Brief regering : Monitoring Arbeidsmarkt en Beroep Noodpakket
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 363
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN DE STAATSSECRETARIS
VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 september 2021
Inleiding
Hierbij zenden wij uw Kamer de achtste editie van de brief «monitoring arbeidsmarkt
en beroep steun- en herstelpakket». In de zevende editie van deze brief1 hebben wij toegezegd uw Kamer eind september te informeren over het beroep op de
SZW-maatregelen uit het steun- en herstelpakket en over het beeld op de arbeidsmarkt.
Met deze brief komen wij tegemoet aan deze toezegging.
Met deze brief informeren wij uw Kamer over verschillende onderwerpen. Deze onderwerpen
zijn het beroep op de SZW-maatregelen uit het steun- en herstelpakket, zoals de NOW,
de Tozo, de TONK en het aanvullend sociaal pakket. Verder geeft deze brief een actualisatie
van de aanpak rondom misbruik en oneigenlijk gebruik. Ten slotte geeft deze brief
een beeld van de situatie op de arbeidsmarkt.
Beroep op de SZW-maatregelen uit het steun en herstelpakket
In deze paragraaf gaan we in op het gebruik van de NOW en de Tozo uit het steun- en
herstelpakket. Daarna geven we een overzicht van de ontwikkelingen rondom de TONK
en het aanvullend sociaal pakket.
Contactbeperkende maatregelen worden steeds meer opgeheven en de economie herstelt
zich, daarmee gaan we een nieuwe fase in. Het kabinet heeft daarom op 30 augustus
2021 bekend gemaakt dat het generieke steunpakket niet wordt verlengd per 1 oktober
2021. Op het beleidsterrein van SZW waarover in deze brief wordt gerapporteerd betekent
dit dat de NOW, Tozo en TONK dus op die datum eindigen. Dit betekent niet dat alle
steun meteen wegvalt, er blijven onzekerheden bestaan voor burgers. In aanvulling
op de reguliere sociale vangnetten ondersteunt het kabinet de overgang naar de nieuwe
structurele situatie door in het vierde kwartaal diverse regelingen nog van kracht
te laten zijn en aanvullend beleid inzet dat aanpassingen ondersteunt.
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)
Op 27 mei jl. heeft het kabinet aangekondigd om de steunpakketten voor banen en economie
door te trekken in het derde kwartaal van 2021.2 In navolging hierop kondigde het kabinet op 29 juni 20213 aan het steun- en herstelpakket met enkele wijzigingen door te voeren. Dit resulteerde
onder andere in de NOW 4, die op enkele punten verschilt van de NOW 3.
Bij de NOW 4 (jul–sept 2021) geldt een subsidiepercentage van 85% van de loonkosten,
gelijk aan de NOW 3.2 en 3.3. Het minimale omzetverlies om in aanmerking te komen
voor de NOW 4 blijft 20%. Wel heeft het kabinet besloten om het maximale op te geven
omzetverlies te begrenzen op 80%.4 Dit betekent dat voor werkgevers die een omzetverlies tussen de 80 en 100% hebben
de hoogte van de tegemoetkoming lager is dan bij de vorige regeling, namelijk maximaal
68%5 van de loonkosten in plaats van maximaal 85%. Voor werkgevers met een omzetverlies
tussen de 20 en 80% verandert er niks ten op zichte van de NOW 3.2 en 3.3.
Tabel 1: voorlopige stand van zaken aanvragen NOW
Totaal
NOW 1
(mrt–mei)
NOW 2
(jun–sep)
NOW 3.1
(okt–dec)
NOW 3.2
(jan–mrt)
NOW 3.3
(apr–jun)
NOW 4
(jul–sept)
Aanvragen behandeld
(x 1.000)
430,1
148,3
65,4
81,7
78,5
46,0
14,5
Toekenningen
(x 1.000)
408,7
139,5
63,7
77,9
75,0
44,7
13,8
Afwijzingen
(x 1.000)
19,5
8,8
1,7
3,8
3,4
1,4
0,6
Werknemers
(x 1.000.000)
7,51
2,7
1,3
1,3
1,3
0,8
0,2
Totaal voorschotten
(€ 1.000.000.000)
20,4
7,9
4,3
2,8
3,3
2,0
0,4
Subsidiebedrag
(€ 1.000.000.000)
25,8
9,9
5,4
3,5
4,1
2,5
0,7
X Noot
1
Totaalsom van alle tranches en niet van identieke werknemers.
Het aanvraagloket voor voorschotten van de NOW 4 staat open sinds 26 juli en sluit
op 30 september. Sindsdien zijn er 15.137 aanvragen ingediend, waarvan er 14.456 zijn
verwerkt. Hiervan zijn er tot 8 september6 13.815 toegekend en 641 afgewezen. De voornaamste redenen van afwijzing is dat de
werkgever is gestart na 1 februari 2020. Op dit moment is er voor € 356 miljoen aan
voorschotten verstrekt voor de NOW 4.
De cijfers met betrekking tot de NOW 3.3 (april–juni 2021) zijn bijgewerkt ten opzichte
van de vorige editie van deze brief. Het loket voor de NOW 3.3 is inmiddels gesloten.
In totaal zijn er 46.064 aanvragen verwerkt, waarvan er 44.697 zijn toegekend en 1.367
afgewezen. In totaal vertegenwoordigen deze bedrijven ongeveer 844 duizend werkenden.
Op dit moment is voor ongeveer € 2,0 miljard aan voorschotten verstrekt voor de NOW
3.3.
De cijfers rondom de aanvragen in het kader van de NOW 1, NOW 2, en NOW 3.2 zijn vrijwel
ongewijzigd. Bij de NOW 3.1 zijn wel enkele wijzigingen te zien ten opzichte van de
vorige editie van deze brief. Zo is door een beperkte toename in het aantal verwerkte
aanvragen ook het aantal toekenningen, afwijzingen, aantal betrokken werknemers, het
totale voorschot en de totale subsidie toegenomen.
Uit onderstaande tabel blijkt dat het beeld ten aanzien van de grootte van bedrijven
waar de voorschotten terecht komen zeer vergelijkbaar is tussen de verschillende tijdvakken.
Het voorschot voor werkgevers met meer dan 250 werknemers ligt iets hoger binnen de
NOW 3.3 en de NOW 4. Binnen de NOW 4 ligt het voorschot voor werkgevers met minder
dan 10 werknemers hoger dan gemiddeld. Het beeld van de NOW 4 kan nog veranderen,
aangezien het loket nog open staat.
De sectoren met het hoogste aantal toekenningen, het hoogste voorschot en de meeste
werknemers die onder de regeling vielen waren ongeveer gelijk voor de NOW 3.3 en de
NOW 4. Het gaat hierbij vooral om de sectoren «horeca en catering» en «overige commerciële
dienstverlening». In de NOW 4 heeft de sector «vervoer en logistiek» het hoogste voorschot
en op een na meeste werknemers die onder de regeling vallen.
Tabel 2: Aandeel eerste voorschot NOW
Aantal medewerkers
Totaal
NOW 1
(mrt–mei)
NOW 2
(jun–sep)
NOW 3.1
(okt–dec)
NOW 3.2
(jan–mrt)
NOW 3.3
(apr–jun)
NOW 4
(jul–sept)
Minder dan 10
14,4%
14,0%
13,6%
16,5%
15,3%
13,8%
17,4%
10 tot en met 25
17,4%
16,8%
17,0%
18,2%
18,3%
18,5%
17,8%
26 tot en met 50
14,4%
14,1%
14,6%
14,6%
14,7%
14,6%
13,1%
51 tot en met 150
17,7%
18,1%
18,8%
16,8%
16,5%
16,5%
15,5%
151 tot en met 250
6,2%
6,7%
6,4%
5,6%
5,7%
5,4%
4,7%
Meer dan 250
29,8%
30,3%
29,5%
28,3%
29,5%
31,2%
31,6%
Als losse bijlage bij deze brief wordt een factsheet van het UWV meegezonden7. Hierin zijn onder andere cijfers opgenomen over de toekenningen naar arbeidsmarktregio,
het gemiddeld opgegeven omzetverlies per sector en de verstrekte voorschotbedragen
per sector.
NOW 1 en NOW 2 vaststellingen
Voor zowel de NOW 1 als 2 zijn de vaststellingen van de definitieve subsidie begonnen.
Werkgevers kregen een voorschot van 80%, gebaseerd op de eigen inschatting van werkgevers
van het omzetverlies en de loonkosten. De definitieve subsidie wordt vastgesteld op
basis van het feitelijke omzetverlies en de loonsom in de subsidieperiode. De periode
voor het indienen van een vaststellingsaanvraag eindigt voor de NOW 1 op 31 oktober
2021 en voor de NOW 2 op 5 januari 2022. De vaststelling van de NOW 3.1 start volgens
planning op 4 oktober 2021 en loopt tot en met 22 februari 2023.
In de tabel hieronder staan de belangrijkste gegevens van de vaststelling van de NOW
1 en NOW 2.
Het is voor werkgevers mogelijk om tot en met 31 oktober 2021 een vaststellingsaanvraag
voor de NOW 1 te doen. In de brief van 7 september jl.8 is ingegaan op deze naderende deadline voor het indienen van een vaststellingsaanvraag
voor de NOW 1, de maatregelen die zijn genomen om belemmeringen in het proces voor
de afgifte van derden- en accountantsverklaringen weg te nemen, en de aanvullende
communicatie vanuit SZW en UWV richting werkgevers die hun vaststellingsaanvraag voor
de NOW 1 nog moeten indienen.
Tabel 3: voorlopige stand van zaken vaststellingen NOW
NOW 1
(maart–mei)
NOW 2
(juni–september)
Toekenningen (x 1.000)
139,5
63,7
Subsidiebedrag (€ 1.000.000.000)
9,9
5,4
Vaststellingsaanvragen ingediend (x 1.000)
66,7
14,7
Vaststellingsaanvragen verwerkt (x 1.000)
56,6
12,1
Nabetalingen (x 1.000)
19,8
4,7
Terugvorderingen (x 1.000)
36,8
7,3
Gezien de grote variëteit in bedrijven en in de subsidiebedragen is het niet goed
te zeggen of het huidige beeld van de definitieve vaststellingen representatief is.
Na het sluiten van het loket kan een definitief beeld gegeven worden over de terugvorderingen
en de nabetalingen. Wij zullen uw Kamer hierover later informeren.
Er zijn 56.593 verzoeken tot vaststellingen verwerkt voor de NOW 1 en 12.063 voor
de NOW 2. Van ongeveer 52% bedrijven binnen de NOW 1 en 77% binnen de NOW 2 is nog
geen vaststellingsverzoek binnen. De werkgevers die nu een definitieve subsidievaststelling
hebben ontvangen, hebben in de subsidieperiode van NOW 1 (maart–mei 2020) in totaal
een voorschotbedrag van € 2,0 miljard ontvangen. De vastgestelde definitieve subsidie
is in totaal ongeveer € 1,4 miljard. Voor de NOW 2 zijn de al verwerkte vaststellingen
goed voor een voorschot van € 431 miljoen. De definitieve subsidie is voor deze werkgevers
vastgesteld op € 202,0 miljoen.
Van de verwerkte vaststelling van de NOW 1 is 35% een nabetaling en 65% een terugvordering.
Voor NOW 2 is 39% een nabetaling en 61% een terugvordering. Dit is een vergelijkbaar
beeld met de vorige monitoringsbrief. Voor NOW 1 waren er voor € 168,9 miljoen nabetalingen
en voor NOW 2 was dit € 33,9 miljoen. Op grond van de vaststellingen moeten er 36.838
NOW-subsidies (gedeeltelijk) worden terugbetaald voor de NOW 1 en 7.324 voor de NOW
2. Dit voor een totaalbedrag van € 853,0 miljoen voor de NOW 1 en € 263,0 miljoen
voor de NOW 2.
Bij ongeveer 80% van de terugvorderingen van de NOW 1 en NOW 2 wordt het terugvorderingsbedrag
voor het grootste gedeelte9 bepaald doordat het omzetverlies lager is dan door de werkgever werd ingeschat. Dit
is een vergelijkbaar beeld als in de vorige monitoringsbrief. Een groot gedeelte van
deze werkgevers had een omzetverlies van minder dan 20%, en heeft daardoor geen recht
meer op NOW 1. Voor NOW 1 moest hierdoor tot nu toe 67% (€ 570 miljoen) van het totale
terugvorderingsbedrag worden terugbetaald. Voor NOW 2 was dit 88% (€ 233 miljoen)
van het totale terugvorderingsbedrag.
Voor ongeveer 20% van de terugvorderingen van de NOW 1 en NOW 2 wordt het terugvorderingsbedrag
voor het grootste gedeelte10 door de loonsomdaling bepaald.
In de tabel hieronder staan enkele gegevens over de terugvorderingen en bezwaren samengevat
(peilmoment 8 september). Van de vaststellingen die voor juli 2021 zijn afgehandeld,
blijkt dat ruim 70%11 van de werkgevers die een terugvordering hebben ontvangen, ervoor hebben gekozen
om het bedrag direct terug te betalen. Met nagenoeg alle overige werkgevers zijn er
betalingsregelingen afgesproken.
Tabel 4: terugvorderingen en bezwaren NOW
NOW 1
(maart–mei)
NOW 2
(juni–september)
Terugvorderingen totaal (x 1.000)
36,8
7,3
Reeds betaald (x 1.000)
19,9
4,7
Betalingsregelingen (x 1.000)
9,8
1,4
Bezwaren ingediend (x 1.000)
3,0
0,3
Bezwaren afgehandeld (x 1.000)
2,6
0,25
– Waarvan gegrond
34%
27%
– Waarvan ongegrond
41%
53%
– Waarvan ingetrokken
18%
16%
– Waarvan niet ontvankelijk verklaard
7%
4%
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
De Tozo 5 loopt van 1 juli 2021 tot en met 30 september 2021. In de eerste maand (juli
2021) zijn naar schatting 40.000 aanvragen ingediend bij gemeenten. Meer dan 95% betreft
aanvragen voor een uitkering levensonderhoud. De overige leningen zijn voor bedrijfskapitaal.
Tabel 5: Schatting totaal aantal aanvragen Tozo
Tozo 1
(mrt–mei)
Tozo 2
(juni–sept)
Tozo 3
(okt–maart)
Tozo 4
(april – juni)
Tozo 5
(juli)
Aantal aanvragen
374.000
119.000
166.000
77.000
40.000
waarvan inkomensondersteuning1
± 90%
± 90%
± 90%
± 95%
± 95%
X Noot
1
Het aandeel inkomensondersteuning in het totaal aantal aanvragen varieert per gemeente
en verschilt enigszins tussen de verschillende Tozo regelingen. De basisgegevens voor
de snelle monitoring zijn niet voldoende gedetailleerd om deze verschillen nauwkeurig
weer te geven.
Bovenstaande tabel geeft het geschatte aantal aanvragen voor voorgaande Tozo regelingen
weer.12 Het hoogste aantal aanvragen werd gedaan voor de Tozo 1. Sinds de Tozo 2, waarin
de partnerinkomenstoets werd toegevoegd, ligt het aantal aanvragen lager. Tijdens
de looptijd van de Tozo 4 zijn in totaal ongeveer 77.000 aanvragen gedaan. Vanaf de
Tozo 4 zien we ook een verschuiving in de verhouding tussen aanvragen voor een uitkering
levensonderhoud en aanvragen voor bedrijfskrediet. Het aandeel inkomensondersteuning
neemt toe van ongeveer 90% naar meer dan 95%. Dit hangt samen met de uiteenlopende
aard van de twee Tozo-instrumenten en de voorwaarden die eraan gesteld worden. De
uitkering levensonderhoud kan, afhankelijk van de eigen en partner inkomsten, voor
iedere Tozo-periode opnieuw aangevraagd worden, waar een bedrijfskrediet van maximaal
€ 10. 157, veelal een eenmalige aanvraag betreft, waardoor er inmiddels in mindere
mate een beroep op wordt gedaan.
Naast de schatting van het aantal aanvragen die wij zelf monitoren, publiceert het
CBS over de maandelijks verstrekte uitkeringen Tozo13. Recent verschenen de definitieve gegevens over het derde kwartaal 202014. Ten behoeve van een snel inzicht publiceert het CBS ook periodiek actuelere voorlopige
en nader voorlopige cijfers. Sinds de vorige monitoringsbrief verschenen voorlopige
cijfers over de maanden april15, mei16 en juni17, en nader voorlopige cijfers over het vierde kwartaal van 2020 (oktober, november,
december)18. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van op dit moment beschikbare cijfers over
verstrekte uitkeringen levensonderhoud.
Figuur 1: CBS-registratiecijfers uitkeringen levensonderhoud (Tozo en Bbz) (x 1.000)
Toelichting: Nieuwe cijfers ten opzichte van vorige monitoringsbrief zwart omlijnd.
De grafiek maakt duidelijk dat het beroep op de Tozo hoger is dan de eerste indicaties
die volgen uit (nadere) voorlopige cijfers. Dit verschil wordt veroorzaakt door administratieve
vertraging bij gemeenten in de verwerking van aanvragen en aanlevering van gegevens
aan het CBS. Bij de start van Tozo 1 speelde dit in hoge mate, maar ook in de latere
maanden zien we aanzienlijke verschillen, met name in de startmaand van de verschillende
Tozo regelingen. Het signaleren en duiden van trends op basis van voorlopige gegevens
is door deze vertekening met grote onzekerheid omgeven. Vanuit dit oogpunt stopt de
publicatie van de voorlopige tabellen. In het vervolg geven de nadere voorlopige gegevens,
waarin correcties op de voorlopige cijfers zijn uitgevoerd en drie maanden administratief
vertraagde informatie is verwerkt, het meest actuele inzicht in het aantal verstrekte
uitkeringen levensonderhoud en bedrijfskredieten.
Het CBS geeft in de definitieve tabellen ook het aantal Tozo verstrekkingen per gemeente
en sector weer. Hierin zien we het beeld uit de snelle monitoring terug dat er een
relatief groter beroep op de Tozo wordt gedaan in de G4 en andere grote steden dan
in middelgrote en kleine gemeenten. Ondernemers die een beroep deden op de Tozo zijn
vooral actief in de sectoren specialistische dienstverlening, cultuur, sport en recreatie,
handel, horeca en overige dienstverlening. Uit Figuur 2 blijkt dat zowel onder de
Tozo 1 als de Tozo 2 gemiddeld 60% van de verstrekte uitkeringen naar ondernemers
in die sectoren ging. In de Tozo 2 nam het relatieve aandeel van de cultuur, sport
en recreatiesector toe terwijl dit voor overige dienstverlening afnam.
Figuur 2: Bedrijven van personen met Tozo levensonderhoud naar sector, gemiddeld per
Tozo regeling
Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)
De TONK is bedoeld voor huishoudens die door een inkomensterugval vanwege de Coronacrisis
de noodzakelijke (woon)kosten niet meer kunnen betalen. De TONK wordt, net als de
Tozo en de NOW per 1 oktober landelijk niet verlengd. De reguliere instrumenten van
bijstand en bijzondere bijstand blijven bestaan om huishoudens te ondersteunen. Daarnaast
bieden gemeenten voor inwoners met geldzorgen lokale voorzieningen om armoede en schulden
tegen te gaan.
In de voortgangsbrief TONK van 2 juli 2021 (Kamerstuk 29 544, nr. 1070) is vermeld hoe invulling is gegeven aan de TONK en welke inspanningen samen met
gemeenten zijn gedaan om de TONK zoveel mogelijk aan te laten sluiten op de lokale
behoefte en tegemoet te komen aan de wens om de TONK ruimhartig in te zetten. Veel
gemeenten hebben de regeling daarom tussentijds aangepast en verruimd zoals ook naar
voren kwam uit de TONK-monitor die Divosa heeft uitgevoerd.19
Om gemeenten de ruimte te geven om de TONK uit te voeren, is € 260 miljoen beschikbaar
gesteld. De middelen worden in twee tranches verdeeld via de maatstaven van het subcluster
minimabeleid van het cluster Inkomen en Participatie. De eerste tranche van € 65 miljoen
is eerder dit jaar via het Gemeentefonds aan gemeenten beschikbaar gesteld. De tweede
tranche van € 195 miljoen zal in de septembercirculaire van het Gemeentefonds worden
opgenomen.
Gemeenten hoeven zich, conform de systematiek van het gemeentefonds, niet afzonderlijk
te verantwoorden over de uitgaven aan TONK. Via het CBS worden de totale uitgaven
bijzondere bijstand en daarbinnen aan woonkosten in beeld gebracht. Naar verwachting
zullen de meeste gemeenten hun uitgaven aan TONK daaronder registreren. Daarnaast
wordt nog met Divosa gesproken of er via een vervolg op de enquête of op andere wijze
nog nader inzicht kan komen op de inzet op TONK.
Aanvullend sociaal pakket
Het vorig jaar gepresenteerde aanvullend sociaal pakket is erop gericht om mensen
die als gevolg van de coronacrisis in onzekerheid verkeren nieuw perspectief te bieden.
Mensen die dit nodig hebben kunnen aanspraak maken op passende ondersteuning bij het
zoeken naar nieuw werk of inkomen.
Het pakket bestaat uit vier bouwstenen. Hieronder is, voor zover beschikbaar20, per bouwsteen een korte toelichting gegeven over de voortgang van de verschillende
maatregelen binnen de bouwstenen van het aanvullend sociaal pakket.
Bouwsteen 1: Intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk
De intensiveringen van het re-integratiebudget ter ondersteuning van de dienstverlening
door gemeenten worden overgemaakt aan het gemeentefonds. Voor 2021 gaat het in totaal
om € 140 miljoen en voor 2022 gaat het in totaal om € 60 miljoen. De middelen voor
2022 zullen bij de aankomende septembercirculaire aan de budgetten worden toegevoegd.
Voor werkgeversdienstverlening bij UWV is € 11 miljoen gereserveerd. Tot en met juni
2021 (week 26) zijn 9.624 vacatures vervuld, wat neerkomt op 48% van de verwachte
20.000 vacaturevervullingen. Waar het gaat om het werkgeversnetwerk onderhoudt het
UWV in de eerste zes maanden van 2021 met 21.100 werkgevers een relatie, wat goed
is voor 72% van het verwachte totaal van 29.250 werkgevers dit jaar.
Regionale mobiliteitsteams kunnen mensen die als gevolg van de coronacrisis hun baan
zijn verloren of met werkloosheid worden bedreigd een aanbod doen voor aanvullende
dienstverlening. Dit aanbod kan bestaan uit aanvullende crisisdienstverlening, instrumenten
voor werkfitbehoud via de impuls banenafspraak, en scholing via praktijkleren in het
mbo. Met het verlenen van de passende dienstverlening en de monitoring en evaluatie
hieromtrent, wordt momenteel uitvoering gegeven aan de gewijzigde motie van het lid
Gijs van Dijk21 en de motie van het lid Tielen22.
De infrastructuur van de regionale mobiliteitsteams is nagenoeg volledig opgezet.
Medio augustus hebben de partijen in de 30 van de 35 arbeidsmarktregio’s een regionaal
mobiliteitsteam opgericht. De verwachting is dat alle teams operationeel zijn in september
2021.
De vraag naar dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams valt tot nu toe nog
mee, mede vanwege de steunmaatregelen en de huidige economische situatie. Medio augustus
hebben de gemeenten, UWV en sociale partners circa € 3.5 miljoen van het budget benut.
Deze uitgaven zijn met name op conto van personele en bedrijfsvoeringskosten van de
regionale mobiliteitsteams. Aangezien de regionale mobiliteitsteams zich in de opstartfase
bevinden is de totale financiële uitputting tot nu toe nog beperkt. De verwachting
is dat de meeste dienstverlening na afloop van de steunpakketten op gang zal komen.
Door een wijziging in de regeling is ook een obstakel in het kader van de inkoop weggenomen,
waardoor de aanspraak op het budget van de aanvullende dienstverlening naar verwachting
zal toenemen. UWV heeft als kassier inmiddels de eerste beschikkingen van de begrotingen
en declaraties ontvangen en de respectievelijke uitkeringen gedaan.
Voor deze aanpak is Ton Heerts als bestuurlijk verbinder aangesteld. De bestuurlijk
verbinder verbindt en enthousiasmeert de partijen in de arbeidsmarktregio’s op zowel
regionaal als landelijk niveau en haalt knelpunten uit de praktijk op. Op basis van
verkennende gesprekken met de landelijke partners heeft de bestuurlijk verbinder zijn
eerste waarnemingen kenbaar gemaakt middels een notitie. Zijn waarnemingen worden
in het verdere traject meegenomen. De notitie is als bijlage toegevoegd.
Omdat deze gezamenlijke aanpak nieuw is, zal deze uitvoering gemonitord en geëvalueerd
worden. De monitor bestaat uit een dashboard, dat tweemaandelijks geüpdatet zal worden
en op landelijk en regionaal niveau inzicht biedt in o.a. wie er gebruikmaken van
de aanvullende crisisdienstverlening, de stand en stromen in het regionale mobiliteitsteam,
en de inzet en kosten van interventies. De tijdelijke impuls banenafspraak en praktijkleren
in het mbo komen eveneens in deze monitor aan bod. Momenteel vindt de pilot van de
monitor plaats met vijf regio’s, waarvan de eerste inzichten medio september bekend
zullen zijn. Vervolgens zal de monitor over alle regio’s uitgerold worden en zullen
de eerste resultaten voor het eind van het jaar inzichtelijk gemaakt worden. De resultaten
delen we met uw Kamer.
Om werkende weg te bezien wat nodig is om de gezamenlijke aanpak van de regionale
mobiliteitsteams tot een succes te maken, is er gekozen voor een lerende evaluatie
in lijn met de motie Tielen23. Deze lerende evaluatie gaat in september van start, en richt zich op de vraag of
de gezamenlijke aanpak werkt, wat er precies werkt en waarom dit werkt. Uw Kamer wordt
regelmatig over resultaten van de evaluatie geïnformeerd.
Het UWV biedt WW-gerechtigden daarnaast tijdelijk extra scholingsmogelijkheden aan
richting een krapteberoep of scholingsmogelijkheden in combinatie met een baangarantie
of -intentie. Het aantal aanvragen tot en met week 34 is 3.984. Deze aanvragen vertegenwoordigen
een aangegane verplichting van ongeveer € 12 miljoen en daarmee is 47% van het beschikbare
budget 2021 uitgeput. De gemiddelde kosten per opleiding zijn € 3.058.
Vanaf 1 januari wordt er daarnaast door gemeenten en/of samenwerkende partijen in
de regio’s hulp bij heroriëntatie geboden aan zelfstandig ondernemers. Omdat de uitvoering
en verantwoording decentraal is belegd zijn er geen precieze cijfers beschikbaar over
het gebruik van de hulp. Het beeld bij gemeenten is dat ondernemers in de eerste helft
van 2021 vooral behoefte hadden aan klankbordgesprekken. Een beperkt aantal ondernemers
is doorverwezen naar aanvullende dienstverlening. Dit waren met name coachingsgesprekken
of andere maatwerktrajecten. Door de invoering van de aanvullende informatieplicht
bij de aanvraag van Tozo-5 hebben gemeenten een beter beeld gekregen van de ondersteuningsbehoefte
van ondernemers. De eerste indruk hieruit is dat ondernemers met name ondersteuning
zoeken bij het voortzetten van hun onderneming en regelingen die hierbij behulpzaam
kunnen zijn.
De verwachting is dat de Sociale Werkbedrijven ook in 2021 omzetverlies lijden als
gevolg van de coronamaatregelen. Het kabinet heeft daarom € 35 miljoen beschikbaar
gesteld voor de periode 1 januari tot 1 juli 2021. Deze middelen zullen bij de aankomende
decembercirculaire worden overgemaakt. Tevens is er € 10 miljoen gereserveerd voor
een eventuele aanvullende tegemoetkoming voor de periode 1 juli tot 1 oktober 2021.
Bouwsteen 2: Scholing en ontwikkeling voor behoud van werk
In het aanvullend sociaal pakket zijn middelen beschikbaar gesteld voor heroriëntatie
en het aanpassen en/of uitbreiden van competenties. Hiermee worden mensen ondersteund
richting een nieuwe toekomst.
Met de subsidieregeling «NL leert door met inzet van ontwikkeladvies» is het mogelijk
gemaakt voor werkenden, werkzoekenden en zelfstandigen om kosteloos een ontwikkeladviestraject
te volgen bij een loopbaanadviseur. Met de regeling zijn in totaal circa 70.000 gratis
ontwikkeladviestrajecten beschikbaar gesteld. Op dit moment is er voor ruim 60.000
afgeronde trajecten subsidie aangevraagd, wat neerkomt op ongeveer € 42 miljoen. Tot
nu toe is er voor ongeveer 58.000 trajecten subsidie toegekend en uitbetaald; het
gaat om bijna € 40 miljoen subsidie die reeds is uitbetaald. Het is voor loopbaanadviseurs
nog mogelijk om tot 30 september 2021 subsidie aan te vragen voor de door hun gegeven
en afgeronde ontwikkeladviestrajecten. Aangezien een groot gedeelte van de beschikbare
middelen al is toegekend, is de verwachting dat de volledige afwikkeling van deze
regeling, dat wil zeggen afhandeling en betaling van alle aanvragen, nog dit jaar
wordt afgerond.
De subsidieregeling «NL leert door met inzet van scholing» zorgt voor een kosteloos
aanbod van scholingsactiviteiten via opleiders(collectieven) en samenwerkingsverbanden.
Hiervoor was in 2020 € 34 miljoen beschikbaar, verdeeld over twee aanvraagperiodes.
Het eerste aanvraagtijdvak stond open voor opleiders/opleiderscollectieven (categorie
A en B), waarvan er uiteindelijk 14 aanvragen zijn toegekend. Het tweede aanvraagtijdvak
stond open voor samenwerkingsverbanden (categorie C) en 11 aanvragen zijn toegekend.
Op 10 juli 2021 is de regeling inhoudelijk gewijzigd, waaronder de invoering van een
derde aanvraagtijdvak van € 30 miljoen.24 Het derde aanvraagtijdvak is op woensdag 8 september gesloten, waarbij er in totaal
234 aanvragen zijn ingediend voor alle categorieën. Op dit moment wordt gekeken of
deze aanvragen allemaal volledig zijn. Binnen de regeling is ruimte voor maar 20–30
aanvragen, waardoor het budget van € 30 miljoen volledig zal worden benut. De toewijzing
van de subsidie zal via loting verlopen. De scholing zal vervolgens in december beschikbaar
worden via de opleiders of hoewerknederland.nl.
De (financiële) uitputting van de regeling wordt via een aparte monitor bijgehouden
en de eerste tussentijdse rapportage van de monitor is op 16 augustus jl. naar uw
Kamer verzonden.25 Op dit moment heeft iets meer dan een derde van de deelnemers een scholingstraject
afgerond. Veel van de scholingsactiviteiten zijn pas in de loop van 2021 opgestart,
waardoor veel scholingstrajecten nu nog lopen. De verwachting is dat in het tweede
helft van het jaar meer activiteiten afgerond zullen worden.
We zien dat er dankzij de middelen die beschikbaar zijn gesteld met de regeling «NL
leert door met inzet van scholing» verschillende mooie initiatieven zijn opgebloeid,
waarbij in de regio en tussen opleidingsinstellingen wordt samengewerkt om mensen
te scholen bijvoorbeeld richting sectoren waar op dit moment door de crisis veel vraag
naar werk is.
Voorbeeld: Het Noorden leert door (HNLD)
Het samenwerkingsverband van HNLD biedt scholingsactiviteiten aan die gericht zijn
op een breed aanbod in de sectoren Zorg en Welzijn, techniek en ICT, talen, zakelijke
dienstverlening en ondernemerschap. Het samenwerkingsverband bestaat uit VNO-NCW/MKB
Noord en de vijf ROC's uit Noord-Nederland: Alfa College, Drenthe College, Noorderpoort,
ROC Friese Poort en het Friesland College. De scholingsactiviteiten vinden vaak via
een hybride vorm plaats, dus niet alleen digitaal maar vrijwel altijd met een fysieke
component, zoals praktijkopdrachten.
Er is sprake van een laagdrempelig aanbod die gebaseerd is op de vraag uit de regio
en waar deelnemers die nu al bijvoorbeeld werkzaam zijn in de zorg in staat zijn om
hun vaardigheden up-to-date te houden. De trajecten spreken een groot publiek aan
met deelnemers uit heel Nederland. Van deze deelnemers is ongeveer zestig procent
werkende en veertig procent is werkzoekende of heeft belangstelling voor een ander
werkveld.
Bijna 750 deelnemers hebben zich ingeschreven voor een traject en inmiddels hebben
ruim 500 deelnemers een traject afgerond met een certificaat. Voor de trajecten geldt
een intake waardoor de verwachting is dat ruim 90–95% van de ingeschreven deelnemers
het traject eind 2021 zullen afronden.
Met de regeling «NL leert door met inzet van sectoraal maatwerk» konden samenwerkingsverbanden
een subsidieaanvraag indienen voor doelgerichte ondersteuning, begeleiding en scholing
voor ten minste 35.000 werkenden. In totaal zijn er 35 aanvragen ingediend, waarvan
er 30 aanvragen zijn toegekend. Na afronding van het aanvraagproces is duidelijk geworden
dat van de beschikbare € 70 miljoen nog ongeveer € 2,7 miljoen beschikbaar is. Vanuit
de aanvragers is al eerder het verzoek gekomen om de doelgroep van de regeling te
verbreden naar werkzoekenden. Om dit te bewerkstelligen is het nodig dat de regeling
wordt aangepast.
De effectiviteit van het gehele pakket «NL leert door» wordt via een evaluatie onderzocht.
Dit pakket bestaat uit de drie hiervoor beschreven subsidieregelingen. In de evaluatie
wordt onder meer gekeken naar de invloed van de coronacrisis op de arbeidsmarktpositie
en -perspectieven van deelnemers, in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten hebben
bijgedragen aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie, of er veranderingen optreden
in de houding, kennis, zelfvertrouwen en inzetbaarheid van de deelnemers en wat de
ervaringen zijn met het online karakter van de regeling.
De evaluatie heeft een looptijd van bijna twee jaar in verband met de looptijd van
de regelingen. In de eerste helft en tweede helft van 2022 zullen deelrapportages
worden opgeleverd waarbij vooral ingaan zal worden op de subsidieregeling «NL leert
door met inzet van ontwikkeladvies» en de regeling «met inzet van scholing». Het definitieve
rapport zal in het tweede kwartaal van 2023 volgen waarbij ook de regeling met inzet
van sectoraal maatwerk wordt meegenomen. De rapportages zullen met uw Kamer gedeeld
worden.
Bouwsteen 3: Bestrijding van jeugdwerkloosheid
Met de Aanpak Jeugdwerkloosheid zetten gemeenten, scholen en andere partners zich
in om jongeren te ondersteunen naar vervolgonderwijs of werk. Met de middelen uit
het aanvullend sociaal pakket en het Nationaal Programma Onderwijs is de Aanpak Jeugdwerkloosheid
verlengd tot en met 2022. De wijze waarop de financiële middelen zijn verstrekt bepaalt
in hoeverre inzicht bestaat over de inzet ervan, zoals toegelicht in de monitoringsbrief
van 31 mei. In aanvulling hierop zullen de Ministeries van SZW en OCW nog voorzien
in een onderzoek naar de uitvoering. Daarnaast zal inzicht worden verkregen in de
uitvoeringspraktijk door de ondersteuning die geboden zal worden aan partijen in de
regio door de Ministeries van SZW en OCW, en de landelijke partners.
Op 6 juli jl. is de landelijke Werkagenda Aanpak Jeugdwerkloosheid ondertekend door
de Ministers van SZW en OCW, en partijen uit het onderwijs- en arbeidsmarktveld. De
Werkagenda is als bijlage aan deze brief toegevoegd26. De partijen zetten in de Werkagenda een stip op de horizon waar zij met elkaar naartoe
willen om jongeren perspectief te bieden op vervolgonderwijs of werk, en formuleren
daarbij concrete acties om met de ambities aan de slag te gaan. De Werkagenda vormt
een leidraad om met elkaar en in de regio het gesprek aan te gaan. Bij de uitvoering
kunnen decentrale partners rekenen op ondersteuning door de landelijke koepelorganisaties
en de betrokken ministeries. In de Werkagenda erkennen de betrokken partijen ook dat
de ondersteuning aan jongeren in een kwetsbare positie een structurele uitdaging is.
Besluitvorming over de structurele implementatie in wet- en regelgeving en beleid
met bijbehorende financiering van deze aanpak en van andere maatregelen uit het Interdepartementale
Beleidsonderzoek «Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt» is echter aan een volgend
kabinet.
Bouwsteen 4: Aanpak van armoede en schulden
Gemeenten hebben via het gemeentefonds extra middelen ontvangen voor het gemeentelijk
schuldenbeleid en de bijzondere bijstand. De VNG geeft aan dat gemeenten de middelen
vooral inzetten op het in beeld krijgen en bereiken van mensen met geldproblemen.
De monitor schuldhulpverlening in coronatijd laat zien dat het aantal financiële hulpvragen
dat gemeenten in het voorjaar van 2021 kregen licht is gestegen t.o.v. het voorjaar
van 2020.
Daarnaast is ook de armoede- en schuldenaanpak geïntensiveerd. In het kader hiervan
is subsidie verstrekt aan zo’n 15 projecten die gericht zijn op het vroegtijdig in
beeld krijgen en snel en adequaat hulp bieden van kwetsbare groepen die als gevolg
van de coronacrisis financieel (harder) worden geraakt.27 Deze aanpak wordt gemonitord en geëvalueerd door Regioplan. Eind 2021 zullen eerste
tussenresultaten beschikbaar komen en de eindresultaten worden begin 2023 verwacht.
Uw Kamer is onlangs separaat geïnformeerd over de inrichting van het Waarborgfonds
en de voortgang van de pilots voor brede toegankelijkheid van het Waarborgfonds.28
Misbruik en oneigenlijk gebruik
In eerdere edities van de monitoringsbrief hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de
aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) omtrent de NOW en de Tozo. In deze
brief gaan wij verder op de ontwikkelingen in.
Voor het maatschappelijk draagvlak van de sociale zekerheid is het van belang om misbruik
en oneigenlijk gebruik te bestrijden en te voorkomen. De noodregelingen zijn onder
enorme druk tot stand gekomen, mogelijk zijn zaken over het hoofd gezien. Dit zou
onvoorziene consequenties kunnen hebben. Het is realistisch te verwachten dat er nog
onvolkomenheden in de aanpakken zullen zijn, waarbij meer restrisico’s op misbruik
en oneigenlijk gebruik worden aanvaard dan bij reguliere omstandigheden gebruikelijk
zou zijn. Incidenten zijn niet volledig te voorkomen maar wij willen de gevolgen daarvan
zoveel mogelijk beperken.
NOW
Misbruik van de NOW-regeling wordt zoveel mogelijk beperkt door verschillende beheersmaatregelen.
Dit gebeurt onder andere door voorwaarden te stellen in de regeling, door maatregelen
en controles in het primaire proces en door te handhaven wanneer misbruik wordt geconstateerd.29 Dit is ook vermeld in eerdere edities van deze brief. Daarnaast worden er risicoanalyses
uitgevoerd en worden ontvangen signalen nader geanalyseerd. De grootste risico’s betreffen
mogelijke manipulatie van de omzet en mogelijke manipulatie van de loonsom.
UWV heeft tot 1 juli 2021 ruim 2.000 signalen ontvangen van mogelijke overtreding
van de NOW-regels. Deze signalen betroffen meer dan 1.600 werkgevers. Van deze signalen
is een deel gedeeld met o.a. de Inspectie SZW en met de Belastingdienst.30 De meeste signalen die UWV in de eerste helft van 2021 ontving betroffen mogelijke
manipulatie van de omzet en mogelijke manipulatie van de loonsom (samen goed voor
bijna 80% van alle signalen). Daarnaast ontvangt UWV o.a. meldingen van identiteitsfraude.
Tot dit moment zijn er op grond van nadere controle bij UWV handhaving 38 aanvragen
tijdens de voorschotfase afgewezen31 en is de subsidie in 26 gevallen (tijdelijk) stopgezet. De Inspectie heeft tot 1 juli
2021 van verschillende partijen ruim 1.000 signalen32 ontvangen van mogelijke strafbare feiten in relatie tot de stimuleringsmaatregelen,
zoals NOW en Tozo. Ruim 400 van deze signalen waren afkomstig van de Financial Intelligence
Unit. Tot medio 2021 zijn in totaal 40 strafrechtelijke onderzoeken opgestart, en
zijn ruim 30 zogenaamde Knock-and-talk33 gesprekken gevoerd. Van een deel van de opsporingsonderzoeken is het dossier ingeleverd
bij het Openbaar Ministerie om hierop een vervolgingsbeslissing te nemen. In een ander
deel van de onderzoeken is geconstateerd dat er geen sprake was van een strafbaar
feit of dat er onvoldoende bewijs aangevoerd kon worden om tot vervolging over te
gaan. In een aantal gevallen is waarschuwend opgetreden en is het UWV geïnformeerd.
Sinds de start van het indienen van de vaststellingsaanvragen NOW 1 (oktober 2020)
en NOW 2 (maart 2021) zijn ongeveer 81.400 vaststellingsaanvragen ingediend.34 UVB heeft door middel van risicoanalyse bijna 2.000 gevallen in behandeling genomen
voor nader onderzoek. In deze gevallen wordt de werkgever gevraagd extra gegevens
aan te leveren. Deze worden onderzocht en afhankelijk van de uitkomst kunnen er correcties
op de subsidie worden doorgevoerd. UVB selecteert vaststellingsaanvragen onder meer
op basis van verschillende objectieve risico indicatoren, waarbij de ervaringen van
de reeds afgeronde onderzoeken in het risicomodel worden meegenomen, zodat er zo effectief
en efficiënt mogelijk gebruik wordt gemaakt van de beschikbare onderzoekscapaciteit
en de administratieve lasten voor werkgevers zo beperkt mogelijk blijven. Daarnaast
voert UVB visuele controles uit op de ingediende derdenverklaringen en verklaringen
van de accountant.
Tozo
De Tozo regeling is, net als de Participatiewet en het Bbz, een gedecentraliseerde
regeling. Daarom is de verantwoordingsinformatie die het Rijk ontvangt minder omvangrijk
dan bij de NOW. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun M&O
beleid en rapporteren daarover aan de gemeenteraad. Op basis van de gegevens en signalen
die wij ontvangen kan gesteld worden dat het beeld bij de Tozo vergelijkbaar is met
het beeld geschetst in de vorige monitoringsbrief. Gemeenten controleren de Tozo-uitkeringen
op basis van hun eigen M&O beleid. Hierbij kunnen zij de signalen van de Stichting
Inlichtingenbureau (IB) gebruiken. Het algemene beeld is dat gemeenten bezig zijn
met het controleren van de verschillende Tozo-tijdvakken. De mate waarin dat leidt
tot een terugvordering is deels afhankelijk van de mate waarin de gemeente al bij
de aanvraag controles heeft uitgevoerd. Een update van de cijfers over terugvorderingen
in 2021 volgt in het voorjaar van 2022.
Beeld van de arbeidsmarkt
In deze paragraaf schetsen we een beeld van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
Daarmee actualiseren we het beeld uit de vorige monitoringsbrief. We richten ons voornamelijk
op recent uitgekomen publicaties en cijfers, bijvoorbeeld van het CBS, CPB en UWV,
die ingaan op de meest recent afgesloten maanden (mei, juni, juli en augustus) en
het meest recent afgesloten kwartaal (tweede kwartaal 2021).
Algemeen beeld
De Nederlandse economie staat er ondanks de coronacrisis goed voor en toont veerkracht.
De economische vooruitzichten zijn positief. Voor het eerst sinds het begin van de
meting in 2003 zijn er meer vacatures dan beschikbare werklozen35, dus de vraag naar personeel is hoog. Met het stoppen van het generieke steunpakket
zal de dynamiek van baancreatie en van bedrijfsoprichtingen en -beëindigingen op de
arbeidsmarkt toenemen.36
Wel blijven er verschillen tussen sectoren. Er zijn sectoren en ondernemers die het
moeilijk hebben en de gevolgen van de coronacrisis nog merken. Daarbij rekenen wij
ook de sectoren die met leveranciersproblemen kampen als gevolg van de coronaperiode.
Ook zijn er sectoren die weer goed draaien. Een aantal sectoren loopt zelfs tegen
personeelstekorten aan.
De economie en de arbeidsmarkt zullen zich de komende tijd verder (moeten) aanpassen
aan de nieuwe situatie. Sommige effecten van de coronatijd zijn permanent. Bijvoorbeeld
omdat er meer wordt thuisgewerkt of meer online wordt gekocht, waardoor mensen aan
de slag zullen (moeten) gaan in andere sectoren. Deze aanpassing is een onderdeel
van de gezonde economische dynamiek en belangrijk voor het verdienvermogen van Nederland.
Werkenden en werklozen
In de maanden mei tot en met augustus is het aantal werkenden sterk gestegen met 103
miljoen tot 9.110 duizend in augustus. Het aantal werkenden ligt nu 53 duizend boven
het niveau van januari 2021, toen er een recordaantal werkenden van 9.059 duizend
was.
Hoewel het aantal werkzame personen volledig hersteld is, geldt dat niet voor het
aantal gewerkte uren. Het aantal gewerkte uren is in het tweede kwartaal ongeveer
gelijk gebleven aan het aantal in het eerste kwartaal van 2021. Hiermee ligt het aantal
gewerkte uren nog onder het niveau van voor de crisis. Dit volgt uit het gegeven dat
het steunpakket werkgelegenheid heeft beschermd, waardoor lagere omzetten zich vooral
hebben vertaald in minder uren werk.
Het aantal werklozen is in de maanden mei tot en met augustus afgenomen met 15 duizend
tot 301 duizend in augustus. Wel is het aantal werklozen gestegen met 12 duizend van
juli op augustus. Dit komt omdat werkers die zich eerst terugtrokken van de arbeidsmarkt
nu terugkeren en zich weer aanbieden voor werk. Voor de crisis waren er 274 duizend
werklozen (februari 2021), dus het aantal in augustus ligt 27 duizend hoger. Sinds
april is het werkloosheidspercentage gedaald van 3,4% naar 3,2% in augustus. Daarmee
staat Nederland er in internationaal opzicht goed voor. In juli was de werkloosheid
in Nederland 3,1%, terwijl het gemiddelde in de EU27 op 6,9% lag en in de OECD op
6,2%.37
Het effect van de coronacrisis en de weg naar herstel verschilt per sector. Van het
eerste op het tweede kwartaal 2021 is het aantal banen toegenomen met 133 duizend,
terwijl van het vierde kwartaal 2020 naar eerste kwartaal 2021 het aantal afnam met
10 duizend. Het aantal banen is het meest toegenomen in de sector handel, vervoer
en horeca (+46 duizend) en bij de zakelijke dienstverlening (+43 duizend). In het
vorige kwartaal nam het aantal banen in de sector handel, vervoer en horeca juist
sterk af, toen was er nog sprake van een lockdown. De sector landbouw, bosbouw en
visserij is de enige sector die een lichte daling laat zien in het aantal banen van
het eerste op het tweede kwartaal 2021 (– 1 duizend).
Figuur 3: Aantal werkenden en werklozen x 1.000
Analyse naar contractvorm
In het tweede kwartaal van 2021 is er een toename te zien in alle soorten contracten.
Wel is de toename van het aantal werkenden geconcentreerd bij vaste contracten en
zelfstandigen. Het aantal mensen met een vast contract is toegenomen met 39 duizend
(0,7%) en het aantal zelfstandigen met 12 duizend (0,8%). Het aantal mensen met een
flexibel contract is toegenomen met 7 duizend (0,4%). Het niveau van het aantal flexibele
contracten ligt 115 duizend lager dan het niveau van voor de crisis in het eerste
kwartaal van 2020.
Analyse naar demografische groepen
Voor zowel mannen (– 0,2%-punt) als vrouwen (– 0,1%-punt) nam het werkloosheidspercentage
af sinds april 2021. Het werkloosheidspercentage voor mannen is in augustus 2021 3,0%
en ligt hiermee 0,1%-punt boven het niveau van voor de coronacrisis (februari 2020).
Voor vrouwen ligt het percentage op 3,4% in augustus 2021, dit is hoger dan bij mannen
en is ook 0,4%-punt hoger dan voor de coronacrisis. De netto-arbeidsparticipatie is voor vrouwen wel harder gestegen sinds april. Voor vrouwen is deze
toegenomen met 1,0%-punt en voor mannen met 0,7%-punt van april tot augustus.
De positie van jongeren op de arbeidsmarkt verbeterde in de laatste maanden. De werkloosheid
daalde het sterkst onder jongeren (15–24-jarigen) met 1,4%-punt tot 7,4% van april
tot augustus. Ook de arbeidsparticipatie steeg het sterkst onder jongeren, met ongeveer
2,2%-punt. Voor de andere twee leeftijdsgroepen was dit 0,2%-punt (25–45-jarigen)
en 0,4%-punt (45–75-jarigen). Aan het begin van de crisis vingen de jongeren juist
de hardste klappen op. De verwachting en hoop dat deze groep een sneller herstel liet
zien is uitgekomen.
Krapte op de arbeidsmarkt
In het tweede kwartaal van 2021 is de krapte op de arbeidsmarkt sterk toegenomen.
De spanning op de arbeidsmarkt wordt gemeten door het aantal vacatures (de vraag naar
arbeid) per 100 werklozen (het aanbod van arbeid). Op elke 100 werklozen waren er
106 vacatures. De toegenomen spanning komt vooral door toename in het aantal vacatures.
Het aantal openstaande vacatures steeg met 82 duizend naar 327 duizend (+33,5%) van
het eerste op het tweede kwartaal. Dit is een recordtoename sinds het begin van de
meting in 1997.
Uitkeringsgebruik
Het aantal lopende WW-uitkeringen is in de maanden april tot en met augustus 2021
afgenomen naar ongeveer 212.661 lopende WW-uitkeringen. Dit zijn er 53.725 minder
dan in april 2021 en 27.497 minder dan voor de coronacrisis (februari 2020).
Het aantal personen met een bijstandsuitkering is afgenomen van 433 duizend in april
2021 tot 431 duizend in juni 2021.38 De afname is gelijk verdeeld over man en vrouw, wel is de afname geconcentreerd bij
personen met een Nederlandse achtergrond. Sinds de start van de crisis is het aantal
bijstandsgerechtigden toegenomen met 15.920.
Vooruitblik
De augustus raming geeft een positiever beeld dan de vorige raming.39 Dit komt omdat het herstel boven verwachting positief is. In de meest recente raming
voorziet het Centraal Planbureau (CPB) een groei van de werkgelegenheid in 2021 met
2,3% en in 2022 met 1,7%. In de vorige basisraming van juni werd zowel een diepere
daling in 2021 (2,0%) als een sterker herstel in 2022 (2,4%) geraamd.
Verder verwacht het CPB dat de werkloosheid maar beperkt toeneemt. De geraamde werkloosheid
ligt op 3,4% van de beroepsbevolking in 2021 en 3,6% in 2022. In de juniraming liep
de werkloosheid nog in 2021 op tot 3,6% en in 2022 tot 4,1%.
In de volgende monitorbrief informeren wij u opnieuw over hoe de aanpassing van de
arbeidsmarkt verloopt, nu de coronamaatregelen worden afgebouwd.
Tot slot
Het kabinet blijft de situatie op de arbeidsmarkt en het beroep op het noodpakket
op de voet volgen en u hierover via deze brief informeren. De volgende editie van
de monitoringsbrief staat gepland voor begin februari 2022, mede in verband met het
kerstreces en de sluiting van het vaststellingsloket van de NOW 2.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid