van elke school is verplicht om met hun leraren in gesprek te gaan en
afspraken over professionele ruimte en zeggenschap en deze afspraken in een professioneel
statuut op te nemen. Met onder andere het uitbrengen van de handreiking «ruimte in
regels» heb ik voor leraren expliciet gemaakt wat er vanuit de wet van leraren wordt
verwacht en met name waar dus de professionele ruimte zit om eigen keuzes te maken
en focus aan te brengen.
Vervolgens is de regeling Extra hulp voor de klas verlengd en is er in totaal twee
keer € 102 miljoen beschikbaar gesteld voor het primair onderwijs om met extra ondersteuning
de gevolgen van corona op te vangen. Uit onderzoek blijkt dat in het po de meeste
scholen er voor kiezen om gemiddeld de helft van het aangevraagde subsidiebedrag in
te zetten voor (extra) leraren, onderwijsassistenten en instructeurs. Daarnaast kiezen
veel scholen voor het inhuren van ondersteuning en begeleiding ter ontzorging van
leraren en ander personeel.
De verbeteraanpak passend onderwijs voorziet tevens in een aantal maatregelen, die
de werkdruk rondom de ondersteuningsbehoefte van leerlingen kunnen verlagen. Bijvoorbeeld
door een landelijke norm voor basisondersteuning te ontwikkelen, waardoor leraren
weten wat er van ze verwacht wordt, leraren beter voor te bereiden op passend onderwijs
door nascholing en aandacht voor passend onderwijs in de lerarenopleiding en door
de administratieve last m.b.t. de ondersteuningsplannen te verminderen.
In het advies adviseert de Onderwijsraad om de Rijksbekostiging voor onderwijs te
verhogen waardoor er meer (ontwikkel)tijd kan worden gerealiseerd en scholen meer
ruimte krijgen om extra onderwijsondersteunend personeel aan te nemen. Het is aan
het volgende kabinet om dit advies te wegen en eventuele aanvullende maatregelen te
nemen.
Uitvoering amendement van het lid Nijboer over de lerarenbeurs
Op 30 juni 2021 zijn subsidies verstrekt op grond van de Subsidieregeling Lerarenbeurs.
Er zijn in totaal 5.895 aanvragen gedaan voor de Lerarenbeurs en daarvan zijn 4.676
aanvragen toegekend. Op grond van het bereiken van het subsidieplafond zijn er in
die periode 1.219 aanvragen afgewezen (Kamerstuk 27 923, nr. 419).
Op 8 juli 2021 is een amendement van het lid Nijboer (PvdA) aangenomen (Kamerstuk
35 850 VIII, nr. 7). Dit amendement regelt dat € 17,1 miljoen per direct extra ter beschikking wordt
gesteld aan de Lerarenbeurs. Tot en met 2024 loopt dit op tot € 60,3 miljoen door
de gelden voor de uitvoeringskosten van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)
toe te voegen aan het budget voor de Lerarenbeurs.
Op basis van het amendement Nijboer zijn de subsidieplafonds voor het schooljaar 2021–2022
per onderwijssector verhoogd. Er is een bedrag van € 16 miljoen aan de regeling toegevoegd.
Hiermee kon er alsnog subsidie worden verstrekt aan alle aanvragers van wie de aanvragen
eerder zijn afgewezen vanwege de overschrijding van het subsidieplafond. Het overige
budget van € 1,1 miljoen wordt gebruikt voor correcties uit eerdere jaren.10
DUO heeft alle afgewezen aanvragers van 30 juni jl. op 15 juli jl. geïnformeerd over
het amendement Nijboer en het feit dat dit betekent dat hun aanvraag voor het komende
studiejaar alsnog wordt toegekend. In deze mail is aanvragers ook gevraagd zo spoedig
mogelijk door te geven als zij geen gebruik meer willen maken van de Lerarenbeurs
dit jaar. Naar aanleiding van deze mail hebben 71 leraren/docenten hun aanvraag voor
de Lerarenbeurs ingetrokken. Na de daadwerkelijke toekenning door DUO (op 21 juli)
hebben nog eens 134 leraren/docenten hun aanvraag ingetrokken. In totaal hebben 205
leraren hun aanvraag, nadat deze in eerste instantie was afgewezen op basis van subsidieplafond bereikt, ingetrokken, nadat bekend werd dat hij alsnog zou worden toegekend. Deze leraren
hadden bijvoorbeeld na de eerdere afwijzing van de Lerarenbeurs de gemaakte afspraken
met de school over hun inzet volgend schooljaar al herzien.
In totaal zijn in de aanvraagronde voor schooljaar 2021–2022, na toevoeging van het
extra budget en aftrek van de leraren die hun aanvraag hebben ingetrokken, 5777 aanvragen
toegekend. Alle leraren die voor het schooljaar 2021–2022 een aanvraag hebben ingediend
die voldeed aan de subsidiecriteria ontvangen een lerarenbeurs. In onderstaande tabel
zijn de totale aantallen per sector opgenomen.11
Sector
Bachelor
Master
TOTAAL
Initieel
Herhaal
Initieel
Herhaal
PO
138
82
1.162
349
1.731
VO
397
253
1.225
758
2.633
MBO
123
59
511
90
783
HO
37
20
439
134
630
Totaal
695
414
3.337
1.331
5.777
De 205 aanvragers die hun aanvraag na de afwijzing op grond van subsidieplafond bereikt
van 30 juni hebben ingetrokken, krijgen op basis van een eerdere toezegging (Kamerstuk
27 923, nr. 419) tijdens de volgende aanvraagperiode in 2022 voorrang op andere initiële aanvragers,
mochten zij besluiten volgend jaar wel weer aanspraak te willen maken op de subsidie.
Voor volgend schooljaar ziet de volgorde van toekenning er dan als volgt uit:
• herhaalaanvragen (voor tweede of derde studiejaar);
• initiële aanvragen van leraren waarvan de aanvraag in 2021 in eerste instantie was
afgewezen op basis van het bereikte subsidieplafond;
• (nieuwe) initiële aanvragen.
Voor volgend schooljaar is er € 76.586.000 beschikbaar. Als het aantal initiële aanvragen
dezelfde trend volgt als de afgelopen jaren is er naar verwachting voldoende budget
beschikbaar om alle aanvragen voor schooljaar 2022–2023 toe te kennen.
Voor de aankomende jaren is er voor de Lerarenbeurs het volgende budget beschikbaar:
2021
2022
2023
2024
Oorspronkelijk begroot budget
€ 47.900.000
€ 47.286.000
€ 51.992.000
€ 54.550.000
Budget toegevoegd o.b.v. amendement Nijboer
€ 17.100.000
€ 29.300.000
€ 8.900.000
€ 5.000.000
Totaal beschikbare budget
€ 65.000.000
€ 76.586.000
€ 60.892.000
€ 59.550.000
Het aantal aanvragen voor de lerarenbeurs neemt al een aantal jaar af. Onze verwachting
is dat wanneer het aantal aanvragen de trend van de afgelopen jaren volgt, we ook
de komende jaren alle herhaalaanvragen en initiële aanvragen voor de Lerarenbeurs
kunnen toekennen.
Zoals eerder aangegeven is er in het kader van de aangekondigde herbezinning op het
instrument Lerarenbeurs een evaluatieonderzoek uitgezet12. De sociale partners participeren in de begeleidingscommissies van dit onderzoek.
De onderzoeksresultaten zullen in het voorjaar van 2022 met Uw Kamer worden gedeeld.
Resultaten van evaluatie van de pilot jonge/ oude kind
In 2020 zijn zeven gespecialiseerde pilots op zes pabo’s gestart, vier gericht op
lesgeven aan jongere kinderen en drie aan oudere kinderen13. Het eerste jaar van de pilots is geëvalueerd en hierbij bied ik uw Kamer het rapport
aan.
Het beeld vanuit de evaluatie is dat er in de pilots meer focus en samenhang ontstaat
door een integrale visie op het onderwijs aan het jonge en het oudere kind. Versterking
van de opleiding wordt gerealiseerd door meer tijd in het curriculum voor specialisatie.
Vooral de vroegere start van de specialisatie creëert extra ruimte voor verdieping.
De onderzoekers stellen dat door het nog beperkt aantal deelnemende studenten aan
de pilots nog niet te zeggen is of de ene specialisatie significant meer mannen of
vrouwen trekt en of de pilots de interesse in de pabo vergroten. Zo kiezen nog veel
studenten de reguliere opleidingsroute omdat ze nog niet direct een keuze willen maken
voor een specialisatie.
Vanwege de corona-pandemie en de beperkingen die daar het gevolg van waren voor opleidingen,
studenten en stagescholen, heb ik besloten de pilots met een jaar te verlengen en
deze ook te evalueren.14 De uitkomsten worden volgende jaar met u gedeeld.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Medeindiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media