Brief regering : Advies Gezondheidsraad over ultrafijn stof
30 175 Luchtkwaliteit
Nr. 378
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2021
Met deze brief stuur ik u het advies van de Gezondheidsraad «risico’s van ultrafijnstof
in de buitenlucht»1. Het advies is op verzoek2 van mijn voorganger opgesteld. De aanbevelingen van de Gezondheidsraad zijn van belang
voor toekomstig luchtkwaliteitsbeleid op nationaal en internationaal niveau.
1. Advies Gezondheidsraad over ultrafijn stof
Achtergrond
De Gezondheidsraad is gevraagd om de stand van de wetenschap rond de gezondheidseffecten
van ultrafijn stof in kaart te brengen, in beeld te brengen welk onderzoek nog nodig
is om voldoende zicht te krijgen op gezondheidseffecten en te identificeren welke
aangrijpingspunten er zijn voor luchtkwaliteitsbeleid. Om deze vragen te beantwoorden,
heeft de Gezondheidsraad een tijdelijke Commissie Ultrafijn stof (hierna: commissie)
ingesteld. Het huidige advies heeft alleen betrekking op ultrafijn stof in de buitenlucht.
Op dit moment zijn er luchtkwaliteitsnormen voor fijnstof (PM10 en PM2.5). Voor ultrafijn
stof is dit niet het geval. Ultrafijn stof zijn de deeltjes in de lucht die kleiner
zijn dan 0,1 micrometer (PM0,1). Ultrafijn stof komt (vooral) vrij bij verbranding.
Vergeleken met andere componenten van luchtverontreiniging is er nog weinig bekend
over de gezondheidsaspecten van blootstelling van mensen aan ultrafijn stof. Wel is
duidelijk dat de ultrafijn stof concentratie sterk is verhoogd in de buurt van verbrandingsemissies.
Naast wegverkeer en vliegverkeer dragen onder andere de scheepvaart, de industrie,
mobiele werktuigen (zoals aggregaten en graafmachines) en houtverbranding bij aan
de uitstoot van ultrafijn stof.
Bekend is dat de ultrafijn stof concentraties van plaats tot plaats veel sterker variëren
dan de concentratie »gewoon» fijn stof (PM10 en PM2.5).
Toenemend inzicht in gezondheidseffecten
De commissie constateert dat ultrafijn stof een bruikbare aanvullende indicator is
voor deeltjesvormige luchtverontreiniging. De commissie adviseert om de concentratie
ultra fijnstof in de lucht landelijk routinematig te gaan meten, op strategisch gekozen
meetlocaties in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Om de blootstelling aan ultrafijn
stof en de prognoses voor de toekomst te kunnen monitoren zijn volgens de commissie
structurele modelberekeningen nodig.
De commissie maakt onderscheid tussen de effecten van kortdurende en langdurige blootstelling
aan ultrafijn stof. Onderzoek naar de invloed van kortdurende blootstelling aan ultrafijn
stof geeft aanwijzingen voor het optreden van nadelige effecten op het hart- en vaatstelsel
en op de luchtwegen (zoals veranderingen in het hartritme en astma-aanvallen). Het
onderzoek naar acute effecten van ultrafijn stof rondom Schiphol3, uitgevoerd door het RIVM, wijst ook in deze richting.
Over de invloed van langdurige blootstelling aan ultrafijn stof was tot voor kort
weinig bekend, maar de afgelopen paar jaar is het inzicht daarin toegenomen, onder
meer door de publicatie van meerdere epidemiologische studies waarin rekening is gehouden
met de eventuele «verstorende» invloed van samenhangende componenten van luchtverontreiniging.
Dit als aanvulling op de eventuele verstorende invloed van andere factoren (bijvoorbeeld
leeftijd, sociaal-economische factoren en rookgedrag).
Op basis van de huidige kennis concludeert de commissie dat er aanwijzingen zijn dat
langdurige blootstelling aan ultrafijn stof het risico op hart- en vaataandoeningen
vergroot. Ook zijn er aanwijzingen voor een verhoogde kans op het ontstaan van luchtwegaandoeningen
en voor een negatieve invloed op de groei van de foetus. Deze gezondheidseffecten
hangen samen met blootstelling aan ultrafijn stof, onafhankelijk van de invloed van
blootstelling aan fijnstof en NO2, gecorrigeerd voor belangrijke verstorende factoren. Toxicologische studies naar
biologische werkingsmechanismen ondersteunen dit ook. Het RIVM doet momenteel onderzoek
naar de invloed van langdurige blootstelling aan ultrafijn stof van vliegverkeer rondom
Schiphol. De resultaten hiervan zullen in het eerste kwartaal van 2022 beschikbaar
komen. Dit zal het inzicht in de gezondheidseffecten van ultrafijn stof verder vergroten.
Het aantal studies naar gezondheidseffecten van UFP is in de afgelopen paar jaar toegenomen,
maar valt nog in het niet bij de zeer uitvoerige informatie over fijnstof en NO2. Daardoor is de bewijskracht over schadelijke gezondheidseffecten van UFP geringer
dan voor fijnstof en NO2, maar naar het oordeel van de commissie bieden ze toch voldoende grond voor het treffen
van aanvullende maatregelen.
Aanbevelingen
De commissie constateert dat veel van de maatregelen om de blootstelling aan fijnstof
en NO2 te verminderen ook de uitstoot van ultrafijn stof terugdringen. Daarnaast zijn er
volgens het oordeel van de commissie aanvullende maatregelen nodig.
In de luchtvaart kan de UFP-uitstoot worden teruggedrongen door bijvoorbeeld minder
vliegbewegingen en het gebruik van kerosine met een lager zwavelgehalte. Naast de
verdere toepassing van roetfilters kan ook een verdere transitie naar elektrisch vervoer
de bijdrage van het wegverkeer terugdringen.
Ook het stellen van eisen aan de ultrafijn stof-uitstoot van diverse bronnen kan bijdragen
aan het verlagen van de hoeveelheid ultrafijn stof. Op de korte termijn kan de blootstelling
aan ultrafijn stof verder verlaagd worden door het instellen van milieuzones en zero
emissie zones in steden. Niet alleen aan de uitstoot van het wegverkeer, maar ook
aan de uitstoot van andere bronnen (zoals mobiele werktuigen) zouden voorwaarden kunnen
worden gesteld, bijvoorbeeld op bouwplaatsen en luchthavens. Ook de (zware) industrie
kan substantieel bijdragen aan de ultrafijn stof blootstelling. De commissie pleit
ervoor om de kennis over die bijdrage en over de factoren die daaraan bijdragen te
vergroten, zodat gerichte maatregelen kunnen worden genomen om de ultrafijn stof-uitstoot
van de industrie te beperken. Zeker zolang de transitie naar elektrisch verkeer nog
niet voltooid is, adviseert de commissie net als in het advies van de Gezondheidsraad
uit 20184 om de leefomgeving zodanig in te richten dat langdurig verhoogde blootstelling wordt
beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door woningen te bouwen op zo groot mogelijke afstand
van drukke (snel)wegen.
Monitoring
Dat de kennis over de blootstelling aan en gezondheidseffecten van UFP nog steeds
beperkt is ten opzichte van die over fijnstof en NO2, komt mede doordat ultrafijn stof vrijwel nergens structureel wordt gemeten. Dat
is niet alleen in Nederland zo, maar ook in de meeste andere landen en dit bemoeilijkt
het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek naar gezondheidseffecten. De commissie
adviseert om UFP structureel te gaan meten in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
Om de blootstelling aan ultrafijn stof van de Nederlandse bevolking te monitoren en
prognoses voor de toekomst te kunnen maken, is bovendien registratie van de landelijke
ultrafijn stof -emissie nodig. Daarvoor zijn structurele en valide modelberekeningen
nodig, net zoals die er zijn voor fijnstof, NO2 en diverse andere componenten van luchtverontreiniging.
Reactie
Ik dank de commissie van harte voor het uitgebreide advies dat is opgesteld. De Gezondheidsraad
constateert dat er, sinds het Gezondheidsraad onderzoek «gezondheidswinst door schonere
lucht» uit 2018, meer bewijs is voor de negatieve gezondheidseffecten van ultrafijn
stof. De Gezondheidsraad oordeelt voor het eerst dat de bewijskracht over schadelijke
gezondheidseffecten van ultrafijn stof voldoende grond bieden voor het treffen van
aanvullende maatregelen.
Ik constateer dat een deel van de aanbevelingen in lijn zijn met maatregelen die reeds
in gang zijn gezet voor de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord, het Klimaatakkoord,
de stikstofaanpak en de Luchtvaartnota. Zo wordt op Schiphol onderzoek gedaan naar
duurzaam taxiën, wordt gewerkt aan de routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen, zero
emissie stadslogistiek en stimulering van walstroom. Daarnaast werk ik ook aan controle
van de emissies. Vanaf 1 juli 2022 wordt bijvoorbeeld een nieuwe APK-test voor roetfilters
van dieselauto’s ingevoerd. De aanbevelingen van de commissie zie ik dan ook als een
belangrijke aansporing voor het voortvarend uitvoeren van alle maatregelen die zijn
ingezet. Ik ga ervan uit dat een volgend kabinet de aanbevelingen zal betrekken bij
de verdere uitwerking.
Betreffende de aanbevelingen voor de industrie zal ik, in samenspraak met partijen
zoals het RIVM, investeren in meer kennisopbouw over de bijdrage van specifieke bronnen,
de verwachte ontwikkeling hiervan en mogelijke aangrijpingspunten voor beleid.
De aanbevelingen over monitoring en modellering van de ultrafijn stofconcentraties
ondersteun ik en ga ik mee aan de slag. Ik ga hierover in overleg met het RIVM om
de mogelijke vervolgstappen in beeld te brengen.
De aanbevelingen van de commissie zal ik ook betrekken bij het bepalen van de Nederlandse
positie en inbreng in het traject dat moet leiden tot een herziening van de Richtlijn
Luchtkwaliteit. De Europese Commissie verwacht het voorstel daartoe in 2022 uit te
brengen.
Het RIVM voert onderzoek uit naar de gezondheidseffecten van blootstelling aan ultrafijn
stof. Dat onderzoek richt zich op de lange termijn gezondheidseffecten van ultrafijn
stof rondom Schiphol. Het RIVM streeft ernaar de eindrapportage in het eerste kwartaal
van 2022 op te leveren, dan zal ik ook uw Kamer hierover informeren. Ik zal uw Kamer
dan ook informeren over de stand van zaken over monitoring en modellering.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.