Brief regering : Voortgang AOW Suriname
20 361 Suriname
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 198 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2021
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 6 juli 2021 is gesproken over mijn brief van 1 juli 2021 (Bijlage bij Kamerstukken
20 361 en 32 043, nr. 197) inzake de toezending van het eindrapport van de adviescommissie «Onverplichte tegemoetkoming
ouderen van Surinaamse herkomst». Naar aanleiding hiervan heeft uw Kamer mij verzocht
om een reactie te geven op het eindrapport en gedurende het overleg met en het voorlichtingsverzoek
aan de Raad van State alvast voorbereidende werkzaamheden te verrichten om te voorkomen
dat er onnodige vertragingen ontstaan.
In mijn brief van 5 februari 2021 heb ik uw Kamer laten weten dat ik uitvoering geef
aan de motie van het Kamerlid Van Weyenberg (D66) over een onverplichte tegemoetkoming1 door enerzijds een adviescommissie in te stellen en anderzijds de Raad van State
om een voorlichting te vragen. Op 1 juli 2021 heeft de adviescommissie onder voorzitterschap
van Dr. J.J. Sylvester, mij haar eindrapport aangeboden. Bij de aanbieding van dit
rapport heb ik uw Kamer bericht dat ik, om verder recht te doen aan deze motie, in
overleg zal treden met de Raad van State over de invulling van het voorlichtingsverzoek
en uw Kamer hierover zal informeren.
Op verzoek van uw Kamer ben ik alvast gestart met voorbereidende werkzaamheden en
heb ik een gesprek met de vicepresident van de Raad van State gevoerd op grond van
artikel 24 van de Wet op de Raad van State, over de vragen waarop de voorlichting
van de Raad van State betrekking kan hebben. Omdat dit behulpzaam kan zijn bij de
uitwerking van een mogelijke regeling voor een onverplichte tegemoetkoming, heb ik
de Raad van State verzocht om een voorlichting waarin wordt ingegaan op de inpasbaarheid
van een dergelijke regeling in de wetgeving en daarbij tevens in te gaan op de mogelijke
relatie met de in het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden beschreven verantwoordelijkheid
van de landen voor de eigen sociale zekerheid.
Ik streef er naar uw Kamer een kabinetsreactie te geven op het eindrapport van de
commissie na ontvangst van de voorlichting van de Raad van State.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid