Brief regering : Rapport: 'Eigen betalingen voor hulpmiddelgebruikers'
32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg
Nr. 121
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2021
Tijdens het Algemeen Overleg «»Hulpmiddelenbeleid»» van 27 november 2019 (Kamerstuk
32 805, nr. 101) heeft toenmalig Minister Bruins toegezegd vervolgonderzoek te laten doen naar de
stapeling van eigen betalingen voor hulpmiddelgebruikers en de effecten hiervan op
het gebruik van hulpmiddelen. Bijgaand bied ik u de resultaten van dit onderzoek,
uitgevoerd door het onderzoeksbureau Nivel, aan1. Ieder(in) en de Patiëntenfederatie Nederland zijn via een klankbordgroep betrokken
bij het onderzoek.
Vanuit het perspectief van de wettelijke eigen betalingen geeft het Nivel-onderzoek
met behulp van een vragenlijst die is ingevuld door 3.120 hulpmiddelgebruikers antwoord
op de volgende vragen:
1. Welke extramurale hulpmiddelen gebruiken mensen? En om hoeveel hulpmiddelen gaat het?
2. Wat is de omvang van de (cumulatieve) zelf gerapporteerde eigen betalingen vanuit
de Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Wet langdurige
zorg (Wlz) voor gebruikers van extramurale hulpmiddelen?
3. In welke mate zien mensen af van de aanschaf van een hulpmiddel vanwege de kosten
en/of kiezen ze voor een goedkoper alternatief?
Het onderzoek laat zien dat kunstgebitten en gebitsprotheses de meest gebruikte hulpmiddelen
zijn. Van de hulpmiddelgebruikers heeft circa 43 procent een kunstgebit of gebitsprothese.
Het aantal hulpmiddelen dat iemand gebruikt is ongeveer twee (met een range van 1
tot en met 20). Hulpmiddelengebruikers die ernstig beperkt zijn gebruiken ongeveer
5 hulpmiddelen.
In totaal had 38 procent van de hulpmiddelgebruikers in 2020 eigen betalingen (zoals
het eigen risico, wettelijke eigen bijdragen vanuit de Zvw of de eigen bijdrage voor
de Wmo) voor hun hulpmiddelen. Het Nivel heeft onderscheid gemaakt tussen eenmalige
kosten (zoals de kosten voor de aanschaf van een hulpmiddel) en jaarlijks terugkerende
kosten. De eenmalige eigen betalingen voor de hulpmiddelen bedragen ongeveer 250 euro
per hulpmiddelgebruiker.
De jaarlijks terugkerende eigen betalingen voor hulpmiddelen liggen op ongeveer 127
euro per hulpmiddelgebruiker.
De totale eigen betalingen – voor zowel de hulpmiddelen als andere zorg – liggen voor
hulpmiddelgebruikers op ongeveer 320 euro. Voor niet-hulpmiddelgebruikers is dit 160
euro. Voor circa de helft van de hulpmiddelgebruikers lagen de totale eigen betalingen
onder de 100 euro. Voor 5 procent van de hulpgebruikers bedroegen de totale eigen
betalingen 1.000 euro of meer. Onderstaande tabel geeft inzicht in de verdeling van
de totale eigen betalingen voor verzekerde zorg over hulpmiddelengebruikers.
Totale eigen betalingen
Percentage hulpmiddelgebruikers (n=3.120)
0 euro
39 procent
1–99 euro
12 procent
100–499 euro
29 procent
500–999 euro
15 procent
1.000 euro of meer
5 procent
Het Nivel-onderzoek laat verder zien dat in totaal circa 11 procent van de hulpmiddelgebruikers
die een nieuw hulpmiddel nodig had vanwege de kosten heeft afgezien van de aanschaf
van dit hulpmiddel. Verder heeft circa 17 procent gekozen voor een goedkoper alternatief.
Iets meer dan de helft van hen gaf aan dat dit achteraf een goede keuze was. In totaal
geeft 12,5 procent van de hulpmiddelgebruikers aan dat de eigen betalingen een probleem
vormen voor het huishouden. Vooral voor hulpmiddelgebruikers met een laag inkomen
(netto huishoudinkomen minder dan 1.750 euro per maand), mensen die zeggen schulden
te maken, mensen die ernstig beperkt zijn, een psychische aandoening hebben of een
matige of slechte gezondheid hebben zijn de eigen betalingen van invloed op de keuzes
die zij maken en/of zij ervaren problemen met de betaalbaarheid van de hulpmiddelen.
Ik vind het ongewenst als mensen vanwege financiële redenen afzien van noodzakelijke
zorg. Daarom zijn er zowel op landelijk als gemeentelijk niveau maatregelen genomen
om de toegang tot zorg en ondersteuning te borgen.
Graag verwijs ik voor een nadere beschrijving hiervan naar mijn Kamerbrief van 5 juli
jl. (zie Kamerstuk 29 689, nr. 1109). Het is aan een volgend kabinet om desgewenst wijzigingen aan te brengen in de eigen
betalingen voor hulpmiddelgebruikers.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport