Brief regering : Beoordeling van het Fit-for-55-pakket van de Europese Commissie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3201
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2021
Op 14 juli jl. heeft de Europese Commissie het «Fit-for-55»-pakket (Ff55) gepresenteerd, bestaande uit verschillende wetsvoorstellen en een overkoepelende
                  mededeling1. Deze voorstellen zijn onderdeel van de Europese Green Deal en geven invulling aan
                  de wettelijke verplichting van de Europese Unie (EU) om in 2030 ten minste netto 55%
                  broeikasgasemissiereductie te realiseren ten opzichte van 1990. Dat is een noodzakelijke
                  stap op weg naar klimaatneutraliteit in 2050 in de EU.
               
In deze brief worden de kabinetsreactie op de overkoepelende Commissiemededeling i.p.v.
                  een apart BNC-fiche alsook de overkoepelende uitgangspunten voor de Nederlandse inzet
                  in de komende onderhandelingen in de Raad uiteengezet. In de 14 BNC-fiches over het
                  Ff55-pakket die u separaat toekomen, vindt u een uitgebreide kabinetsreactie per voorstel.
               
De Commissie wijst op de samenhang tussen de voorstellen, die allemaal toewerken naar
                  hetzelfde doel, namelijk een eerlijke, concurrerende en duurzame Europese Unie. Het
                  pakket is gebaseerd op solidariteit tussen generaties, lidstaten, regio’s en verschillende
                  delen van de samenleving en op de kosteneffectiviteit die kan worden gerealiseerd
                  door als EU samen deze opgave in te vullen. Hierbij kiest de Commissie voor een beleidsmix
                  van prijsinstrumenten, Europese en nationale reductiedoelstellingen, bronbeleid en
                  faciliterend beleid.
               
Kabinetsreactie en uitgangspunten Nederlandse inzet
Het kabinet heeft de afgelopen jaren gepleit voor een Europees broeikasgasreductiedoel
                  van 55%, conform het Regeerakkoord2. Staand EU-beleid komt volgens laatste inschattingen van de Commissie tot 45–47%
                  broeikasgasreductie in 2030 (respectievelijk exclusief en inclusief landgebruiksemissies)
                  en tot 60% in 2050. Het recente IPCC-rapport3 maakt duidelijk dat een snelle reductie van de uitstoot van broeikasgassen noodzakelijk
                  is om de opwarming van de aarde te beperken tot (ruim onder) 2°C. Dit aanvullende
                  pakket is dan ook nodig om de verplichtingen van de Europese Klimaatwet en de doelen
                  van het Akkoord van Parijs te realiseren. Door de hogere ambitie te koppelen aan concrete
                  maatregelen geeft de EU ook mondiaal een duidelijk signaal af in aanloop naar COP26
                  in november in Glasgow en voert het de druk richting niet-EU landen op om ook hun
                  nationale doelstellingen te verhogen. Daarbij zitten in het Ff55-pakket ook enkele
                  maatregelen die rechtstreeks effect hebben op emissies buiten het EU-grondgebied,
                  zoals een koolstofheffing aan de Europese buitengrens (Carbon Border Adjustment Mechanism,
                  CBAM) en de uitbreiding van het Europese emissiehandelssysteem naar (een deel van)
                  de internationale scheepvaart.
               
Het kabinet is voorstander van een effectief en ambitieus Europees klimaatbeleid.
                     Een Europese aanpak voor het klimaatbeleid is immers vaak (kosten)effectiever dan
                     een nationale aanpak, ook gezien het grensoverschrijdende effect van broeikasgasuitstoot.
                     Daarnaast zorgt Europees beleid voor een gelijker speelveld in de EU, waardoor weglekeffecten
                     kunnen worden beperkt en de concurrentiepositie van bedrijven wordt beschermd. Ook
                     kan het de nationale transitie ondersteunen: bijvoorbeeld door het instellen van ambitieuze
                     Europese CO2-normen voor voertuigen of bijmengverplichtingen van duurzame brandstoffen. Ook biedt
                     het Ff55-pakket economische kansen in de transitie naar een duurzame samenleving en
                     brede welvaartsvoordelen.
                  
Het kabinet verwelkomt daarom dat er tijdig een breed en ambitieus pakket van samenhangende
                     voorstellen is gepresenteerd. Wel vraagt dit van alle EU-lidstaten en alle sectoren
                     een aanzienlijke extra opgave. Dit betekent dat de inspanning van alle lidstaten gericht
                     moet zijn op klimaatneutraliteit in 2050 en dat een grote groep lidstaten de transitie
                     de komende 30 jaar zal moeten versnellen. Er bestaat namelijk nu nog een grote spreiding
                     tussen de nationale reductiedoelen van lidstaten, waardoor een aantal lidstaten het
                     overgrote deel van hun reductie richting klimaatneutraliteit na 2030 moet realiseren.
                     Nederland zet zich daarom, in samenwerking met gelijkgezinde lidstaten, in voor meer
                     convergentie binnen de ESR-opgave, zodat de ESR-opgave tussen lidstaten naar elkaar
                     toegroeit. Dit laatste is noodzakelijk om op kosteneffectieve wijze klimaatneutraliteit
                     in de EU in 2050 te behalen. Hierbij geldt ook dat er een balans moet zijn tussen
                     de zwaarte van de klimaatopgave en alle toegezegde middelen per lidstaat.
                  
Net als de Commissie vindt het kabinet het van belang dat het hele pakket in samenhang
                  garandeert dat de juridische verplichting van ten minste netto 55% reductie in 2030
                  uit de Europese Klimaatwet wordt behaald. Het pakket vereist stevige extra inspanningen
                  van alle lidstaten en moet daarnaast in alle lidstaten een goede basis leggen voor
                  het behalen van klimaatneutraliteit in 2050. Daarom is het belangrijk dat gedurende
                  de onderhandelingen alle Ff55-voorstellen in onderlinge samenhang worden beoordeeld
                  op hun bijdrage aan de realisatie van de bovenstaande doelstellingen en de mate waarin
                  ze aansluiten bij nationaal beleid. Om het 2030-doel te bereiken moet het beleid daarnaast
                  uitvoerbaar, fraudebestendig, betaalbaar en handhaafbaar zijn.
               
Sturen op CO2-reductie blijft wat het kabinet betreft het uitgangspunt, omdat daarmee een kosteneffectieve
                  aanpak wordt gestimuleerd en de vrijheid behouden blijft om een eigen, op de eigen
                  nationale situatie geoptimaliseerde, mix van maatregelen en technologieën in te zetten.
                  Tegelijkertijd is het van belang om langjarige investeringen, die nog relatief duur
                  maar wel nodig zijn richting klimaatneutraliteit in 2050, op tijd te stimuleren. Het
                  kabinet sluit hierbij bij voorbaat geen technieken uit. Het hoofddoel van sturing
                  op CO2-reductie indachtig, zal het kabinet subdoelen voorgesteld in het pakket individueel
                  op hun merites beoordelen op o.a. uitvoerbaarheid, draagvlak bij burgers, bedrijven,
                  maatschappelijke organisaties en overheden, en bijdrage aan het doelbereik.
               
Subsidiering, beprijzing en normeren zijn effectieve instrumenten om CO2 te reduceren en innovatie te stimuleren. Klimaatinstrumenten zoals het emissiehandelssysteem
                  (ETS), de herziening van de richtlijn energiebelastingen (ETD) en het nieuw voorgestelde
                  Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) kunnen hier een positieve bijdrage aan leveren.
                  De concurrentiekracht van de Europese economie en het gelijke speelveld, zowel binnen
                  als buiten de EU, moeten in voldoende mate behouden en waar mogelijk versterkt worden,
                  zodat optimaal ingespeeld kan worden op de kansen van de transitie. Het kabinet ziet
                  in dit licht een belangrijke rol voor het ETS, en zal er bij de onderhandelingen op
                  inzetten om zo veel mogelijk van de aanvullende opgave via het ETS te realiseren.
               
In algemene zin sluit het voorstel voor aanscherping en vormgeving van het ETS goed
                  aan bij de Nederlandse prioriteiten. Bij het nieuwe emissiehandelssysteem voor de
                  gebouwde omgeving en wegtransport was het kabinet eerder terughoudend. Echter, na
                  beoordeling van het Commissievoorstel staat het kabinet open in deze discussie. Het
                  kabinet acht het positief dat het als een apart handelssysteem wordt voorgesteld naast
                  het bestaande ETS, dat het voorgestelde systeem een betrekkelijk rustige start maakt,
                  en de sectoren tot ten minste 2030 ook onder het ESR blijven vallen. Het voorstel
                  draagt bij aan een kosteneffectieve transitie en vergroot de kans op het halen van
                  de Europese klimaatdoelen. Daarnaast zorgt het voor meer convergentie tussen lidstaten:
                  het grootste effect valt namelijk te verwachten in landen waar nationale CO2-beprijzing in deze sectoren nog relatief laag is. Wel is het van belang te borgen
                  dat het voorstel niet ten koste gaat van ambitie bij andere voorstellen, zoals de
                  CO2-emissiestandaarden voor lichte voertuigen. Ook heeft het kabinet, met andere gelijkgezinde
                  lidstaten, gepleit voor een voorstel voor een koolstofheffing aan de grens, dat WTO-conform
                  en uitvoerbaar is, en stapsgewijs wordt ingevoerd. Het voorstel geldt, conform de
                  wens van Nederland, als klimaatmaatregel en niet als protectionistische maatregel.
               
De Commissie heeft in het pakket ook al enkele financiële voorstellen opgenomen, waaronder
                  een nieuw fonds (het Social Climate Fund) en ophogingen van het Moderniseringsfonds
                  en het Innovatiefonds. Het kabinet is terughoudend ten aanzien van nieuwe fondsen
                  en het openbreken van het in 2021 in werking getreden MFK. Ten aanzien van de reeds
                  gepubliceerde financiële voorstellen uit het pakket heeft het kabinet op dit moment
                  nog veel vragen. De overige voorstellen zal de Commissie naar verwachting in het najaar
                  2021 presenteren. Naar verwachting zijn dit een voorstel tot aanpassing van de huidige
                  MFK-verordening en een aangepast Eigenmiddelenbesluit (EMB).4 Het kabinet zal alle nieuwe voorstellen te zijner tijd integraal beoordelen in samenhang
                  met het Ff55-pakket en deze bezien in de context van de bredere klimaatambities, en
                  de inzet op kostenefficiëntie en evenwichtige kostenverdeling van maatregelen. In
                  deze afweging zullen ook alle reeds beschikbare middelen voor de klimaattransitie,
                  o.a. in het kader van het EU-herstelfonds en het MFK worden betrokken. Mede omdat
                  deze afweging op dit moment nog niet volledig gemaakt kan worden, vindt Nederland
                  het van belang om eerst te focussen op de inhoudelijke onderhandelingen om tot een
                  ambitieus Europees klimaatbeleid en CO2-reductie te komen. In het algemeen geldt dat er een balans moet zijn tussen de zwaarte
                  van de klimaatopgave en alle toegezegde middelen per lidstaat. Verder zal het kabinet
                  bij de afwegingen in het pakket rekening houden met de uitvoerbaarheid, de gevolgen
                  voor koopkracht en de financiële gevolgen voor MKB, bedrijven en maatschappelijke
                  organisaties.
               
Het kabinet is van mening dat alle landen en sectoren moeten bijdragen aan de klimaatopgave.
                  Dat betekent ook dat de EU haar verantwoordelijkheid neemt om (het EU-deel van) mondiale
                  sectoren die nu nog onvoldoende bijdragen aan het Akkoord van Parijs te gaan reguleren,
                  zoals de internationale zee- en luchtvaart. Nederland heeft in principe de voorkeur
                  voor mondiale oplossingen voor deze sectoren, maar deze zijn vooralsnog onvoldoende
                  ambitieus. Door nu actie te ondernemen op EU-niveau neemt de EU een voortrekkersrol.
               
Het kabinet ondersteunt de transitie naar nul-emissievoertuigen. Daarom vindt het
                  kabinet het positief dat CO2-emissienormen voor lichte voertuigen in het voorstel flink zijn aangescherpt en er
                  een uitfaseerdatum voor de verbrandingsmotor wordt geïntroduceerd. Het voorstel ondersteunt
                  zo de transitie naar nul-emissie voertuigen, wat zich naar verwachting op termijn
                  zal vertalen naar lagere kosten voor dergelijke voertuigen. Het kabinet had echter
                  graag een eerdere uitfaseerdatum gezien, met passende tussendoelen, ook gezien de
                  nationale ambitie zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord.
               
Het kabinet ziet extra potentieel voor de koppeling tussen het klimaatbeleid en het
                     versterken van de circulaire economie. Zo liggen er kansen voor Nederlandse bedrijven,
                     door in te zetten op (her)gebruik van hernieuwbare materialen en eindproducten, het
                     omzetten van niet-recyclebare plastics naar alternatieve brandstoffen, CO2 afvang en gebruik, en hoogwaardige toepassingen van biogrondstoffen. De voorstellen
                     in het Ff55-pakket bieden hiervoor aangrijpingspunten, maar over het algemeen is de
                     koppeling van het instrumentarium nog niet compleet. Hier zal Nederland aandacht voor
                     vragen. Eind 2021 komt de uitwerking op het onderdeel duurzame producten van het Circular
                     Economy Action Plan, welke naast het Ff55-pakket ook onderdeel is van de Europese
                     Green Deal. Ook zal aandacht uitgaan naar de wisselwerking tussen klimaatbeleid en
                     natuurbeleid, bijvoorbeeld voor de biodiversiteitsdoelen.
                  
Het kabinet steunt verder veel van de overige elementen uit het pakket (zoals de inzet
                     voor het gebruik van alternatieve brandstoffen voor luchtvaart en de scheepvaart,
                     het voorstel om de energiebelasting meer in lijn te brengen met klimaatdoelen, het
                     voorstel om landgebruik beter te integreren in het klimaatbeleid en koolstofvastlegging
                     te stimuleren, het voorstel voor ophoging van de EU-doelstelling voor hernieuwbare
                     energie op een manier waarbij lidstaten flexibiliteit behouden om zelf het meest kostenefficiënte
                     pad te kiezen). Tegelijkertijd zijn er, zoals aangegeven, aandachtspunten en kritiekpunten
                     op onderdelen. Meer gedetailleerde beoordeling en positiebepaling vindt u in de BNC-fiches.
                  
Proces
Momenteel zitten alle EU-lidstaten nog in de beginfase van de beoordeling van de voorstellen.
                  Voor alle lidstaten is duidelijk dat de Commissievoorstellen een samenhangend pakket
                  moeten vormen om de wettelijke verplichting van ten minste 55% broeikasgasreductie
                  in 2030 te behalen. Aanpassingen van individuele voorstellen uit het pakket zullen
                  doorwerken in het pakket als geheel. Het huidige demissionaire kabinet zet daarom
                  via deze brief en de BNC-fiches de grote lijnen uit voor de komende besprekingen en
                  onderhandelingen in Brussel. Daarbij is het nodig om enerzijds positie te kiezen en
                  anderzijds ook voldoende flexibiliteit te behouden in het onderhandelingsproces om
                  de voorstellen in samenhang te kunnen behandelen. Een nieuw kabinet kan de Nederlandse
                  opstelling dan verder vormgeven. Omdat andere EU-lidstaten ook hun eigen wensen zullen
                  hebben, is het nu nog niet duidelijk in welke mate alle Nederlandse wensen haalbaar
                  zijn en zal er gaandeweg het proces een nadere prioritering hierin kunnen plaatsvinden.
                  In de loop van 2022 worden de eerste gemeenschappelijk standpunten van de Raad over
                  de verschillende wetsvoorstellen verwacht. Het pakket zal in verschillende Raadsformaties
                  worden besproken, waarbij de Milieuraad een coördinerende rol heeft. U zult hier via
                  de gebruikelijke procedures over worden geïnformeerd.
               
Het kabinet zal in de EU samen met de bestaande klimaatkopgroep blijven inzetten op
                  ambitieuze implementatie van het pakket. Daarbij hoort ook een tijdige afronding van
                  de onderhandelingen, zodat alle lidstaten zo spoedig mogelijk beschikken over de beleidsinstrumenten
                  die nodig zijn om de reductiedoelstelling voor 2030 te halen. Daarnaast zal gekeken
                  worden naar de bestaande samenwerkingsverbanden en gezocht worden naar nieuwe samenwerkingsverbanden
                  om de Nederlandse belangen in te brengen bij de verschillende wetsvoorstellen. Dit
                  zal de komende maanden vorm krijgen wanneer andere lidstaten hun posities verder uitwerken.
               
Nationale impact
Het Fit-for-55-pakket zal aanzienlijke gevolgen hebben voor het nationale klimaatbeleid.
                  Gegeven de klimaatdoelen zou Nederland echter hoe dan ook met additioneel klimaatbeleid
                  moeten komen. Door op Europees niveau samen te werken wordt de klimaattransitie in
                  Nederland makkelijker. Een aanscherping van het Europese beleidsinstrumentarium leidt
                  tot een gelijker Europees speelveld en kan extra emissiereductie in Nederland realiseren.
                  De voorgestelde aanscherping van het ETS en verhoging van de minimumtarieven van de
                  ETD zorgen er bijvoorbeeld voor dat alle Europese bedrijven in dezelfde mate geprikkeld
                  worden om hun CO2-uitstoot te reduceren. Een ander voorbeeld is de aanscherping van de Europese richtlijn
                  voor CO2-normen voor lichte voertuigen, waardoor het aanbod van voertuigen met lagere CO2-uitstoot zal toenemen en de prijs zal dalen. Hierdoor is in Nederland waarschijnlijk
                  minder financiële stimulering nodig om het wagenpark te verduurzamen.
               
Het Ff55-pakket biedt kansen, innovatie en nieuwe werkgelegenheid, maar zal ook een
                  transformatie van de Nederlandse samenleving tot gevolg hebben. Daarbij acht het kabinet
                  het van belang dat alle burgers worden meegenomen. Ook zal het pakket doorwerken in
                  de rijksbegroting, en toezicht en handhaving. De precieze budgettaire gevolgen van
                  het pakket zijn in deze fase nog niet bekend, en afhankelijk van verdere Europese
                  besluitvorming en nationale politieke keuzes bij de uitwerking. Deze gevolgen zullen,
                  als zij duidelijk in beeld zijn, door een volgend kabinet moeten worden bezien, idealiter
                  in samenhang met verdere besluitvorming over nationaal klimaatbeleid en rekening houdend
                  met sectoren met een grote transitieopgave en hun internationale concurrentiepositie,
                  en conform de regels van budgetdiscipline ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
                  departement.
               
Het is hierbij, met het oog op effectief klimaatbeleid en draagvlak, van belang dat
                  in het verdere proces bijzondere aandacht blijft voor sectoren die hoge reductie kosten
                  hebben en voor een grote opgave staan. Ook wordt rekening gehouden met de mogelijke
                  lastenverzwaring voor huishoudens, bedrijven en maatschappelijke organisaties (zoals
                  maatschappelijk vastgoed).
               
De voorstellen leiden tot additionele verplichtingen voor Nederland, zoals een hoger
                  nationaal bindend doel voor de ESR-sectoren (transport, gebouwde omgeving, landbouw
                  en een deel van de industrie), nationale verplichtingen in het kader van LULUCF (landgebruik)
                  en opgehoogde indicatieve (niet-bindende) doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing,
                  en de daarbij horende aanleg voor de benodigde infrastructuur voor alternatieve brandstoffen.
               
Daarnaast zal het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) binnenkort een studie publiceren
                  over de mogelijke gevolgen die het Ff55-pakket voor Nederland heeft, voor zover deze,
                  in deze fase, in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij past de kanttekening dat de
                  uiteindelijke impact van het pakket afhangt van de Europese onderhandelingen en de
                  keuzes die op nationaal niveau binnen het klimaatbeleid worden gemaakt. Hoe deze additionele
                  opgave wordt ingevuld is aan het volgende kabinet.
               
Bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
Het kabinet verwelkomt de overkoepelende Commissiemededeling over het pakket. De grondhouding
                  ten opzichte van de bevoegdheid voor de mededeling is positief. De mededeling heeft
                  betrekking op meerdere beleidsterreinen van de EU, met name op die van milieu, energie
                  en interne markt. Op die terreinen heeft de EU een gedeelde bevoegdheid met de EU-lidstaten
                  (zie artikel 4, lid 2, e, i, VWEU).
               
Het kabinet heeft een positieve grondhouding voor wat betreft de subsidiariteit en
                  proportionaliteit van de Commissiemededeling. Het grensoverschrijdende karakter van
                  de (aanpak van de) klimaatproblematiek en de diverse onderdelen van het Ff55-pakket
                  die hieraan moeten bijdragen rechtvaardigt optreden op EU-niveau. Het kabinet is van
                  mening dat een 2030-doel van 55% broeikasgasreductie ten opzichte van 1990 noodzakelijk
                  is voor de EU om te kunnen voldoen aan de afspraken onder de Overeenkomst van Parijs,
                  specifiek het binnen bereik houden van de 1,5 graden, en voor een kosteneffectief
                  pad naar klimaatneutraliteit in 2050. De voorstellen die voortvloeien uit deze mededeling,
                  waaronder voorstellen voor (wijzigingen van) verordeningen, richtlijnen of besluiten
                  die zijn voorzien in 2021, worden door het kabinet afzonderlijk beoordeeld op het
                  subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel (in de BNC-fiches).
               
Het pakket heeft duidelijke geopolitieke implicaties die het kabinet mee zal wegen
                  tijdens de onderhandelingen. Ten eerste hebben een aantal voorstellen een rechtstreeks
                  effect op derde landen en actoren buiten de EU, zoals voorstellen voor lucht- en scheepvaart
                  en de koolstofheffing aan de grens. Het kabinet hecht er daarbij aan dat de EU op
                  deze terreinen samenwerking zoekt met haar internationale partners. Ten tweede toont
                  de EU met het Fit-for-55 pakket mondiaal leiderschap om de klimaatdoelen van Parijs
                  te bereiken. Door dit goede voorbeeld te stellen kan de EU de politieke processen
                  maar ook zakelijke markten in derde landen beïnvloeden. Dit kan worden ondersteund
                  door een actieve EU klimaatdiplomatie in lijn met de conclusies van de Raad van 25 januari
                  20215. Het pakket kan ook als positief effect hebben dat de EU per saldo geleidelijk minder
                  grondstoffen, inclusief fossiele energiedragers, hoeft te importeren uit niet-EU landen,
                  wat afhankelijkheden van de EU zal terugbrengen en op die manier zal bijdragen aan
                  de Europese open strategische autonomie.
               
Uw Kamer verzoekt met de gewijzigde motie van het lid Van Raan om bij voorstellen
                  voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart in brede zin6. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit van leven
                  voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
                  effecten en de verdeling van kosten en baten. Ten aanzien van deze Commissiemededeling
                  worden de effecten op alle vier de aspecten door het kabinet als positief beoordeeld.
                  In de individuele BNC-fiches per voorstel wordt op deze aspecten nader ingegaan.
               
Tegelijkertijd met deze brief worden u de individuele BNC-fiches aangaande de voorstellen
                  van het Ff55-pakket toegezonden. Zoals hierboven genoemd zullen deze voorstellen door
                  het kabinet in onderlinge samenhang worden bekeken.
               
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
                  D. Yeşilgöz-Zegerius
Indieners
- 
              
                  Indiener
 D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
