Brief regering : Reactie op het inspectierapport 'Een kwetsbaar recht'
33 552 Slachtofferbeleid
29 628
Politie
Nr. 86
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2021
De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) heeft onderzoek verricht naar
de wijze waarop de Individuele Beoordeling (hierna: IB) van slachtoffers uitgevoerd
wordt door de politie1. Met deze brief bieden wij uw Kamer het Inspectierapport en onze beleidsreactie aan.
Aanleiding: de introductie van de individuele beoordeling
In november 2015 is de EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers vastgesteld, met daarin
opgenomen de individuele beoordeling van slachtoffers.2 De IB is in Nederland geïmplementeerd in het Wetboek van Strafvordering en het Besluit
slachtoffers van strafbare feiten.3
De politie heeft het recht op bescherming van slachtoffers, in samenwerking met het
Ministerie van Justitie en Veiligheid en ketenpartners OM en SHN, vertaald in de werkwijze
IB: het systematisch en structureel beoordelen en beschermen van slachtoffers. Met
deze werkwijze wil de politie systematisch en structureel aandacht hebben voor de
(potentiële) kwetsbaarheid van een slachtoffer, het voorkomen van herhaald slachtofferschap,
secundaire victimisatie, intimidatie en/of vergelding opdat de politie beschermingsmaatregelen
kan treffen als dat nodig is. De werkwijze IB is per 1 juni 2018 landelijk ingevoerd
als standaard werkwijze bij fysieke meldingen en aangiftes. Om de IB in deze fase
te kunnen implementeren is aan de politie structureel het financiële equivalent van
124 fte ter beschikking gesteld.
Het onderzoek, conclusies en aanbeveling van de Inspectie
Het onderzoek van de Inspectie richt zich op de eerste fase van de implementatie van
de werkwijze IB binnen de politie, te weten het uitvoeren van de IB bij slachtoffers
van strafbare feiten die zich in persoon melden op het politiebureau, of van wie op
straat een melding of aangifte wordt opgenomen.4 De Inspectie heeft in kaart gebracht hoe de politie de IB in de praktijk uitvoert
binnen de drie fases van de IB: (1) het bepalen van de kwetsbaarheid van het slachtoffer,
(2) het bepalen van de specifieke beschermingsbehoefte van het slachtoffer en het
inzetten van passende beschermingsmaatregelen, en (3) het informeren van relevante
functionarissen binnen de politieorganisatie en bij het Openbaar Ministerie (hierna:
OM) en Slachtofferhulp Nederland (hierna: SHN).
Bevindingen en conclusie
De Inspectie stelt vast dat bij de politie sprake is van een goed uitgewerkt werkproces
en breed opgezet implementatietraject. De werkinstructies en digitale infrastructuur
zijn grotendeels op orde. De ontwikkelde training die aan de eenheden is aangeboden
had als doel dat alle doelgroepen op de hoogte zijn van de nieuwe werkwijze binnen
het thema «beoordelen en beschermen van slachtoffers». De doelgroepen waren vooraf
gedefinieerd. Ook wat betreft aantallen medewerkers die getraind moesten worden en
wat betreft de duur.
De Inspectie stelt echter ook vast dat een groot deel van de ondervraagde medewerkers
onvoldoende kennis van de IB heeft om deze goed te kunnen toepassen omdat zij de ontwikkelde
training niet hebben gevolgd. De wijze waarop de IB in de praktijk wordt toegepast
kent grote verschillen. De Inspectie ziet hiervoor de volgende oorzaken: 1) politiemedewerkers
hebben beperkte kennis van de IB door het ontbreken van een adequate of gevolgde opleiding
en 2) de werkwijze IB is gebrekkig in de organisatie verankerd door het grotendeels
ontbreken van sturing en borging waardoor de werkwijze nauwelijks wordt bijgesteld.
Ten slotte stelt de Inspectie vast dat mede doordat de training maar beperkt is gevolgd,
de beoogde cultuuromslag slechts ten dele lijkt te zijn geslaagd.
Ten aanzien van het contact met ketenpartners OM en SHN constateert de Inspectie dat
de politie soms onvoldoende gebruik maakt van de kennis en expertise van deze partners
en daardoor de slachtoffers ook bijvoorbeeld onvoldoende informeert over de dienstverlening
door SHN. Ook de overdracht naar en het contact met de partners OM en SHN is onvoldoende
goed ingeregeld.
De Inspectie concludeert dat met de wijze waarop de politie vormgeeft aan de IB, onvoldoende
systematisch en structureel aandacht wordt besteed aan de (potentiële) kwetsbaarheid
en beschermingsbehoefte van een slachtoffer. Dit betekent voor de burger die slachtoffer
is geworden van een strafbaar feit dat hij of zij soms onvoldoende goed geholpen wordt.
Aanbeveling
De Inspectie beveelt de politie aan om een aangepaste strategie te bedenken om de
geconstateerde tekortkomingen in de taakuitvoering te adresseren. Daarbij is het van
belang zicht te houden op de uitvoering en vast te stellen op welk moment de taakuitvoering
van de IB is beklijfd en geborgd. Daarnaast wordt aanbevolen om ervoor te zorgen dat
alle politiemedewerkers met slachtoffercontacten die het aangaat (inclusief nieuwe
medewerkers, ook bij de Intake en Service-balie) over de juiste opleiding beschikken
en dat de aangeleerde kennis over de IB actueel blijft. De Inspectie vraagt de politie
binnen zes maanden na publicatie een plan aan te leveren over de wijze waarop zij
de toepassing van de werkwijze IB wil verbeteren.
Reactie op de aanbeveling
In de kern richt de aanbeveling van de Inspectie zich op het ervoor zorgen dat alle
politiemedewerkers (inclusief nieuwe medewerkers) over de juiste opleiding beschikken
en ervoor zorgen dat de aangeleerde kennis over de IB actueel blijft. De politie heeft
ons bevestigd dat bij de tweede fase van de uitrol van de IB binnen de politie (gericht
op de opsporing en de RSC-medewerkers) de leerpunten uit het onderzoek ten aanzien
van de inhoud van de training alsook ten aanzien van de sturing en de monitoring zullen
worden meegenomen.
De politie zal conform de aanbeveling van de Inspectie binnen zes maanden na publicatie
een plan aan leveren over de wijze waarop zij de uniforme toepassing van de werkwijze
IB wil verbeteren.
We hebben de politie verzocht in het plan van aanpak aan te geven op welke wijze de
aanbeveling wordt opgevolgd dat alle politiemedewerkers (inclusief nieuwe medewerkers)
over de juiste opleiding beschikken en zorgen dat de aangeleerde kennis over de IB
actueel blijft.
Tevens hebben we verzocht in het plan aan te geven hoe de geconstateerde tekortkomingen
in de taakuitvoering te adresseren, bijvoorbeeld hoe de inzichten uit registraties
in de gesprekken van medewerkers en leidinggevenden aan de orde kunnen komen. Bij
deze inzichten kan gedacht worden aan opgelegde beschermingsmaatregelen en juiste
registratie in de politiesystemen. Het is immers, ondanks het feit dat politiemedewerkers
allemaal een heel andere achtergrond en ervaring kunnen hebben, cruciaal dat zij allen
op een gestandaardiseerde wijze werken. Elk slachtoffer verdient immers een gelijke
behandeling die niet afhankelijk mag zijn van een individuele politiemedewerker of
een individuele politie-eenheid. Dit is een principe dat de politie onderschrijft.
Tot slot zal de politie in het plan van aanpak aangeven op welke wijze de informatie-uitwisseling
tussen politie, OM en SHN verder kan worden verbeterd. Tevens zal worden gekeken naar
de behoefte van SHN aan operationele contactpersonen bij de politie-eenheden.
Overigens is van belang te vermelden dat de politie al tijdens de uitvoering van het
onderzoek verder is gegaan met het ontwikkelen en verbeteren van de IB en de verspreiding
van de kennis binnen de organisatie. Zo zijn de ketenbrede e-learning en een profcheck
in 2021 geheel geactualiseerd. Niet alleen de training voor de IB is ontwikkeld maar
ook intranet en medewerkersbijeenkomsten hebben bijgedragen aan de verdere verspreiding
van kennis over de IB binnen de politie. De politie heeft daarnaast nog in 2021 en
in 2022 verschillende (nieuwe) activiteiten op de agenda staan:
• De politie is vergevorderd met de implementatie van de politiemonitor. Dit is een
instrument dat de politie inzicht en informatie geeft over de ervaringen van burgers
met de dienstverlening van de politie;
• De politie is in samenwerking met de wetenschap bezig met het ontwikkelen van een
risicotaxatie instrument (ProVict). Met dit instrument kan de beoordeling van de kwetsbaarheid
van slachtoffers op een meer gestandaardiseerde wijze plaatsvinden;
• Er worden initiatieven uitgewerkt voor IB-trainingen op maat;
• Naar aanleiding van het inspectierapport organiseert de Inspectie een tweetal webinars.
Tijdens deze webinars licht de Inspectie de resultaten van het onderzoek toe en is
er gelegenheid om met de bij het onderzoek betrokken inspecteurs in gesprek te gaan.
Deze webinars worden breed binnen de politie bekend gemaakt.
Deze activiteiten onderstrepen het belang dat ook de politie hecht aan de bescherming
van kwetsbare slachtoffers en de voortdurende inzet voor verbetering van het werkproces.
Afsluitend
Het beeld dat uit het rapport van de Inspectie naar voren komt over de wijze waarop
de IB op dit moment wordt uitgevoerd vinden wij onbevredigend, omdat nog steeds het
risico bestaat dat kwetsbare slachtoffers niet voldoende worden beschermd. Daarom
zullen wij met in- en externe toezichthouders het gesprek hierover met de politie
voortzetten om aan de hand van deze tussentijdse monitoring te volgen hoe er wordt
gestuurd op de beoogde verbeteringen in de taakuitvoering van de IB en hoe deze worden
geborgd. Betere uitvoering door de politie van de IB langs de lijnen die de Inspectie
aangeeft is essentieel om kwetsbare slachtoffers beter te beschermen.
Het structureel op gestandaardiseerde wijze beoordelen van slachtoffers op hun kwetsbaarheid
betekende voor de politie op onderdelen een nieuwe taakinvulling, en de implementatie
ervan is voor de politie niet eenvoudig gebleken. Het toepassen van de IB door de
politie en de borging ervan op een wijze waarbij voldoende systematisch en structureel
aandacht wordt besteed aan de (potentiële) kwetsbaarheid en beschermingsbehoefte van
een slachtoffer heeft continu aandacht nodig. De inzichten uit het Inspectierapport
zijn hierbij uiterst behulpzaam. Wij zullen uw Kamer informeren over het op te stellen
plan van aanpak en de voortgang ervan.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming