Brief regering : Fiche: Verordening ter oprichting AML Autoriteit
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3203
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Anti-witwasverordening (AMLR) en anti-witwasrichtlijn (AMLD6) (Kamerstuk 22 112, nr. 3202)
Fiche: Verordening ter oprichting AML Autoriteit
Fiche: Verordening betreffende bij geldovermaking te voegen informatie (Kamerstuk
22 112, nr. 3205)
Fiche: Aanbeveling mandaat onderhandelingen handels- en samenwerkings-overeenkomst
EU-VK m.b.t. Gibraltar (Kamerstuk 22 112, nr. 3206)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
Fiche: Verordening ter oprichting AML Autoriteit
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van de
Autoriteit ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en wijziging
van Verordeningen (EU) No 1093/2010, (EU) 1094/2010, (EU) 1095/2010
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juli 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 421
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CONSIL%3AST_10287_2…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2021) 190, 191
f) Behandelingstraject Raad
Economische en Financiële Raad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën, in samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Dit voorstel bevat regels gericht op het voorkomen van het gebruik van het financiële
stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme (anti-money laundering/countering the financing of terrorism; AML/CFT), en maakt onderdeel uit van het AML/CFT-pakket dat de Commissie op 20 juli
2021 uitbracht. Dat pakket bestaat uit vier wetgevende voorstellen: de anti-witwasverordening
(Anti-Money Laundering Regulation; AMLR)1, de zesde anti-witwasrichtlijn (Anti-Money Laundering Directive; AMLD6)2, de Verordening ter oprichting van een Europese anti-witwasautoriteit en de Herziening
van Verordening (EU) 2015/8473. De Commissie heeft de publicatie van deze voorstellen op 7 mei 2020 aangekondigd
in haar mededeling over het actieplan voor een alomvattend EU-beleid ter voorkoming
van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.4
De Commissie geeft aan dat de kwaliteit en effectiviteit van het huidige toezicht
op het voorkomen van AML/CFT binnen de Europese Unie (EU) ongelijk is, vanwege significante
verschillen in middelen en aanpak. De samenwerking tussen de relevante competente
autoriteiten is niet altijd effectief, de methodes om risico’s te identificeren en
de risico-gebaseerde benadering toe te passen lopen uiteen en nationale toezichthouders
zijn niet altijd bereid om de benodigde bevoegdheden in te zetten. Dit leidt niet
alleen tot inadequaat toezicht op nationaal niveau, maar ook tot onvoldoende toezicht
op partijen die grensoverschrijdende activiteiten ontplooien, hetgeen leidt tot risico’s
voor de gehele interne markt van de EU.
Om deze tekortkomingen te adresseren stelt de Commissie voor een nieuw op te richten
AML/CFT-autoriteit (Authority for
Anti-Money Laundering and Countering of Financing of Terrorism; AMLA) tot het middelpunt van een geïntegreerd AML/CFT toezichtsysteem te benoemen.
Dit toezichtsysteem omvat zowel deze Europese autoriteit zelf, maar ook de nationale
toezichthouders met een AML/CFT-mandaat. De AMLA zou een gedecentraliseerd agentschap
van de EU worden, en zou direct toezicht moeten uitoefenen op financiële instellingen:
a) met een hoge mate van grensoverschrijdende activiteit binnen de EU; en b) die uit
een door AMLA in samenwerking met de nationale toezichthouders uitgevoerde risicoanalyse,
naar voren zijn gekomen als het meest risicovol. De financiële instellingen die niet
geselecteerd worden voor direct toezicht zullen onder indirect toezicht vallen. Dit
indirecte toezicht houdt in dat de AMLA nationale toezichthouders bijstaat in het
vergroten van hun effectiviteit, in het handhaven van de naleving van de regelgeving,
alsmede de kwaliteit en homogeniteit van standaarden, aanpak en risicoanalyses bevordert.
Ook zal de AMLA in uitzonderlijke omstandigheden de Commissie kunnen verzoeken om
toestemming om de bevoegdheden van de nationale toezichthouder over te nemen. Dit
in het geval de nationale toezichthouder inadequaat handelt bij een materiële schending
van de AML/CFT-regels door een meldingsplichtige instelling5. Ten opzichte van de niet-financiële sector stelt de Commissie een toezichtkader
voor onder de AMLA. De AMLA zal hierin door middel van peer reviews en thematische
reviews good practices identificeren, en zal de bevoegdheid hebben om adviezen en richtsnoeren op te stellen
en aanbevelingen te doen indien de AMLA vaststelt dat er sprake is van een schending
van Unierecht. De bevoegdheden van de Europese Bankautoriteit op het gebied van AML/CFT
worden met deze verordening overgedragen aan de AMLA.
De Commissie stelt ook voor dat de AMLA een rol zal spelen bij het verbeteren van
de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen Europese Financial Intelligence
Units (FIUs). De AMLA zal fungeren als middelpunt voor een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme
van FIUs. De AMLA zal de FIUs bijstaan bij, onder andere, het opstellen van gezamenlijke
analyses van meldingen van verdachte (of de in Nederland gehanteerde ongebruikelijke)
transacties met een aanzienlijk grensoverschrijdend karakter. Ook zal de AMLA het
FIU.net platform hosten en zal het gemeenschappelijke rapportagetemplates en -normen
ontwikkelen die door Europese FIUs dienen te worden gebruikt.
Wat betreft het bestuur van de AMLA, stelt de Commissie voor dat deze zal bestaan
uit twee organen: een raad van bestuur, bestaande uit vijf onafhankelijke leden, en
een algemeen bestuur, bestaande uit vertegenwoordigers van alle lidstaten. Het algemeen
bestuur zal twee samenstellingen hebben afhankelijk van het onderwerp (toezicht of
FIU) om de twee taken goed te kunnen uitoefenen.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft in het impact assessment drie problemen geanalyseerd in het huidige
AML/CFT-raamwerk: i) een gebrek aan duidelijke en consistente regelgeving; ii) inconsistent
toezicht binnen de interne markt; iii) onvoldoende coördinatie en uitwisseling van
informatie tussen FIUs. Met deze verordening adresseert de Commissie de laatste twee
problemen.
Om het probleem ten aanzien van het toezicht aan te pakken, heeft de Commissie vier
opties overwogen. Ten eerste is overwogen toezicht op nationaal niveau te behouden,
met een controlerende rol voor de Europese Bankautoriteit ten aanzien van dit toezicht.
Ten tweede is indirect toezicht ten aanzien van alle meldingsplichtige instellingen
overwogen. Ten derde is overwogen direct toezicht ten aanzien van geselecteerde risicovolle
meldingsplichtige instellingen uit de financiële sector en indirect toezicht ten aanzien
van de overige meldingsplichtige instellingen te introduceren. Ten slotte is overwogen
direct toezicht op EU-niveau ten aanzien van alle meldingsplichtige instellingen te
introduceren. Op basis van de uitkomsten van het impact assessment heeft de Commissie
gekozen voor de derde optie omdat deze optie de voordelen heeft van optie twee, maar
tegelijkertijd ook – door direct toezicht van bepaalde financiële instellingen mogelijk
te maken – een doelgerichte en proportionele aanpak van de problematiek van institutionele
fragmentatie en van de mismatch tussen de grensoverschrijdende aard van ML/TF enerzijds
en lokaal toezicht anderzijds introduceert.
Om het probleem ten aanzien van de coördinatie en uitwisseling van informatie tussen
FIUs aan te pakken, heeft de Commissie ook vier opties overwogen. Ten eerste is overwogen
FIUs samen te laten werken in de context van het EU FIUs platform, dat geclassificeerd
wordt als een netwerk. Ten tweede is overwogen het EU FIUs Platform om te vormen tot
een comitologiecomité en de Commissie de bevoegdheid te geven om uitvoeringshandelingen
vast te stellen. Ten derde is overwogen om het EU FIUs Platform om te vormen tot een
EU mechanisme met de bevoegdheid om richtsnoeren en technische standaarden uit te
brengen, gezamenlijke analyses en trainingen te organiseren en trend- en risicoanalyses
uit te voeren. Ten slotte is overwogen het EU FIUs Platform om te vormen tot een FIU
op EU-niveau dat nationale FIUs vervangt. Op basis van de uitkomsten van het impact
assessment heeft de Commissie gekozen voor de derde optie.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse beleid op het gebied van het tegengaan van het gebruik van het financiële
stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering heeft een nationale en internationale
component. Op nationaal vlak zet het kabinet sterk in op het voorkomen en bestrijden
van witwassen en terrorismefinanciering. Zo is in het plan van aanpak witwassen6 een scala aan maatregelen aangekondigd om barrières voor witwassen te verhogen, de
effectiviteit van de poortwachtersfunctie en het toezicht op de naleving van AML/CFT-regels
te vergroten, en de opsporing en vervolging te versterken. In het BNC-fiche7 naar aanleiding van de mededeling van de Commissie inzake een actieplan voor een
alomvattend EU-beleid voor de preventie van witwassen en financieren van terrorisme,
heeft het kabinet aangegeven uniforme regels in Europees en internationaal verband
noodzakelijk en wenselijk te vinden, evenals de oprichting van een Europese AML/CFT-toezichthouder
en een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme voor EU FIU’s, vanwege het veelal
grensoverschrijdende karakter van witwassen en terrorismefinanciering. Eerder bepleitte
de Minister van Financiën de oprichting van een Europese AML/CFT-toezichthouder en
de noodzaak voor meer harmonisatie al in een gezamenlijk position paper met de Ministers
van Financiën van Duitsland, Frankrijk, Italië, Letland en Spanje.8 Daarnaast heeft het kabinet aangegeven de invoering van een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme
voor FIUs te steunen. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in dit kader ook
een gezamenlijke position paper over de contouren van de oprichting van een coördinatie-
en ondersteuningsmechanisme voor FIUs in de EU, opgesteld door Italië, ondersteund,
evenals België, Tsjechië, Frankrijk, Griekenland, Polen en Spanje. Ten slotte blijft
Nederland inzetten op de versterking van grensoverschrijdende opsporing van financiële
criminaliteit, onder meer in het kader van de EU-agenda voor de aanpak van georganiseerde
criminaliteit, de interne veiligheid en het Europees politiepartnerschap.9
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel voor de oprichting van de AMLA. Nederland heeft
meermaals opgeroepen tot de oprichting van een Europese AML/CFT-toezichthouder ter
versterking van de effectiviteit van het EU AML/CFT-raamwerk. De Commissie heeft in
haar post mortem review10 een aantal grote witwaszaken geanalyseerd waarbij onder andere banken uit de EU betrokken
waren en geconcludeerd dat er sprake is van gefragmenteerde, inconsistente en ongecoördineerde
uitvoering en toepassing van de Europese AML/CFT-regelgeving. Het verschil in interpretatie
en toepassing van de Europese AML/CFT-regelgeving van en door nationale toezichthouders
ondermijnt daarmee de effectieve aanpak van witwassen en terrorismefinanciering binnen
de EU. Bovendien is nationaal toezicht inherent beperkt door nationale grenzen, terwijl
witwassen en terrorismefinanciering veelal grensoverschrijdende aspecten kennen. Om
deze tekortkomingen in het raamwerk aan te pakken, heeft Nederland in EU-verband gepleit11 voor de oprichting van een onafhankelijke Europese AML/CFT-toezichthouder met directe
en indirecte bevoegdheden ten aanzien van de financiële sector. Deze toezichthouder
zou direct toezicht moeten kunnen uitoefenen op financiële instellingen, geselecteerd
op basis van een risicoanalyse. Centraal in deze risicoanalyse staan de criteria «grensoverschrijdende
activiteit» en «een hoog risico op witwassen of terrorismefinanciering». De Europese
toezichthouder zou hierbij nauw samen moeten werken met de nationale toezichthouder.
Om de fragmentatie van het nationale toezicht tegen te gaan, heeft Nederland voorts
gepleit voor bevoegdheid van de Europese AML/CFT-om indirect toezicht (dat wil zeggen:
toezicht op de nationale toezichthouders) uit te oefenen op de financiële instellingen
die niet geselecteerd worden voor direct toezicht. Daarbij pleitte Nederland ervoor
om het toezicht op niet-financiële instellingen overwegend bij de nationale toezichthouders
te houden. Vanwege de vaak sterk nationale inbedding van deze sector, ligt Europees
toezicht hier in de regel niet voor de hand.
Het kabinet stelt vast dat het voorstel overwegend in lijn is met de hiervoor geschetste
Nederlandse inzet.
Hoewel het kabinet dit voorstel op hoofdlijnen steunt, heeft het kabinet ook aandachtspunten
bij een aantal onderdelen. Ten eerste stelt het kabinet vast dat de AMLA verantwoordelijk
wordt voor het functioneren van het gehele EU AML/CFT toezichtsysteem, ook voor zover
dit ziet op niet-financiële instellingen. Hoewel het kabinet de toegevoegde waarde
ziet van een coördinerende en faciliterende rol voor de Europese toezichthouder bij
de samenwerking tussen nationale toezichthouders op niet-financiële instellingen12, ligt een verdergaande verantwoordelijkheid voor deze sector voor de AMLA grotendeels
niet voor de hand. Dit komt door de doorgaans sterke nationale inbedding en de beperkte
harmonisatie van regelgeving ten aanzien van deze sector, waardoor dit een zeer heterogene
groep instellingen is. Het kabinet zal zich zodoende ervoor inzetten om de verantwoordelijkheden
van de Europese toezichthouder voor deze sector te beperken tot die verantwoordelijkheden
die toegevoegde waarde hebben, namelijk het coördineren en faciliteren van de samenwerking
van nationale toezichthouders. De toegevoegde waarde van een grote rol voor de AMLA
ziet het kabinet overigens wel bij cryptodienstverleners. Deze vorm van dienstverlening
is inherent grensoverschrijdend gezien het digitale karakter van crypto’s, en kent
een hoog risico op witwassen en terrorismefinanciering. Bovendien wordt met dit AML/CFT-pakket
het kader voor cryptodienstverleners volledig geharmoniseerd. Europees toezicht is
voor deze groep zodoende passend en van toegevoegde waarde. Daarom zal het kabinet
zich ervoor inzetten om ook het AML/CFT-toezicht op cryptodienstverleners op Europees
niveau te beleggen.
Een tweede aandachtspunt is dat het kabinet een overzichtelijke, en daarmee werkbare,
opbouw van de werkzaamheden wil verzekeren. De Commissie heeft reeds enige fasering
aangebracht met het voorstel de toezichthouder in 2023 op te richten en direct toezicht
in 2026 te starten. Het kabinet zal in het verlengde hiervan aandacht vragen voor
de wenselijkheid van fasering in de opbouw van het toezicht.
Een derde aandachtspunt betreft de risicoanalyse om tot een selectie van instellingen
te komen die onder direct toezicht door de AMLA komen te staan. Het kabinet is van
mening dat direct toezicht door de AMLA wenselijk is, daar waar het toegevoegde waarde
heeft ten opzichte van toezicht door nationale toezichthouders. Dit is met name het
geval bij financiële instellingen die in hoge mate grensoverschrijdend actief zijn
en een hoog risico op witwassen of terrorismefinanciering kennen. Hoewel deze criteria
het uitgangspunt lijken te vormen van de risicoanalyse die is opgenomen in de verordening,
zal het kabinet ervoor waken dat de vormgeving en uitwerking van deze analyse zodanig
is dat de AMLA direct toezicht zal houden op die entiteiten waar de toegevoegde waarde
van Europees toezicht het hoogst is. Hiervoor is van belang dat de selectie en risicoanalyse
doeltreffend worden vormgegeven.
Ten slotte heeft het kabinet aandacht voor de lasten voor meldingsplichtige instellingen,
met name die in de financiële sector naar aanleiding van de introductie van toezicht
op Europees niveau. Het kabinet hecht eraan dat deze lasten redelijk zijn, niet leiden
tot onnodige verzwaring voor de sector en dat de contouren van deze lasten in de verordening
worden opgenomen en niet uitsluitend via lagere regelgeving worden geregeld.
Het kabinet verwelkomt ook de introductie van het coördinatie- en ondersteuningsmechanisme
voor EU FIUs. Met de voorstellen wordt naar de mening van het kabinet de samenwerking
tussen EU FIUs verder bevorderd en ondersteund door de AMLA, terwijl de operationele
onafhankelijkheid en zelfstandigheid van de FIUs blijft gewaarborgd.
De beoogde locatie van de AMLA is open gelaten in het voorstel. Naar het oordeel van
het kabinet voldoet Nederland aan de in het voorstel genoemde criteria. Het kabinet
staat er op voorhand niet negatief tegenover om als gastland te fungeren voor de AMLA
en zal de komende periode een verkenning uitvoeren naar de kosten en baten om deze
te betrekken bij de beoordeling over de wenselijkheid van een Nederlandse kandidatuur.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Er is brede overeenstemming dat meer harmonisatie van regelgeving en toezicht in het
EU AML/CFT-raamwerk wenselijk en noodzakelijk is. In november 202013 heeft de Raad de Commissie opgeroepen prioriteit te geven aan de voorstellen voor
wetgeving ter oprichting van een onafhankelijke Europese AML/CFT-toezichthouder met
directe en indirecte bevoegdheden en de introductie van een verordening.
Tijdens de extra ingelaste Economische en Financiële Raad van 26 juli jl. spraken
veel lidstaten op hoofdlijnen hun steun uit voor het pakket. Hierbij werd door verschillende
lidstaten opgemerkt dat een goede samenwerking van de AMLA met nationale toezichthouders
van belang is. Eerder hebben sommige lidstaten ook uitgesproken aandacht te hebben
voor de verdeling van bevoegdheden tussen de AMLA en de nationale toezichthouders.
Het Europees Parlement (EP) heeft aangegeven ingenomen te zijn met de voornemens van
de Commissie om een verordening, een Europese AML/CFT-toezichthouder en een coördinatie-
en ondersteuningsmechanisme voor FIUs te introduceren.14 Het lijkt er wel op dat het EP hierbij verdergaande stappen wil zetten dan de lidstaten
als het aankomt op de rol van de Europese AML/CFT-toezichthouder ten opzichte van
de niet-financiële sector en de oprichting van een EU-FIU.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 114
VWEU. Op grond van dit artikel is de EU bevoegd om maatregelen vast te stellen ten
aanzien van de instelling en de werking van de interne markt. Het kabinet kan zich
vinden in deze rechtsgrondslag, aangezien het voorstel verstoring van de interne markt
beoogt tegen te gaan. Op het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde
bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (zie artikel 4, tweede lid, onder a, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet is positief. De verordening heeft tot doel het gebruik
van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen.
Gezien het grensoverschrijdende karakter van witwassen en terrorismefinanciering kan
dit onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt,
daarom is een EU-aanpak nodig. Zoals uit de hierboven reeds genoemde post mortem review van de Commissie blijkt, ondermijnt het verschil in interpretatie en toepassing
van de Europese AML/CFT-regelgeving van nationale toezichthouders de effectieve aanpak
van witwassen en terrorismefinanciering binnen de EU. De introductie van de AMLA zal
de fragmentatie in het toezicht binnen de EU verminderen en de informatie-uitwisseling
en samenwerking tussen de FIUs binnen de EU verbeteren. Dit zal leiden tot een meer
effectieve aanpak van witwassen en terrorismefinanciering en een gelijk speelveld
voor meldingsplichtige instellingen binnen de EU, hetgeen alleen effectief op het
EU-niveau kan worden bereikt. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet is positief, met kanttekening. De verordening heeft tot
doel het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering
te voorkomen. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken,
omdat de introductie van de AMLA de fragmentatie in het toezicht binnen de EU zal
verminderen en de samenwerking tussen de FIUs binnen de EU zal verbeteren. Dit zal
leiden tot een meer effectieve aanpak van witwassen en terrorismefinanciering. Bovendien
gaat het voorgestelde optreden ten opzichte van het directe toezicht op de financiële
sector en FIUs niet verder dan noodzakelijk. Zo richt de AMLA zich in het directe
toezicht enkel op instellingen met een hoge mate van grensoverschrijdende activiteit
en krijgt de AMLA geen bevoegdheden die verder gaan dan noodzakelijk voor de rol van
coördinatie- en ondersteuningsmechanisme voor FIUs. Het kabinet wil hierbij wel de
kanttekening plaatsen dat de verantwoordelijkheid van de AMLA voor het gehele AML/CFT-toezichtsysteem
zoals wordt voorgesteld, inclusief de niet-financiële sector, niet voor de hand ligt
vanwege de sterke nationale inbedding van deze sector. Het kabinet zal daarom inzetten
op een beperktere, namelijk coördinerende en faciliterende, rol met de daarbij passende
bevoegdheden voor de AMLA ten behoeve van de niet-financiële sector.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De oprichting van de AMLA brengt financiële gevolgen met zich mee. Geraamd is dat
de AMLA zal bestaan uit 250fte, waarvan de jaarlijkse kosten 45,6 miljoen euro zullen
gaan bedragen. Naar verwachting zal een kwart hiervan bekostigd worden uit de EU begroting
en driekwart uit heffingen aan financiële instellingen die onder het directe of indirecte
toezicht zullen vallen. De autoriteit zal in 2023 worden opgericht met een opstartperiode
tot eind 2025. Vanaf begin 2026 start het directe toezicht en zal de AMLA volledig
functioneren. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen
te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027
en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Daarnaast
moet de ontwikkeling van de administratieve uitgaven in lijn zijn met de Raadsconclusies
van juli 2020 over het MFK-akkoord15.
De geschetste budgettering van de AMLA vraagt om verduidelijking als het gaat om het
onderscheid tussen het budget van het coördinatie- en ondersteuningsmechanisme van
de EU FIUs enerzijds en de Europese AML/CFT-toezichthouder anderzijds.
De overname van reeds bestaande infrastructuren door de AMLA – de AML/CFT database
van de Europese Bankautoriteit en FIU.net – heeft geen gevolgen voor het budget, aangezien
deze al bekostigd worden uit het EU-budget.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De verordening schrijft voor dat toezichthouders van zowel de financiële sector als
die van de niet-financiële sector nauw gaan samenwerken met de AMLA. Dit zal leiden
tot een verhoging van de werklast voor de nationale toezichthouders. Voor de toezichthouders
op de financiële sector zal hierbij ook sprake zijn van een beperking van hun werklast,
aangezien een beperkt deel van de meldingsplichtige instellingen onder direct toezicht
komt te staan van de AMLA. De uiteindelijke impact op de totale werklast van deze
toezichthouders, en de eventuele financiële consequenties hiervan voor de rijksoverheid,
zal derhalve samenhangen met de mate waarin instellingen die voorheen onder diens
toezicht vielen onder het toezicht van de AMLA zullen worden gebracht. Daarbuiten
zal het grootste deel van de meldingsplichtige instellingen ook in het nieuwe raamwerk
onder nationaal toezicht blijven vallen.
Als gevolg van de intensivering van samenwerking met EU FIUs wordt eveneens een toename
in werklast verwacht, onder andere betreffende inzet in gezamenlijke EU-analyses en
het aantal buitenlandverzoeken. Dit brengt ook consequenties met zich mee voor de
werklast en capaciteit van de FIU-Nederland. Daarnaast verschaft een verduidelijking
van de budgettering, zoals verzocht onder a), ook inzicht in financiële consequenties
voor de FIU-Nederland.
Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Dit voorstel brengt financiële consequenties met zich mee voor financiële instellingen
die onder het directe of indirecte toezicht van de AMLA zullen vallen, aangezien driekwart
van de kosten van de AMLA bekostigd zullen worden uit heffingen aan deze instellingen.
Deze instellingen ontvangen in de huidige situatie heffingen van de nationale toezichthouder
waar ze onder vallen. De Commissie zal in een gedelegeerde handeling de methodologie
vastleggen voor de berekening en verdeling van de lasten over de instellingen. Voorts
is het totaal aantal entiteiten dat binnen het bereik van het directe of indirecte
toezicht van de AMLA zal vallen nog niet bekend. Het is daarom nog niet te zeggen
wat de gevolgen zullen zijn voor deze instellingen ten opzichte van de huidige financiële
lasten voor nationaal toezicht. Evenwel is niet uit te sluiten dat deze in enige mate
zullen toenemen.
De oprichting van de Europese autoriteit kan extra informatieverplichtingen en inhoudelijke
verplichtingen met zich mee brengen, met name ten aanzien van instellingen die direct
onder het toezicht van de AMLA komen te staan. Hier staat tegenover dat de AMLA de
toezichtspraktijk binnen de EU meer zal harmoniseren. Instellingen die grensoverschrijdend
actief zijn, zullen hier wat regeldruk betreft de vruchten van plukken.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel ziet in belangrijke mate op het creëren van meer eenduidig toezicht binnen
de interne Europese markt, waardoor in een meer gelijk speelveld wordt voorzien voor
meldingsplichtige instellingen ten gunste van eerlijke concurrentie binnen de interne
markt. In breder internationaal perspectief sluit dit voorstel aan bij een mondiale
ontwikkeling waarbij steeds meer aandacht is voor het voorkomen van witwassen en financieren
van terrorisme en hieromtrent regelgeving wordt geïntroduceerd. Het voorstel draagt
bij aan mondiale voortrekkersrol voor de EU op het voorkomen van het gebruik van het
financiële stelsel voor witwassen en financieren van terrorisme.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel zal gevolgen hebben voor de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, vanwege de aanpassing van de bevoegdheden van nationale AML/CFT-toezichthouders.
De lex silencio positivo is niet van toepassing.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De verordening geeft de Commissie op een aantal punten de bevoegdheid om gedelegeerde
en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Artikel 12, vijfde lid, artikel 25, zevende
lid en artikel 65, zesde lid geven de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen
vast te stellen. Het eerstgenoemde artikel voorziet de AMLA van een grondslag om concept
technische reguleringsnormen op te stellen met graadmeters voor de vaststelling van
het risicoprofiel van alle financiële instellingen. Deze concepten kunnen vervolgens
door de Commissie worden vastgesteld door middel van gedelegeerde handelingen, conform
de procedure van artikel 38. Artikel 39 schrijft voor dat de Commissie deze bevoegdheid
krijgt voor een periode van vier jaar en dat deze bevoegdheid steeds automatisch met
vier jaar wordt verlengd. Artikel 40 biedt het Europees Parlement en de Raad een grondslag
om bezwaar maken tegen de vaststelling van een specifieke technische reguleringsnorm.
Het kabinet staat positief tegenover de toekenning van deze bevoegdheid aan de Commissie.
Het betreft een niet-essentieel onderdeel van de regelgeving, waardoor toekenning
van een bevoegdheid mogelijk is. Toekenning van een bevoegdheid is volgens het kabinet
ook wenselijk, omdat hierdoor meer flexibiliteit mogelijk is. Delegatie, in plaats
van uitvoering, ligt voor de hand aangezien het een aanvulling van de wetgevingshandeling
betreft. Hierbij acht het kabinet het van belang dat het vierde lid van artikel 12
gepaste contouren biedt voor deze gedelegeerde handelingen.
Artikel 25, zevende lid kent de Commissie de bevoegdheid toe voor het vaststellen
van een reglement van orde voor het uitoefenen van de bevoegdheid door AMLA om administratieve
geldelijke sancties of dwangsommen op te leggen. Ook geeft het de Commissie de bevoegdheid
om gedetailleerde regels vast te leggen ten aanzien van de periode voor oplegging
en handhaving van de sancties, alsmede de aan te wenden rechtsmiddelen. De gedelegeerde
handelingen zullen aangenomen worden conform de procedure in artikel 86 dat, onder
andere, voorziet in een mogelijkheid voor de Raad of het Europees Parlement om deze
bevoegdheid in te trekken en bezwaar te maken tegen specifieke gedelegeerde handelingen.
Het betreft een niet-essentieel onderdeel van de regelgeving waardoor toekenning van
deze bevoegdheid aan de Commissie mogelijk is. Bovendien ligt delegatie, in plaats
van uitvoering, voor de hand, aangezien het een aanvulling van de wetgevingshandeling
betreft. Het kabinet vindt het wenselijk om het reglement van orde vanwege het detailniveau
vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen. Wat betreft de aan te wenden
rechtsmiddelen, vindt het kabinet het echter onwenselijk om dergelijke procesrechtelijke
bepalingen bij lagere regelgeving vast te stellen omdat vastlegging op het niveau
van de verordening de rechtszekerheid en kenbaarheid beter waarborgt, en zal hier
aandacht voor vragen.
Artikel 65, zesde lid kent de Commissie de bevoegdheid toe voor het vaststellen van
de methodologie voor de berekening van de hoogte van de geheven vergoeding voor elke
financiële instelling die op grond van artikel 12 in aanmerking kan komen voor direct
toezicht en de procedure om deze vergoeding te innen. Het eerste lid van dit artikel
schrijft voor dat de geheven vergoeding niet hoger mag zijn dan de daadwerkelijk gemaakte
kosten door de AMLA. Daarnaast biedt de verordening een viertal voorwaarden waar de
Commissie in ieder geval rekening mee dient te houden bij het vaststellen van de methodologie.
Ook deze gedelegeerde handeling dient aangenomen te worden conform de procedure van
artikel 86. Het betreft een niet-essentieel onderdeel van de regelgeving, waardoor
toekenning van een bevoegdheid mogelijk is. Toekenning van een bevoegdheid is volgens
het kabinet ook wenselijk, omdat hierdoor meer flexibiliteit mogelijk is. Delegatie,
in plaats van uitvoering, ligt voor de hand aangezien het een aanvulling van de wetgevingshandeling
betreft. Het kabinet acht hierbij van belang dat de lasten redelijk zijn en niet leiden
tot onnodige verzwaring voor de sector. Derhalve acht het kabinet het van belang dat
de bevoegdheid verder wordt afgebakend door de criteria waaraan de methodologie dient
te voldoen in de verordening op te nemen. Het kabinet zal hier aandacht voor vragen.
Ten slotte kent artikel 14, derde lid de Commissie de bevoegdheid toe om uitvoeringshandelingen
vast te stellen. Dit artikel biedt AMLA de mogelijkheid om concept technische uitvoeringsnomen
vast te stellen waarin de voorwaarden worden gespecificeerd waaronder nationale toezichthouders
op de financiële sector de AMLA dienen bij te staan. Deze technische uitvoeringsnormen
kunnen vervolgens door de Commissie worden vastgesteld als uitvoeringshandeling, conform
de procedure van artikel 42. Het kabinet staat positief tegenover het vaststellen
van technische uitvoeringsnormen in een uitvoeringshandeling. Het betreft een niet-essentieel
onderdeel van de regelgeving, waardoor toekenning van een bevoegdheid mogelijk is.
Toekenning van een bevoegdheid is volgens het kabinet ook wenselijk, omdat hierdoor
meer flexibiliteit mogelijk is. Uitvoering, in plaats van delegatie, ligt voor de
hand aangezien het uitvoering van de handeling volgens eenvormige voorwaarden betreft.
De procedure van artikel 42 betreft een bijzondere procedure die afwijkt van de procedure
uit de comitologieverordening16. Er wordt namelijk voorgesteld de Commissie de bevoegdheid te geven om – door AMLA
voorbereide – uitvoeringshandelingen vast te stellen. Het kabinet is vooralsnog kritisch
ten aanzien van deze zelfstandige bevoegdheid voor de Commissie tot het vaststellen
van uitvoeringshandelingen omdat er geen controle is van een comité. Hiermee wordt
afgeweken van de comitologieverordening, en daar gaat mogelijk precedentwerking van
uit, terwijl nut en noodzaak van de afwijking niet duidelijk zijn. Het kabinet is
derhalve niet overtuigd van de wenselijkheid van de voorgestelde procedure en zal
in de onderhandelingen vragen naar het nut en de noodzaak van deze bijzondere procedure.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De Commissie stelt voor dat de verordening op 1 januari 2024 in werking zal treden.
Een aantal artikelen zal op 1 januari 2023 in werking treden om de opstartfase van
de AMLA te faciliteren. Beoogd wordt het directe toezicht begin 2026 op te starten.
Het kabinet staat positief tegenover een startdatum op korte termijn voor de AMLA
in combinatie met een ingroeimodel, om een overzichtelijke opbouw van de werkzaamheden
te verzekeren. Het kabinet acht 1 januari 2023 een ambitieuze datum voor inwerkingtreding
voor deze verordening, gelet op de omvang van het pakket waarvan deze verordening
een deel uitmaakt.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat de bepaling dat de Commissie voor 31 december 2029 voor het eerst,
en daarna iedere vijf jaar, de werkzaamheden van de AMLA zal evalueren in relatie
tot zijn doelen, mandaat, taken en locatie(s). Het kabinet staat positief tegenover
de periodieke evaluatie van de AMLA.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Deze verordening zal implicaties hebben voor het toezicht van nationale toezichthouders
op het gebied van AML/CFT. De implicaties voor toezichthouders voor de financiële
sector zullen hierbij het grootst zijn. De toezichtsbevoegdheden ten aanzien van geselecteerde
financiële instellingen zullen namelijk overgaan naar de AMLA en voor de overige financiële
instellingen zal er sprake zijn van «toezicht op toezicht». De nationale toezichthouders
zullen daarnaast de AMLA moeten bijstaan in haar activiteiten door bijvoorbeeld het
leveren van relevante informatie en door deelname aan gezamenlijke toezichthoudende
teams. Dit zijn extra taken voor de nationale toezichthouders. Tegelijkertijd zal
er een wisselwerking ontstaan waarbij ook het toezicht van de nationale AML/CFT-toezichthouders
gevoed zal worden met informatie vanuit de AMLA.
Toezichthouders op de niet-financiële sector zullen te maken krijgen met een toezichtskader
waarbij de AMLA onder andere, peer reviews zal uitvoeren, nationale toezichthouders
zal vragen om te acteren op mogelijke inbreuken op de verplichtingen van meldingsplichtige
instellingen, en op verzoek assistentie zal verlenen bij het beslechten van meningsverschillen.
Dit zijn extra taken voor de nationale toezichthouders. Zoals uiteengezet onder paragraaf
3b (Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel) acht het kabinet een deel van deze bevoegdheden niet voor de hand liggend voor de
AMLA.
De implicaties voor FIUs zullen met name zien op de aanpassing van meldprocessen.
De gestandaardiseerde templates en modellen voor het melden van verdachte of, de in
Nederland gehanteerde, ongebruikelijke transacties en activiteiten door meldingsplichtige
instellingen dienen te worden overgenomen door FIUs, zodat FIUs sneller en efficiënter
kunnen samenwerken. De AMLA mag hiertoe bindende standaarden opzetten. Daarnaast zal
de AMLA bijdragen aan FIU-analyses van verdachte of, de in Nederland gehanteerde,
ongebruikelijke transacties en activiteiten en pogen de effectiviteit van deze analyses
te verbeteren. Dit zal de uitvoering van werkzaamheden door de FIU-Nederland ook aangaan.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister van Buitenlandse Zaken