Brief regering : Stand van zaken COVID-19
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1422 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 14 september 2021.
De vastgestelde ministeriële regeling kan niet eerder inwerking treden dan op 21 september
2021.
De vastgestelde ministeriële regeling vervalt van rechtswege indien de Kamer, op voorstel
van vijftig leden uiterlijk 20 september 2021 te kennen geeft niet in te stemmen met
de regeling.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2021
In de afgelopen weken is het epidemiologisch beeld stabiel, dat geldt voor zowel het
aantal positief geteste personen als het aantal in het ziekenhuis en op de IC opgenomen
personen met COVID-19.
Doel van de aanpak is het beschermen van kwetsbare mensen en een acceptabele belastbaarheid
van de zorg. Door de hoge vaccinatiegraad, een opkomst van 85,6% onder volwassen,
is dit doel binnen bereik gebracht. Al 81,7% is volledig gevaccineerd en is daarmee
voor 97% beschermd tegen IC opname, en 95% beschermd tegen ziekenhuisopname. Ook neemt
door vaccinatie de transmissie af, want door vaccinatie daalt de kans dat een gevaccineerde
het virus nog aan een ander geeft. Daardoor kan de 1,5 meter worden losgelaten. Dat
we daar nu zonder kunnen, is een grote stap vooruit. Hiermee komen we in een nieuwe
fase van de crisisaanpak. Deze nieuwe fase gaat wel gepaard met onzekerheden. Daarom
is het van belang dat we verstandig omgaan met deze versoepeling en we rekening blijven
houden met elkaar.
De epidemie is nog niet voorbij. Zowel op korte als op de langere termijn kunnen oplevingen
optreden die druk op de zorg geven. Niet uitsluitend in de ziekenhuizen, maar ook
daarbuiten, met gevolgen voor de hele zorgketen. Het is belangrijk om hiermee rekening
te houden en hierop te anticiperen.
Nog steeds worden mensen, jong én oud, ziek van het coronavirus. Zeker wanneer zij
geen vaccinatie hebben gehad, kunnen ze in het ziekenhuis of zelfs op de IC terecht
komen. Naast het feit dat dit voor de getroffenen zelf ernstig is, geeft dit enorme
druk op de zorg in de ziekenhuizen en verpleeghuizen en ook bij spoedeisende hulp,
huisartsen, wijkverpleging en zorg thuis. Capaciteit en zorg die ook nodig is voor
patiënten met een andere acute of een chronische ziekte, zoals kankeroperaties of
hartoperaties. Vaccineren helpt. In de ziekenhuizen is het overgrote deel van de mensen
die met COVID wordt opgenomen, niet of onvolledig gevaccineerd.
Er is op dit moment een groep van 1,8 miljoen mensen die nog niet beschermd is door
vaccinatie en nog geen bescherming heeft opgebouwd door infectie. Het kabinet blijft
daarom het belang van vaccineren benadrukken.
Met een grote groep niet geïmmuniseerden ligt een opleving namelijk op de loer. Met
de besmettelijke deltavariant die nu rondgaat, is het niet de vraag of, maar wanneer deze mensen besmet raken als ze zich niet laten vaccineren. Als deze mensen in grote
getalen en in korte tijd worden besmet, dan kan dit leiden tot een nieuwe golf in
de ziekenhuizen.
Om een snelle verspreiding van het virus te voorkomen, wil het kabinet coronatoegangsbewijzen
inzetten in settings waar personen dicht op elkaar verblijven. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de horeca, cultuur, evenementen en publiek bij professionele sportwedstrijden.
Nu vrijwel alle Nederlanders de kans hebben gehad om zich te laten vaccineren, is
het steeds moeilijker uitlegbaar contactbeperkende maatregelen aan mensen op te leggen.
Voor niet-gevaccineerden betekent dit dat zij zich regelmatig moeten laten testen.
Het kabinet vindt dat deze inspanning kan worden gevraagd.
Het kabinet blijft oog houden voor kwetsbare mensen in de samenleving. Zo is er een
groep mensen die wel gevaccineerd is, maar bij wie het vaccin niet goed werkt en een
kleine groep die om medische redenen niet gevaccineerd kan worden. Zij zijn in deze
fase van de epidemie extra gebaat bij de nog geldende maatregelen zoals extra persoonlijke
beschermingsmiddelen en de mondkapjesplicht in de openbare vervoersmiddelen. Ook voor
hen biedt het coronatoegangsbewijs de mogelijkheid om weer zo veel mogelijk mee te
doen aan het sociale leven. We bieden de specifieke groep kwetsbaren die na twee vaccinaties
niet genoeg immuunrespons heeft opgebouwd, vanaf oktober een derde prik aan.
Ook de komende tijd houdt het kabinet het effect van de vaccinaties én deze versoepeling
in de gaten. Daarbij wordt de nieuwe corona aanpak najaar als kompas gebruikt voor
volgende besluitvorming tot versoepelingen of verzwaringen van de coronamaatregelen.
Het kabinet voorziet begin november een nieuw weegmoment op basis van een advies van
het OMT.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid,
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Aanbieding regelingen en amvb
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, tweede
lid, van de Wet publieke gezondheid, de navolgende regelingen aan1:
– Regeling van 14 september 2021, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 in verband met wijzigingen ten behoeve van het vaststellen van de veilige
afstand op nul meter en van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire in
verband met sportevenementen en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire,
de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 Saba in verband met technische wijzigingen ten aanzien van coronatoegangsbewijzen
De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure
(artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde
bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging.
Indien de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met deze regeling,
vervalt deze van rechtswege
– Regeling van 14 september 2021, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 in verband met verlenging van de maatregelen
Ik doe hierbij een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de
Wet publieke gezondheid. De huidige maatregelen dienen nog verlengd te worden in verband
met de ingangsdatum van de nieuwe maatregelen per 25 september. Naar ons oordeel kan
daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week – die uitgangspunt
dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis van hoofdstuk Va Wpg –
in deze zeer dringende omstandigheden niet worden afgewacht.
– Besluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit veilige afstand in verband met
het vaststellen van de veilige afstand op nul meter.
De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure
(artikel 58f, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid).
Aanbieding nader rapport eerste ontwerpwijzigingsamvb veilige afstand
Hierbij bied ik u het nader rapport aan op het advies van de Raad van State, gedateerd
12 augustus 2021.2 Dit advies is uitgebracht op het besluit houdende wijziging van het Tijdelijk besluit
veilige afstand in verband met het vaststellen van de veilige afstand op nul meter
dat op 6 juli jl. is voorgehangen bij beide Kamers. Dat besluit is destijds voorgehangen
om medio augustus, met in achtneming van het epidemiologische beeld op dat moment,
te bezien of en wanneer de veilige afstandsnorm daadwerkelijk kon worden losgelaten.
De regering onderschrijft de opmerkingen die de Afdeling maakt. Op het moment van
het in procedure brengen van het ontwerpbesluit was de epidemiologische situatie nog
niet dusdanig dat de veilige afstand gewijzigd kon worden. Derhalve kon de destijds
geldende epidemiologische situatie het besluit nog onvoldoende dragen. Om die reden
is besloten dat eerder voorgedragen ontwerp niet voor bekrachtiging aan te bieden.
Toepassing artikel 58s Wpg
Met deze voortgangsrapportage voldoe ik aan de maandelijkse rapportageplicht van artikel 58s
Wpg. Zoals hierna bij het epidemiologisch beeld en het OMT-advies is uiteengezet,
is de situatie op dit moment dusdanig dat het treffen van maatregelen op grond van
de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 nog steeds nodig is. Een toelichting op de
maatregelen is in deze brief weergeven.
Leeswijzer
– Onder «Zicht op en inzicht in het virus» ga ik in op: het OMT-advies inclusief het
epidemiologisch beeld; de Sociaalmaatschappelijke en Economische Reflectie; de maatregelen,
waaronder de coronatoegangsbewijzen, gevolgd door de corona aanpak najaar; indicatoren
en signaalwaarden en de maatschappelijke en ethische gevolgen van de oplopende vaccinatiegraad
(paragraaf 1 t/m 6); het EU Digitaal Corona Certificaat, de digitale ondersteuning,
reizen, quarantaine, ventilatie, testen en traceren, vaccins en innovatieve behandelingen
(paragraaf 7 t/m 14).
– Onder «Zorgen dat de zorg het aankan» ga ik in op: de zorg voor patiënten in de keten
(paragraaf 15).
– Onder «Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid» ga ik in op: bescherming
kwetsbare personen (paragraaf 16).
– Onder «Andere onderwerpen» ga ik in op: de communicatie, het Caribisch deel van het
Koninkrijk, overzicht beleidsevaluaties, publicatie Wob stukken IAO en de Catshuisstukken
(paragraaf 17 t/m 21).
Met deze brief voldoe ik aan:
– De toezegging aan het lid Bikker om een overzicht te geven van de beleidsevaluaties
omtrent de aanpak en strategie van de afgelopen maanden;
– De toezegging aan het lid Bikker om in overleg met burgermeesters handzame scenario’s
klaar te hebben liggen om lokale brandhaarden te blussen
– De toezegging aan het lid Van den Berg over de reflectie op de toekomst van coronazorg;
– De toezegging aan het lid Gündogan over de zorgcapaciteit voor coronapatiënten in
relatie tot de reguliere zorg;
– De motie van het lid Agema c.s. om te onderzoeken of de huidige ventilatierichtlijnen
in het Bouwbesluit voor scholen, horeca, winkels, kantoren, bedrijven et cetera toereikend
zijn om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan (Kamerstuk 25 295, nr. 1352);
– De motie van het lid Paternotte c.s. om toe te gaan werken naar de instelling van
een profijtbeginsel bij het testen voor toegang, uitgaande van een eigen bijdrage
en om hierbij een regeling te creëren voor Nederlanders die niet gevaccineerd kunnen
worden, en ook af te zien van deze eigen bijdrage in het zeldzame geval dat testen
voor toegang ongeacht vaccinatiestatus noodzakelijk wordt (Kamerstuk 25 295, nr. 1398);
– De motie van het lid Kuzu om onderzoek te doen naar de vaccinatiestatus van coronapatiënten
in ziekenhuizen, zodat achterhaald kan worden wat het effect is van vaccinatie op
het aantal ziekenhuisopnames (Kamerstuk 25 295, nr. 1349);
– De motie van de leden Van der Staaij en Pouw-Verweij over het bezien hoe de ontwikkeling
en toepassing van kansrijke geneesmiddelen tegen COVID-19 verder bevorderd kan worden,
en de Kamer hierover te informeren (Kamerstuk 25 295, nr. 1409);
– De motie van het lid Sjoerdsma c.s. om iedere Nederlander gratis de mogelijkheid te
bieden om, ten behoeve van het Europees Digitaal Certificaat, zich deze zomer te laten
testen met een test naar keuze (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1668);
– De gewijzigde motie van de leden Bikker en Van der Staaij over de hoofddoelen van
het beleid in de nieuwe fase van lagere besmettingen (Kamerstuk 25 295, nr. 1329);
– De motie van het lid Gündogan c.s. over het primaire plan tot regionale aanpak van
het coronavirus te actualiseren, duidelijk te maken bij welke besmettingswaarde overgegaan
zal worden tot actie, waarmee de aanpak eenduidig wordt en waardoor een vierde nationale
golf kan worden voorkomen, en de Kamer hierover uiterlijk begin september te informeren
(Kamerstuk 25 295, nr. 1317);
– De motie van het lid Pouw-Verweij c.s. over scenario’s voor een nieuwe virusuitbraak
(Kamerstuk 25 295, nr. 1319);
– De motie van het lid Wilders over per ommegaande van ventilatie een prioriteit te
maken (Kamerstuk 25 295, nr. 1362);
– De motie van het lid Gündogan over in overwegingen van het kabinet adviezen van gedragswetenschappers
nadrukkelijker meewegen (Kamerstuk 25 295, 1374);
– De motie van de leden Kuiken en Simons over besluitvorming over aanscherpen of versoepelen
van maatregelen baseren op zowel het advies van het OMT als op een advies van gedragsdeskundigen
(Kamerstuk 25 295, nr. 1367).
Zicht op en inzicht in het virus
1. OMT-advies, incl. epidemiologisch beeld
125e OMT-advies
Het OMT is 3 september jl. bijeen geweest om te adviseren over de situatie rondom
de COVID-19-uitbraak. Hieronder wordt eerst een beknopte feitelijke weergave van het
advies gegeven, waarna de reactie van het kabinet op het advies volgt3.
Het advies behelst de volgende onderwerpen:
1. Ademtest
2. Testen voor coronatoegangsbewijzen
3. Bescherming kwetsbare groepen
Op het verloop van de epidemie ga ik in bij het 126ee OMT-advies.
Ad1) Ademtest
Het OMT heeft de prestaties van de ademtest, nu deze in de praktijk van de GGD-teststraat
geëvalueerd is, beoordeeld. Op basis van de bevindingen bij implementatie in de praktijk
blijkt de robuustheid van de ademtest onvoldoende en adviseert het OMT de test in
de huidige vorm niet in te zetten in het kader van grootschalig testen op SARS-CoV-2,
zoals bij de GGD en bij het testen voor toegang.
Ad2) Testen voor coronatoegangsbewijzen
Het OMT adviseert dat toegangstesten bij voorkeur op de dag van het evenement/de activiteit
worden uitgevoerd, slechts toegang verschaffen tot een enkel(e) evenement/activiteit
en een geldigheidsduur hebben van 24 uur gerekend van testafname tot aan het einde
van de activiteit. Hierbij is het dan om het even of er gebruik wordt gemaakt van
een NAAT-test of een antigeentest.
Ad3) Bescherming van kwetsbare groepen
Het OMT noemt in zijn advies twee groepen mensen die verhoogd kwetsbaar blijven, de
zogenaamde «onvoldoende beschermde kwetsbare personen».
Het OMT geeft aan dat mensen die niet gevaccineerd zijn vanwege een medische contra-indicatie
(zoals een allergie), met hun arts kunnen bespreken of het mogelijk is om zich alsnog
te laten vaccineren, eventueel met extra voorzorgsmaatregelen.
Voor personen met een verhoogd risico op ernstig beloop van COVID-19, waarbij de vaccinatie
door onderliggende medische conditie of afweer-onderdrukkende geneesmiddelen onvoldoende
werkt of die niet gevaccineerd (kunnen) worden, is het van groot belang dat hun huisgenoten
gevaccineerd worden tegen COVID-19 (zogenaamde ringbescherming).
Naast de basismaatregelen kunnen onvoldoende beschermde kwetsbare personen nog aanvullende
maatregelen nemen om het risico op infectie te verkleinen: drukte vermijden, contact
met mensen met klachten vermijden en een gezondheidscheck uitvragen bij bezoekers.
Voor verdere risicoreductie kunnen zelftesten worden overwogen. Een zelftest voorafgaand
aan een incidenteel bezoek kan de kans op besmetting tijdens het bezoek verder verkleinen.
Routinematig testen van huisgenoten wordt in het algemeen niet aanbevolen.
Mantelzorgers en PGB-gefinancierde zorgverleners van buiten het huishouden wordt geadviseerd
persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken bij lichamelijke verzorging van onvoldoende
beschermde kwetsbare personen. Bij mantelzorgers uit het eigen huishouden zullen aanvullende
beschermingsmaatregelen tijdens de lichamelijke verzorging geen evidente toegevoegde
waarde hebben.
Indien onvoldoende beschermde personen met een verhoogd risico op ernstig beloop klachten
ontwikkelen die bij COVID-19 kunnen passen wordt geadviseerd om zich snel te laten
testen met het oog op een in de nabije toekomst mogelijke vroegbehandeling.
Het OMT adviseert om de hierboven genoemde maatregelen, mede met het oog op het risico
op andere luchtweginfecties, de komende winter nog aan te houden. Na de winter 2021–2022
zal opnieuw beoordeeld moeten worden wanneer de maatregelen voor onvoldoende beschermde
kwetsbare personen verantwoord kunnen worden afgeschaald.
BAO Advies
Het BAO dat 6 september heeft plaatsgevonden, vindt het advies navolgbaar. Het BAO
geeft aan dat het van belang is om in het kader van het versoepelen van maatregelen
aandacht te blijven houden voor de groep kwetsbare personen, inclusief de kinderen
van deze groep, met een verhoogd risico op ernstig beloop van COVID-19 door een ernstig
gestoorde afweer met onvoldoende immuunrespons op COVID-19-vaccinatie.
126e OMT-advies
Het OMT is 10 september jl. bijeen geweest om te adviseren over de situatie rondom
de COVID-19-uitbraak. Het advies is opgenomen in de bijlage (advies n.a.v. 126e OMT)4. Hieronder wordt eerst een feitelijke weergave van het advies gegeven, waarna de
reactie van het kabinet op het advies volgt.
Het OMT advies bestaat uit de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemie
2. Scenario’s voor het opheffen van maatregelen
3. Praktijktesten Fieldlabs
4. Mondkapjesplicht openbaar vervoer
5. Bron- en Contactonderzoek
6. Onderwijs
Ad 1) Epidemiologische situatie
In de afgelopen week (3 september–9 september) is er weinig veranderd aan het epidemiologisch
beeld. Het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve personen is redelijk stabiel
gebleven (–1%) in vergelijking met de 7 dagen ervoor. Het aantal testen, exclusief
testen voorafgaand aan een reis, bij de GGD-testlocaties was in de laatste week 24%
hoger ten opzichte van de 7 dagen ervoor. Het bijbehorende percentage positieve testen
in de GGD-teststraten daalde naar 9,7% gemiddeld over de afgelopen 7 kalenderdagen,
in vergelijking met 11,7% in de week ervoor. Onder uitgaande reizigers voor een reiscertificaat
blijft het aandeel positieve testen relatief stabiel op 0,9% bij de GGD-testlocaties
en 0,6% bij de commerciële teststraten. GGD’en namen t/m 31 augustus 2021 testen voor
uitgaande reizigers af, en deze voorziening is per september gestopt. Bij personen
getest in het kader van testen voor toegang was het percentage positieve testen 0,2%
in de afgelopen kalenderweek.
Het patroon van het aantal meldingen naar leeftijd is verschoven naar de jongere leeftijdsgroepen.
Het hoogste aantal meldingen werd in de afgelopen 7 dagen gevonden in de leeftijdsgroep
10- t/m 14-jarigen, zowel qua absoluut aantal als qua aantal per 100.000 inwoners.
Het aantal positieve testen varieerde van 30–67 per 100.000 in de leeftijdsgroepen
vanaf 60 jaar tot 137–222 per 100.000 in de leeftijdsgroepen tussen 5 en 29 jaar.
Het aantal besmettingen in instellingen voor langdurige zorg was in augustus terug
op een redelijk stabiel niveau na een verhoging in juli. Het aantal besmettingen is,
hoewel stabiel, beduidend hoger dan vóór de verheffing in juli. In augustus was er
op populatieniveau licht verhoogde sterfte; deze licht verhoogde sterfte was in meerdere
leeftijdsgroepen zichtbaar.
Het aantal in het ziekenhuis en op de IC opgenomen personen met COVID-19 is stabiel.
Het aantal opnames in de afgelopen kalenderweek (30 augustus t/m 5 september) was
403 waarvan 94 IC-opnames (bron: NICE). Op 9 september bedroeg de ziekenhuisbezetting
443 verpleegbedden en 214 IC-bedden (bron: LCPS).
De opkomst voor ten minste één vaccinatie bedroeg op 5 september 85,4% voor de volwassen
bevolking, en 77,1% had de volledige vaccinatieserie afgerond, op basis van de landelijke
registratie. Van de 12- t/m 17-jarigen had 52% minimaal één vaccinatie ontvangen en
had 39% de volledige vaccinatieserie afgerond. Een recent gepubliceerde rapportage
van het RIVM laat een hoge vaccineffectiviteit zien tegen zowel ziekenhuisopname (95%)
als noodzaak tot IC-opname (97%).
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is voor 26 augustus op basis van Osiris: gemiddeld
1,02. De deltavariant is 52% besmettelijker dan de alfavariant. Bijna alle infecties
in Nederland worden momenteel veroorzaakt door de deltavariant.
Op basis van de huidige meldingen verwacht het OMT dat het aantal ziekenhuis- en IC-opnames
in ieder geval de komende week stabiel blijft. De prognoses op een wat langere termijn
laten zien dat, zelfs bij het handhaven van het huidige maatregelenpakket, het reproductiegetal
in de winter door een seizoenseffect, boven de waarde van 1 uitkomt, zodat er een
aanzienlijke epidemische golf mogelijk is die ook tot een toename van de ziekenhuis-
en IC-opnames zal leiden. Een model waarin de beschikbare informatie over vaccinaties
(CIMS, GGD-en), de effectiviteit van vaccins, en de geschatte opbouw van immuniteit
door doorgemaakte infectie zijn opgenomen, laat zien dat de voorgenomen versoepeling
op 25 september kan leiden tot een snellere toename van het aantal IC- en ziekenhuisopnames
per dag in vergelijking met niet versoepelen.
In het advies licht het OMT toe dat er een verkenning is gedaan naar het effect van
vaccineffectiviteit op de snelheid van toename na versoepelen. Hieruit blijkt dat
de onzekerheid over de piekwaarde van de IC-bezetting aanzienlijk is en die zowel
waarden bestrijkt die vallen binnen de beschikbare capaciteit als die uitgaan boven
de beschikbare capaciteit.
Ad2) Scenario’s voor het opheffen van maatregelen
Het OMT vindt het van belang aan te geven dat de COVID-19-epidemie, hoewel deze beland
is in een andere fase, nog zeker niet voorbij is. Zowel op korte als op de langere
termijn zijn oplevingen te verwachten die druk op de zorg kunnen gaan geven. Het OMT
benadrukt dat de verwachte druk zich niet uitsluitend in de zorginstellingen zal voordoen,
maar ook daarbuiten, met gevolgen voor de hele zorgketen, van huisarts tot IC-opnames
en verpleeghuiszorg.
De druk in de zorg wordt nog groter als gelijktijdig andere respiratoire aandoeningen
optreden (zoals influenza) die momenteel ook onder controle worden gehouden door de
maatregelen tegen COVID-19. Wanneer en hoe deze oplevingen verlopen, is lastig te
voorspellen, maar het is belangrijk om hiermee rekening te houden, en erop te anticiperen.
Landelijke maatregelen kunnen in een dergelijk geval nodig zijn om de situatie weer
onder controle te krijgen.
Het OMT benadrukt dat een zo hoog en homogeen mogelijke vaccinatiegraad nodig zal
zijn om de versnelling van de verspreiding van het virus, als gevolg van versoepelingen,
te beteugelen. Alleen met een hoge vaccinatiegraad in alle groepen van de bevolking
kunnen maatregelen losgelaten worden zonder dat de toegang tot de zorg belast wordt,
de reguliere zorg zonder uitstel mogelijk is en blijft, en bovenal ook, de kwetsbaren
in de samenleving de best mogelijke bescherming geboden wordt. Het OMT zou graag zien
dat een vaccinatiegraad wordt nagestreefd die ten minste vergelijkbaar is met die
van vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (rond 95%). Het verhogen van de vaccinatiegraad
in subgroepen waarin de vaccinatiegraad achterblijft, waaronder jongeren van 12–18
jaar, heeft de hoogste prioriteit om het virus onder controle te krijgen en de kwetsbaren
te beschermen, en versoepelingen in alle sectoren te kunnen adviseren zonder zorg
voor oplevingen.
Het OMT geeft aan dat voor het vormgeven van een volgende stap in het loslaten van
maatregelen, een aantal scenario’s mogelijk zijn, waarbij rekening moet worden gehouden
met de hoofddoelen van het beleid. Uitgangspunt voor alle scenario’s is dat de basismaatregelen
m.b.t. de bron, collectieve maatregelen m.b.t. hygiëne en ventilatie, en de huidige
aanvullende adviezen voor reizigers worden gehandhaafd.
Het OMT merkt op dat het een kritisch moment van de pandemie is ten aanzien van versoepelingen,
omdat de vaccinatiegraad op populatieniveau achterblijft bij de minimaal benodigde
vaccinatiegraad om alle maatregelen te laten vallen, zonder dat dit leidt tot oplevingen
of een epidemische verheffing in de winter. Modellering maakt duidelijk dat schakelingen
van kleine uitbraken onder geclusterde niet-immune personen kan leiden tot een snelle
toename van COVID-19 gevallen. In dat kader heeft het OMT enkele scenario’s beschouwd,
waaruit een beleidskeuze kan worden gemaakt. Deze drie scenario’s staan beschreven
in het advies.
De scenario’s verschillen ten aanzien van de risico’s voor opleving van de epidemie.
Scenario’s 1 en 2 zijn de meest veilige keuzes, maar bij deze twee scenario’s resteren
aanzienlijke beperkingen. Scenario 3 biedt minder zekerheden en kan tot een aanzienlijke
opleving van het virus leiden in de komende winter. Alleen door een brede inzet van
het coronatoegangsbewijs (CTB) in risicovolle settings, kan dit risico naar verwachting
worden beperkt. Bij een keuze voor dit scenario moet er wel rekening gehouden worden
met terugdraaien van versoepelingen (al dan niet regionaal en/of in specifieke gemeentes)
als de druk op de zorg toeneemt en te hoog dreigt te worden.
Het OMT heeft in de huidige fase van de epidemie de voorkeur voor scenario 3 waarbij
de 1,5 meter-afstandsnorm als verplichte maatregel wordt opgeheven, maar als advies
blijft voor individuele bescherming en als handelingsperspectief voor bijvoorbeeld
kwetsbaren, en waarbij een brede inzet is van het CTB in risicovolle settings waarbij
personen dicht op elkaar verblijven.
Daarnaast adviseert het OMT, ongeacht voor welk scenario wordt gekozen, om de versoepelingen
niet in alle settingen op hetzelfde moment door te voeren, maar stapsgewijs. Dit maakt
tussentijdse evaluatie van de maatregelen en beoordeling van de gevolgen van versoepelingen
mogelijk. Versoepelingen in de settingen met het hoogste risico, zoals discotheken,
nachthoreca, dance festivals binnen en meerdaagse of zeer massale evenementen, dienen
dan nog ten minste een aantal weken uitgesteld te worden in afwachting van het verdere
verloop van de epidemie.
Ook adviseert het OMT het thuiswerken voorlopig te handhaven waar mogelijk.
Het CTB levert een belangrijke bijdrage aan het reduceren van het risico op besmetting
tijdens evenementen. Het CTB kan de kans dat een besmette persoon aanwezig is op een
evenement echter niet helemaal wegnemen. Uit berekeningen blijkt dat de kans dat iemand
besmettelijk virus bij zich draagt en daarmee potentieel besmettelijk is voor anderen,
ook na een negatieve antigeensneltest nog altijd circa tweemaal zo groot is als de
kans dat een volledig gevaccineerd persoon het virus draagt.
Het OMT wil daarnaast benadrukken dat een goed werkend systeem rond het CTB en goede
toegangscontroles en handhaving belangrijk zijn. Ook wil het OMT wijzen op de mogelijkheid
om in een volgende versoepelingsstap een verzwaard CTB in te zetten in bepaalde situaties
of settingen. Bij het verzwaren van de CTB kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een
kortere geldigheidsduur van de antigeentest, alleen toegang na een NAAT-test (PCR),
testen van alle deelnemers onafhankelijk van hun immuun- of vaccinatiestatus, of het
alleen toegang geven aan personen die immuun zijn op basis van vaccinatie of doorgemaakte
infectie. Dit laatste zogenaamde «2G»-beleid wordt in de nachthoreca in Berlijn toegepast.
Het OMT realiseert zich dat de keuze voor een dergelijk toegangsbeleid een complexe
afweging is waarbij ook vele andere maatschappelijke afwegingen meespelen.
Ten slotte, zal het OMT verkennen of het bepalen van antistoffen voor het aantonen
van een doorgemaakte infectie nog een aanvullende bijdrage aan het CTB zou kunnen
leveren.
Ad3) Praktijktesten fieldlabs
Het OMT adviseert om, in de huidige fase van de epidemie, opening van nachthoreca,
disco’s, grote dance festivals binnen, en meerdaagse evenementen vooralsnog niet toe
te staan. Het OMT adviseert om voor andere evenementen de bezettingsgraad te beperken
tot 75% van de (vergunde) capaciteit, indien binnen zonder placering, maar met toepassing
van het CTB. Geplaceerde evenementen (concertzaal, bioscoop, en dergelijke) kunnen
binnen op 100% uitgevoerd worden. Buitenevenementen kunnen met toepassing van CTB
op volle capaciteit uitgevoerd worden. Speciale aandacht geldt de ventilatie, die
moet voldoen aan de norm (voor evenementen in een binnenruimte geldt minimaal een
luchtverversing van 24m3/uur/per persoon, zie de eerdere adviezen (OMT 121 (Bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 1388) en OMT 115 (Bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 1276))).
Het OMT adviseert daarnaast het volgende in acht te nemen voor alle typen evenementen:
– Toegangstesten hebben en geldigheidsduur van 24 uur gerekend van testafname tot aan
het einde van de activiteit, ongeacht of er gebruik wordt gemaakt van een NAAT-test
of een antigeentest, en verschaffen toegang tot één enkel(e) evenement/activiteit
(OMT-advies 125). De eerdere adviezen over hoe om te gaan met het controleren van
de CTB blijven gelden. De praktische uitvoering van testen voor toegang laat vaak
nog te wensen over, bijvoorbeeld dat de check aan de poort nog niet goed ingevoerd
is.
– Omdat niet uitgesloten kan worden dat mensen die negatief getest zijn, gevaccineerd
zijn of ooit corona hebben doorgemaakt, alsnog besmettelijk kunnen zijn voor anderen,
ook al hebben ze zelf geen klachten (zie boven), is er een beperking in de waarde
van het CTB als mitigerende maatregel bij het loslaten van de 1,5 meter.
– Bij grote evenementen waarbij het OMT een beperking in de bezettingsgraad tot 75%
en gebruik van CTB adviseert, is het belangrijk dat de deelnemers worden verspreid
over de volledige evenementlocatie.
– Het aanhouden van de huidige hygiënemaatregelen, naast de standaard hygiëneadviezen
in de hygiënerichtlijn Evenementen.
– De CoronaMelder-app en de gezondheidscheck onder de aandacht te brengen bij bezoekers,
medewerkers en deelnemers.
– Het voorkomen van grote opstoppingen tijdens toegang, gebruik van sanitair en horeca
op het evenemententerrein, b.v. door toepassing van tijdvakken.
Ad 4) Mondkapjesplicht openbaar vervoer
Het OMT adviseert de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer te handhaven voor alle
reizigers om verspreiding van het virus in deze setting te verminderen. Omdat er nog
steeds een aanzienlijke circulatie is van het SARS-CoV-2-virus, is reizen in het openbaar
vervoer, waarbij de 1,5 meter niet kan worden gehouden, een risico voor kwetsbare
personen, naast uiteraard voor niet-gevaccineerde personen. Het OMT adviseert daarnaast
aan kwetsbare personen om medische mondneusmaskers te dragen die de drager extra bescherming
bieden.
In het groepsvervoer voor ouderen en verstandelijk gehandicapten adviseert het OMT
om ook standaard medische mondneusmaskers te gebruiken voor alle passagiers en de
chauffeur, waarbij een uitzondering gemaakt kan worden voor passagiers die niet in
staat zijn een mondneusmasker te dragen. Er kan op deze manier wel worden overgegaan
op een volledige bezetting van alle zitplaatsen in het groepsvervoer.
Ad5) Bron- en Contactonderzoek (BCO)
Het OMT heeft eerder geadviseerd dat, met een stijgende immuniteit tegen SARS-CoV-2,
het «BCO op maat» kan worden uitgevoerd, waarbij de GGD met iedere index in ieder
geval eenmalig (telefonisch) contact heeft. Dit gesprek is van belang voor het brononderzoek,
het verzamelen van surveillancedata, en het starten van contactonderzoek. Afhankelijk
van een risico-inschatting door de GGD, wordt vervolgens «op maat» besloten of er
een standaard BCO wordt uitgevoerd, waarbij de index zelf zijn contacten informeert,
of een uitgebreid BCO waarbij de GGD de contacten van de besmettelijke index informeert.
Dit geeft de GGD meer ruimte om in situaties daar waar dat voor de bestrijding van
het virus nodig is, extra in te zetten en uitgebreider (uitbraak)onderzoek te doen.
Gezien de huidige vaccinatiegraad en immuniteit, is het OMT van mening dat het BCO
op maat op korte termijn kan worden ingevoerd. Het OMT adviseert om het BCO op maat
in te voeren zodra de uitvoerende partijen daar klaar voor zijn. Implementatie hiervan
dient verder afgestemd te worden tussen RIVM en GGD GHOR Nederland.
Ad6) Onderwijs
Het OMT onderschrijft het belang van het onderwijs voor het cognitieve, emotionele
en sociale welzijn van kinderen, adolescenten en jongvolwassenen. Het heeft daarom
de hoogste prioriteit om onderwijsactiviteiten door te laten gaan zonder restricties.
Het OMT herhaalt het advies om het voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en universitair
onderwijs te openen als er twee weken verstreken zijn nadat de vaccinaties aan iedereen
die dat wil gegeven zijn, concreet per 20 september. Dit advies houdt in dat binnen onderwijsinstellingen dan alle restricties wegvallen. Dit betekent dat het niet nodig is om een maximum
te stellen aan de groepsgrootte tot 75.
Het OMT herhaalt ook dat BCO-adviezen voor de nauwe contacten in de kinderopvang en
het PO kunnen worden versoepeld, en vindt het niet meer proportioneel dat bij een
enkele besmetting in een groep of klas in de kinderopvang of het PO, de hele groep
of klas een quarantaine- en testadvies krijgt. Bij uitbraken met meerdere besmettingen
in een groep, kan de GGD nog wel aanvullende adviezen geven, waaronder indien nodig
een quarantaineadvies voor de hele groep of klas.
Het blijft wel van belang om leerlingen en hun ouders te informeren over de besmetting
in de groep of klas, zodat in bijzondere omstandigheden, zoals een kwetsbare huisgenoot
met een verhoogd risico op ernstig beloop, maatwerk kan worden geleverd in samenspraak
met de GGD en eventueel de behandelaar van de huisgenoot.
Voor het voortgezet onderwijs is het niet nodig om het BCO aan te passen, omdat hier
niet standaard de hele klas een quarantaine-advies krijgt.
Op termijn zou kunnen worden overwogen om aan kinderen jonger dan 13 jaar in het algemeen
geen quarantaineadvies meer te geven als zij een nauw contact zijn van een besmettelijke
index. Het OMT komt hier in een volgend advies op terug.
Ten aanzien van het preventief zelftesten, heeft het OMT kennis genomen van de modelleringsstudie
van het UMCU. Omdat de vaccinatiegraad onder de 12–17-jarigen nu nog slechts rond
de 40% is (dat is lager waarmee in de studie gemodelleerd is), de infectiedruk niet
gedaald is de afgelopen weken, de piek in de infecties in het VO nog moet komen, en
er nu verdere versoepelingen in het onderwijs plaatsvinden, adviseert het OMT om vooralsnog
door te gaan met het aanbieden van preventieve zelftesten aan diegene die nog niet
als immuun kunnen worden beschouwd. Dit laatste geldt ook voor het hoger onderwijs
en universiteiten.
BAO-advies
Het BAO dat 13 september heeft plaatsgevonden, vindt het advies navolgbaar en geeft
aan dat solidariteit met kwetsbaren van belang is als de 1,5 meter wordt afgeschaft.
Het BAO herkent het belang dat de druk op de hele zorgketen, niet alleen ziekenhuizen
en IC’s, wordt meegenomen in de afweging. Het BAO vindt het de moeite waard om het
door het OMT genoemde 2G-beleid te verkennen middels een proef. Het BAO vraagt tenslotte
aandacht voor de problemen die de bestuurlijke partners voorzien ten aanzien van de
handhaving van de controle die de eigenaar/organisator uit moet voeren op het gebruik
van het CTB.
2. Sociaal Maatschappelijke Reflectie en maatschappelijk beeld en uitvoeringstoets
Voor de besluitvorming van 14 september 2021 is er, naast het epidemiologisch beeld
en OMT-advies, opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk beeld volgens de
inzichten en reflecties van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en de Ministeries
van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de
«Trojka») en met uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen, de
gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie, de veiligheidsregio’s, de inspecties
en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Voor deze beelden, reflecties en uitvoeringstoets verwijs ik uw Kamer naar de gepubliceerde
Catshuisstukken van 12 september 2021. Ook de reflecties op het maatregelenpakket
van het SCP en het RIVM treft uw Kamer aan in de bijlagen5. Hiermee voldoe ik aan de moties van de leden Kuiken en Simons6 en de motie van het lid Gündogan.7
Maatschappelijk beeld en reflectie SCP
Het SCP geeft aan dat enkele sectoren, waaronder de culturele sector, de horeca en
evenementenbranche hard zijn geraakt door de crisis en bijbehorende maatregelen. De
vrijetijdsbesteding die deze gelegenheden bieden, zijn voor veel mensen belangrijke
activiteiten die bijdragen aan ontplooiing, ontspanning, plezier en ontmoeting.
Het loslaten van de 1,5 meter, de placering en bezoekersnormen zullen volgens het
SCP naar verwachting positieve gevolgen hebben voor het welzijn van burgers en voor
de sectoren die vooralsnog met beperkingen worden geconfronteerd. Zij refereren hierbij
naar het onderzoek van RIVM-gedragsunit dat laat zien dat afstand houden van anderen
in de praktijk niet altijd kan worden gerealiseerd. Zes op de tien deelnemers van
het onderzoek zegt dat het lukt om voldoende afstand te houden, vier op de tien lukt
dat dus niet.
Er is ook een groep mensen met een kwetsbare gezondheid voor wie vaccinatie niet mogelijk
is of onvoldoende beschermend werkt en die soms tot zelfisolatie overgaan. Voor hen
kan het loslaten van de 1,5m als toenemend gezondheidsrisico worden gezien en zelfisolatie
toenemen waardoor zij verder verwijderd raken van deelname aan de samenleving. Het
SCP adviseert rekening te houden met deze groep mensen. Het SCP benadrukt dat er een
overlap is in kenmerken van de groepen die kwetsbaar zijn gebleken voor sociaaleconomische
gevolgen van de crisis en de groepen met een lage bereidheid voor vaccinatie en die
dus een negatieve test nodig hebben voor een coronatoegangsbewijs. Mogelijk risico
is dat deze groep zich (verder) benadeeld gaat voelen, dat onvrede toeneemt en de
tegenstelling tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden wordt verscherpt. Het is
te verwachten dat de mensen die het hardst zijn geraakt door de crisis in de afgelopen
anderhalve jaar, hiervan in het najaar nog niet of onvoldoende zijn hersteld. Verdere
negatieve gevolgen en ervaringen komen daar dus bovenop en kunnen ook invloed hebben
op het draagvlak voor beleid vanuit deze groep.
Heldere en transparante communicatie en toegankelijke informatievoorziening is belangrijk
voor draagvlak in de samenleving, vertrouwen in instituties en het bereiken van zowel
kwetsbare groepen als de mensen die niet gevaccineerd zijn. Het loslaten van de 1,5m
afstandsregel en tegelijkertijd een dringende oproep tot vaccinatie vanwege de mogelijke
risico’s voor de volksgezondheid en de beschikbare zorg kan tegenstrijdig aanvoelen.
Het SCP beveelt aan dat in de communicatie voldoende aandacht moet worden besteed
aan de betekenis van de gedeelde (en eigen) verantwoordelijkheid van mensen voor hun
gezondheid en die van anderen. Zonder dat is het loslaten van de 1,5 meter lastig
uitlegbaar.
Deze meer fundamentele boodschap over het communiceren over de gedeelde verantwoordelijkheid
van de hele samenleving wordt volgens het SCP ook bevestigd door onderzoek van de
RIVM-gedragsunit, waarin naar voren komt dat het voor ongeveer de helft van de mensen
onlogisch of moeilijk te begrijpen valt waarom sommige gedragsregels in de ene situatie
wel gelden en in de andere niet. Ook het vertrouwen in de Nederlandse aanpak is sterk
gedaald. Het is belangrijk zicht te houden op draagvlak in de samenleving voor verschillende
(mogelijke) maatregelen, en de sociale impact van de crisis op dat draagvlak.
Uit onderzoek van het SCP blijkt dat het coronabeleid niet de enige verklarende factor
is voor afnemend vertrouwen in de politiek en draagvlak voor beleid. Al voor de zomer
constateerde het SCP dat ook de nasleep van de Toeslagenaffaire, discussies over de
Nederlandse bestuurscultuur na de verkiezing van de nieuwe Tweede Kamer en opvattingen
over het trage formatieproces daarvoor zwaarwegende verklaringen zijn. De uitlegbaarheid
van besluitvorming, en in dit geval het continueren dan wel loslaten van de 1,5 meter
en de inzet van coronatoegangsbewijzen, is van groot belang voor zowel het draagvlak
voor beleid als het politieke vertrouwen in de samenleving.
Tot slot adviseert het SCP om de zeggenschap en verantwoordelijkheid over het leven
weer meer te verleggen richting de samenleving en zo de balans terug te brengen in
de rolverdeling tussen overheid, bedrijven en burgers. Het SCP benadrukt dat veel
burgers en bedrijven hebben laten zien dat zij bereidwillig en daadkrachtig zijn om
oplossingen te bedenken en te organiseren voor maatschappelijke problemen. Volgens
het SCP moet vertrouwen gegeven worden dat zij kunnen bijdragen aan het open houden
en herstellen van onze samenleving.
Sociaal-maatschappelijke en economische reflectie Trojka
Volgens de sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de Ministeries van
SZW, EZK en FIN («Troijka») is het opzetten van een breed CTB-beleid een kans om de
samenleving te openen. Tegelijkertijd geven zij aan dat dit ook een ingrijpende maatregel
is, die kosten met zich meebrengt. In de communicatie rondom het CTB-beleid is dat
daarom van belang te benadrukken dat (i) de inzet van CTB niet langer wordt voortgezet
dan epidemiologisch noodzakelijk is en (ii) het CTB-beleid juist de mogelijkheid biedt
om de samenleving verder te openen.
De Trojka benadrukt dat er aanzienlijke baten van het loslaten van de 1,5 meternorm
zijn. Wel is het vanuit SME-perspectief wenselijk om rekening te houden met de uiteenlopende
wensen van burgers op dit punt. Daarom adviseren zij om in de communicatie aandacht
te besteden aan diegene die volledige heropening spannend vinden.
Daarnaast geeft de Trojka aan dat vanuit SME-perspectief er veel aan gelegen is om
ook andere beperkende maatregelen los te laten wanneer de epidemiologische situatie
dat toelaat. In het bijzonder maatregelen die jongvolwassenen treffen, zoals het maximum
van 75 personen in het onderwijs en de beperkingen voor de nachthoreca en evenementen.
Nu anderhalf jaar solidariteit van hen is gevraagd, zou het volgens de Trojka wrang
zijn dat juist op plekken die voor hen van belang zijn als laatste nog beperkingen
gelden. Vanuit SME-perspectief is het daarom zeer wenselijk om ook de nachthoreca
zo snel als mogelijk te openen met een CTB-regime. Naast de economische belangen vervult
de nachthoreca een sociale functie in het leven om mensen te ontmoeten en vrije tijd
te besteden, met name voor jongeren, waarvan de mentale gezondheid is verslechterd,
is dit belangrijk.
Tot slot brengen zij naar voren dat een brede opzet van het CTB-beleid ingrijpend
is en significante kosten met zich meebrengt. Dit kan tot economische fricties leiden.
Deze kosten wegen op tegen de baten van een open samenleving, tegelijk is tijdelijkheid
van deze maatregel van groot belang. Zij geven daarbij aan dat dit systeem ook extra
kosten voor ondernemers met zich meebrengt. Hierbij kan gedacht worden aan extra kosten
in verband met het inzetten van extra personeel of omzetverlies doordat consumenten/bezoekers
wegblijven. Wel is aannemelijk dat de economische kosten van CTB-beleid kleiner zijn
dan die van de huidige 1,5 meter-norm. Uit ervaringen van andere EU-lidstaten volgt
dat CTB-beleid ook een stimulans kan zijn voor mensen om zich te laten vaccineren.
Door een verhoogde vaccinatiegraad wordt het risico op SME-schade als gevolg van nieuwe
contactbeperkende maatregelen of door uitstel van de reguliere zorg beperkt. Vanuit
SME-perspectief is een oplopende vaccinatiegraad een wenselijk effect.
3. Maatregelen
Zoals aangegeven heeft het kabinet vandaag op basis van het meest recente OMT advies
besloten om de AMvB die de veilige afstandsnorm op nihil stelt voor te hangen bij
de Staten-Generaal. Dit acht het kabinet verantwoord vanwege onder andere de hoge
vaccinatiegraad en het feit dat de ziekenhuisopnames stabiel zijn. Dit is een grote
stap. Het betekent dat in de horeca de zitplaatsverplichting op anderhalve meter vervalt
en dat er meer mensen tegelijkertijd in een café of restaurant kunnen zijn. Het betekent
dat theaters, bioscopen en concertzalen de zalen weer op 100 procent kunnen vullen.
Het betekent dat festivals, sportwedstrijden en andere evenementen buiten weer op
volle capaciteit georganiseerd kunnen worden, net als alle evenementen binnen waar
mensen een vaste zitplaats hebben. En ook dat doorstroomlocaties als musea en monumenten
weer zonder aanvullende maatregelen kunnen worden bezocht.
Het kabinet is in het licht van het OMT advies van mening dat deze stap alleen verantwoord
is wanneer daar waar veel mensen dicht op elkaar zijn, en volgens de Tijdelijke wet
Coronatoegangsbewijzen mogelijk zijn, een Coronatoegangsbewijs gevraagd wordt. In
het OV in de voertuigen, ander bedrijfsmatig personenvervoer en op luchthavens achter
de security zal de mondkapjesplicht blijven gelden. Voor de nachthoreca geldt dat
deze op dit moment nog niet open kan en dus om 0.00u sluit. Tot slot blijven vanzelfsprekend
de overige basismaatregelen van kracht. Dit komt overeen met het OMT advies om stapsgewijs
te versoepelen. Onderstaand wordt ingegaan op het systeem van CTB, de situatie ten
aanzien van de nachthoreca en worden de overige maatregelen toegelicht. Een heroverwegingsmoment
ten aanzien van de vanaf 25 september 2021 nog geldende maatregelen is voorzien op
5 november 2021.
Na afloop van de voorhangperiode bij de Staten-Generaal zal de Raad van State haar
advies uitbrengen zodat de AMvB en de ministeriële regeling op vrijdag 24 september
gepubliceerd kan worden en de maatregelen op zaterdag 25 september 2021 in kunnen
gaan. Om de periode tot 25 september 2021 te overbruggen zal het huidige maatregelenpakket
verlengd worden middels de heden aan uw Kamer aangeboden ministeriële regeling tot
en met 24 september 2021.
Veiligeafstandsnorm van 1,5m wordt advies «geef elkaar de ruimte»
Het kabinet heeft de procedure om de AMvB waarin de veiligeafstandsnorm op nihil wordt
gesteld in gang gezet en is voornemens deze afstandsmaatregel per 25 september 2021
af te schaffen. Hier voor in de plaats komt een dringend advies om elkaar de ruimte
te geven: «Geef elkaar de ruimte. 1,5 meter blijft een veilige afstand».
De aan de veiligeafstandsnorm gerelateerde maatregelen vervallen
Wanneer op 25 september 2021 de veilige afstandsnorm wordt afgeschaft zullen ook een
aantal hieraan gerelateerde maatregelen vervallen. Dit geldt voor de algemene voorwaarden
voor openstelling van locaties, zoals het scheiden van stromen van publiek, de registratieplicht
en de gezondheidscheck voor plekken waar geen gebruik gemaakt wordt van CTB. Ook komen
de bezoekersnormen in zowel geplaceerde- als doorstroomsetting voor locaties (zoals
monumenten en musea) en evenementen te vervallen. De registratieverplichting en gezondheidscheck
vervalt voor sportbeoefening, kunst- en cultuurbeoefening en bij contactberoepen.
Het binnenlands reisadvies en het advies om feesten klein en op anderhalve meter te
houden vervalt.
Brede inzet coronatoegangsbewijzen
Het kabinet heeft er voor gekozen om per 25 september 2021 gebruik te maken van de
wettelijke mogelijkheid om coronatoegangsbewijzen breder in te zetten. Hiermee wordt
het voor iedereen vereist om een coronatoegangsbewijs te tonen in de horeca, bij evenementen,
voor publiek bij professionele sportwedstrijden in de Eredivisie en topsportcompetities
en bij vertoning van professionele kunst en cultuur. Het kabinet hecht er aan te benadrukken
dat CTB’s niet gebruikt kunnen worden in religieuze instellingen. De verplichting
om coronatoegangsbewijzen te gebruiken geldt voor alle bezoekers vanaf 13 jaar. Vanaf
14 jaar dient bij gebruik van een coronatoegangsbewijs ook de identiteit gecontroleerd
te worden.
In de sectoren waar de verplichting gaat gelden is dit van toepassing in geplaceerde
en ongeplaceerde setting en op de gehele locatie. Er geldt geen minimale groepsgrootte
als drempelwaarde voor inzet en het kabinet kiest voor een «gesloten, tenzij inzet
coronatoegangsbewijzen». Wanneer bij een CTB gebruik gemaakt wordt van een test dan
dient deze maximaal 24u voor aanvang van toegang te zijn afgenomen. Het kabinet acht
introductie van dit systeem noodzakelijk omdat alleen met een brede inzet van het
CTB in risicovolle settings waarbij personen dicht op elkaar komen het risico voor
opleving beperkt wordt.
Het kabinet heeft er vertrouwen in dat de brede inzet van coronatoegangsbewijzen ervoor
zal zorgen dat de risico’s op toenemende besmettingsaantallen met het versoepelen
van de maatregelen effectief kunnen worden verminderd. Dit betekent niet dat er geen
risico’s op besmettingen meer zullen zijn, ook niet op plaatsen waar de plicht geldt
om met coronatoegangsbewijzen te werken, maar dat de negatieve gevolgen van het versoepelen
voldoende geremd kunnen worden om de kwetsbaren in de samenleving te beschermen en
de druk op de ziekenhuizen maximaal te controleren. Dit vertrouwen komt voort uit
een relatief hoge vaccinatiegraad en de verbeteringen die zijn doorgevoerd in het
systeem van coronatoegangsbewijzen sinds de zomer. Voor het verbeterplan CTB’s en
de stappen die naar aanleiding hiervan gezet zijn verwijs ik naar paragraaf 12 van
deze brief.
Toepassing CTB in de horeca
In de horeca wordt een CTB verplicht in eet- en drinkgelegenheden en casino’s. Voor
eet- en drinkgelegenheden geldt dit ook als zij onderdeel zijn van andere locaties
zoals een koffiebar in een boekenwinkel, sportkantines en een restaurant in een hotel.
Binnen de horeca maakt het kabinet een aantal uitzonderingen op de eis voor een CTB.
Deze uitzondering geldt voor eet- en drinkgelegenheden in uitvaartcentra en vergelijkbare
locaties waar een uitvaartplechtigheid plaatsvindt, op luchthavens na de securitycheck,
in zorglocaties, op locaties voor zover dit gaat om georganiseerde dagbesteding voor
kwetsbare groepen, voor verzorgingsplaatsen en tankstations die behoren tot het hoofdwegennet,
internationale treinen en voor evenemententerreinen (want al voor evenement zelf vereist).
Ook is er geen CTB vereist wanneer uitsluitend sprake is van een afhaalfunctie bij
eet- en drinkgelegenheden en voor hotels, campings en vakantieparken, daar waar het
gaat om logies.
Toepassing CTB bij evenementen
Een CTB wordt verplicht bij zowel geplaceerde en ongeplaceerde evenementen binnen
en buiten. Dat geldt ook voor de reguliere exploitatie van instellingen (zoals zalenhuur
en congrescentra) en bruiloftsplechtigheid en bruiloftsfeest op een publieke plaats.
Uitgezonderd hiervan zijn uitvaarten, warenmarkten, doorstroom evenementen, en de
reguliere exploitatie van bibliotheken en buurt- en wijkcentra.
Aanvullende maatregelen in de horeca en bij vergelijkbare evenementen
Met het oog op het opnieuw in het OMT advies genoemde verhoogde risico in de nachthoreca
en in met de nachthoreca vergelijkbare evenementen heeft het kabinet geconcludeerd
dat in deze sector een aantal aanvullende maatregelen noodzakelijk blijven. Daarom
is het nodig om de horeca ook vanaf 25 september tussen 0.00u en 06.00u gesloten te
houden. Dit geldt ook voor alle ongeplaceerde evenementen binnen. De noodzaak tot
deze maatregelen wordt vergroot door de conclusie dat de gemiddelde vaccinatiegraad
onder jongeren, de doelgroep van veel nachthoreca en massale evenementen, helaas nog
aanzienlijk lager dan gewenst is en dan de gemiddelde vaccinatiegraad onder volwassenen
in Nederland. Vanaf 25 september vervalt in de horeca en bij ongeplaceerde evenementen
het entertainmentverbod. Bij ongeplaceerde evenementen binnen mag, in lijn met het
OMT advies, maximaal 75% van de capaciteit benut worden. Dit regime geldt in ieder
geval tot een volgende besluitvorming naar aanleiding van een OMT-advies. Het kabinet
heeft de toezegging gedaan om de nachthoreca financieel tegemoet te komen wanneer
ze na 1 oktober nog gesloten zou zijn. Daarom werkt het kabinet aan een TVL-achtige
regeling voor de nachthoreca voor de relevante periode in het vierde kwartaal. Door
de capaciteitsbeperking van 75% voor ongeplaceerde evenementen die binnen plaatsvinden
worden bepaalde (culturele) activiteiten zoals concerten nog getroffen. Het kabinet
reserveert vijftien miljoen euro voor een suppletie-regeling voor de ongeplaceerde
evenementen die binnen plaatsvinden als tegemoetkoming. Over de uitwerking van deze
steunmaatregelen wordt uw Kamer zo snel mogelijk geïnformeerd.
Toepassing CTB bij sport en in de kunst- en cultuursector
Een CTB is verplicht voor publiek bij professionele sportwedstrijden en topcompetities.
Vanaf 25 september 2021 geldt dat de locatie weer het reguliere aantal toeschouwers
mag toelaten. Een CTB is niet nodig voor sportbeoefening en voor publiek bij amateurwedstrijden.
Een CTB is voorts verplicht om een vertoning van kunst en cultuur in bijvoorbeeld
een bioscoop, theater, concertzaal of poppodium bij te wonen. Voor kunst- en cultuurbeoefening
is geen CTB vereist.
Handhaving en controle van CTB
Voor de handhaving van de Coronatoegangsbewijzen (CTB) geldt dat ondernemers geacht
worden te toetsen of bezoekers een geldig CTB hebben dat correspondeert met hun legitimatie.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht de ondernemers en de handhaving
daarvan. Bij niet-naleving van de controleplicht door de ondernemer kunnen de gemeenten
tot daadwerkelijk ingrijpen, bijvoorbeeld een last onder dwangsom of sluiting van
de onderneming, over gaan. In geval van excessen kunnen de BOA’s en de politie optreden.
Voor een extra ondersteuning van het toezicht en de handhaving op het CTB door de
gemeenten, stelt het kabinet financiële middelen beschikbaar. Dit geldt tevens voor
de inzet van supportteams vanuit gemeenten om ondernemers te ondersteunen.
Maximale groepsgrootte, mondkapjes en BCO in het onderwijs
Op onderwijsinstellingen van het mbo, hbo en wetenschappelijk onderwijs (wo) geldt
op dit moment nog een maximale groepsgrootte van 75 personen per ruimte. Dit geldt
zoals bekend vanaf 18 september 2021 niet meer voor toetsing en examinering. Gezien
het belang van het onderwijs voor het cognitieve, emotionele en sociale welzijn van
kinderen, adolescenten en jongvolwassenen wordt vanaf 25 september 2021 de maximale
groepsgrootte van 75 voor alle onderwijsactiviteiten in het mbo en hoger onderwijs
(ho) losgelaten. Daarnaast vervalt de mondkapjesplicht bij verplaatsing in het voortgezet
onderwijs (vo) en hoeft in het onderwijs geen 1,5 meter afstand bewaard te worden.
Ook de mondkapjesplicht vervalt in het onderwijs. De inzet van zelftesten wordt vooralsnog
voortgezet tot aan in elk geval de herfstvakantie: personeel in het primair onderwijs
(po) en personeel, leerlingen en studenten in vo, mbo en ho die als niet-immuun worden
beschouwd wordt geadviseerd om tweemaal per week preventief een zelftest te gebruiken.
Ook de basisregels ten aanzien van hygiëne en gezondheid blijven van kracht, evenals
de afspraak om zorg te blijven dragen voor goede ventilatie. Daarnaast zullen de BCO-adviezen
voor de nauwe contacten in de kinderopvang en het primair onderwijs versoepeld worden.
Daarmee is het per 20 september 2021 niet langer nodig om bij een enkele besmetting
in een groep of klas in de kinderopvang of het po de hele groep of klas in quarantaine
te plaatsen en te laten testen.
Mondkapjesplicht in het OV en op luchthavens
Het kabinet kiest er voor de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer en in ander
bedrijfsmatig personenvervoer op dit moment te handhaven in lijn met het OMT advies.
Wel kiest het kabinet er voor om vanaf 25 september 2021 de mondkapjesplicht te beperken
tot de voertuigen en niet meer te laten gelden in de stations, op perrons en bij haltes.
Op de luchthavens is het dragen van een mondkapje verplicht vanaf de security. Luchthavens
kunnen er hierbij voor kiezen om op basis van eigen protocollen de plicht tot het
dragen van mondkapjes uit te breiden naar de rest van de luchthaven. In de vliegtuigen
geldt vooralsnog de mondkapjesplicht.
Basismaatregelen en thuiswerken blijven van belang
De basismaatregelen blijven voor iedereen intact, dat wil zeggen de dringende adviezen
om vaak en goed handen te wassen en geen handen te schudden, om thuis te blijven bij
klachten en direct te testen en tot slot om te zorgen voor voldoende frisse lucht.
Ondersteunend hieraan dienen hygiënemaatregelen op locatie als voorwaarde voor openstelling
geïmplementeerd te worden.
Ook op het gebied van thuiswerken is in de huidige fase van de pandemie een stapsgewijze
versoepeling van belang. Het virus staat ons nog niet toe dat we zo veel naar kantoor
gaan als we willen, maar er is wel ruimte voor een versoepeling. Uitgangspunt is:
«werk thuis als het kan en op kantoor als het nodig is». Werkgevers en werknemers
nemen hierbij de verantwoordelijkheid om afspraken te maken over een passende verdeling
tussen werk en thuis. De overheid gaat er hierbij vanuit dat werkgevers en werknemers
bij het maken van deze afspraken oog hebben voor het algemeen belang, zoals het voorkomen
van piekbelasting in het OV en overvolle werkvloeren, en het welzijn van werkenden.
De overheid zal daarover met hen in gesprek blijven en hen hierin ondersteunen.
4. Corona aanpak najaar
De situatie die ontstaan is in Nederland waarbij een groot deel van de mensen boven
de 12 jaar is gevaccineerd leidt ertoe dat we anders met het virus om kunnen gaan.
Vrijwel alle Nederlanders hebben de kans gehad om zich te laten vaccineren. Er zijn
steeds minder maatregelen nodig.
Tegelijkertijd staat de zorgketen nog onder druk. Het RIVM verwacht in totaliteit
nog altijd 2.200–3.400 resterende coronagerelateerde IC-opnames in Nederland8. Hoewel eventuele pieken in de druk op de zorg gegeven de hoge vaccinatiegraad lager
zijn, is het risico reëel dat deze druk te hoog wordt als de niet beschermden in een
korte periode in de ziekenhuizen en op de IC’s terecht komen. Dit geldt des te meer
als die opnames in het griepseizoen plaats hebben en samenvallen met piekdrukte door
griep. Het is dus zaak zorg te dragen voor werkbare spreiding van de verwachte ic
opnames, naar gelang beschikbaarheid op de IC.
We hebben te maken met een nieuwe situatie, die gunstiger is dan die van vorig jaar
door de opgebouwde immuniteit, maar naast de verwachte ziekenhuisopnames en IC-opnames
ook nog veel onzekerheden kent, zoals ook het OMT aangeeft in haar 126ste advies en ook de WRR en KNAW onlangs berichtten.9 Een uitgebreide beleidsreactie op het WRR en KNAW advies volgt later. Het verloop
van de corona epidemie is tot nu toe grillig, en zal nooit exact te voorspellen zijn.
Het kabinet heeft op basis van de aanwezige kennis en de opgedane ervaringen in het
afgelopen jaar een herijking gedaan van de corona aanpak en een aanpak voor dit najaar
opgesteld. Het heeft hierbij onder andere gebruik gemaakt van inzichten van de gedragsunit
van het RIVM en de tussentijdse resultaten van het onderzoek dat RIVM met TU Delft
heeft gedaan naar perspectieven van burgers en ondernemers op coronabeleid voor dit
najaar10. Er liggen vanuit de epidemiologie twee belangrijke pijlers onder de aanpak:
– Blijven inzetten op het zo hoog mogelijk, en homogeen krijgen van de vaccinatiegraad
– Besmetting van het aantal mensen dat niet immuun is voldoende te spreiden in de tijd
teneinde te hoge pieken en druk op zorg te voorkomen.
De aanpak heeft als uitgangspunt een open samenleving waarin zo min mogelijk druk
is op het sociaal, maatschappelijk en economisch welzijn. Het kabinet zal dan ook
– met een vinger aan de maatschappelijke pols – niet nalaten de samenleving verder
te openen naar gelang de noodzaak vanuit zorgoogpunt voor maatregelen verder afneemt
en naar gelang een algehele afweging van verschillende publieke belangen. Op deze
wijze blijven maatregelen proportioneel in verhouding staan tot het probleem van druk
op de zorg. Hiermee voldoe ik aan de moties van de leden Bikker en Van der Staaij,11 van het lid Gündogan c.s.12 en van het lid Pouw-Verweij.13
De aanpak bevat een drietal scenario’s. Door te werken met scenario’s volgen we het
genoemde advies van de WRR en KNAW. Eén scenario dient als stip op de horizon om duidelijk
te maken waar we naar streven en ook duidelijk te maken waarom we daar nog niet zijn
(scenario endemische fase). Een ander scenario dient als aanpak op hoofdlijnen mochten
we te maken krijgen met een virus variant die de opgebouwde immuniteit onder de bevolking
fors doet afnemen (scenario immuniteitsdoorbraak). Het laatste scenario dient om richting
te geven aan de situatie waarin we ons nu bevinden; een dominante deltavariant, een
vaccinatiegraad van circa 80% onder de volwassenen, de vaccins remmen de transmissie
en er is een lage kans op ernstige ziekte of overlijden bij opgebouwde immuniteit.
Of we te maken krijgen met oplevingen en hoe heftig deze zullen zijn hangt van een
aantal factoren af:
– De mate van transmissieremming door vaccinatie;
– Hoogte en homogeniteit van de vaccinatiegraad;
– Gedrag;
– Introductie vanuit het buitenland door terugkerende reizigers;
– Seizoenseffect;
– De afname van antistoffen;
– Mutaties die zich onttrekken aan immuniteitsopbouw.
Binnen het scenario «oplevingen» zijn drie risiconiveaus vastgesteld. Deze hangen
samen met de druk op de zorgketen. De gekozen indicatoren hiervoor worden in de volgende
paragraaf toegelicht. De fases kenmerken zich als volgt;
– Waakzaam; er zijn nog veel besmettingen, de druk op de zorg is beperkt en neemt niet
toe. De samenleving is volledig open. We monitoren het virus en blijven inzetten op
vaccinatie en het gebruik van (zelf)testen. We handhaven de bron-, basismaatregelen
(zonder de 1,5m maatregel) en de reisadviezen. Waar nodig kan het kabinet op basis
van een OMT advies besluiten dat lokale inzet van coronatoegangsbewijzen nodig is.
Er wordt een beroep op ons allen gedaan om risico’s in te schatten en ons gedrag aan
te passen aan de situatie om te snelle stijging van het aantal besmettingen te remmen
en ruimte te geven aan de kwetsbaren in onze maatschappij;
– Zorgelijk; de besmettingen leiden tot een toenemende druk op de zorg en er liggen
veel mensen in het ziekenhuis en op de IC’s. In deze fase wordt bij het bereiken van
de signaalwaarde voor de ziekenhuis en IC opnames de situatie nader geduid op een
aantal factoren (zie ook paragraaf signaalwaarden) en wordt een besluit genomen of
coronatoegangsbewijzen ingezet worden in diverse sectoren, dit is additioneel op de
bron- en basismaatregelen uit het niveau waakzaam;
– Ernstig; de druk op de zorg blijft maar toenemen en stijgt door tot de signaalwaarde
die is vastgesteld voor deze fase. Ook in deze fase wordt de situatie geduid en wordt
besloten of en hoe er ingegrepen moet worden. Maatregelen die overwogen kunnen worden
zijn collectieve maatregelen zoals bijvoorbeeld groepsgrootte, sluitingstijden, 1,5 meter
veilige afstandsnorm, thuiswerkadvies. Maar ook bijvoorbeeld een bredere inzet van
het coronatoegangsbewijs.
Een schematisch overzicht van de corona aanpak voor het najaar is bijgevoegd als bijlage14. De nieuwe aanpak onderscheidt zich van de oude door te werken met contextfactoren.
Contextfactoren zijn bijvoorbeeld immuniteit, de IC-bezetting, de hevigheid van de
griepgolf en de maatschappelijke en economische context. Hierdoor is meer ruimte voor
duiding van de situatie voor maatregelen getroffen worden en ook zijn de maatregelen
flexibeler opgesteld aan de voorkant. Dit geeft ruimte om zo gericht mogelijk in te
grijpen als dit nodig is. Met de nieuwe aanpak heeft het kabinet een kompas om dit
najaar om te gaan met oplevingen. Daarnaast bestaan er al handreikingen voor de veiligheidsregio’s
en de GGD’en15 om lokaal in te kunnen grijpen. In combinatie met de nieuwe aanpak voldoe ik hiermee
aan de toezegging aan Kamerlid Bikker gedaan in het debat van 3 juli jl.
Beschermen van kwetsbaren in de nieuwe aanpak
Het overgaan naar een maatschappij zonder contactbeperkende maatregelen is spannend
voor mensen die zich niet kunnen laten vaccineren en mensen die onvoldoende antistoffen
aanmaken als gevolg van vaccinatie. Zij moeten in staat gesteld worden om zich in
voldoende mate te kunnen beschermen en mee te kunnen doen aan de samenleving. Mensen
moeten zich niet gedwongen voelen zichzelf te isoleren. Daarom zal enerzijds ingezet
worden op acties zoals het verkrijgen van extra ondersteuning thuis, het verbreden
van de groep die een beroep kan doen op beschermingsmiddelen en het beschikbaar stellen
van een derde prik. Anderzijds zal een actief beroep worden gedaan op eenieder om
elkaar de ruimte te geven, op straat, in de supermarkt en thuis, om je handen te blijven
wassen, je te laten testen bij klachten en een zelftest te doen voor de zekerheid,
wanneer je in contact komt mensen, bijvoorbeeld voor werk, school of een feestje en
te zorgen voor frisse lucht. Kortom van iedereen, – ook van diegenen die gevaccineerd
zijn – van overheid en individu zal actie worden gevraagd om de samenleving en economie
zo open mogelijk te houden, niet alleen voor jezelf maar ook voor de ander.
De positie van het onderwijs in de nieuwe aanpak
Fysiek onderwijs is van groot belang voor de ontwikkeling en het welzijn van kinderen
en jongeren; de schoolsluitingen in 2020 en 2021 hebben hier een grote wissel op getrokken,
zo is uit verschillende onderzoeken gebleken. Bovendien zijn kinderen in kwetsbare
thuissituaties in verhouding nog harder geraakt door het sluiten van de scholen en
hebben grotere achterstanden opgelopen. De beperkende maatregelen in mbo en ho hebben
– ondanks de grote inzet en flexibiliteit in de onderwijssectoren – enorme impact
gehad op de ontwikkeling, studievoortgang en het welzijn van studenten en op de werkdruk
van docenten. Het kabinet kiest er vanwege bovenstaande redenen voor om nieuwe sluitingen
in het onderwijs te voorkomen en zondert het liefst het onderwijs zo veel mogelijk
uit bij het nemen van nieuwe maatregelen.
Startsituatie
Op dit moment zitten we in de nieuwe aanpak volgens de gekozen signaalwaarden (die
zijn op basis van een zevendaags gemiddelde) in de fase zorgelijk. De maatregelen
die vandaag aangekondigd worden, passen daarbij. We gaan werken met CTB en hebben
tijdelijk te maken met aanvullende maatregelen in hoog risico settings op basis van
het 126e OMT advies.
5. Indicatoren en Signaalwaarden
Voor de aanpak corona oplevingen is bekeken welke signaalwaarden het beste gebruikt
kunnen worden. Het OMT heeft in augustus aangegeven dat het modelleren lastig is vanwege
de vele onzekerheden. Uit eerdere schattingen van het OMT blijkt dat de circa 1,8
miljoen mensen die geen immuniteit hebben opgebouwd, naar verwachting zullen leiden
tot 16.000–22.000 ziekenhuisopnames en tot 2200–3400 IC-opnames. Daarnaast is er een
grote groep die beschermd is door vaccinatie of door een infectie te hebben doorgemaakt.
Een klein deel van de mensen die gevaccineerd is, is onvoldoende beschermd bijvoorbeeld
omdat zij onvoldoende immuunrespons opbouwen.16 We weten niet hoe exponentieel de besmettingen, en daarmee mogelijk de IC-opnames
de komende periode zullen verlopen. Dit komt onder andere doordat de vaccinatiegraad
heterogeen verdeeld is over de leeftijdsgroepen en het ziekteverloop bij niet-gevaccineerden
heel anders is dan bij gevaccineerden.
In de aanpak corona oplevingen is er daarom voor gekozen om alleen indicatoren die
direct iets zeggen over de druk op de zorg (namelijk het 7-daagsgemiddelde van IC-opnames
en ziekenhuisopnames) te gebruiken als leidende indicatoren.
Hiermee wordt bepaald of we ons in een waakzame, zorgelijke of ernstige situatie bevinden
met betrekking tot de druk op de zorg. Deze signaalwaarden hebben niet het automatisme
van als, dan. De signaalwaarden laten meerdere alarmbellen afgaan die leiden tot het nader bekijken
en duiden van de situatie aan de hand van contextindicatoren, zoals de verhouding
van wel/niet gevaccineerde mensen die opgenomen worden, de immuniteitsontwikkeling,
de beschikbare ruimte op de IC en de druk op diverse onderdelen van de zorgketen.
Vervolgens kan bepaald worden of en welk ingrijpen passend is. Het uitgangspunt hierbij
is dat de zorg het aan moet blijven kunnen, waarbij de belasting van de professionals
in de zorg beheersbaar is en blijft. In pararaaf 15 ga ik verder in op de toegankelijkheid
van de zorg richting het najaar.
Bij de besluitvorming over de maatregelen wordt een weging gemaakt tussen mogelijke
gezondheidseffecten als gevolg van het moeten uitstellen van (planbare) zorg aan de
ene kant en sociale, maatschappelijke en economische (SME) effecten van de te nemen
maatregelen aan de andere kant.
Gekozen waarden
Waakzaam
Zorgelijk
Ernstig
IC-opnames (7-daags gemiddelde)
< 10
10–25
> 25
Ziekenhuisopnames (7-daags gemiddelde)
< 40
40–100
> 100
Zoals genoemd zijn de twee leidende indicatoren in de aanpak «ziekenhuisopnames» en
«IC-opnames». Het 7-daags gemiddelde van het aantal IC-opnames is gebaseerd op de
belastbaarheid van de IC-capaciteit. Het 7-daags gemiddelde van het aantal ziekenhuisopnames
is hier een afgeleide van (verhouding 1:4). Bij het vaststellen van de waarden voor
deze indicatoren, is gekeken naar de belastbaarheid van de ziekenhuiszorg. De ROAZ-voorzitters
hebben vastgesteld dat er voor een piekperiode maximaal 1.350 IC-bedden in Nederland
beschikbaar zijn (350 IC-bedden voor acute zorg, 200 BOSS-bedden17, 400 bedden voor electieve zorg, 200 bedden voor grieppatiënten en 200 bedden voor
COVID-19-patiënten). De bovenstaande waarden zijn op basis van gesprekken met RIVM
en LCPS geformuleerd (zie paragraaf 15 voor een uitgebreide toelichting).
Als de vastgestelde signaalwaarden van het aantal ziekenhuis- of IC-opnames worden
bereikt of overschreden, geeft dat aan dat – indien deze overschrijding te lang doorzet –
de druk op de zorg te hoog wordt en een doorgaande stijging niet meer opgevangen kan
worden. Het gevolg is dan dat andere zorg moet worden afgeschaald.
Monitoringsindicatoren
Andere indicatoren die ook iets zeggen over de verspreiding van het virus, maar waarbij
de impact op de druk op de zorg minder duidelijk is, worden continu gemonitord. Dit
zijn bijvoorbeeld het aantal positieve testen, de rioolwatersurveillance, de vaccinatiegraad,
het aantal besmette verpleeghuislocaties, sterfte en informatie vanuit het BCO. Deze
monitoring is onderdeel van de zogenoemde «dijkbewaking». Door deze cijfers goed in
de gaten te houden, houden we zicht op het virus en kunnen we gerichter ingrijpen
indien nodig.
Er wordt momenteel samen met het RIVM gekeken in hoeverre het mogelijk is om «signaalwaarden»
te ontwikkelen voor de virusvracht in rioolwater en het aantal besmette personen.
Dit kan een indicatie geven of er op regionaal of op landelijk niveau sprake is van
een opleving die tot hogere ziekenhuisopnames kan leiden. Bovengenoemde indicatoren
worden vanwege de onzekerheden niet gebruikt als leidende indicatoren.
Monitoring blijft de komende periode van groot belang. Dit zal gebeuren door reguliere
kanalen met het RIVM en de GGD’en te benutten. De GGD’en monitoren op regionaal niveau
de situatie en informeren het RIVM. Het RIVM analyseert trends op landelijk niveau
en beoordeelt de signalen vanuit de GGD’en. Elke week informeert het RIVM het Ministerie
van VWS over de epidemiologische situatie via een openbaar rapport. Daarnaast overleggen
VWS en andere departementen met lokale en regionale actoren, zoals gemeenten, veiligheidsregio’s,
VNG en het Veiligheidsberaad.
Het kabinet kan op basis van de input en signalen vanuit het RIVM, het Outbreak management
Team (OMT) om advies vragen. Het OMT zal dan worden gevraagd om te reflecteren op
de huidige en de te verwachten stand van de epidemie en op basis van dit advies kan
het kabinet besluiten tot ingrijpen en bepalen of en welke maatregelen gegeven de
situatie het meest effectief en proportioneel zijn. Hierin worden de sociale, maatschappelijke
en economische (SME) effecten van de maatregelen meegewogen. Informatie-uitwisseling
en afstemming met de Veiligheidsregio’s en de burgemeesters over eventuele maatregelen
vindt plaats via het Veiligheidsberaad en bestuurlijke afstemming over het OMT-advies
in het BAO.
De nieuwe systematiek zal vanaf 25 september in werking treden als onderdeel van de
aanpak corona oplevingen. Deze aanpak gaat uit van leidende landelijke indicatoren.
Het is niet mogelijk om de landelijke indicator IC-opnames toe te passen op regionaal
niveau, omdat dit – zeker bij kleine veiligheidsregio’s – tot veel fluctuaties zal
leiden. Het blijven doorgaan met het regionaal inschalen zou daardoor kunnen leiden
tot verwarring over maatregelen en niet goed de daadwerkelijke situatie in de regio
weergeven. Daarom ligt het voor de hand om niet langer regionaal in te schalen en
in lijn daarmee het inschalingsoverleg niet langer bijeen te laten komen. Dit wordt
voor de start van de nieuwe aanpak met de voorzitters van de veiligheidsregio’s besproken.
Het is overigens denkbaar dat in een andere situatie (bijvoorbeeld bij een immuun-escape
variant van het virus) regionale inschaling wel meerwaarde heeft. In dat geval kan
de oude systematiek weer worden ingezet.
6. Maatschappelijke en ethische gevolgen van oplopende vaccinatiegraad
Het kabinet zet in op een zo hoog en homogeen mogelijke vaccinatiegraad. We kiezen
een doelgroepspecifieke benadering om fysieke, emotionele en sociale barrières weg
te halen. Denk hierbij aan barrières als afstand tot de priklocatie, groepsdruk, prikangst
of onzekerheid over veiligheid. Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor adequate informatieoverdracht,
waar nodig ook in andere talen, en voor het wegnemen van praktische barrières voor
vaccinatie.
De groep mensen die niet voldoende is beschermd, loopt een hoger risico voor zichzelf
(kwetsbaar voor het virus) en voor anderen (hogere transmissiekans, belasting van
zorg en daarmee volksgezondheid en kwetsbaren). Dat heeft impact op de maatschappij
vanwege de beperkende maatregelen die nodig kunnen zijn. Dit leidt tot nieuwe vragen,
hoe om te gaan met vrijheden in een samenleving waarin het grootste deel van de mensen
is gevaccineerd, en een klein deel nog niet. Mag de vrijheid van de één om zich niet
te laten vaccineren, de vrijheid beperken van de groep die dat wel heeft gedaan? Bijvoorbeeld,
mag een werkgever vragen naar de vaccinatiestatus van een werknemer? Mogen patiënten
eisen alleen door gevaccineerd zorgpersoneel geholpen te worden? Mogen besloten plaatsen,
zoals een dansschool, alleen gevaccineerde mensen toelaten? Over de dilemma’s ben
ik met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in gesprek gegaan. Het gesprek
over deze dilemma’s wordt al volop gevoerd. Het is goed om dat gesprek te voeren.
Op respectvolle wijze, om elkaar te informeren, om zorgen weg te nemen en elkaar te
doordringen van de noodzaak van vaccinatie. Mensen besluiten zelf of ze wel of niet
gevaccineerd willen worden. Vaccineren is de verstandige keuze, maar het blijft wel
ieders eigen keuze.
Iedereen begrijpt dat er situaties zijn waarin een werkgever – in goed overleg met
zijn personeel – rekening wil houden met de vaccinatie van het personeel bijvoorbeeld
daar waar gewerkt wordt met kwetsbare mensen. De werkgever heeft immers de verantwoordelijkheid
voor een veilige werkomgeving (Arbo) en goede zorg (Wkkgz). Er zijn (vertegenwoordigers
van) zorgaanbieders die nu al aangegeven – naast de hierboven geschetste mogelijkheden –
behoefte te hebben aan deze informatie op individueel niveau en ik verwacht dat dat
aantal zal toenemen in de komende periode. Het kabinet zet, mede op basis van de gevoerde
gesprekken met vertegenwoordigers uit de verschillende sectoren, in op de volgende
stappen, waarbij de adviezen van de Gezondheidsraad over de inzet van coronatoegangsbewijzen
en vaccinatie uitgangspunt vormen. Het kabinet draagt zorg voor een handreiking met
feitelijke beschrijving van de kaders wat wel en niet is toegestaan, zodat handvatten
worden geboden aan werkgevers, werknemers en ondernemers.
Overleg werkgevers en werknemers
Met belanghebbenden, waaronder vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, in
de zorg, het onderwijs, de kinderopvangsector en het bedrijfsleven is gesproken over
het creëren van een veilige werkomgeving. Het is belangrijk te praten over de impact
van de vaccinatiegraad op het werk en in gesprek te gaan over of binnen bestaande
(wettelijke) kaders voldoende alternatieven voorhanden zijn om de veiligheid van alle
betrokkenen te waarborgen. Vertegenwoordigers van zowel werkgevers als werknemers
benadrukken het belang van eenduidige informatie over wat wel en niet is toegestaan
binnen de huidige wettelijke kaders, de rol van bedrijfsarts hierin en het verhogen
van de vaccinatiegraad. Ook wijzen zij op het belang van het hebben van een actuele
RI&E (risico-inventarisatie en evaluatie) en plan van aanpak, waarbij het risico van
Covid-19 in de specifieke context van het werk is meegenomen. Dit vraagt een actieve
rol van werkgevers (en werknemers) om het gesprek hierover aan te gaan. De vertegenwoordigers
van werknemers zijn van mening dat de grondrechten en lichamelijke integriteit en
privacy zwaarder wegen dan het mogelijk maken voor werkgevers om de vaccinatiestatus
van werknemers te mogen controleren en registreren. Werknemersorganisaties waarschuwen
voor stigmatisering en polarisatie op de werkvloer en vinden dat er geen rechtspositionele
consequenties aan verbonden mogen zijn. De werkgeversorganisaties geven aan dat het
van belang is dat werkgevers de mogelijkheid krijgen (op basis van een wettelijke
grond) coronatoegangsbewijzen te vragen aan medewerkers om het risico van besmetting
te verminderen, een gezonde en veilige werkomgeving voor werknemers én klanten te
bieden mede vanwege het vervallen van de veilige afstandsnorm. De sociale partners
hebben aangegeven dat het uiteindelijk aan het kabinet is om een politieke keuze te
maken. Het kabinet verkent of en zo ja op welke wijze het CTB toegepast kan worden
in de relatie tussen werkgever en werknemer daar waar het noodzakelijk geacht wordt
voor het waarborgen van een veilige werkomgeving.
Overleg met werkgevers, werknemers en patiënten in de zorg
De noodzaak van een hoge vaccinatiegraad geldt vooral voor de zorgsector, omdat zij
zorgen voor mensen met kwetsbare gezondheid. Er zijn op dit moment nog geen exacte
cijfers over het aantal vaccinaties onder het zorgpersoneel. Er zijn indicaties dat
de vaccinatiegraad in sommige zorgsectoren hoger ligt dan het landelijk gemiddelde
onder de volwassen bevolking. Maar er zijn ook delen van de zorgsector waar deze beduidend
lager is. Dat laatste vind ik zorgelijk. Vaccinatie draagt bij aan veilig werken en
aan het in stand houden van de zorgcapaciteit. Bovendien verlaagt een hoge vaccinatiegraad
het risico dat kwetsbare patiënten en cliënten met het virus worden besmet en (extra)
ziek worden. Begrijpelijkerwijs stellen patiënten en cliënten en hun omgeving daarom
steeds vaker de vraag of hun zorgverleners gevaccineerd zijn.
Ik heb deze situatie ook met vertegenwoordigers van werkgevers, professionals, werknemers
en patiënten en cliënten in de zorg besproken. Ook spreek ik geregeld met mensen die
op de werkvloer met dit vraagstuk bezig zijn. Alle partijen zijn het eens dat het
wenselijk is dat meer mensen in de zorg gevaccineerd zijn, omwille van goede zorg
en veilig werken. Daar ligt een duidelijke verantwoordelijkheid voor zorgaanbieders
respectievelijk werkgevers op basis van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in
de zorg (Wkkgz) en de Arbeidsomstandighedenwet. Ook van zorgprofessionals mag verwacht
worden dat zij alles doen om kwetsbare mensen te beschermen en een goede afweging
te maken, rekening houdend met de consequenties voor werk en patiënt of cliënt als
er voor wordt gekozen niet tot vaccinatie over te gaan. Vaccineren is een vrije keuze,
maar het is geen vrijblijvende keuze.
De genoemde vertegenwoordigers hebben aangegeven het belang van vaccineren (nog meer)
te willen uitdragen, ondersteund door feitelijke en toegankelijke informatie over
de veiligheid en (vermeende) bijwerkingen van vaccinaties www.lareb.nl. Veel organisaties steken nu al veel tijd en energie in informatieverstrekking en
gesprekken en hebben daar goede ervaringen mee. Een voorbeeld daarvan is de campagne
van VNO-NCW/MKB Nederland «Twijfel over vaccineren? Laat je informeren». Ervaringen
in persoonlijke afwegingen die (collega)professionals maken zijn daarbij waardevol.
Het is belangrijk dat het goede gesprek over vaccineren met (groepen) medewerkers
binnen de organisaties wordt gevoerd in de (context van de) zorg die ze samen verlenen
aan kwetsbare mensen. Daar hoort zoals gezegd ook bij dat werkgevers de vraag mogen
stellen of medewerkers gevaccineerd zijn en medewerkers het recht hebben deze informatie
niet te delen. Evenmin mag het enkele feit dat iemand niet gevaccineerd is of daarover
geen mededeling wil doen rechtspositionele consequenties hebben; wel kan het invloed
hebben op manier waarop werk wordt georganiseerd. Vaccineren is en blijft immers een
eigen keuze. Geen van de genoemde partijen in de zorg is voorstander van een vaccinatieplicht
en die kant wil en ga ik ook niet op.
In de huidige praktijk kunnen werkgevers tot op bepaalde hoogte (en primair op basis
van vrijwilligheid van deelname onder het personeel) al inzichtelijke maken wat de
vaccinatiegraad is onder hun personeel, via een arbodienst of via de bedrijfsarts,
die op basis van deze informatie een advies kan geven over een veilige werkomgeving.
Dit kan op het niveau van de organisatie, locatie of een team. Is de vaccinatiegraad
al zeer hoog, dan is het bijvoorbeeld mogelijk PBM minder intensief te gebruiken,
wat de kwaliteit van de zorg ten goede kan komen, zeker voor de groepen voor wie PBM-gebruik
verwarrend is en onrust geeft. Er zijn organisaties die dit nu al doen of overwegen
te gaan doen. Dit geaggregeerde inzicht kan dus worden benut voor een betere inschatting
van de infectierisico’s op locatie en het beleid van een instelling ten aanzien van
het verlenen van veilige en goede zorg.
Het handelingsperspectief kan verder worden ingevuld als er ook inzicht is in de vaccinatiestatus
van individuele medewerkers. Het beleid kan dan immers risicogericht en situationeel
worden vormgegeven, bijvoorbeeld bij het maken van roosters voor de zorg van mensen
die extra kwetsbaar zijn. Hierbij geldt wel dat de ruimte hiertoe in de praktijk beperkt
wordt door de schaarste aan personeel en het hoge ziekteverzuim. Frequent testen of
vasthouden aan het gebruik van PBM kunnen in dat geval de risico’s verminderen en
onderdeel zijn van het handelingsperspectief.
Het gaat om het mogelijk maken dat werkgevers de individuele vaccinatiestatus kunnen
registreren. Dat is nu niet mogelijk op grond van de AVG. Ik wil op korte termijn
verkennen hoe dit mogelijk gemaakt kan worden en zal daartoe ook in nader overleg
treden met de (vertegenwoordigers) van organisaties van werkgevers en werknemers in
de zorg. Het gaat uitdrukkelijk niet om een registratieplicht en evenmin zijn medewerkers
verplicht mee te werken aan een uitvraag en hun vaccinatiestatus te delen. Deze verkenning
vindt plaats in samenhang met de brede maatschappelijke discussie over het gebruik
van CTB’s – wat ook om ruimte voor registratie vraagt – en de mogelijkheid om deze
ook voor de zorg en andere werksituaties toe te passen. Omdat in de huidige Tijdelijke
wet Coronatoegangsbewijzen werknemers worden uitgezonderd, zal het kabinet verkennen
of deze uitzondering kan vervallen en onder welke voorwaarden.
Mogelijke inzet van Coronatoegangsbewijzen voor ondernemers en bezoekers
In de Tijdelijke wet Coronatoegangsbewijzen kunnen aangewezen sectoren (cultuur, evenementen,
horeca en sport) een CTB moeten inzetten voor toegang tot activiteiten of voorzieningen.
Dit geldt echter niet voor de werknemers in deze betreffende sectoren. Op dit moment
is met de Tijdelijke regeling covid-19 al bepaald dat evenementen verplicht zijn tot
de inzet van CTB’s. Het kabinet heeft besloten om per 25 september, met het vervallen
van de 1,5m regel, CTB’s ook in te zetten in de horeca, cultuur en het bijwonen van
sport. Andere sectoren, zijn op basis van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 ingedeeld
in: besloten, openbare en publieke plaatsen. CTB’s zijn niet toegestaan in een openbare
(bijvoorbeeld een park) of publieke plaats (bijvoorbeeld een gemeentehuis of in een
winkel). Ondernemers of bestuurders in openbare en publieke plaatsen mogen dus ook
niet vragen naar een vaccinatiebewijs of negatief testbewijs.
Voor ondernemers in besloten plaatsen (bijvoorbeeld een vereniging of dansschool)
geldt dat zij op grond van de Tijdelijke wet Coronatoegangsbewijzen om een CTB mogen
vragen. Deze ondernemer dient bij de inzet van een coronatoegangsbewijs wel eerst
een belangenafweging te maken: is er een gerechtvaardigd doel voor de ondernemer,
is het gebruik van CTB noodzakelijk om dat doel te bereiken en wordt voldaan aan de
eisen van proportionaliteit en subsidiariteit? Gelet op die eisen, zal het in de meeste
gevallen niet evenredig zijn om uitsluitend een vaccinatiebewijs te vragen, omdat
met een negatief testbewijs het doel ook kan worden bereikt. Gebruik maken van- het
meer generieke- CTB zal meer proportioneel zijn. Echter, ook dan zal de ondernemer
nader moeten onderbouwen waarom het gebruik van een CTB een gerechtvaardigd belang
is. Het gaat dan om specifieke situaties waar enerzijds het risico op besmetting hoog
is of kwetsbaren onnodig blootstaan aan hoge risico’s en anderzijds alternatieve maatregelen
– zoals thuiswerken, een eigen keuze tot veilige afstandsnorm op de werkvloer en persoonlijke
beschermingsmiddelen – onvoldoende soelaas bieden. Daarbij stelt het kabinet dat in
deze specifieke situaties de inzet van coronatoegangsbewijzen per inzet getoetst moet
worden aan het afwegingskader dat de Gezondheidsraad hiervoor ontwikkeld heeft (GR-rapport
2021/03), waarin de proportionaliteit en subsidiariteit van de inzet centraal staat.
In de verdere verkenning hiervan zullen ook de mogelijke handhaving en effectief toezicht
betrokken worden.
Gebruik CTB bij besloten plaatsen
Ondernemer van een besloten plaats heeft het recht om een CTB te vragen bij toegang
van een bezoeker. Ondernemer moet hierbij wel aan een aantal voorwaarden voldoen.
Inzet CTB is namelijk een vorm van gegevensverwerking (QR-code). De ondernemer moet
volgende toetsen:
Rechtvaardiging om gegevens te verwerken
• Is doel van verwerking helder, noodzakelijk, proportioneel en subsidiair.
• Wat is de context? Bijv. besmettingsrisico, omgeving, leeftijd, activiteit.
• Grondrechten
• Hoe raakt de voorziening/activiteit aan grondrechten, waaronder:
– Persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM, artikel 10 Grondwet)
– Lichamelijke integriteit (artikel 11 Grondwet)
– Algemene wet gelijke behandeling
Goed gebruik QR-code
• Kan alleen gebruikt worden bij vrijelijke toestemming door bezoeker. Dit kan regulier
individueel gevraagd worden of in geval van vereniging in statuten worden opgenomen.
• Dataminimalisatie: minimaal opvragen en bewaren (=QR-code)
Het OMT geeft in zijn 126ste advies aan dat het CTB een belangrijke bijdrage levert aan het reduceren van het
risico op besmetting tijdens evenementen. Het CTB kan de kans dat een besmette persoon
aanwezig is op een evenement echter niet helemaal wegnemen. Uit berekeningen blijkt
dat de kans dat iemand het virus bij zich draagt en daarmee potentieel besmettelijk
is voor anderen, ook na een negatieve antigeensneltest nog altijd circa tweemaal zo
groot is dan de kans dat een volledig gevaccineerd persoon het virus draagt. Het OMT
benoemt verder dat uit de berekeningen, uitgevoerd door Fieldlabs, de kans dat een
deelnemer aan een evenement, waarbij het CTB werd gebruikt, Covid-19-klachten ontwikkelt
waarvoor ziekenhuisopname nodig is, het kleinst is bij evenementen waar alleen gevaccineerde
personen (of personen immuun na doorgemaakte infectie, zgn. «2G-beleid») welkom zijn.
Het OMT noemt hier ook de aanpak zoals deze nu geldt in Berlijn. Het OMT realiseert
zich dat de keuze voor een dergelijk toegangsbeleid een complexe afweging is waarbij
ook vele andere maatschappelijke afwegingen meespelen. Ook biedt wetgeving hiervoor
nu geen ruimte. Het kabinet zal hierover eerst de Kamer horen alvorens stappen te
overwegen.
Ondersteuning en maatwerk kwetsbare mensen
Voor mensen die zich niet kunnen laten vaccineren en mensen waar een vaccin niet voldoende
bescherming biedt wordt extra ondersteuning geboden. Ook breiden we de groep uit die
beroep kan doen op beschermingsmiddelen en wordt een derde prik beschikbaar gesteld
aan specifieke doelgroepen, geïdentificeerd door het RIVM en medisch specialisten.
Verder heeft het kabinet besloten de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer te handhaven.
Ook roep ik zorgwerkgevers op het belang van mondkapjes in de zorg te blijven benadrukken.
Om zo locaties die niet te vermijden zijn voor kwetsbare mensen veiliger te maken.
Aan alle werkgevers is de blijvende oproep om aandacht te hebben voor het bieden van
een veilige werkomgeving of dat nu thuis of op kantoor is. De bredere inzet van het
CTB draagt ook bij aan meer veilige toegang en deelname aan de samenleving. Ik verwijs
u ook naar paragraaf 16.
7. EU Digitaal Corona Certificaat (DCC)
In deze paragraaf ga ik in op actuele ontwikkelingen rond het EU Digitaal Corona Certificaat
(DCC). Voor de laatste stand van zaken over coronatoegangsbewijzen wijs ik u graag
op paragraaf 3 «Maatregelen», waar ik in ben gegaan op de inzet van coronatoegangsbewijzen,
en paragraaf 12 «Testen en traceren», waar ik in ben gegaan op de uitvoeringskant
van coronatoegangsbewijzen. Over de (oplossing van) technische issues met betrekking
tot CoronaCheck en de uitzonderingsroutes kunt u meer lezen in paragraaf 8 «Digitale
Ondersteuning».
Juridische grondslagen
Met de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen (Twc; Stb. 2021, nr. 240), die op 1 juni 2021 in werking is getreden, is aan de Wet publieke gezondheid (Wpg)
artikel 6ba toegevoegd om een grondslag te creëren voor het stellen van regels ter
uitvoering van de verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad
van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding
van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat)
teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021,
L 211/1) (hierna: verordening of Vo). Op basis van dit artikel is op 1 juli 2021 de
Tijdelijke spoedregeling DCC in werking getreden (Stcrt. 2021, nr. 34544). In deze regeling zijn enkele aanvullende regels opgenomen ter uitvoering van de
verordening.
Op grond van bovengenoemd artikel dient de Tijdelijke spoedregeling DCC binnen drie
maanden, derhalve voor 1 oktober 2021, vervangen te worden door een algemene maatregel
van bestuur. Op 3 september 2021 heb ik u daartoe het ontwerpbesluit toegezonden.
Ik ben voornemens om 17 september 2021 advies te vragen aan de Raad van State, zodat
het besluit op 1 oktober 2021 in werking kan treden. Volledigheidshalve merk ik op
dat de inhoud van dit Tijdelijk besluit DCC nagenoeg gelijk is aan de Tijdelijke spoedregeling
DCC. Naast de twee geringe wijzigingen die genoemd zijn in het ontwerp van de nota
van toelichting dat u met bovengenoemde brief van 3 september 2021 (Kamerstuk 25 295, nr. 1417) is toegezonden, wordt het ontwerpbesluit nog op twee punten aangepast.
Ten eerste wordt alleen de GGD Regio Utrecht in het ontwerpbesluit aangewezen om vaccinatiecertificaten
uit te geven op basis van vaccinatiebewijzen uit derde landen. Daarbij is in het ontwerpbesluit
een grondslag opgenomen om ook andere GGD’en hiervoor aan te wijzen. Dit sluit aan
bij de huidige praktijk.
Ten tweede wordt in het ontwerpbesluit een grondslag opgenomen waardoor in een ministeriële
regeling kan worden bepaald dat de registratie die GGD’en aanleggen van meldingen
die door artsen en laboratoria gedaan moeten worden over vastgestelde infecties met
het coronavirus, gebruikt kan worden voor het aanmaken van een herstelcertificaat.
Het ontwerpbesluit voorziet al in de mogelijkheid deze registratie te gebruiken voor
vaccinatiecertificaten, zodat het voor de hand ligt deze informatiebron ook te kunnen
benutten voor herstelcertificaten. Zodra dit technisch mogelijk is gemaakt, naar verwachting
in de loop van oktober, zal daadwerkelijk gebruik gemaakt worden van deze registratie
bij de GGD’en.
Interoperabiliteit
In de Kamerbrief van 13 augustus jl.18 heb ik een toelichting gegeven op de DCC equivalentieprocedure van de Europese Commissie
(EC). Deze procedure maakt het mogelijk om COVID test-, herstel- en vaccinatiecertificaten
uit derde landen als equivalent van het DCC te erkennen zolang zij aan de technische
vereisten op
het gebied van betrouwbaarheid en interoperabiliteit voldoen. Op 20 augustus jl. hebben
ook Turkije, Noord-Macedonië en Oekraïne deze procedure succesvol doorlopen.
Het succesvol doorlopen van de equivalentieprocedure heeft gevolgen voor het accepteren
van herstelbewijzen. Op dit moment geldt dat een herstelbewijs geaccepteerd wordt
als uitzondering op de testverplichting wanneer deze is afgegeven in een EU-lidstaat
of de Caraïbische delen van het Koninkrijk. De reden hiervoor is dat de betrouwbaarheid
van herstelbewijzen uit derde landen moeilijker geverifieerd kan worden. Wanneer een
derde land de DCC equivalentieprocedure succesvol heeft doorlopen, wordt het herstelbewijs
in dit land onder dezelfde voorwaarden uitgegeven als de Europese herstelbewijzen.
Om deze reden zullen per 26 september herstelbewijzen die zijn uitgegeven in een derde
land dat succesvol de Europese DCC equivalentieprocedure heeft doorlopen, worden geaccepteerd
van reizigers die naar Nederland reizen.
Caribisch deel van het Koninkrijk
In de Kamerbrief van 13 augustus jl. heb ik gemeld dat, na technische ondersteuning
van het Ministerie van VWS, ook de «CAS-landen» nu vaccinatie-DCC’s kunnen genereren
en uitgeven die voldoen aan de Europese eisen. Aruba en Sint Maarten genereren sindsdien
vaccinatie-DCC’s; Curaçao verwacht dat op korte termijn ook te gaan doen. Vanuit technisch
oogpunt kunnen de landen ook test- en herstel-DCC’s afgeven die voldoen aan de Europese
eisen. Er wordt nog gewerkt aan het in de praktijk mogelijk maken van de afgifte van
test- en herstel-DCC’s.
Communicatie
Afgelopen zomer informeerde ik u al over de communicatie rondom het DCC. Nadat de
online informatie op onder andere coronacheck.nl en rijksoverheid.nl gereed was gekomen,
is ook een intensieve publiekscampagne gelanceerd. Hierin was ook aandacht voor burgers
voor wie de digitale route een uitdaging was of problemen opleverde. Sindsdien is
continu aandacht voor vragen en issues die onder andere via social media binnenkomen;
deze worden interdepartementaal en in samenwerking met alle betrokken partijen geadresseerd
en opgelost. De helpdesk- en webcareteams vervullen hierbij tot op de dag van vandaag
een belangrijke rol door het contact met de burger. De afgelopen weken is het aantal
DCC-gerelateerde vragen dat bij deze teams binnenkomt, afgenomen. Dit is in lijn met
het aantal technische issues dat de afgelopen tijd is opgelost. Er blijven echter
vragen binnenkomen over onopgeloste dan wel nieuwe issues. Alle inspanningen zijn
erop gericht om de communicatie hierover zo actueel en duidelijk mogelijk te houden
en burgers van handelingsperspectieven te voorzien.
8. Digitale Ondersteuning
CoronaMelder
Cijfers
Sinds de landelijke introductie van CoronaMelder in oktober 2020, hebben 5,33 miljoen
mensen CoronaMelder gedownload. Het percentage actieve gebruikers is ongeveer 47%
en komt neer op 2,52 miljoen mensen. Dat is ongeveer 14% van de Nederlandse bevolking.
Er waren op 12 september jl. 199.227 mensen die anderen hebben gewaarschuwd via CoronaMelder.
209.829 mensen hebben naar aanleiding van een notificatie een test aangevraagd. Hiervan
bleken 15.767 mensen ook daadwerkelijk besmet. Deze en andere cijfers zijn terug te
vinden in de factsheet op www.coronamelder.nl.
Kosten en doorontwikkeling
De totale kosten voor CoronaMelder in 2020 en 2021 bedragen naar verwachting ongeveer
23 miljoen euro. Dit is inclusief de lopende kosten voor dit jaar. Het gaat om 5 miljoen
euro voor de ontwikkeling van de app (inclusief de organisatie van de appathon), 4,3
miljoen euro voor communicatie (de massamediale publiekscampagne), en 4 miljoen euro
voor de helpdesk, beleidsmatig advies, (wetenschappelijk) onderzoek en adoptie, privacy
en juridisch advies en begeleidingscommissie en taskforces. Voor de doorontwikkeling
en het beheer van de app is 9,7 miljoen euro gereserveerd, waarvan 3,9 miljoen aan
beheer door CIBG en DICTU.
CoronaMelder is vanaf het moment van de praktijktesten in augustus 2020 continu doorontwikkeld.
Na introductie zijn in totaal veertig nieuwe releases van de app uitgebracht voor
zowel Android als iOS. Dit betrof onder meer verbeteringen in de gebruiksvriendelijkheid,
tekstuele aanpassingen en security updates. Daarnaast heeft na de introductie ook
een aantal grotere ontwikkelingen plaatsgevonden. Dit betreft bijvoorbeeld de aansluiting
van CoronaMelder op de EU gateway waarmee internationale interoperabiliteit met andere
notificatie-apps mogelijk is gemaakt. Nederlandse gebruikers van de app kunnen op
deze manier gewaarschuwd worden als een buitenlandse gebruiker van een soortgelijke
notificatie-app in de buurt is geweest en op een later moment positief werd getest.
In dit kader is ook een «wifi only» instelling beschikbaar gemaakt om mobiele kosten
van downloaden te vermijden bij de Europese uitwisseling van sleutels tussen gebruikers.
Sinds mei 2021 maakt CoronaMelder daarnaast gebruik van de laatste versie van het
Google Apple Exposure Notification Framework («GAENv2»)19. Hierdoor is CoronaMelder nauwkeuriger geworden in het detecteren van nauwe contacten
waarbij minder vals positieve meldingen plaatsvinden. In opdracht van het ministerie
is ook een veldtest uitgevoerd naar de beste instellingen. Verder is CoronaMelder
in elf talen beschikbaar gemaakt, geeft de app dynamische handelingsperspectieven
weer die telkens aan de laatste richtlijnen worden aangepast en is er ook een pauze
functionaliteit in de app geïntroduceerd waarmee het mogelijk is de app tijdelijk
uit te zetten om in bepaalde situaties onterechte notificaties te voorkomen.
Tot slot heb ik uw Kamer in mijn brief van 13 augustus jl.20 al geschreven over de stappen die zijn gezet om de website coronatest.nl en CoronaMelder
te integreren. Hiermee kunnen burgers hun GGD sleutel na een positieve test zelf op
de website invoeren en hiermee autorisatie verlenen voor het versturen van waarschuwingen
in de app. Mensen die in contact zijn geweest met een besmet persoon kunnen hierdoor
sneller worden gewaarschuwd. Deze functionaliteit zal naar verwachting binnenkort
gereed zijn voor gebruik. Hiertoe is een addendum toegevoegd aan de Data protection
impact assessment (DPIA) van CoronaMelder. Deze zal op www.rijksoverheid.nl gepubliceerd worden.
Verlenging Tijdelijke wet notificatieapplicatie COVID-19
De Tijdelijke wet notificatieapplicatie COVID-19 die de basis vormt voor de inzet
van CoronaMelder komt in beginsel op 10 oktober 2021 te vervallen. Het voorstel is
om deze tijdelijke wet met drie maanden te verlengen tot 10 januari 2022. Uit de doorlopende
evaluatie is namelijk gebleken dat de app een toegevoegde waarde heeft op het reguliere
BCO en deze verder kan toenemen nu de samenleving steeds verder opent en er meer sociale
mobiliteit is. Daarbij heeft de Begeleidingscommissie Digitale Ondersteuning Bestrijding
COVID-19 mij geadviseerd om het gebruik van CoronaMelder in ieder geval voort te zetten
tot en met het voorjaar 2022.21 Het ontwerpbesluit voor deze verlenging is, gelet op de voorhangprocedure op 9 september
jl. (Kamerstuk 35 538, nr. 24), aan uw Kamer en de Eerste Kamer aangeboden.
CoronaCheck
Cijfers
Op 12 september jl. was de CoronaCheck-app ongeveer tien miljoen keer gedownload.
Er zijn in totaal ongeveer 28 miljoen QR-codes aangemaakt. Coronabewijzen kunnen worden
gescand met de CoronaCheck Scanner. Deze is ruim 844.000 keer gedownload. Net als
bij CoronaMelder vindt ook naar CoronaCheck een evaluatie plaats. Hierover heb ik
uw Kamer eerder al geïnformeerd.22 Deze week is de tweede tussenrapportage in het kader van de voor CoronaCheck uitgevoerde
evaluatie op www.coronacheck.nl gepubliceerd.
Dataregistratie en techniek
Sinds mijn vorige update in de Kamerbrief van 13 augustus jl.23, is hard gewerkt om een aantal van de daar genoemde problemen bij het aanmaken van
een coronatoegangsbewijs op te lossen. Dit is gelukt voor die gevallen waarbij de
persoonsgegevens in de registraties van de GGD of het RIVM niet exact overeenkwamen
met de notatiewijze in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP). Het gaat dan bijvoorbeeld
om burgers met een onbekende of bijzondere geboortedatum (XX of 00 in het identiteitsbewijs)
of waarbij tekens in de naam, zoals ë en é, niet overeenkwamen. Daarnaast is er door
de GGD in die gevallen waar twee prikken op dezelfde datum geregistreerd stonden voor
gezorgd dat beide prikken nu onder de juiste datum in de systemen geregistreerd staan.
Ook technische en/of handmatige wijzigingen in de GGD data die met de app gedeeld
worden ten behoeve van het maken van een bewijs, komen nu automatisch goed door.
Toch kan het nog voorkomen dat mensen hun QR-code niet direct in de app kunnen maken.
Er zijn gevallen waarbij de GGD-gegevens goed geregistreerd staan, maar deze niet
goed worden aangeleverd aan CoronaCheck door technische fouten. Momenteel wordt er
door de GGD hard gewerkt aan een duurzame oplossing voor dit probleem. Tot die tijd
is er een noodprocedure waarmee de GGD via een webportaal alsnog een coronabewijs
kan aanmaken. Verder geldt voor personen die een eerste prik elders hebben gehad (bijvoorbeeld
in een ander EU-land) dat alleen de tweede prik, gezet door de GGD, wordt doorgegeven
aan de CoronaCheck app. Hierdoor is in de app geen sprake van een volledig vaccinatiebewijs.
Op dit moment wordt gewerkt aan een technische oplossing die ervoor zorgt dat er toch
een volledig vaccinatiebewijs kan worden afgegeven. Burgers worden over alle handelingsperspectieven
geïnformeerd via www.coronacheck.nl en de website van de rijksoverheid.24
Uitzonderingsroutes
Naast de al vele lopende uitzonderingsroutes zal het voor mensen die hun eerste prik
in een ander EU-land en hun tweede prik bij de GGD hebben ontvangen, ook mogelijk
worden om via de Data Mutatie Helpdesk van de GGD (0800-5090) een coronabewijs aan
te vragen. Deze route wordt momenteel nog ingericht en zal in werking zijn tot het
ook met bovengenoemde technische oplossing mogelijk is via CoronaCheck een bewijs
te genereren.
9. Reizen
Voor reizigers uit zeer hoogrisicogebieden met of zonder zorgwekkende varianten is
de quarantaineplicht van kracht. Omdat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat gevaccineerde
personen een kleiner risico voor de transmissie van het coronavirus vormen, heeft
het kabinet besloten om gevaccineerde reizigers uit zeer hoogrisicogebieden zónder
zorgwekkende variant uit te zonderen van de quarantaineplicht. Deze reizigers moeten
nog wel een negatief testbewijs kunnen tonen voordat zij naar Nederland reizen. Een
gevaccineerde reiziger uit een zeer hoogrisicogebied zonder zorgwekkende variant,
die met een negatief testbewijs naar Nederland reist, vormt een relatief klein risico
voor de volksgezondheid waardoor het kabinet het niet langer proportioneel acht om
gevaccineerde reizigers uit deze gebieden een quarantaineplicht op te leggen.
Het kabinet acht het van belang dat de gevaccineerde reizigers al op korte termijn
op de hoogte zijn van het feit dat zij zijn uitgezonderd van de quarantaineplicht.
Daartoe zullen de geëigende communicatiekanalen voor reizigers binnenkort worden aangepast.
De aangepaste Ministeriële Regeling met betrekking tot de uitzondering voor gevaccineerden
treedt al op 22 september in werking. De reizigers die vanwege hun vaccinatie niet
meer quarantaineplichtig zijn, zullen vanaf 20 september, niet gesanctioneerd worden.
Vanwege de onzekere werking van de vaccins tegen nieuwe virusvarianten blijft de quarantaineplicht
wel in stand voor gevaccineerde reizigers uit zeer hoogrisicogebieden met (het vermoeden
van) een zorgwekkende variant. Op dit moment zijn er geen zeer hoogrisicogebieden
met een zorgwekkende variant van het coronavirus als zodanig aangewezen. Als er een
vermoeden is van een zorgwekkende variant, moet de verspreiding ervan vanuit het buitenland
effectief tegen worden gegaan. Om die reden is besloten het aantal op de quarantaineplicht
voor reizigers komend uit zeer hoogrisicogebieden met een zorgwekkende virusvariant
in te perken. De categorieën reizigers uit die gebieden die niet langer uitgezonderd
worden op de quarantaineplicht zijn onder andere ambtenaren, zakenreizigers, topsporters,
onderzoekers, culturele professionals, personen die inreizen vanwege noodzakelijk
bezoek aan eerste- en tweedegraadsfamilieleden.
Door minder uitzonderingen toe te staan, is de verwachting dat het risico op verspreiding
van een nieuwe variant van het coronavirus uit het buitenland verkleind wordt omdat
de quarantaineplicht in dat geval voor meer mensen zal gelden.
Deze versoepeling voor gevaccineerde reizigers die naar Nederland komen, geeft aanleiding
om ook te kijken naar het beleid omtrent uitgaande reizigers. De meeste landen buiten
de EU hebben een oranje reisadvies. Op dit moment worden in Europees verband nieuwe
afspraken gemaakt over het reizen buiten de EU. Het kabinet zal in het licht van die
afspraken ook het reisadvies voor uitgaande reizen heroverwegen.
Wijzigen landenlijst EU inreisverbod
De gezondheidssituatie in Albanië, Armenië, Azerbeidzjan, Brunei, Japan en Servië
is dusdanig verslechterd dat de EU-lidstaten op 8 september jl. hebben besloten om
deze landen van de lijst van landen te halen waarvoor het EU inreisverbod kan worden
opgeheven. Hiermee wordt de volksgezondheid in de EU beschermd. De implementatie van
dit besluit is aan de lidstaten zelf.
In Nederland zal het inreisverbod voor reizigers met bestendig verblijf in Albanië,
Armenië, Azerbeidzjan, Brunei, Japan en Servië op 16 september (00:01 uur) ingaan.
Zoals bij uw Kamer bekend, wordt dit besluit genomen op basis van een risico-inschatting
met zo objectief mogelijke criteria over de gezondheidssituatie in de betreffende
landen en de daar geldende maatregelen. Er is onder andere gekeken naar het aantal
nieuwe besmettingen. Dat aantal moet lager zijn dan 75 per 100.000 inwoners over een
periode van 14 dagen. Ook is gekeken naar de algehele reactie op COVID-19 in de betreffende
landen. Hierin worden onder andere het aantal uitgevoerde coronatests, bron- en contactopsporing
en beheersmaatregelen meegenomen. Gezondheidsorganisaties zoals het ECDC en de WHO
leveren daarvoor de benodigde informatie.
Daarnaast hebben de Europese lidstaten besloten om Uruguay weer op de Europese lijst
van veilige landen te plaatsen in het kader van het EU inreisverbod. Het aantal besmettingen
in Uruguay ligt onder de door de EU vastgestelde drempelwaarde. Ook is de trend ten
aanzien van het aantal nieuwe besmettingen gedaald. In dat verband heeft het kabinet
besloten dat het inreisverbod naar Nederland voor reizigers met bestendig verblijf
in Uruguay per 16 september 2021 (00.01 uur) wordt opgeheven.
Openstelling coronateststraat Schiphol voor werknemers
Graag kom ik namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat terug op een vraag
die uw lid Laçin heeft gesteld in september vorig jaar. De vraag luidde of de teststraat
op Schiphol ook opengesteld is voor werknemers. Aangezien we inmiddels al een aantal
fases verder zijn, is beantwoording uitgebleven, waarvoor excuses. Ik kan u het volgende
antwoord geven:
Schiphol kent verschillende locaties waar getest kan worden. Allereerst de testfaciliteit
van de GGD Kennemerland op parkeerplaats P4. Dit is een publiek toegankelijke testfaciliteit
waar iedereen met klachten zich kan laten testen na het maken van een afspraak. Daarnaast
kan personeel zich hier zonder afspraak, op vertoon van zijn/haar Schipholpas of bedrijfspas,
laten testen. Hierover zijn afspraken gemaakt met de GGD Kennemerland.
Overigens, er zijn op en rond Schiphol ook diverse commerciële partijen actief waar
passagiers zich voor hun reis kunnen laten testen en waar zij worden voorzien van
een testcertificaat indien het testresultaat negatief is.
10. Quarantaine
Onderdeel van de wet quarantaineplicht is de verplichting voor inreizigers uit zeer
hoogrisicogebieden (zoals deze op dit moment zijn aangewezen) om een ingevulde quarantaineverklaring
bij zich te hebben bij het reizen naar Nederland. De digitale verklaring, die sinds
21 juli jl. beschikbaar is naast de papieren versie, wordt steeds meer gebruikt. Ook
in de zomer is het proces goed doorgelopen. Het proces behelst het innemen van quarantaineverklaringen,
het doorsturen van verklaringen aan het belteam, en vervolgens een selectie doorspelen
aan de desbetreffende gemeenten.
Er zijn in week 34 (23–30 augustus) ruim 18.000 reizigers gearriveerd uit een zeer
hoogrisicogebied. Hiervan heeft 63% aangegeven onder een uitzondering op de quarantaineplicht
te vallen. Er zijn in die week ruim 3.600 geldige quarantaineverklaringen aangeleverd
bij het belteam (op basis van een selectie door de veiligheidsregio). 95% van de geselecteerde
quarantaineverklaringen wordt door het belteam nagebeld. Het belteam signaleert dat,
van de mensen die quarantaineplichting zijn, minimaal 70% zich aan de quarantaineplicht
houdt. Mensen die niet telefonisch bereikbaar zijn, worden door de gemeenten vaak
alsnog thuis aangetroffen. Er zijn in week 34 van de 143 verklaringen die de gemeenten
ontvingen, 13 boetes uitgedeeld. In totaal zijn er sinds de inwerkingtreding van de
wet op 1 juni jl. bijna 150 sancties opgelegd.
11. Ventilatie
Benadrukken van het belang van goede ventilatie
Goede ventilatie is belangrijk voor een gezond binnenklimaat en draagt eraan bij de
overdracht van respiratoire infectieziekten zoals COVID-19 te beperken. Daarom is
het van belang om, ook in relatie tot COVID-19, te zorgen voor voldoende luchtverversing
(ventilatie en luchten). Sinds de zomer van 2020 besteedt het RIVM aandacht aan het
belang van ventileren en sinds begin juli 2021 is «frisse lucht» opgenomen als vierde
basismaatregel. In aanvulling op de al bestaande publieksinformatie over ventileren
en luchten is in de afgelopen weken gewerkt aan een mediacampagne om de «frisse lucht»
maatregel onder de aandacht van het publiek te brengen. Er is met deskundigen een
animatie gemaakt die mensen duidelijk maakt hoe zij in hun privé situatie voor voldoende
frisse lucht kunnen zorgen. Deze animatie en andere uitingen over frisse lucht als
vierde basismaatregel zijn en worden via diverse media ingezet.
De kern van de boodschap is dat je in huis de lucht kunt verversen door ventilatie:
roosters open/ramen op een kier/mechanisch ventilatiesysteem aan en zo 24 uur per
dag kan zorgen voor toevoer van frisse lucht. Daarnaast is het advies om af en toe
extra te luchten, bijvoorbeeld als er bezoek is geweest: gedurende 10 tot 15 minuten
ramen en deuren tegenover elkaar open zetten. Meer informatie over de communicatie
ten aanzien van o.a. ventilatie is te lezen in paragraaf 17 Communicatie. Hiermee
kom ik tegemoet aan de moties van het lid Agema25 en van het lid Wilders26.
Aan de slag met een pragmatische handreiking ventilatie voor publieke ruimtes
Naast de publiekscampagne voor «frisse lucht», is TNO gevraagd een handreiking ventilatie
voor publieke ruimtes op te stellen. De bedoeling hiervan is te komen tot een gedragen
handreiking voor gebouweigenaren, -beheerders en eindgebruikers. De handreiking legt
uit hoe de aanwezige ventilatievoorzieningen, in bijvoorbeeld kantoren, horecagelegenheden
en winkels, op juiste wijze worden ingezet. De handreiking zal ook aandacht besteden
aan het gebruik van CO2 meters.
Bij het maken van deze handreiking en de keuze voor de vorm, worden diverse kenniscentra
voor installatietechniek en het RIVM betrokken. Daarnaast is een klankbordgroep ingesteld
met daarin ook een vertegenwoordiging van de groep bezorgde wetenschappers die deze
zomer, onder andere via uw Kamer, nogmaals aandacht vroegen voor het belang van ventilatie.
De rol van de klankbordgroep is om alle kennis te bundelen en om te zetten naar een
zo breed mogelijk communicatiemiddel. De handreiking zal eind september 2021 worden
opgeleverd en breed gedeeld en verspreid worden.
Verkleinen van de kennishiaten op het gebied van ventilatie
SARS-CoV-2 kan op meerdere manieren worden overgedragen. Internationaal is consensus
dat overdracht voornamelijk plaatsvindt binnen een afstand van 1,5 meter. Dit gebeurt
meestal door directe transmissie met druppeltjes van diverse afmetingen afkomstig
uit de luchtwegen. Aerogene transmissie (indirecte transmissie via aerosolen met voldoende
infectieuze virusdeeltjes die voor langere tijd blijven zweven in de lucht en zich
over langere afstand kunnen verspreiden) kan in bepaalde omstandigheden plaatsvinden,
zoals in ruimtes waar geen of te weinig ventilatie is en/of veel mensen- vooral voor
een langere tijd- bij elkaar zijn.
Het RIVM heeft een aantal kennishiaten geïdentificeerd met betrekking tot de overdracht
van SARS-CoV-2. Deze kennishiaten worden ook besproken in de recent aangepaste LCI-bijlagen
«Aerogene transmissie SARS-CoV-2 (onderbouwing)» en «Ventilatie en COVID-19»27. Het gaat bijvoorbeeld om de mate waarin aerogene transmissie bijdraagt aan de totale
verspreiding van SARS-CoV-2 en de dosis response relatie van SARS-CoV-2 in de lucht.
Bij onderzoek naar deze vragen zijn veel wetenschappelijke disciplines betrokken dat
maakt dat deze vragen niet op korte termijn zijn te beantwoorden.
Samen met betrokken ministeries kijk ik op welke manier deze hiaten met onderzoek
kunnen worden ingevuld.
Om tegemoet te komen aan de motie van het lid Agema is het RIVM voornemens om door
modellering inzicht te krijgen in het effect van verschillende ventilatiewaarden op
het beperken van aerogene transmissie van SARS-CoV-2. Hierin worden onder meer minimale
ventilatie-eisen uit het Bouwbesluit meegenomen. De uitkomsten hiervan volgen in oktober.
Het Ministerie van BZK doet tegelijkertijd een inventarisatie van de overwegingen
die hebben gespeeld bij het opstellen van de eisen uit het Bouwbesluit. Op basis van
de uitkomsten kan worden bekeken of een aanpassing van de ventilatie-eisen in het
Bouwbesluit met het oog op infectieziektenbestrijding nodig of wenselijk zijn. Het
Ministerie van BZK betrekt bij de aanpassing van de eisen uit het Bouwbesluit ook
aspecten zoals energiezuinigheid, comfortniveau en kosten voor betrokkenen.
Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen opgehoogd
Op 3 september jl. is de wijzigingsregeling Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen
(SUViS) gepubliceerd. Met deze aanpassing is het budget van de SUVis-regeling opgehoogd
met € 100 miljoen. Gemeenten kunnen tussen 1 oktober 2021 en 31 januari 2022 bij RVO
een aanvraag indienen voor subsidie voor ventilatie-verbetering.
12. Testen en Traceren
Het testbeleid heeft twee doelstellingen:
1. Testen om het virus op te sporen en te bestrijden;
2. Testen om de samenleving stapsgewijs te openen.
Hieronder vat ik samen wat de stand van zaken is en welke acties worden ondernomen
om deze twee doelen te realiseren.
Spoor 1: Testen gericht op opsporen en bestrijden
In week 32 (9 augustus–15 augustus), week 33 (16 augustus–22 augustus) en week 34
(23 augustus–29 augustus) lag het aantal afgenomen testen stabiel rond de 21.000 testen
per dag. Afgelopen week 35 (30 augustus–5 september) nam het aantal afgenomen testen
licht toe tot circa 26.000 testen per dag. Hierbij zijn de doorlooptijden goed en
liggen gemiddeld op 29,5 uur van het maken van een afspraak tot de uitslag. Wat daarnaast
opvalt is dat het percentage positieve confirmatietesten (na een positieve zelftest)
sinds juli stabiel rond de 80–90% ligt. Het aantal confirmatietesten dat is uitgevoerd,
is in augustus stabiel gebleven op circa 1.100 per dag.
Ademtest
In het streven om het testen zo effectief, efficiënt maar ook gebruiksvriendelijk
in te kunnen zetten, stimuleren we ook de ontwikkeling van innovatieve testmethoden.
De ademtest is een niet-invasieve test, want er hoeft geen mond of neusslijm afgenomen
te worden en dat is prettig voor de personen die worden getest. Het OMT heeft op 11 januari
2021 geconcludeerd dat de ademtest ingezet kon worden bij asymptomatische personen
en personen met milde klachten, zoals degenen die zich doorgaans presenteren in de
GGD-testlocaties. Daarbij merkte het OMT ook op dat het belangrijk is om op gestructureerde
en herhaalde wijze de validatie van de testen op te volgen en te borgen.
In de stand van zakenbrief van 23 februari jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 995) heb ik uw Kamer gemeld dat de uitrol van de ademtest tijdelijk was stopgezet naar
aanleiding van een aantal foute uitslagen, waarna het Landelijk Expertteam Ademtest
zich heeft gebogen over het vervolg. Op 15 maart heeft het expertteam vervolgens geadviseerd
om de hoge sensitiviteit in de gebruikersomgeving te bevestigen middels een robuuste
verificatie, waarbij wordt gekeken naar de sensitiviteit (aantal fout-negatieven)
en de specificiteit (aantal fout-positieven) van de ademtest in een gebruiksomgeving.
In de stand van zakenbrief van 18 juni jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1297) heb ik uw Kamer reeds gemeld dat de ademtest niet ingezet zal worden in de teststraten
voor toegangstesten, omdat de resultaten van de robuuste verificatie te lang op zich
lieten wachten. Op 16 juli heeft het expertteam richting de Landelijke Coördinatiestructuur
Testcapaciteit (LCT), geconstateerd dat de verificatie niet de beoogde prestaties
liet zien. Niet alleen de sensitiviteit, maar vooral ook de specificiteit blijft merkbaar
achter bij de gewenste prestaties. Het LCT heeft daarop geadviseerd om het OMT opnieuw
om advies te vragen ten aanzien van de inzet van de ademtest. In het 125e advies,
adviseert het OMT om de ademtest in de huidige vorm niet in te zetten bij grootschalig
testen, zoals in de teststraten. Het LCT schaart zich achter dit advies. Dat advies
neem ik over, waardoor de ademtest ook niet ingezet zal worden in de GGD-teststraten.
Voor alle partijen is het een teleurstelling dat de ademtest niet op de beoogde wijze
ingezet zal worden, ondanks de inzet en betrokkenheid van de partijen.
Spoor 2: Testen om de samenleving stapsgewijs te openen
2a Testen ten behoeve van een coronabewijs
De afgelopen periode is op verschillende manieren testcapaciteit georganiseerd voor
de coronabewijzen. Testen voor toegang kende twee marktuitvragen die een landelijk
dekkend netwerk van 114 locaties hebben opgeleverd. Hierbij is destijds bewust geïnvesteerd
in zekerheid door en beschikbaarheidsvergoeding te bieden, onafhankelijk van de daadwerkelijke
afname. Dit heeft ervoor gezorgd dat de Stichting Open Nederland (SON) kon sturen
op de omvang van de capaciteit. De open house regeling die eerder door het Ministerie
van I&W is opgezet voor het testen voor reizen heeft inzichtelijk gemaakt dat de markt
voor testen voor een coronabewijs inmiddels volwassener is en zelf kan zorgen voor
een landelijk dekkend netwerk dat zich flexibel richt op de testvraag. Nu het kabinet
besluit om het coronatoegangsbewijs breder in te zetten, is het logisch om hiervan
gebruik te gaan maken. Hiertoe is aan SON de opdracht verstrekt om door middel van
een open house opnieuw testcapaciteit te contracteren opdat de burger die een coronabewijs
nodig heeft zich kan laten testen bij een van de bij deze open house aangesloten testaanbieders.
Uw Kamer is hierover op 3 september jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1418) geïnformeerd. Met het over gaan op een open house regeling wordt gefaciliteerd dat
het aanbod van testen zich kan aanpassen op de vraag. Dit betekent dat SON niet langer
zelf een verspreid netwerk van testlocaties in stand hoeft te houden en ook niet langer
een beschikbaarheidsvergoeding betaalt. In plaats daarvan zal de testaanbieder per
afgenomen test worden betaald («Open House»). Waar onder SON nu 114 testlocaties zijn
gerealiseerd, bleken er onder de open house voor testen voor reizen ruim 800 locaties
interessant te zijn voor de markt. De verwachting is dan ook dat de fijnmazigheid
van locaties verder zal toenemen. Echter, omdat de markt door middel van een Open
House zelf bepaalt waar er een testlocatie open gaat, kan het mogelijk zijn dat in
bepaalde regio’s minder testcapaciteit aanwezig is. Dan kan worden verkend of er aanvullende
testcapaciteit georganiseerd dient te worden.
De Open House is 8 september online gezet en de testcapaciteit vanuit open house zal
vanaf 11 oktober worden gebruikt. SON zet de coördinerende en controlerende taken
die zij nu ook al had bij de huidige testaanbieders, door in de open house. De contracten
met de huidige testaanbieders uit Marktuitvraag I en II worden verlengd tot en met
10 oktober 2021. Hierna kunnen de huidige testaanbieders niet meer worden verlengd.
Zij kunnen wel deelnemen via de open house. Tevens worden ook 6 XL-paviljoens verlengd
tot en met 10 oktober 2021, waarna zij worden afgebouwd. Eerder was al besloten om
in deze XL-locaties geen ademtesten in te zetten. Besloten is nu ook op deze XL-locaties
geen gebruik te maken van de eerdergenoemde LAMP-testen, maar alleen van antigeentesten.
Dit besluit is genomen vanwege het niet hebben van een landelijke dekking met LAMP
en omdat de huidige LAMP-analyselijnen te weinig dekking geven om efficiënt te kunnen
worden ingezet bij de verwachte capaciteitsvraag. Wel zal worden gekeken op welke
andere manier LAMP nog kan worden ingezet voor de COVID-pandemie. Doordat zowel de
XL-teststraten als LAMP niet eerder nodig waren om aan de testvraag te voldoen en
de open house de gehele testcapaciteit overneemt, worden de XL-straten uiteindelijk
ca drie weken operationeel. LAMP is in spoor 2a nooit operationeel geworden. Met de
open house vallen de kosten voor het in de lucht houden van deze capaciteit. De aanbesteding
voor mobiele testcapaciteit had SON al eerder aangehouden, omdat er vanwege de maatregelen
te weinig testbehoefte was om testaanbieders vanuit deze aanbesteding voldoende testen
te kunnen laten uitvoeren. De aanbesteding is nu definitief stopgezet, vanwege de
brede open house regeling.
In de Kamerbrief van 3 september (Kamerstuk 25 295, nr. 1418) is ingegaan op het budgettaire besluit voor de testcapaciteit van oktober tot en
met eind december. Het kabinet heeft voor de voorbereiding van de testcapaciteit van
oktober tot en met eind december € 630 mln. gereserveerd. Daarmee zijn voldoende financiële
middelen beschikbaar voor het scenario dat de testvraag tot einde 2021 onverminderd
hoog is. Hieronder vallen de kosten voor 364.000 testen per dag (incl. 64.000 NAAT
testen); de kosten voor het verlengen van de huidige aanbieders inclusief de XL-straten
tot 11 oktober, en de kosten voor de Stichting Open Nederland welke de kwaliteit van
de testaanbieders borgt, de IT beheert en faciliteert, de supportdesk en de helpdesk
aanstuurt en de prestaties van de testaanbieders controleert.
In de open house is rekening gehouden met het gebruik van twee typen testen: antigeentesten
en NAAT testen. De testmix kan nog worden veranderd op basis van ontwikkelingen in
het testbeleid. De totaalvergoeding per uitgevoerde antigeen coronatest bedraagt € 12,77
inclusief BTW, waarbij de testaanbieders gebruik maken van de reeds aanwezige voorraad
antigeentesten bij Dienst Testen. Mocht het zo zijn dat niet langer gebruik kan worden
gemaakt van deze voorraad dan zal € 17,61 inclusief btw per test worden vergoed. Voor
de NAAT-testen bedraagt de vergoeding € 46,25 inclusief btw. Testaanbieders worden
daarbij geacht om zelf de benodigde afspraken met laboratoria te maken.
De inzet van coronatoegangsbewijzen vanaf 25 september 2021
Het OMT stelt dat alleen door een brede inzet van het CTB in risicovolle situaties
het risico van een forse opleving van het virus beperkt kan worden. Dit betekent niet
dat er geen risico’s op besmettingen meer zullen zijn, ook niet op plaatsen waar de
plicht geldt om met coronatoegangsbewijzen te werken, maar dat de negatieve gevolgen
van het versoepelen voldoende geremd kunnen worden om de kwetsbaren in de samenleving
te beschermen en de druk op de ziekenhuizen maximaal te controleren. Dit vertrouwen
komt voort uit een relatief hoge vaccinatiegraad en de verbeteringen die zijn doorgevoerd
in het systeem van coronatoegangsbewijzen sinds de zomer.
In mijn brief aan uw Kamer van 13 augustus jl.28 heb ik u gemeld welke acties ik ter verbetering aan het systeem van coronatoegangsbewijzen
heb genomen. Ik heb de wachttijd waarna een coronatoegangsbewijs op basis van een
vaccinatie met het Janssenvaccin wordt afgegeven verlengd van 2 weken naar 4 weken.
Ook heb ik de geldigheidsduur van een coronatoegangsbewijs op basis van een test bij
Testen voor Toegang verkort van 40 uur naar 24 uur. Daarnaast is het, in lijn met
de adviezen van het OMT, ook mogelijk voor vrijwilligers, werknemers en artiesten
om zich voorafgaand aan de activiteit te laten testen bij de professionele testfaciliteiten
van Testen voor Toegang, wordt iedereen die een evenement of optreden bezoekt een
zelftest op dag 5 dringend geadviseerd, worden kinderen tussen 6 en 12 jaar die een
evenement of optreden bezoeken dringend geadviseerd om zichzelf vooraf te testen,
worden organisatoren opgeroepen om een veilige afstand tussen artiesten en publiek
te waarborgen, worden mystery guests steekproefsgewijs ingezet om inzicht in de naleving
en controle te scheppen, zijn er aanpassingen gedaan aan de CoronaCheck App en de
QR-code om de risico’s op fraude te verkleinen, worden de testen nu afgenomen door
middel van een keel-neus afname en is er een kwaliteitsslag gemaakt bij de testaanbieders
van Testen voor Toegang.
Een organisatie die een evenement of de vertoning van kunst en cultuur organiseert,
is verplicht vooraf kaarten voor toegang te verkopen en zich te melden bij de gemeente
voor de naleving van de aanvullende voorwaarden voor de inzet van CTB. Daarnaast dienen
zij afspraken te maken met de lokale GGD om bron- en contactonderzoek te vergemakkelijken.
De burgemeester is als lokaal gezag verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving.
Gemeenten kunnen bij het niet naleven van de naleving op de controle van coronatoegangsbewijzen
of bij grote besmettingshaarden hun bevoegdheden inzetten. Zo kan de burgemeester
een last onder dwangsom opleggen en in het uiterste geval overgaan tot sluiting van
een gelegenheid (op grond van artikel 174 gemeentewet of de APV).
De eerder opgestelde afspraken en taakverdeling blijven onverminderd van kracht. Deze
afspraken behelzen een drieslag. Ten eerste is het van groot belang dat de ondernemers
er zelf alles aan doen om ervoor te zorgen dat de gestelde maatregelen ook worden
nageleefd door bezoekers. Hierbij moet onder andere worden gedacht aan het grondig
controleren van bezoekers bij de ingang. Ondernemers worden geacht te toetsen of bezoekers
een geldig CTB hebben, dat correspondeert met hun legitimatie. Om burgers en organisatoren
te ondersteunen en de implementatie van de brede inzet van coronatoegangsbewijzen
te verbeteren, worden de knelpunten in de keten voor het verkrijgen van toegang in
kaart gebracht, wordt het werkproces van de controleurs in kaart gebracht en wordt
er gewerkt aan duidelijk instructies, wordt er gekeken naar handvatten voor de naleving,
het toezicht en de handhaving, wordt gekeken hoe gewenst gedrag ondersteund kan worden
en wordt er goed gekeken naar hoe met communicatie de doelgroepen zo goed mogelijk
kunnen worden bereikt. Het is vervolgens aan gemeenten om bij herhaaldelijke niet-naleving
van deze controleplicht door de ondernemer tot daadwerkelijk ingrijpen (bestuurlijke
boete, eventueel sluiting) over te gaan en dat dit ook zichtbaar is waardoor er ook
duidelijk een voorbeeld wordt gesteld. Tot slot kan in geval van excessen een beroep
worden gedaan op de politie. Ik ben samen met de Minister van J&V in gesprek met het
veiligheidsberaad over hoe de handhaving op de coronatoegangsbewijzen verder versterkt
kan worden.
Met deze maatregelen in het kader van het verbeterplan zal de keten van toegangstesten
beter kunnen functioneren. Dat neemt niet weg dat de elke schakel wel zijn verantwoordelijkheid
moet nemen. Als bezoeker laat je je testen en blijf je evengoed thuis als je tussentijds
klachten krijgt. Als organisator of uitbater neem je alle maateregelen waaronder controleren
aan de deur om er voor te zorgen dat in jouw onderneming een zo veilig mogelijke omgeving
is gecreëerd, zodat handhaving niet meer hoeft te worden dan een sluitstuk. Want een
BOA bij elke deur is niet uitvoerbaar noch wenselijk.
Daarnaast is het goed om te melden dat elke herstart van een systeem zijn hobbels
kent. Landelijk is er genoeg capaciteit, maar in de eerste weekenden kan er lokaal
krapte zijn. Daardoor is rijvorming bij de teststraat of lange reisafstand naar testlocaties
niet uit te sluiten. Pas na ingang van de open house op 11 oktober zullen er immers
meer locaties zijn. Tot dan kan er sprake zijn van lokale krapte en kan het zijn dat
mensen verder moeten reizen om een testafspraak te krijgen. Ook zal het voor publiek
en ondernemers de eerste weekenden wennen zijn en zal niet iedereen – ondanks het
bovenstaande – alles in één keer goed doen. Ervaringen in het buitenland leren echter
dat dit tijdelijke effecten zijn die horen bij de brede invoering van het coronatoegangsbewijs.
Nieuwe aansluiting op corona applicatie in kader van de EU-verordening
Naast bovenstaande verbeteringen krijgen de huidige testaanbieders van SON ook een
nieuwe aansluiting op de corona-app. Dit is noodzakelijk om te voldoen aan de EU-verordening
dat elke negatieve testuitslag moet kunnen leiden tot een DCC-certificaat. Dit zal
ook worden doorgevoerd bij de testaanbieders die middels de open house worden gecontracteerd.
Hierdoor kan een antigeen test die is afgenomen voor een coronatoegangsbewijs dus
ook internationaal worden gebruikt.
Verlenging Testen voor Reizigers
Met de invulling van motie van het lid Sjoerdsma c.s.29 is op 18 en 30 juni jl. aan uw Kamer gemeld dat in de periode van 1 juli t/m 31 augustus
2021 het testen voor reizigers naar het buitenland vergoed zal worden. Deze periode
is destijds vastgesteld vanuit de prognose dat op 1 september 2021 iedere Nederlander
die daarvoor kiest, gevaccineerd kan zijn. Veel Nederlanders die in de afgelopen weken
naar hun buitenlandse vakantiebestemming afreisden, hebben van de testmogelijkheid
gebruik gemaakt. Tot nu toe zijn er ongeveer 2.967 mln. testen uitgevoerd door commerciële
testaanbieders en GGD (t/m 31 augustus 2021) voor uitgaande reizigers (zie onderstaande
tabel). Het gaat hier om testen die zijn uitgevoerd of waarvoor reeds afspraken zijn
gemaakt in de periode van 1 juli t/m 9 september 2021.
Tabel 1. Aantal testen afgenomen door commerciële testaanbieders en GGD bij uitgaande
reizigers.
Testaanbieder
Soort test
Totaal
PCR
Antigeen (sneltest)
Commerciële testaanbieders van testenvoorjereis.nl
1.499 mln
1.204 mln
2.703 mln
GGD
0.264 mln
–
0.264 mln (t/m 31 augustus 2021)
Totaal
1.763 mln
1.204 mln
2.967 mln
Het kabinet heeft eerder besloten het vergoeden van testen ten behoeve van reizen
naar het buitenland eenmalig met één maand te verlengen tot 1 oktober 2021, vanwege
de wachttermijn na vaccinatie en het besluit om kinderen vanaf 12 t/m 17 jaar de mogelijkheid
te bieden om zich te laten vaccineren. Wat tot gevolg heeft dat pas op 15 september,
iedere Nederlander vanaf 12 jaar die dat wil gevaccineerd kan zijn en eind september
over een vaccinatiebewijs kan beschikken Hiermee voldoet het kabinet aan de motie
van het lid Sjoerdsma c.s.30 Daarom zal per 1 oktober deze infrastructuur waarbij mensen zich gratis voor reizen
konden laten testen ophouden te bestaan.
Profijtbeginsel
In het coronadebat van 18 augustus jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 101, Debat over
de ontwikkelingen rondom het coronavirus) is de motie van het lid Paternotte31 aangenomen die ziet op de invoering van het profijtbeginsel bij testen voor toegang.
Hierbij draagt de gebruiker van testen voor toegang financieel bij aan het doen van
een test. De toepassing van het profijtbeginsel bij testen voor toegang acht het kabinet,
gezien de bredere inzet van coronatoegangsbewijzen, op dit moment niet passend. Wel
laat ik onderzoek doen naar de effecten van (de invoering van) het profijtbeginsel.
Met dit onderzoek zullen de effecten van de invoering van een eigen bijdrage op bijvoorbeeld
toegang tot sectoren en de vaccinatiebereidheid worden onderzocht. Dit onderzoek zal
nadere input leveren voor de besluitvorming.
2c Preventief testen in het onderwijs
Het preventieve zelftestbeleid voor docenten in het primair onderwijs (po) en voor
leerlingen en docenten in het voortgezet (speciaal) onderwijs, is na de zomervakantie
gecontinueerd voor personen die als «niet-immuun» worden beschouwd. Tevens geldt ook
het preventieve zelftestbeleid voor studenten en docenten in het middelbaar beroepsonderwijs
(mbo) en hoger onderwijs (ho).
Op 6 september is een rijronde gestart om scholen en instellingen te voorzien van
zelftesten. Scholen en instellingen kunnen aangeven hoeveel testen zij nodig hebben,
om leveringen optimaal aan te laten sluiten bij het gebruik. Studenten en docenten
in het mbo en ho kunnen daarnaast, net als voor en tijdens het zomerreces, een set
van vier zelftesten per keer bestellen via een online portaal 1, en krijgen die vervolgens kosteloos thuisbezorgd. In het 126ste OMT advies wordt geadviseerd om het zelftestbeleid de komende periode voort te zetten
voor personen die als «niet-immuun» beschouwd worden. Het kabinet neemt dit over.
Het zelftest beleid in het onderwijs wordt in ieder geval tot de herfstvakanties gecontinueerd.
Aan de hand van de dan (te verwachten) vaccinatiegraad zal bezien worden hoe het beleid
in de periode daarna er uit ziet.
Voor het primair onderwijs en de kinderopvang adviseert het OMT om het BCO beleid
bij een besmetting in de klas of groep aan te passen. Op dit moment geldt nog dat
bij een besmetting de gehele klas of groep in quarantaine gaat. Het OMT ziet dat het
in de praktijk tot veel lesuitval leidt en vindt deze maatregel niet meer proportioneel
nu veel mensen gevaccineerd zijn. Naar aanleiding van het OMT-advies werkt het RIVM
deze week een nieuw beleid uit, met als doel om dit begin volgende week te implementeren.
Het beleid wordt dat een kind met een vastgestelde besmetting thuis blijft en dat
klasgenoten en ouders geïnformeerd worden over de besmetting in de klas of groep.
Bij uitbraken in de kinderopvang of het primair onderwijs kan de GGD aanvullende maatregelen
adviseren.
Zelftesten
Gebruik van zelftesten
Recentelijk zijn de resultaten van de 14e ronde van het onderzoek Gedragsregels en welbevinden gepubliceerd. Circa een vijfde
van de deelnemers aan dit onderzoek gaf aan in de afgelopen 6 weken een zelftest te
hebben gedaan, waarvan de helft dat meer dan één keer deed. Uit het onderzoek volgt
dat deelnemers dit vooral deden om meer zekerheid te krijgen dat ze het coronavirus
niet hadden of anderen niet konden besmetten bij bezoek op school of op werk, en ook
vanwege corona gerelateerde klachten.
Bij een positieve testuitslag krijgen mensen het advies om bij de GGD een confirmatietest
te doen. Tijdens de technische briefing van 18 augustus jl. bent u al geïnformeerd
dat een groot deel van het aantal positieve testen bij de GGD een confirmatietest
van een zelftest betrof. Dit aandeel lag in week 36 op 41%. Meer dan 80% van de confirmatietesten
bij de GGD geeft een positieve testuitslag en het zijn met name jonge mensen die zich
voor een confirmatietest bij de GGD melden. Het hoge aandeel confirmatietesten in
combinatie met de hoge kans dat een confirmatietest een positieve testuitslag geeft,
heeft zo een sterke invloed op het percentage positieve testuitslagen bij de GGD.
In week 36 lag het percentage positieven bij de GGD op 10,8%.
Inzet van de voorraad zelftesten
In voorgaande stand van zakenbrieven heb ik uw Kamer meermaals geïnformeerd over de
inkoop en inzet van de voorraad zelftesten. In totaal zijn door het Ministerie van
VWS 66,3 mln. zelftesten ingekocht. Hieronder geef ik uw Kamer een update over de
groepen die hiermee bediend zijn. Daarbij ga ik ook in op de acties in de zomer die
er op gericht waren om de noodzaak van testen en de meerwaarde van zelftesten extra
onder de aandacht te brengen.
Inzet zelftesten in het onderwijs en kinderopvang tot de zomervakantie
Zelftesten zijn preventief en risicogericht ingezet in het onderwijs en de kinderopvang.
In de kinderopvang en het basisonderwijs hebben medewerkers zelftesten gekregen waarmee
ze zich preventief konden zelftesten. In het voortgezet onderwijs zijn zelftesten
zowel preventief als risicogericht bij een besmetting in de klas ingezet en gebruikt
door zowel leraren als leerlingen. In totaal zijn tot het eind van de zomervakantie
5,6 mln. naar het primair onderwijs en 15,6 mln. testen naar het voortgezet onderwijs
verspreid. Naar de kinderopvang en gastouders zijn 2,6 mln. zelftesten verspreid.
Studenten en docenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs kunnen
kosteloos zelftesten bestellen via het online portaal www.zelftestonderwijs.nl. Zo zijn in samenwerking met het Ministerie van OCW en SURF van 1 mei tot 1 september
circa 4 mln. testen verspreid. Daarnaast hebben alle bekostigde instellingen en alle
niet-bekostigde geaccrediteerde instellingen in het mbo en ho de kans om zelftesten
te ontvangen, zowel in het nieuwe als in het afgelopen studiejaar. Op deze wijze zijn
tot op het moment van schrijven circa 4 mln. testen bezorgd bij meer dan 300 onderwijslocaties.
Aanvankelijk werden zelftesten bij kinderopvangorganisaties, basisscholen en middelbare
scholen bezorgd op basis van een inschatting van het gebruik, gebaseerd op aantallen
potentiële deelnemers en mogelijke deelnamebereidheid. Dit was nodig om het onderwijs
en de kinderopvang snel te kunnen beleveren. Inmiddels vindt dit veel meer vraaggestuurd
plaats. Scholen worden gestimuleerd om de nog aanwezige testen eerst op te maken,
en kunnen zelf aangeven hoeveel testen ze willen ontvangen. In het mbo en ho wordt
gewerkt met een bestelportaal waarmee studenten en docenten zelf testen kunnen bestellen
die thuisbezorgd worden. Zo verminderen we de kans dat er voorraden op onderwijsinstellingen
achter blijven die niet gebruikt worden. Dit is belangrijk omdat scholen de beschikbare
ruimte op de school hard nodig hebben om fysiek onderwijs te kunnen geven, maar ook
omdat het kan leiden tot verspilling van zelftesten. Testen die lange tijd op een
onderwijs- of kinderopvanglocatie gelegen hebben kunnen niet retour genomen worden
en elders ingezet worden. De kwaliteit van de testen is dan immers niet meer te garanderen.
Bij de distributie naar de kinderopvang, waar het zelftestbeleid inmiddels beëindigd
is, gaat het om circa 50.000 zelftesten die niet meer gebruikt kunnen worden. In het
onderwijs worden zelftesten nog steeds ingezet, en kan dus niet vastgesteld worden
hoeveel zelftesten afgeschreven moeten worden. Mijn beeld is nu dat dit met de hierboven
beschreven acties relatief beperkt zal zijn.
Inzet zelftesten bij andere groepen
Voor de zomer heb ik 1,5 mln. zelftesten gedoneerd aan de Vereniging van Nederlands
Voedselbanken en 0,5 mln. zelftesten via Stichting Armoedefonds. Uw Kamer is hierover
eerder geïnformeerd. Via de regionale distributiecentra worden de zelftesten naar
de 171 aangesloten voedselbanken verspreid van waaruit circa 40.000 gezinnen worden
bediend. Het Armoedefonds verspreidt de zelftesten via aangesloten organisaties. Op
dit moment zijn circa 0,3 mln. zelftesten verspreid via meer dan 200 aangesloten organisaties.
Dankzij deze bestaande fijnmazige netwerkstructuren komen de zelftesten op plaatsen
terecht waar zij een bijdrage kunnen leveren.
Voor de zomer heb ik uw Kamer ook geïnformeerd over het beschikbaar stellen van maximaal
1 mln. zelftesten aan kwetsbaren in thuisisolatie. Via groothandels van apothekers
zijn in de eerste batch circa 625.000 zelftesten naar apotheken verspreid waar de
doelgroep ze kan afhalen.
In de passage over bescherming van personen met een kwetsbare gezondheid wordt ingegaan
op verbreding van de doelgroep die in aanmerking komt voor de verstrekking van zelftesten.
Zomeroffensief
In de zomer is een bewustwordingscampagne gestart die erop gericht was om de noodzaak
van testen en de meerwaarde van zelftesten extra onder de aandacht te brengen. Via
verschillende publiekscampagnes is aandacht besteed aan situaties waarin het goed
is om zelftesten te gebruiken, bijvoorbeeld als men terugkeert van vakantie, voordat
je mensen ontmoet en voordat je naar school of werk gaat. De campagne is ondersteund
met verschillende acties waarbij zelftesten verstrekt zijn:
– Huishoudens: tussen 10 augustus en 1 september hebben alle 8 mln. huishoudens in Nederland een
brief ontvangen met een unieke code, waarmee via een digitaal bestelportaal eenmalig
twee zelftesten besteld kunnen worden. Hier is inmiddels door veel huishoudens gebruik
van gemaakt. Tot 14 september hebben ruim 3,1 mln. huishoudens via het bestelportaal
zelftesten besteld. Circa 2,7 mln. huishoudens hebben de zelftesten inmiddels ontvangen.
Huishoudens die geen brief hebben ontvangen en wel zelftesten willen ontvangen, kunnen
sinds 6 september jl. zelftesten aanvragen via een geïmplementeerd contactformulier
op www.zelftestenbestellen.nl. Vanwege het onverwacht hoge aantal aanvragen, is de logistieke capaciteit meermaals
opgeschaald, waarmee tijdige levering gerealiseerd is. Huishoudens hebben tot eind
september de mogelijkheid om zelftesten te bestellen.
– Terugkerende reizigers: Op Nederlandse luchthavens zijn in juli en augustus zelftesten verspreid door werknemers
van lokale GGD’en. Deze actie is tot eind september verlengd. Tot 13 september zijn
circa 1,6 mln. zelftesten via de verschillende luchthavens verspreid.
– (Jongeren) campings: Op verzoek van een aantal lokale GGD’en zijn aan die GGD’en zelftesten beschikbaar
gesteld voor preventief gebruik op jongerencamping in onder meer Zeeland en op Terschelling.
– Scholieren: aan het eind van het schooljaar hebben scholieren extra zelftesten mee naar huis
gekregen, waarmee ze zich kunnen testen voorafgaand aan de eerste schooldag van het
nieuwe schooljaar. Tijdens de zomer is op de social media kanalen Instagram en Snapchat
de campagne #daaromtestik gepubliceerd.
– Eerstejaars studenten: via onderwijsinstellingen zijn zelftesten verstrekt aan eerstejaars studenten waarmee
ze zich preventief konden testen tijdens de introductieperiodes. Reeds ingeschreven
studenten konden daarnaast ook gedurende de zomer zelftesten bestellen via het portaal
www.zelftestonderwijs.nl. U ben eerder geïnformeerd over het voorzetten van dit portaal in en na de zomer.
Governance Test- en Traceerketen
Eind juni heeft de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT) een stuurgroep
ingesteld die een advies over de inrichting van de testcapaciteit in de overgangsfase
van de pandemisch fase naar de endemische fase moest opstellen. Deze opdracht is gesplitst
in een advies voor de korte termijn tot einde 2021 en een advies over de langere termijn
na 2021 waarin het virus nog niet onder controle is. De stuurgroep heeft begin september
haar eerste advies opgeleverd. De testcapaciteit is op dit moment gescheiden in twee
sporen die elk een ander testdoel kennen. Deze twee testsporen zijn logisch vanuit
de testdoelen, maar het is ook tamelijk complex en dat roept de vraag op of het niet
simpeler kan. De GGD is op dit moment verantwoordelijk voor het testen in spoor 1
ter bestrijding van het virus en Stichting Open Nederland is verantwoordelijk voor
het organiseren van het preventief testen voor toegang. Het eerste advies bevatte
daarom twee hoofdconclusies, te weten (1) op de langere termijn is verdere integratie
van de testsporen wenselijk, (2) maar op korte termijn is het niet haalbaar om deze
twee testsporen al te integreren en zijn beide sporen, testen voor de publieke gezondheid
en preventief testen, nog nodig. De LCT is voornemens om het tweede richtinggevende
advies in oktober op te leveren. Om alle ketenpartijen daar voldoende in mee te nemen
zullen er de komende tijd verschillende (ronde tafel)gesprekken worden gevoerd met
betrokken partijen, waaronder de directeuren publieke gezondheid van de GGD’en, Stichting
Open Nederland en de laboratoria en leveranciers van laboratoria.
Aanbesteding laboratoria NAAT testen
Dienst Testen heeft voor de zomer een aanbesteding gestart om voor de komende periode
nog voldoende labcapaciteit te hebben voor de NAAT-testen die in de GGD teststraten
worden afgenomen, waarbij ook rekening wordt gehouden met nog een mogelijke toename
aan testbehoefte in het najaar. De aanbesteding kan echter op dit moment nog niet
gegund worden omdat een partij een kort geding heeft gestart. De nieuwe contracten
op basis van de aanbesteding bevatten overigens niet langer garantiestellingen, maar
alleen betaling per geanalyseerde test. Vanwege het uitstel van de definitieve gunning
is dienst testen genoodzaakt om de bestaande overeenkomsten, inclusief de garantievergoedingen
te verlengen. Uw Kamer is hierover reeds geïnformeerd middels de 11de incidentele suppletoire begroting. Deze bestaande overeenkomsten blijven geldig tot
drie weken na de gunning van het nieuwe contract.
Bron- en Contactonderzoek (BCO)
Ook in deze fase van de pandemie blijft BCO essentieel. Om na besmetting verdere verspreiding
in te dammen is het belangrijk dat iedereen blijft meewerken aan BCO. De CoronaMelder
blijft, zo blijkt ook uit onderzoek van Tilburg University, hierbij een belangrijk
middel. Als de GGD oproept om naar aanleiding van BCO te testen, is het uitermate
verstandig om dat ook te doen. Niemand wil immers zelf de volgende bron van besmetting
worden.
GGD’en proberen altijd zo volledig mogelijk BCO uit te voeren. Dit lukt in de meeste
gevallen ook goed. 20 GGD’en voeren volledig BCO uit inclusief monitorgesprekken.
4 GGD’en voeren volledig BCO uit zonder monitorgesprekken en 1 GGD voert op dit moment
«lean» BCO uit, waarbij de index zelf de contacten inventariseert en informeert, de
focus ligt in deze regio vooral op het brononderzoek.
Er zijn in de betreffende regio veel besmettingen. Een groot deel daarvan vraagt om
specifieke BCO's die niet door de landelijke partners kunnen worden opgepakt in verband
met ingewikkelde adviezen. Het hoge aantal positieve besmettingen op basisscholen
speelt hierin een belangrijke rol. Dit vraagt veel capaciteit van deze GGD.
In het 126e OMT-advies adviseert het OMT nogmaals om «BCO-op maat» te implementeren, waarbij
de GGD met iedere index in ieder geval eenmalig (telefonisch) contact heeft. Dit gesprek
is van belang voor het brononderzoek, het verzamelen van surveillancedata, en het
starten van contactonderzoek. Het «BCO-op maat» richt zich dus voornamelijk op outbreak management. Dit is erg intensief werk, zeker nu het aantal contacten dat mensen hebben en daarmee
het potentieel aan besmettingsbronnen toeneemt. Kern van BCO op maat is dat de GGD
een risico inschatting maakt en aan de hand daarvan bepaald wat nuttig en nodig is.
Dit geeft de GGD de ruimte om extra in te zetten op situaties waar uitgebreider (uitbraak)onderzoek
essentieel is. De criteria voor uitgebreid BCO omvatten:
• De index heeft een aangetoonde infectie of heeft risico gelopen op een Variant of
Interest of Variant of Concern met beperkte verspreiding in Nederland
• De index behoort tot een moeilijk bereikbare groep (bijv. taalbarrière of arbeidsmigranten).
• De index bevindt zich in een omgeving met een lage (verwachte) vaccinatiegraad/mensen
die het afgelopen half jaar een besmetting hebben doorgemaakt
• De index is onderdeel van een bekend cluster/uitbraak
• De index kan zelf geen contactonderzoek doen vanwege diverse redenen
In andere gevallen kan het nuttiger zijn als de index zelf zijn contacten informeert,
immers de sociale media en contactenlijst van een persoon werken vaak sneller dan
stuk voor stuk nabellen door de GGD, zeker als er veel potentiele contacten in het
spel zijn.
Het OMT formuleert een aantal voorwaarden om contactonderzoek te laten doen door de
index:
• De index is voldoende toegerust. Hiertoe zouden informatie en tools ontwikkeld moeten
worden.
• Een minimale set aan data wordt door de index gedeeld met de GGD om zo zicht en inzicht
te houden op de verspreiding van het virus en specifieke bronnen die tot transmissie
kunnen leiden. Dit is afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden m.b.t. surveillance.
Tot slot geeft de GGD aan dat voor «BCO-op maat» GGD Contact landelijk geïmplementeerd
moet zijn, zodat snel en effectief aan outbreak management gedaan kan worden. GGD
GHOR en RIVM werken BCO op maat samen uit en zorgen voor implementatie, waarschijnlijk
in de loop van oktober.
GGD Contact
Tot nu toe is GGD Contact door 18 GGD'en in gebruik genomen. De planning is dat alle
GGD'en in de loop van september 2021, als de infectiedruk dit toestaat, GGD Contact
in gebruik hebben genomen ter ondersteuning van het BCO voor de bestrijding van het
COVID-19-virus.
Een evaluatie over de eerste weken laat een positief beeld zien ten aanzien van ondersteuning
van het BCO, de verbetering van de kwaliteit van de informatie in het medisch dossier
en de gebruiksvriendelijkheid van het systeem. Een belangrijke nieuwe mogelijkheid
die GGD Contact biedt, is versneld BCO met de GGD Contact-app. Met de GGD contact-app
kan een met het coronavirus besmet persoon zelf contacten in kaart brengen, hen waarschuwen
en daarnaast advies geven. Vanuit de app kunnen gegevens eventueel gedeeld worden
met de GGD.
Sequencing
De kans blijft bestaan, ondanks de nu dominante Delta variant, dat er ook in Nederlands
andere VOC’s opduiken. Om deze mutaties tijdig te identificeren is er sinds oktober
2020 een kiemsurveillancenetwerk ingericht, waarbij het RIVM wekelijks steekproefsgewijs
de sequentie van positieve COVID-19 monsters analyseert. Verder bepalen de referentielaboratoria
Erasmus MC en RIVM al sinds het begin van de pandemie de sequentie van allerlei positieve
monsters bij uitbraken, inkomende reizigers uit risicogebieden, BCO, andere onderzoeken,
bijzondere diagnostiek, etc. De vraag naar sequencing zal naar verwachting verder
toenemen. RIVM is daarom bezig 16 laboratoria te contracteren om deze sequentie-analyses
uitvoeren voor kiemsurveillance en andere doeleinden. De bijbehorende kosten voor
deze sequentie-analyses zullen bekostigd worden uit het Corona-budget van het RIVM.
Feiten en Cijfers over Testen en Traceren
Tabel 2. Feiten en cijfers Testen en Traceren week 34–36
Indicator
Week 34
Week 35
Week 36
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen (GGD-testlocaties en klinische testen)1, 2
147.154 totaal per week
21.022 gemiddeld per dag
177.695 totaal per week
25.385 gemiddeld per dag
192.556 totaal per week
27.508 gemiddeld per dag
Totaal aantal afg
enomen COVID-19 testen alleen bij de GGD testlocaties, excl. testen van reizigers1
124.992 testen per week
17.856 gemiddeld per dag
155.533 testen per week
22.219 gemiddeld per dag
170.394 testen per week
24.342 gemiddeld per dag
Percentage sneltesten van het totaal aantal afgenomen testen bij de GGD1
8,1%
10,6%
6,1%
Totaal aantal afgenomen testen voor toegang en percentage positief3
97.106 testen per week
0,24% positieven in testen voor toegang
80.438 testen per week
0,23% positieven in testen voor toegang
59.042 testen per week
0,28% positieven in testen voor toegang
Totaal aantal afgenomen testen voor uitgaande reizigers bij GGD-en3
5.138 testen per week
948 testen per week (alleen 30 en 31 augustus)
0 testen per week
Het aantal meldingen positieven en percentage positieve testresultaten3
17.575 meldingen bij het RIVM
16.316 positieven uit de GGD-testlocaties
13,1% positieven in GGD-testlocaties
17.890 meldingen bij het RIVM
16.700 positieven uit de GGD-testlocaties
10,8% positieven in GGD-testlocaties
15.976 meldingen bij het RIVM
15.293 positieven uit de GGD-testlocaties
9,0% positieven in GGD-testlocaties
Percentage mensen met nieuwe klachten dat bereid is zich te laten testen4
33% (meting 24 augustus–30 augustus)
33% (meting 24 augustus 30 augustus)
33% (meting 24 augustus–30 augustus)
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en de testafname1
13,4 uur5
14,3 uur
14,6 uur
Gemiddelde tijd tussen de testafname en testuitslag1
15,4 uur
11,3 uur
16,0 uur
Gemiddelde tijd tussen inplannen testafspraak en testuitslag1
28,8 uur
29,5 uur
30,6 uur
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en testuitslag voor prioritair
testen (zorgpersoneel en onderwijs via GGD-testlocaties)1
23,9 uur
23,6 uur
21,4 uur
X Noot
1
Bron: CoronIT en Dienst Testen lab-uitvraag (14/09/2021).
X Noot
2
Het gaat hier om het totaalaantal COVID-19 testen afgenomen door GGD teststraten en
zorginstellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen).
X Noot
3
Bron: Epidemiologische situatie Nederland, RIVM (14/09/2021).
X Noot
4
Bron: Trendonderzoek RIVM via https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/trendonderzoek/naleving-van-en-dra….
X Noot
5
Doorlooptijden in week 34 kunnen minder accuraat zijn door een technische storing.
13. Vaccinaties
Door te vaccineren kunnen we de samenleving, en kwetsbare mensen in het bijzonder,
zo goed mogelijk beschermen tegen ernstige ziekte en sterfte als gevolg van het coronavirus.
Inmiddels heeft iedereen van 12 jaar en ouder in Nederland de kans gekregen zich te
laten vaccineren tegen COVID-19. Gelukkig hebben heel veel mensen gehoor gegeven aan
de oproep jezelf en zo ook anderen te beschermen. Op dit moment hebben van alle 18-plussers
85,6% minimaal een eerste prik ontvangen en zijn 81,7% volledig gevaccineerd. Van
alle 12-plussers hebben 83,1% minimaal een eerste prik ontvangen en zijn 79,0% volledig
gevaccineerd32 (bron: RIVM). Elke prik telt. Niet alleen ter bescherming, maar ook in het verlagen
van de druk op de (inhaal)zorg. Zodat mensen tijdig de medisch-specialistische zorg
in het ziekenhuis krijgen die nodig zij nodig hebben en niet onnodig lang hoeven te
wachten. Ter illustratie: gemiddeld liggen COVID-19-patiënten gemiddeld 16 dagen op
de IC. Iemand die een openhartoperatie heeft ondergaan, heeft gemiddeld 24 tot 48
uur intensieve zorg nodig. Met een zo hoog en zo homogeen mogelijke vaccinatiegraad
krijgt het coronavirus minder kans om toe te slaan. Ook de komende tijd blijven we
daarom inzetten op het laagdrempelig aanbieden van vaccinaties.
Vaccinatie beschermt goed tegen ziekenhuisopname
Een recent gepubliceerde rapportage van het RIVM (van 27 augustus jl.) laat een hoge
vaccineffectiviteit zien tegen zowel ziekenhuisopname (95%) als noodzaak tot IC-opname
(97%). Uit de analyse blijkt dat de kans om als volledig gevaccineerd persoon met
het coronavirus in het ziekenhuis te worden opgenomen 20 keer kleiner is dan voor
een niet-gevaccineerde. Voor de IC is die kans als volledig gevaccineerde zelfs 33
keer zo klein. Ook het OMT benoemt in het 126e advies dat het overgrote merendeel van de positief geteste en opgenomen COVID-19-patiënten
niet gevaccineerd was. Als mensen die dat kunnen zich laten vaccineren kunnen ze dus
ook een deel van de druk op de zorg wegnemen.
In het RIVM-onderzoek is onderscheid gemaakt in de vaccineffectiviteit per vaccin.
De meeste mensen in Nederland zijn gevaccineerd met het vaccin van BioNTech/Pfizer.
Uit de analyse blijkt dat dit vaccin bij volledig gevaccineerde mensen onder de 70
jaar voor meer dan 98% beschermt tegen ziekenhuis- en IC-opname. Dat betekent dat
de kans op ziekenhuis- en IC-opname voor deze mensen 50 keer kleiner is dan voor niet-gevaccineerde
mensen. Bij het vaccin van Moderna lijkt de effectiviteit tegen ziekenhuisopname wat
lager, maar meer dan 80% en daarmee nog steeds ruim voldoende. Bijna een miljoen mensen
kregen het Moderna-vaccin, waarvan veel mensen uit medische hoogrisicogroepen. Van
mensen met een hoog medisch risico, die bijvoorbeeld een zeer verzwakt immuunsysteem
hebben, is bekend dat de vaccins bij sommige patiënten minder goed kunnen werken.
Dit kan de lagere effectiviteit van het Moderna-vaccin in deze analyse verklaren.
Ook de vaccins van AstraZeneca en Janssen zijn minder vaak toegediend in de vaccinatiecampagne.
Daardoor was de effectiviteit van de vaccins iets minder precies te bepalen in deze
analyses. Wel kan uit deze analyse worden opgemaakt dat alle vaccins goed beschermen
tegen ziekenhuisopname. Tussen 4 april en 20 augustus werden 15.222 mensen met COVID-19
opgenomen in het ziekenhuis. Van deze mensen was 88,0% niet-gevaccineerd, 7,4% deels
gevaccineerd en 4,6% volledig gevaccineerd. De beschikbare vaccins beschermen daarbij
ook goed tegen de deltavariant. Een onderzoek van het RIVM laat zien dat de vaccins
in de periode dat de deltavariant dominant was (4 juli t/m 12 augustus), net zo goed
beschermden tegen ernstige ziekte als in de periode dat de alfavariant dominant was
in Nederland (4 april t/m 29 mei).
In deze analyse zien we geen aanwijzingen dat de effectiviteit van de vaccins in de
eerste maanden na vaccinatie daalt. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat vier maanden
geleden nog maar 1 miljoen mensen volledig gevaccineerd waren. Het RIVM zal daarom
vanaf heden de COVID-19-vaccineffectiviteit tegen ziekenhuis- en IC-opname elke twee
weken monitoren en mij daarover rapporteren.
Verder verhogen vaccinatiegraad
De vaccinatiegraad verhogen heeft de hoogste prioriteit om de risico’s van het virus
te beheersen en de kwetsbaren in onze samenleving te beschermen. Met een vaccinatie
bescherm je immers niet alleen jezelf, maar draag je indirect ook bij aan een betere
bescherming van je sociale omgeving en van de samenleving als geheel. Een zo hoog
en zo homogeen mogelijke vaccinatiegraad is door de opkomst van besmettelijkere virusvarianten,
zoals de deltavariant, alleen nog maar belangrijker geworden. Het coronavirus zal
blijven circuleren, dus als je niet gevaccineerd bent of geen afweer opbouwt na vaccinatie,
moet je altijd rekening houden met de kans op besmetting. Het is niet zozeer de vraag
óf je besmet wordt, maar wanneer. Het OMT onderstreept dan ook het belang van een
hoge vaccinatiegraad, ook in relatie tot de aangekondigde versoepelingen. Een hoge
vaccinatiegraad in alle groepen binnen onze samenleving is volgens het OMT de enige
manier om maatregelen los te kunnen laten zonder dat daarbij toegang tot de zorg belast
wordt. Alleen zo zorgen we ervoor dat de reguliere zorg zonder uitstel mogelijk is
en blijft, en bovenal ook, de kwetsbaren in de samenleving de best mogelijke bescherming
geboden wordt. Het OMT benadrukt dat we door te vaccineren de best mogelijke ringbescherming
creëren voor kwetsbare patiënten die na vaccinatie onvoldoende bescherming tegen ernstige
ziekte opbouwen. Om hen ook de mogelijkheid te geven veilig in de samenleving te participeren
is het van het groot belang dat iedereen die dat kan, zich laat vaccineren. Hoe meer
mensen gevaccineerd zijn, hoe meer we in vrijheid en zorgeloos kunnen leven en samenleven.
Het streven is hierbij volgens het OMT een vaccinatiegraad die vergelijkbaar is met
die van vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma.
Ik vind het ook een opdracht aan alle maatschappelijke sectoren om een verdere verhoging
van de vaccinatiegraad voor elkaar te krijgen. In onderstaande passage ga ik verder
in op de inspanningen die we samen met betrokken partijen leveren om COVID-19-vaccinaties
laagdrempelig aan te blijven bieden en zoveel mogelijk mensen te informeren over het
belang van vaccineren. Het OMT benoemt in dit kader specifiek het verhogen van de
vaccinatiegraad in subgroepen waarin de vaccinatiegraad achterblijft, zoals de groep
jongeren van 12–18 jaar. Daarnaast zal de aandacht ook gericht zijn op die groep ongevaccineerden
in de leeftijdscategorieën die een grotere kans hebben in het ziekenhuis of de IC
terecht te komen.
Inzicht in groepen die zich (nog) niet hebben laten vaccineren
Vanuit het Rijksvaccinatieprogramma is bekend dat 5–9% van de mensen principiële overwegingen
heeft om zich niet te laten vaccineren. Hoewel uit onderzoek van het RIVM naar voren
komt dat de vaccinatiebereidheid tegen COVID-19 hoog is, blijkt uit de vaccinatiecijfers
van het RIVM dat de vaccinatiegraad met name onder jongeren en jongvolwassen achterblijft
ten opzichte van de rest van de populatie. Daarnaast heeft de groep van 50-plussers
weliswaar een relatief hoge vaccinatiegraad (> 80%), maar tegelijkertijd is de kans
op ernstige ziekte door COVID-19 bij 50-plussers wel groter en daarmee ook de kans
op opname in het ziekenhuis of op de IC. Uit andere onderzoeken komt naar voren dat
de vaccinatiegraad niet alleen onder jongeren en jongvolwassen achterblijft, maar
ook bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en bij bevindelijk gereformeerden.
Voor verdere kenmerken wordt op dit moment nader kwalitatief en kwantitatief onderzoek
uitgevoerd. Het gericht stimuleren van vaccinatie vergt vaak een lokale en specifieke
aanpak gericht op de verschillende groepen, en op hun verschillende motieven en belemmeringen.
Interventies waarvan uit andere vaccinatieprogramma’s bekend is dat ze werken worden
hierbij ingezet, bijvoorbeeld het voeren van het gesprek binnen de gemeenschap waar
de persoon deel van uitmaakt en informatievoorziening via vertrouwde sleutelfiguren.
Ook wordt bij ontmoetingsplekken binnen de gemeenschap, zoals een moskee, gevaccineerd.
Daarnaast is er informatie over vaccineren beschikbaar in meerdere talen; deze informatie
wordt via zowel traditionele als sociale mediakanalen beschikbaar gesteld. We analyseren
daarnaast hoe de verdeling binnen deze groepen is en wat de belangrijkste kenmerken
en barrières zijn van deze groepen om daarna aanvullende gerichte acties te kunnen
inzetten.
Dankzij de inspanningen van de GGD’en en andere betrokkenen hebben veel mensen zich
al wel laten vaccineren, maar zoals in bovenstaande alinea is geschetst is er meer
nodig. We komen in een andere fase terecht nu de massacampagne is afgerond en de campagne
gericht op groepen en maatwerk nu de hoofdactiviteit wordt. Dit gaat om de circa 15%
die zich nog niet hebben laten vaccineren. Deze groepen kan je ruwweg onderverdelen
in 3 groepen, zoals weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. Er zijn drie groepen te onderscheiden van mensen die nog niet gevaccineerd
zijn.
De interventies die de GGD’en de afgelopen maanden hebben ingezet, zijn vooral gericht
op doelgroep A: mensen die zich willen laten vaccineren, maar dat om wat voor reden
dan ook nog niet hebben gedaan. Zij ervaren vaak fysieke barrières, die weggenomen
kunnen worden door interventies als prikkenzonderafspraak.nl, de prikbus, de vrije
inloop, pop-up locaties, etc. Daarmee zorgen de GGD’en ervoor dat het daadwerkelijk
laten zetten van de prik zo makkelijk mogelijk wordt gemaakt. Maar ook wordt op doelgroep
B ingezet met duidelijke informatie op meerdere manieren en met meerdere kanalen.
Doelgroep B, de twijfelaars, ervaren meer emotionele, functionele en sociale barrières.
De aanpak «plan je prik» of «prikken zonder afspraak» werkt niet of mogelijk zelfs
averechts bij deze doelgroep. Hetzelfde geldt voor doelgroep C; zij willen (vooralsnog)
geen prik. Ook bij hen spelen emotionele, functionele en sociale barrières, vaak principiële,
en werkt de aanpak gericht op het wegnemen van fysieke barrières niet. Om hun barrières
weg te nemen zijn andere type interventies nodig. Bijvoorbeeld informatie die nog
meer begrijpelijk en toegankelijk is, ruimte voor mensen om vragen te kunnen stellen
en hun zorgen te delen, ruimte om de afweging te maken voor hun eigen persoonlijke
situatie, en gesprekspartners en sleutelpersonen die door hen vertrouwd worden. Daarbij
is het belang van de prik wellicht niet het juiste aanknopingspunt voor gesprek, maar
bijvoorbeeld wel de veiligheid van hun eigen sociale omgeving of het wegnemen van
bepaalde angst. Het RIVM en de GGD’en werken aan de verdere uitwerking hiervan. Hieronder
ga ik in op enkele gerichte acties die in dit kader worden ingezet.
Gerichte acties
Via het project «Verhogen Vaccinatiegraad» – een samenwerking tussen RIVM, GGD’en
en GGD GHOR Nederland – wordt steeds gekeken naar wat de vaccinatiedata ons leren.
Voor de aanpak in het project Verhogen Vaccinatiegraad, wordt gekozen voor een strategie
om mensen te benaderen op momenten dat zij geconfronteerd worden met corona. Een voorbeeld
is wanneer zij een afspraak maken voor een test bij Testen voor toegang of positief
getest zijn door de GGD. Ook wordt met een gerichte campagne prikken zonder afspraak
extra inzet gepleegd in de gebieden waar de vaccinatiegraad achterblijft. Inmiddels
zijn er zo’n 200 locaties waar Nederlanders zonder afspraak terecht kunnen.
Figuur 2. Aantal gevaccineerde mensen door de tijd met start campagne laagdrempelig
vaccineren en einde massacampagne.
In de figuur hierboven is te zien dat de massacampagne voor een eerste prik in de
tweede helft van juli ten einde liep. Dat houdt tegelijkertijd niet in dat we op dat
moment pas zijn begonnen met laagdrempelig vaccineren. Ter illustratie, de eerste
GGD-regio is op 24 mei al gestart met de actie van de prikbus. In onderstaand overzicht
is weergegeven op welke manier op laagdrempelige en fijnmazige wijze wordt ingezet
op het verhogen van de vaccinatiegraad.
Laagdrempelig en fijnmazig vaccineren
Bij het ontwikkelen van interventies om de vaccinatiegraad verder te verhogen werken
we via een tweesporenbeleid om de eerder genoemde doelgroepen (A, B, en C) te kunnen
bereiken. Het eerste spoor is vooral gericht op doelgroep A en de fysieke barrières,
het tweede spoor is gericht op doelgroep B en C en de emotionele, sociale en functionele
barrières. Het RIVM, GGD’en en GGD GHOR Nederland coördineren deze gerichte aanpak,
waarbij samenwerking plaatsvindt met VWS en andere stakeholders. Hierin is het zaak
om te blijven experimenteren, innoveren en uitproberen (trial & error). Een aantal
voorbeelden van landelijke en regionale interventies, gericht op het wegnemen van
verschillende soorten barrières, is hieronder opgenomen.
Type barrière
Voorbeeld
Voorbeeld interventies
Fysieke barrière
Afstand tot een priklocatie, informatie in meerdere talen beschikbaar, aandacht voor
laaggeletterdheid
Er lopen meerdere interventies: Inzet prikbussen en pop-up locaties in meerdere regio’s,
verruimde openingstijden locaties in meerdere regio’s, prikken zonder afspraak (landelijk
initiatief), aparte aanpak mensen met allergische reacties, filmpjes in meerdere talen
beschikbaar
Met onderwijskoepels zijn afspraken gemaakt over voorlichting, vaccinatie en bron-
en contactonderzoek op onderwijs instellingen. In navolging van de WO- en HBO-koepels
is nu ook met de MBO-raad afgesproken om het contact tussen instellingen en GGD-regio’s
te stimuleren. De meeste regio’s hebben al afspraken gemaakt met MBO-instellingen.
Emotionele barrière
Wantrouwen of boosheid jegens de overheid, prikangst
Speciale prikmomenten bij de GGD voor mensen met prikangst (meerdere regio’s), beschikbaarheid
betrouwbare informatie bijvoorbeeld op www.jouwggd.nl (jongeren), samenwerking zorgprofessionals (allen landelijk)
Sociale barrière
Geloofsovertuiging, Gebrek aan sociale druk
Gespreksvoering via sleutelfiguren in gemeenschap; lokale aanwezigheid artsen bijvoorbeeld
bij gebedshuizen, op de markt, bij het buurthuis, bij (alternatieve) voedselbanken,
samenwerking met lokale organisaties (bijvoorbeeld Inclusia) om migranten doelgroepen
te bereiken
Functionele barrière
Onzekerheid over lange termijn effecten van vaccins, gebrek aan urgentie besef
Aangaan dialoog middels sleutelfiguren, maatwerk informatievoorziening, lespakketten
(jongeren), speciale informatie voor zwangeren (verspreiding via landelijke bladen),
informatieverstrekking GGD/VWS/RIVM via meerdere kanalen, in meerdere talen, filmpjes
van GGD artsen via sociale mediakanalen
Doorgaan, opstarten en monitoren effecten interventies voor doelgroep A en B
GGD’en, het RIVM, VWS en waar relevant het CBS, werken nauw samen om het effect van
interventies, beleid en andere variabelen op de vaccinatieopkomst en -graad te monitoren.
Wekelijkse afstemming en duiding van de data en nieuw verkregen inzichten biedt aan
alle betrokken partijen handvatten om constant te evalueren wat wel of niet effect
heeft. Zo kan worden gekozen om met bepaalde interventies door te gaan, deze breed
op te schalen en wijd te delen, of om juist focus en inzet elders te richten.
Inzet tijdelijke vaccinatielocaties
Met de inzet van prikbussen en het gebruik van (tijdelijke) pop-up locaties wordt
ingezet op het verlagen van de (fysieke) drempel voor vaccinatie én op het verstrekken
van informatie om een weloverwogen keuze te kunnen maken voor vaccinatie. Voor de
tijdelijke locaties wordt nu ingezet op doorstroomlocaties. Dit zijn bijvoorbeeld
leegstaande panden in winkelgebieden. Daarnaast lopen verkennende gesprekken met grote
winkelketens, voor het in nabijheid plaatsen van prikbussen. Deze tijdelijke locaties
zijn georiënteerd op de achterblijvende doelgroepen. Voor deze groep is gebleken dat
het minimaliseren van fysieke barrières, zoals in dit geval het beperken van de reistijd,
bij kan dragen aan het verhogen van de vaccinatiegraad.
Prikken zonder afspraak & vrije inloop
Via de website www.prikkenzonderafspraak.nl kunnen mensen kijken waar ze in hun omgeving terecht kunnen om direct, zonder afspraak,
een vaccinatie te halen, wat bijdraagt aan het verhogen van de vaccinatieopkomst.
Dit gebeurt door het prikbus-initiatief en andere locaties die vaccineren zonder afspraak
aanbieden (vrije inloop) te verspreiden en vergroten. Deze vrije inloop bereikte op
11 september een piek van ruim vijfduizend prikken op één dag. Met een groeiend aandeel
is vrije inloop op dit moment goed voor zo’n veertig procent van alle eerste prikken.
Van de bijna twintigduizend prikken per dag de afgelopen week, waren ongeveer zevenduizend
eerste prikken en daarvan 2.800 via vrije inloop.
Vaccinatiegraad onder 50-plussers
De vaccinatiegraad van de doelgroep 50–65-jarigen zit tussen 80–86%. Maar zoals hierboven
aangegeven is het van belang dat de vaccinatiegraad ook in deze groep hoger wordt
vanwege de verhoogde kans op een ernstige ziekte door COVID-19 en ziekenhuisopname.
Tijdens het debat van 18 augustus jl. heeft het lid Paternotte (D66) voorgesteld om,
net als in Denemarken de groep van 50-plussers die nog niet (volledig) gevaccineerd
zijn, na te bellen. Ik heb deze mogelijkheid onderzocht. Vanwege privacywetgeving
is dit echter niet mogelijk. Het registreren, verzamelen en opvragen van de vaccinatiestatus
van mensen zijn allemaal verwerkingen van bijzondere persoonsgegevens.
Omdat het voor de 50-plussers van belang is dat de vaccinatiegraad verder toeneemt,
zet ik alles op alles om dit verder onder de aandacht te brengen. De aanpak van het
RIVM richt zich op leren van de praktijk, data-gedreven onderzoek en een ontwerpaanpak
op de korte termijn. Door ongevaccineerden uit deze groep te bevragen kan een beeld
worden gevormd over hun motivaties om zich niet te laten vaccineren. Deze informatie
kan helpen bij het uitdenken van de juiste aanpak, het kanaal en de boodschap. Door
dit ook direct te vertalen in interventies kan inzicht en effect gecombineerd worden.
Vaccineren van jongeren: voorlichting en informatie in het onderwijs
In de Kamerbrief van 13 augustus jl. heb ik aangegeven dat met het nieuwe studiejaar,
de verschillende scholen en onderwijsinstellingen in samenwerking met de GGD-regio’s
zich richten op het geven van voorlichting en informatie over vaccinatie. Veel GGD-regio’s
zijn volop bezig met deze campagne. De focus ligt op het informeren en voorlichten
van studenten en scholieren. GGD GHOR Nederland heeft wekelijks gesprekken met de
onderwijskoepels. Hier worden signalen uitgewisseld en knelpunten aangepakt.
Tijdens de introductieweken van het hoger onderwijs hebben verschillende GGD-regio’s
naast voorlichting en informatieverstrekking, in sommige situaties ook prikbussen
en pop-up locaties ingezet. Dit heeft tot een wisselend beeld geleid, er zijn GGD-regio’s
die enthousiast waren over de opkomst, in andere regio’s werd minder gebruik gemaakt
van de prikbus. De samenwerking blijft bestaan en de GGD-regio’s blijven inspanningen
leveren in het hoger onderwijs op het gebied van voorlichting en aanbieden van laagdrempelig
vaccineren.
Voor het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs zijn met partijen uit
de sector nieuwe versies van de servicedocumenten33 vastgesteld. Hierin wordt aangegeven dat vaccinatie een cruciaal onderdeel in de
strategie blijft om het coronavirus te bestrijden. De instellingen gaan actief in
overleg met de GGD-regio’s over de inzet van «prikbussen» bij de onderwijslocaties.
Daarnaast informeren de onderwijsinstellingen studenten over de mogelijkheden die
er zijn om zich – eventueel zonder afspraak via www.prikkenzonderafspraak.nl – te laten vaccineren.
In het voortgezet onderwijs hebben de scholenteams van de regionale GGD’en goed contact
met de scholen. In samenspraak met de scholen kunnen GGD-medewerkers voorlichting
en informatie geven op scholen. Daarbij kunnen ze ook ingaan op vragen van scholieren.
Zij kunnen verwijzen naar priklocaties waar leerlingen zich laagdrempelig (zonder
afspraak, maar liefst met ouders) kunnen laten vaccineren.
Daarnaast heb ik het onafhankelijke Nederlands Instituut voor de Biologie (NIBI) een
lesmodule laten ontwikkelen met onder andere informatie over vaccins, de werking en
ontwikkeling van een vaccin en de eigen keuze die iedereen vanaf 12 jaar heeft om
zich te laten vaccineren. De lesmodule is te vinden op www.lerenovervaccineren.nl en wordt actief bij scholen onder de aandacht gebracht via de nieuwsbrief vanuit
het Ministerie van OCW. De lesmodule is door iedere docent te gebruiken. De verwachting
is dat met deze inzet de vaccinatiegraad onder tieners nog verder zal toenemen.
Mobiliseren maatschappelijk veld
Naast het doorgaan, opstarten en monitoren van de effecten van interventies voor doelgroep
A en B (spoor 1), werkt de GGD parallel aan het opstarten van nieuwe communicatie
voor de resterende doelgroepen (spoor 2). Doelgroepen B en C zijn de groepen waarvan
de vaccinatiegraad achterblijft bij het landelijk gemiddelde van 85%. Onder de 60-minners
(geboortejaren 1961–2008) is de vaccinatiegraad gemiddeld onder de 70%. Om de vaccinatiegraad
in deze groepen ook verder te verhogen, is een aanvullende aanpak nodig gericht op
de emotionele, functionele en sociale barrières die deze groepen ervaren. De interventies
zullen gericht zijn op alle segmenten die nu achterblijven; 50-plussers, jongeren,
migranten, etc. Hierbij moeten we zoveel mogelijk aansluiten op de motivaties die
in deze doelgroepen leven. Dit wordt door RIVM en GGD GHOR Nederland verder uitgewerkt
maar een ding is al duidelijk, hiervoor is een breder maatschappelijk debat nodig.
Vooralsnog is de overheid hoofdzakelijk bron van informatie, debat en bericht geweest.
De overheid heeft grotendeels de verantwoordelijkheid van het maatschappelijke debat
gedragen, waar het juist ten goede van het debat zou komen als het daadwerkelijk maatschappelijk
zou zijn, dit wil zeggen: waarin de maatschappij breder participeert. Voor het succesvol
neerzetten van de aankomende acties wordt ook gekeken naar nieuwe afzenders/boodschappers.
Daarbij is de rol van andere maatschappelijke partijen bij het bereiken van doelgroep
B en C noodzakelijk.
Uitvoering vaccinatieoperatie voor specifieke doelgroepen
Uitbreiding programma vaccineren zeevarenden
Ik heb in mijn brief van 11 mei jl.34 aangekondigd dat medio juni gestart zou worden met het vaccineren van zeevarenden
die varen op Nederlands gevlagde schepen en schepen onder Nederlands beheer. Het Janssen-vaccin
is beschikbaar gesteld voor deze doelgroep. De kosten voor de logistieke organisatie
en de feitelijke vaccinatie worden gedragen door het private programma dat de Koninklijke
Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) hiervoor heeft opgezet. Op 2 augustus jl.
is het huidige programma van de KVNR met een pilot gestart in de Port of Rotterdam om gedurende één maand ook zeevarenden die niet onder Nederlandse vlag varen te vaccineren.
Hiervoor zijn 10.000 Janssen-vaccins beschikbaar gesteld. De pilot is voorspoedig
verlopen. Per 1 september is het programma van de KVNR dan ook verder uitgebreid naar
drie andere Nederlandse havens (Delfzijl, Port of Amsterdam en Vlissingen-Terneuzen). Met deze uitbreiding maken we het mogelijk dat bemanningen
op zeeschepen zo volledig mogelijk beschermd zijn. Vaccineren van zeevarenden voorkomt
ook dat zij tegen reisbeperkingen aanlopen die het proces van wereldwijde bemanningswisselingen
verder compliceren.
Inzet apothekers bij vaccineren
In het debat van 18 augustus jl. heeft het lid Paternotte (D66) voorgesteld om apothekers
in te zetten bij het vaccineren. Er wordt door GGD’en al ingezet op laagdrempelig
vaccineren met mobiele prikunits en vrije inloop. Apothekers zijn in Nederland niet
bevoegd om vaccins te plaatsen bij mensen. Dit is een voorbehouden handeling geregistreerd
onder de wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG). Ik heb wel aan GGD GHOR Nederland
gevraagd of zij de GGD-regio’s kunnen vragen of een pilot gestart kan worden waarbij
een prikbus bij een apotheek geplaatst kan worden.
Thuisvaccinatie
Niet iedereen is in staat om naar de GGD-vaccinatielocatie te komen. Voor de groep
mensen die niet mobiel zijn en thuis wonen, hebben we Thuisvaccinatie gevraagd om
deze mensen te vaccineren. De huisartsen kunnen deze mensen aanmelden. Daarnaast bestaat
nog steeds de mogelijkheid voor huisartsen, om bij een GGD-vaccinatiestraat een opgetrokken
spuit met vaccin te halen en dit toe te dienen bij de eigen patiënten thuis. Daarnaast
hebben verschillende GGD-regio’s ook hun medewerkers ingezet om deze thuiswonende
groep mensen gevaccineerd te krijgen. Er worden nog steeds nieuwe mensen aangemeld
voor thuisvaccinatie, waarmee de inspanningen om iedereen gevaccineerd te krijgen
nog steeds voortgang vinden.
Extra vaccindosis voor specifieke groepen en advies boostervaccinatie
De afgelopen periode zijn verschillende berichten verschenen over boostervaccinaties
en het geven van extra vaccinaties aan mensen met een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem.
Zoals ook het ECDC in een rapport aangeeft dat op 1 september jl. is verschenen, is
het belangrijk onderscheid te maken tussen (1) een additionele vaccindosis als onderdeel
van de primaire vaccinatieserie bij een selecte groep patiënten met een ernstig gecompromitteerd
immuunsysteem; en (2) een boostervaccin bij mensen bij wie de immuniteit tegen SARS-CoV-2
na een primaire vaccinatieserie afneemt. In mijn brief van 13 augustus jl. heb ik
aangegeven dat het RIVM samen met medisch specialisten onderzoekt voor welke selecte
groepen ernstig immuungecompromitteerde patiënten het zinvol kan zijn om een derde
vaccinatie toe te voegen aan de vaccinatieserie. Daarnaast heb ik de Gezondheidsraad
gevraagd te adviseren over een boostervaccinatie tegen COVID-19 voor de algemene populatie.
De Gezondheidsraad heeft dit advies, «Boostervaccinatie tegen COVID-19», op 14 september
uitgebracht. Hierin gaat de Gezondheidsraad in op zowel een derde prik voor specifieke
groepen patiënten, als een boostervaccinatie voor de overige bevolking.
Derde prik voor specifieke patiënten met een ernstig verzwakt immuunsysteem
Mensen bij wie het immuunsysteem minder goed functioneert door een onderliggende aandoening
of door afweeronderdrukkende medicijnen, lopen een hoger risico op ernstige ziekte
als zij besmet raken met het coronavirus. Deze groep is daarom ook met prioriteit
gevaccineerd tegen COVID-19.
Gelukkig werken de vaccins bij veel kwetsbare patiënten goed. Zo blijkt uit eerste
onderzoeksresultaten van het Amsterdam UMC en bloedbank Sanquin dat specifieke patiëntgroepen
die afweeronderdrukkende medicijnen gebruiken goed reageren op twee vaccinaties tegen
COVID-19. Zij bouwen na vaccinatie een goede antistofrespons op. Er zijn echter ook
patiënten die geen of een onvoldoende immuunrespons opbouwen. Dat beeld komt naar
voren uit studies die door verschillende ziekenhuizen35 zijn uitgevoerd naar de werking van de COVID-19-vaccins bij patiënten met een immuunstoornis,
kanker, of transplantatie. Ook de Gezondheidsraad geeft in het advies aan dat een
kleine groep patiënten geen of onvoldoende immuunrespons hebben tegen SARS-CoV-2 na
vaccinatie. Met een extra vaccindosis zou de immuunrespons van deze patiënten verhoogd
kunnen worden.
Het is niet van tevoren te voorspellen voor elke individuele patiënt of sprake is
van een verminderde respons na vaccinatie, maar er zijn groepen van patiënten bij
wie dat vaker kan optreden. Daarom heeft het RIVM de afgelopen weken met een werkgroep
van medisch specialisten bekeken voor welke groepen ernstig immuungecompromitteerde
patiënten het zinvol kan zijn een extra COVID-19-vaccindosis te krijgen als onderdeel
van de primaire vaccinatieserie. Deze Werkgroep COVID-19 vaccinatie voor immuungecompromitteerde patiënten, met vertegenwoordigers van de relevante medische beroepsverenigingen, is gevraagd
om een inhoudelijk advies uit te brengen dat gemandateerd is door de vereniging van
de betreffende medisch (sub)specialismen. Volgens het advies van het RIVM en deze
werkgroep dient een groep van ongeveer 200.00–400.000 patiënten vanaf 12 jaar in aanmerking
te komen voor een derde prik. Zie hiervoor onderstaand overzicht.
Patiëntengroepen voor wie een extra vaccindosis wordt geadviseerd*
• Na orgaantransplantatie
• Na beenmerg- of stamceltransplantatie (autoloog of allogeen)*
• Patiënten die behandeling voor een kwaadaardige hematologische aandoening ondergaan
of recent hebben ondergaan, waaronder CAR-T cel therapie*
• Alle patiënten met een hematologische maligniteit waarvan bekend is dat dit geassocieerd
is met ernstige immuundeficiëntie (bijv. chronische lymfatische leukemie, multiple
myeloom, ziekte van Waldenström)*
• Alle patiënten met een solide tumor die minder dan 3 maanden voor hun COVID-19 vaccinaties
chemotherapie en/of immune checkpoint inhibitors toegediend kregen (indien die data
ontbreekt, hanteer dan behandeling vanaf 1 januari 2021)
• Alle nierpatiënten, die door een specialist gecontroleerd worden, met eGFR <30ml/min^1.73m2
met immunosuppressiva
• Alle dialysepatiënten
• Personen met primaire immuundeficiëntie waarbij hun specialist dat geïndiceerd vindt**
• Patiënten die behandeld worden met de volgende immunosuppressiva:
o B-cel depleterende medicatie: anti-CD20 therapie, zoals Rituximab, Ocrelizumab
o Sterk lymfopenie-inducerende medicatie: Fingolimod (of soortgelijke S1P agonisten),
Cyclofosfamide (zowel pulsen als hoog oraal)
o Mycofenolaat mofetil in combinatie met 1 of meerdere andere immunosuppressiva
* Indien hiervoor onder behandeling of in de afgelopen 2 jaar hiervoor onder behandeling
geweest
** Volgens gedefinieerde lijst met indicaties door NIV
De verwachting is dat een deel van deze mensen na een derde vaccinatie wel voldoende
antistoffen kan aanmaken. Ook de Gezondheidsraad vindt dat een aantal patiëntengroepen
daarom met hoge prioriteit in aanmerking zou moeten komen voor zo’n additionele dosis.
Ik neem beide adviezen – van RIVM en de GR – over.
i. Uitvoering derde vaccindosis voor patiënten met een ernstig verzwakt immuunsysteem
Het is de bedoeling dat deze groepen patiënten vanaf oktober een extra vaccinatie
bij de GGD kunnen ontvangen. De ziekenhuizen zijn bereid gevonden de ernstig immuungecompromitteerden
die in aanmerking komen voor een 3e prik te selecteren en uitnodigen om bij de GGD een 3e prik te halen. We zijn in gesprek met de ziekenhuizen over de hoogte van het tarief.
De betreffende groep patiënten ontvangt een uitnodiging via hun ziekenhuis/medisch
specialist, waarmee zij via een speciaal telefoonnummer een afspraak kunnen maken
voor een vaccinatie bij de GGD. De ziekenhuizen sturen met een spreiding van enkele
weken de uitnodiging naar hun patiënten. Toediening van de derde dosis kan vanaf 28
dagen na de laatste vaccinatie. Er moet nog worden onderzocht welke bijdrage deze
derde prik kan leveren aan het beter beschermen van deze groep. Het RIVM houdt dit
uiteraard goed in de gaten.
ii. Internationale context
Ook in de nieuwste publicatie van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
(ECDC) van 1 september jl., over het aanbieden van additionele COVID-19-vaccindoses,
wordt ook benoemd dat aanvullende doses als onderdeel van een basisvaccinatiereeks
overwogen zouden moeten worden mensen met een ernstig verzwakt immuunsysteem. Het
ECDC geeft aan dat uit diverse onderzoeken blijkt dat voor deze patiëntengroepen de
immuunrespons kan toenemen na een additionele dosis en dat deze deel zou moeten uitmaken
van de primaire vaccinatieserie. Verschillende landen hebben reeds aangekondigd dat
zij een derde vaccinatie gaan aanbieden aan specifieke groepen van ernstig immuungecompromitteerde
patiënten, waaronder de Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Oostenrijk
en België.
iii. Registratie/DCC extra vaccindosis voor mensen met een ernstig verzwakt immuunsysteem
In het verlengde van het aanbieden van aanvullende vaccindoses voor mensen met een
ernstig gecompromitteerd immuunsysteem, speelt ook de vraag op welke wijze geregistreerd
wordt ten behoeve van het afgeven van een Digitaal Corona Certificaat (DCC) of Coronatoegangsbewijs.
De komende weken zal dit aspect – onder meer rekening houdend met gesprekken die hierover
gaande zijn in Europees DCC-verband – nader worden vormgegeven. Inzet hierbij is dat
deze groep geen reisbeperkingen ondervindt en hun privacy wordt gerespecteerd.
Boostervaccinatie voor overige bevolking
In het advies «Boostervaccinatie tegen COVID-19» heeft de Gezondheidsraad gekeken
naar de noodzaak van een boostervaccinatie voor de algemene populatie. Uitgangspunt
daarbij is de bijdrage die een boostervaccinatie zou kunnen leveren aan de primaire
doelstelling van de COVID-19-vaccinatiestrategie: het voorkomen van ernstige ziekte
en sterfte door COVID-19. Uit analyses van het RIVM, die ik ook eerder in deze brief
heb benoemd, blijkt dat de in Nederland gebruikte vaccins voor respectievelijk 95%
en 97% beschermen tegen ziekenhuisopname en opname op de IC. De Gezondheidsraad heeft
deze analyses betrokken bij het advies en constateert op basis hiervan dat de beschikbare
COVID-19 vaccins vooralsnog een onverminderd hoge bescherming tegen ernstige ziekte
en sterfte bieden. Daarom acht de Gezondheidsraad een boostervaccinatie op dit moment
niet noodzakelijk.
De Gezondheidsraad benoemt ook dat er nadelen verbonden zijn aan het aanbieden van
een boostervaccinatie wanneer dat niet strikt noodzakelijk is. De raad geeft aan dat
beschikbare vaccins op dit moment beter ingezet kunnen worden voor het verder verhogen
van de primaire vaccinatiegraad, in Nederland en in de rest van de wereld. Een hoge
en homogene vaccinatiegraad biedt nog altijd de beste bescherming tegen ernstige ziekte
en sterfte, doordat hiermee nieuwe uitbraken van het virus worden teruggedrongen en
de opkomst van nieuwe virusvarianten zoveel mogelijk wordt voorkomen. Ook de WHO benadrukt
het belang van een hoge vaccinatiegraad wereldwijd.
De Gezondheidsraad sluit echter niet uit dat op termijn wel een boostervaccinatie
nodig zal zijn. Het is daarom verstandig om wel te anticiperen op afnemende bescherming
van de primaire COVID-19-vaccinatieserie en rekening te houden met een boostervaccinatie
voor bepaalde groepen in de samenleving. De Gezondheidsraad schrijft dat de oudste
leeftijdsgroepen in aanmerking zouden moeten komen voor een eventuele boostervaccinatie.
Ook adviseert de Gezondheidsraad de opnamedata van de ziekenhuizen, de situatie in
de verpleeghuizen en studies in het buitenland doorlopend te monitoren. Mocht er een
daling in bescherming geconstateerd worden, dan kan snel gehandeld worden. Daarbij
is het de verwachting dat mocht een daling inzetten, dit stapsgewijs gaat waarmee
de start van de boostercampagne op tijd kan worden gerealiseerd.
Ik neem het advies van de Gezondheidsraad over. Ik heb het RIVM gevraagd de vaccineffectiviteit
zorgvuldig en doorlopend te monitoren, mij daar elke twee weken over te rapporteren
en de ontwikkelingen in de ziekenhuizen en verpleeghuizen te volgen. Ook zullen nieuwe
gegevens uit het buitenland over afname van de vaccineffectiviteit tegen ernstige
ziekte worden meegewogen bij het bepalen van het juiste moment voor een boostervaccinatie
in Nederland. In het geval de bescherming van de vaccins onverhoopt afneemt, moeten
we snel kunnen starten met een boostervaccinatie. Ik heb het RIVM in dit kader gevraagd
in samenspraak met relevante uitvoerende partijen de eerste voorbereidingen voor een
boostercampagne te starten. De GGD is beoogd als primaire uitvoerder voor de boostercampagne,
ook zullen andere partijen betrokken zijn.
Vaccinatie van mensen met een allergische reactie na de eerste prik
Binnen de uitvoering van de vaccinatiestrategie is eerder dit jaar een aparte route
ingericht om mensen met een (mogelijke) allergische reactie te kunnen vaccineren onder
toezicht van een allergoloog in het ziekenhuis. Dit kan momenteel bij zes ziekenhuizen.
Vanwege het hoge aantal verwijzingen in de systemen van deze ziekenhuizen (inmiddels
zo’n 1.500) heeft de Nederlandse Vereniging voor Allergologie en Klinische Immunologie
(NVvAKI) een verzoek ingediend om extra vaccins beschikbaar te stellen en extra capaciteit
te organiseren bij ziekenhuizen. Daarnaast is een grote groep mensen met een allergische
reactie op de eerste prik door de GGD verwezen naar de allergoloog. Voornemen is om
zo snel mogelijk te kunnen starten met het uitbreiden van de capaciteit, zodat ook
deze groep (circa 8.500 wachtenden) snel hun tweede vaccinatie kan ontvangen.
Het Ministerie van VWS verkent op dit moment in overleg met ziekenhuizen en zorgverzekeraars
hoe te komen tot een volledig kostendekkende en uitvoerbare werkwijze. Uitgangspunt
is dat kosten die gemaakt worden, vergoed worden voor deze aanbieders.
Leveringen en donaties
We hebben in Nederland op het punt bereikt dat iedereen (van 12 jaar en ouder) die
dat wilde in de gelegenheid is geweest om een vaccinatie tegen COVID-19 te krijgen.
Tegelijkertijd hebben veel mensen in andere landen, waaronder kwetsbare groepen zoals
ouderen en mensen uit medische risicogroepen, vaak nog geen vaccin kunnen krijgen.
Het is van groot belang om wereldwijd mensen met een met een hoger risico op ernstige
ziekte en sterfte als gevolg van COVID-19 zo spoedig mogelijk een vaccinatie te kunnen
geven. Een snelle en eerlijke verdeling van coronavaccins is niet alleen belangrijk
vanuit het oogpunt van internationale solidariteit. Wereldwijde beschikbaarheid van
vaccins is ook de enige manier om het coronavirus wereldwijd onder controle te krijgen.
Het virus kent immers geen grenzen en ongecontroleerde verspreiding van infectie kan
ervoor zorgen dat steeds nieuwe virusvarianten ontstaan, die ook Nederland kunnen
bereiken. Daarom heeft Nederland tijdens de laatste G20-bijeenkomst in Italië bevestigd
bij te dragen aan een eerlijke en effectieve verdeling van vaccins over de wereld.
Dit is al sinds het begin onderdeel van de aanpak van het kabinet.
Als de verschillende vaccins worden geleverd zoals gepland, kunnen we nog dit jaar
20 tot 25 miljoen vaccins doneren. De hoofdroute hiervoor is COVAX. Bedoeling is een
standaard donatieproces in te richten waarmee donatie door Nederland aan COVAX direct
vanuit de fabriek mogelijk wordt. Een zorgvuldige juridische voorbereiding van dit
proces vergt tijd omdat het volledig met de producenten moet worden afgestemd. De
komende weken vinden vanuit verschillende EU-lidstaten nog onderhandelingen met producenten
plaats. Als de juridische hobbels genomen zijn is de verwachting dat het standaard
donatieproces zal leiden tot efficiënt en regelmatig transport rechtstreeks vanuit
de producent naar COVAX. Vaccins die al aan Nederland geleverd zijn en zich in de
centrale opslag bevinden, kunnen bilateraal worden gedoneerd. De afgelopen weken zijn
ruim een miljoen vaccins vervoerd naar Jakarta, waar ze hard nodig zijn bij het bestrijden
van de pandemie. De komende periode zullen, zoals eerder toegezegd door Minister Kaag,
nog minstens 2 miljoen vaccins aan Indonesië worden gedoneerd. Eerder zijn vaccins
gedoneerd aan onder andere Kaapverdië, Namibië en Suriname.
Leveringen per 13 september
Hieronder staat het meest recente leveringsoverzicht. De leveringen van Moderna en
AstraZeneca zijn op dit moment gepauzeerd en zullen als deze weer op gang komen voor
een belangrijk deel direct worden gedoneerd aan COVAX. De leveringen van Janssen verlopen
nog altijd moeizaam. De leveringen van Novavax worden niet voor 2022 verwacht en zijn
nog afhankelijk van het oordeel van het EMA. Het kabinet heeft verder besloten het
vaccin van Sanofi niet af te nemen. Belangrijkste overwegingen hierbij zijn het feit
dat Nederland met Novavax reeds een eiwit-vaccin in portefeuille heeft en dat we verwachten
het Sanofi-vaccin ook qua volume niet nodig te hebben voor een mogelijke vaccinaties
in 2022 en of 2023.36
Tabel 3. Indicatie verwachte leveringen op weekbasis per 13 september 2021
Weeknummer
BT/Pfizer
Moderna
AstraZeneca
Janssen
Totaal
1 (04/01)
123.825
123.825
2
154.050
13.200
167.250
3
92.430
92.430
4
191.880
19.200
211.080
5 (01/02)
159.120
72.000
231.120
6
159.120
38.400
86.400
283.920
7
193.050
146.400
339.450
8
200.070
72.000
134.900
406.970
9 (01/03)
208.260
196.800
405.060
10
218.790
86.400
305.190
11
218.790
96.000
40.800
355.590
12
326.430
40.800
367.230
13 (29/03)
326.430
145.200
391.200
862.830
14
487.890
50.400
538.290
15
487.890
121.200
129.600
79.200
817.890
16 (19/4)
487.890
69.600
38.400
0
595.890
17 (26/04)
680.940
79.200
580.800
66.000
1.406.940
18
651.690
115.200
0
0
766.890
19
651.690
115.200
117.600
72.000
956.490
20
651.690
115.200
96.000
96.000
958.890
21(24/05)
651.690
115.200
0
223.200
990.090
22
1.019.070
115.200
508.800
156.000
1.799.070
23
903.240
115.200
151.200
84.000
1.253.640
24
904.410
122.400
188.300
54.000
1.269.110
25 (21/06)
1.136.070
129.600
0
72.000
1.337.670
26
1.138.410
152.400
558.600
319.200
2.168.610
27
628.290
174.000
187.200
86.400
1.075.890
28 (12/07)
628.290
0
(on hold)1
0
628.290
29
628.290
174.000
(on hold)1
0
802.290
30 (26/07)
629.460
206.400
(on hold)*1
124.800
960.660
31
643.500
288.000
(on hold)1
0
922.500
32 (09/08)
643.500
442.800
(on hold)1
0
1.086.300
33
665.730
484.800
(on hold)1
0
1.150.530
34
658.710
0
(on hold)1
0
994.710
35 (30/08)
645.840
385.200
(on hold)1
0
1.031.040
36
634.140
584.400
(on hold)1
(on hold)1
0
1.289.540
37
409.500
584.400
(on hold)1
(on hold)1
86.400
1.080.300
38
414.180
584.400
(on hold)1
(on hold)1
nnb
998.580
39 (27/09)
1.440.270
559.200
(on hold)1
(on hold)1
nnb
1.999.470
X Noot
1
On hold houdt in dat we de producent hebben gevraagd de leveringen van de vaccins
niet in Nederland uit te leveren, maar vooralsnog in eigen opslag vast te houden.
Registratie
Zoals ik in de afgelopen Kamerbrieven heb uiteengezet vindt het registreren van vaccinatiegegevens
primair in de bronsystemen plaats. Deze informatie wordt alleen gedeeld met het COVID-vaccinatie
Informatie- en Monitoringsysteem (CIMS) van het RIVM indien hiervoor toestemming is
verleend. Daarnaast worden geanonimiseerde gegevens gebruikt (procesinformatie) voor
monitoring door het RIVM van het vaccinatieprogramma. CIMS is gekoppeld aan in totaal
28 bronsystemen.
Inmiddels is het merendeel van de vaccinatiegegevens door uitvoerende partijen aangeleverd
aan het RIVM. Voor ongeveer 3% van de vaccinatiegegevens zijn nog verdere acties nodig
om de kwaliteit verder op orde te krijgen. Denk hierbij aan het verwijderen van dubbele
registraties en de verwerking van de groep heteroloog gevaccineerden. De aanlevering
van vaccinatiegegevens van huisartsen, GGD’en en ziekenhuizen aan CIMS is op orde.
Op dit moment vinden de voorbereidingen van het registeren in CIMS van de vaccinaties
gezet in vaccinstudies en van in het buitenland gezette vaccinaties van in Nederland
woonachtige geregistreerde personen plaats.
De afgelopen periode heeft de taskforce in opdracht van het RIVM – samen met koepelorganisaties
en softwareleveranciers – zich ingezet om de registratie in CIMS van huisartsen en
instellingen te bevorderen. Inmiddels verloopt de aanlevering van vaccinatiegegevens
aan het RIVM van mensen die toestemming hebben gegeven (gepersonaliseerde data) over
het algemeen, met uitzondering van een deel van de instellingen, goed. De berekende
afgegeven opt-in ligt gemiddeld rond de 93%.
CIMS is nagenoeg up-to-date als het gaat om de vaccinatiegegevens aangeleverd door
huisartsen van mensen die hiervoor toestemming hebben gegeven. Ook het aanleveren
van geanonimiseerde data (procesinformatie) door huisartsenpraktijken aan het RIVM
is goed ingeregeld en daarmee ook eveneens nagenoeg compleet. Dit succesvolle resultaat
was niet mogelijk zonder de inspanningen van koepelorganisaties en betrokken softwareleveranciers
als het gaat om communicatie en ondersteuning, en het daadwerkelijk registreren door
huisartspraktijken.
We zien verder bij meer instellingen dat zij vaccinatiegegevens van mensen die hiervoor
toestemming hebben gegeven (gepersonaliseerde data) zijn gaan aanleveren. De procesdata
heeft de afgelopen periode een stijging laten zien, maar is desondanks nog niet volledig.
CIMS is wat betreft de instellingen dus niet volledig, de schatting is dat zo’n 12%
nog ontbreekt. Dat gaat om ongeveer 165.000 prikken. Gelet op het totaal aantal gezette
prikken (ruim 23 miljoen) is dit in verhouding een relatief klein percentage van ontbrekende
registraties in CIMS (circa 1,9%).
Als sluitstuk van dit traject zal het RIVM nader onderzoeken of de procesinformatie
een nieuwe en betere databron kan zijn voor het bepalen van het aantal gezette aantal
prikken en daarmee de vaccinatiegraad. Op dit moment wordt data van de GGD, samen
met schattingen op basis van uitrijcijfers voor andere uitvoerders, gebruikt voor
de bepalen van de landelijke vaccinatiegraad.
Datakoppeling Ziekenhuisdata (CIMS) – CBS Microdata
Afgelopen Kamerbrief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de lopende verkenning van een
structurele uitbreiding van de effectiviteitsmonitor met daarin de vaccinatiestatus
van COVID-19 patiënten in het ziekenhuis. Dit naar aanleiding van de motie van het
lid Kuzu (Kamerstuk 25 295, nr. 1349) waarin om meer informatie gevraagd werd aangaande de vaccinatiestatus van coronapatiënten
in de ziekenhuizen. Inmiddels heeft het RIVM op vrijdag 27 augustus, op basis van
de vaccinatie- en opnamegegevens, de eerste onderzoeksresultaten gepresenteerd (zie
kopje «Bescherming door vaccinatie op ziekenhuisopname»).
Tijdens het debat van 18 augustus heb ik de Kamer geïnformeerd over het gebruik van
de CBS- onderzoeksomgeving en -data waarbij ik aangaf dat we inmiddels op wijkniveau
weten wat de vaccinatiegraad is. De inzichten uit deze onderzoeken zijn belangrijk
voor de vaccinatiestrategie. Maar we zijn er nog niet. Ons doel om mensen die niet
gevaccineerd zijn beter te bereken en daarmee een gezond Nederland met gelijke kansen
op een gezond leven voor iedereen mogelijk te maken zal verder geholpen worden door
beter gebruik te maken van de CBS-onderzoeksomgeving. Hiermee kan veilig en verantwoord
aanvullend inzicht verkregen worden welke aanpak nodig is om bijvoorbeeld risicogroepen
te beschermen. Zo kunnen wij inzicht gaan krijgen in welke groepen een hogere kans
hebben op long-COVID, herinfecties en in de rol die scholen of arbeidsplaatsen spelen
in de introductie van de infecties in huishoudens. Ook kan een gerichtere aanpak helpen
om mensen beter te bereiken met noodzakelijke informatie om de vaccinatie graad onder
50-plussers, jongeren en andere risicogroepen te verhogen.
Daarom zijn we momenteel bezig met de verdere inrichting van de data-infrastructuur
zodat dergelijke onderzoeken in de onderzoeksomgeving van het CBS uitgevoerd kunnen
worden. Hierbij blijven dataminimalisatie en privacy-by-design het uitgangspunt. Er
worden door het RIVM, CBS en mijn ministerie zowel technische als juridische voorbereidingen
getroffen om de data-infrastructuur compleet te krijgen met vaccinatie en ziekenhuisdata.
Om ons hierbij te adviseren zal de landsadvocaat betrokken worden. Eind mei schreef
ik in de Kamerbrief over de het gebruik van GGD-test-data binnen de CBS-onderzoeksomgeving.
Hierbij hebben we lessen geleerd die wij toepassen om het vervolg vorm te geven.
Na positief advies van de landsadvocaat wordt zo snel als mogelijk overgegaan op het
verder inrichten van de structurele COVID-19-data-infrastructuur binnen de CBS-onderzoeksomgeving.
Ik houd u op de hoogte van de relevante ontwikkelingen.
14. Innovatieve behandelingen
In het debat van 18 augustus jl. verzocht u mij via de motie van de leden Van der
Staaij en Pouw-Verweij37 te bezien hoe de ontwikkelingen en toepassing van kansrijke geneesmiddelen tegen
COVID-19 verder kunnen worden bevorderd.
Sinds het begin van de pandemie is ingezet op het beschikbaar stellen van preventieve
en therapeutische behandelingen van COVID-19. Inmiddels is een significant deel van
de bevolking gevaccineerd, hetgeen een ernstig ziekteverloop voorkomt. Tegelijkertijd
blijf ik mij inzetten om behandelingen te vinden waarmee alle mensen, en met name
de kwetsbaren, beter en sneller herstellen van een COVID-19-besmetting.
Graag licht ik toe wat er is en wordt gedaan aan het ontwikkelen en toepassen van
kansrijke geneesmiddelen tegen COVID-19. Dit doe ik aan de hand van de volgende lijnen.
1) Het mogelijk maken van onderzoek in Nederland;
2) Het identificeren van kansrijke behandelingen;
3) Het zo snel mogelijk beschikbaar maken van behandelingen voor patiënten.
1) Het mogelijk maken van onderzoek in Nederland
Het Ministerie van VWS is vanaf het begin van de pandemie gestart met een groot onderzoeksprogramma
bij ZonMw. Diagnostiek & behandeling is één van de drie onderzoeksthema’s. Binnen
dit thema is begin 2021 het deelprogramma behandeling gestart met een omvang van € 35
miljoen. De doelstelling is het verbeteren van preventieve behandeling ter voorkoming
van COVID-19 en therapeutische behandeling van COVID-19-patiënten. Er wordt ingezet
op drie thema’s: 1) Het voorkomen dat mensen ziek worden van het coronavirus, 2) Het
voorkomen en behandelen van escalatie van de ziekte, 3) Het inrichten van een infrastructuur
voor een zogenaamde «clinical trial netwerk aanpak» waarbij gebouwd wordt aan ondersteuning
en coördinatie van klinische infectieonderzoeken naar COVID-19 in Nederland. De infrastructuur
richt zich op zowel samenwerking tussen ziekenhuizen en eerstelijnszorg als het faciliteren
van onderzoek door publiek-private partijen.
Ik zet in op onderzoek dat zo veel mogelijk direct bruikbare kennis oplevert. Dit
kunnen resultaten zijn uit klinische studies naar een nieuwe behandeling, maar ook
onderzoek naar bijvoorbeeld het mechanisme van de ziekte, waardoor behandelaars gerichter
behandelingen kunnen inzetten. Deze studies vinden wereldwijd plaats. Door onderzoeksfinanciering
beschikbaar te stellen, kunnen Nederlandse onderzoekers bijdragen aan het oplossen
van vraagstukken rondom COVID-19 en kunnen Nederlandse patiënten deelnemen aan onderzoek
naar potentieel waardevolle behandelingen. Daarbij vind ik het belangrijk dat deze
kennis zoveel mogelijk wordt gedeeld en dat er zowel nationaal als internationaal
intensief wordt samengewerkt. Kortom, door het faciliteren van onderzoek, komen we
een stap dichterbij kansrijke behandelingen.
Om de praktische toepasbaarheid van nieuwe kennis zoveel mogelijk te vergroten, wordt
sterk ingezet op het oplossen van kennishiaten die zijn benoemd door de behandelaars
en andere belangengroepen38.
Zo hebben de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en het Nederlands Huisartsen Genootschap
(NHG) kennisagenda’s opgesteld. Daarnaast verwacht ik in oktober van dit jaar een
onafhankelijk rapport over kennishiaten betreffende vitamines & supplementen en zorg-leefstijlinterventies.
Kennisagenda Federatie Medisch Specialisten (FMS)
Op 21 januari 2021 heeft de FMS de COVID-19-kennisagenda39 uitgebracht met het doel onderzoek te doen naar kennishiaten op het gebied van COVID-19.
ZonMw heeft deze kennishiaten meegenomen in de onderzoeksprogrammering. De zes kennishiaten
van de agenda, gericht op behandeling, zijn door samenwerkingsverbanden van patiënten,
onderzoekers en clinici uitgewerkt en gefinancierd.40
Het is goed dat de kennisagenda van de FMS dynamisch is en blijft, omdat het onderzoek
naar COVID-19 behandelingen voortdurend in beweging is en zich internationaal snel
ontwikkelt. Daarom heeft de FMS in juni 2021 een tweede kennisagenda gepubliceerd.41 Op mijn verzoek neemt ZonMw deze tweede kennisagenda mee in de verdere programmering.
De toekenning van de ingediende voorstellen vindt naar verwachting eind oktober plaats.
Kennisagenda van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
Ook het NHG heeft een kennisagenda42 opgesteld met de Top-10 kennislacunes COVID-19 in de huisartsgeneeskunde. Ik heb
ZonMw gevraagd te kijken naar mogelijkheden om deze kennislacunes waar mogelijk te
adresseren. Een aantal van deze kennislacunes is inmiddels ondergebracht in de onderzoeken
die het Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde gaat uitvoeren.43 Een belangrijke kennislacune is de onderzoeksinfrastructuur in Nederland. Via het
Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde is een groot aantal trajecten gestart om
de infrastructuur voor huisartsengeneeskundig onderzoek in Nederland te verbeteren.
Het doel is om het voor huisartsen en patiënten eenvoudiger te maken mee te doen aan
wetenschappelijk onderzoek. Daarnaast wordt bij toekomstige pandemieën ingezet om
sneller betrouwbare onderzoeksgegevens beschikbaar te krijgen.
Versnellen van onderzoek in samenwerking met het bedrijfsleven
Uw Kamer heeft 28 mei jl. de kabinetsreactie op FAST ontvangen.44 FAST staat voor Future Affordable Sustainable Therapies en is een nationaal platform
om innovatieve therapieën sneller beschikbaar te maken voor patiënten, waarbij innovatie
hand in hand gaat met betaalbaarheid. In dat kader wil ik een impuls geven aan publiek-private
samenwerking. Ook wordt via FAST gestart met de inrichting van een klinische onderzoeksruimte,
specifiek voor onderzoek naar infectieziekten zoals COVID-19 bij mensen. Voor deze
activiteiten heb ik € 10 miljoen beschikbaar gemaakt. In voorbereiding op deze klinische
onderzoeksruimte is ZonMw gestart met een inventarisatie.
2) Het identificeren van kansrijke behandelingen
Onafhankelijk Adviespanel
Het is belangrijk om alle ontwikkelingen op het gebied van effectieve behandelingen
te volgen en te duiden. Het door mij ingestelde onafhankelijke Adviespanel Innovatieve
Behandelingen, is vanaf eind juni 2020 aan de slag om de meest kansrijke ontwikkelingen
– zowel in Nederland als internationaal – te identificeren en mij daarover te adviseren.
Op basis van die adviezen kijk ik per casus op welke manier de overheid kan helpen
om een kansrijk middel zo spoedig mogelijk beschikbaar te krijgen voor patiënten in
Nederland. Dit kan bijvoorbeeld door onderzoek te versnellen, klinisch onderzoek naar
Nederland te halen,
samenwerkingen te faciliteren en partijen bij elkaar te brengen, of door gericht een
product in te kopen. De activiteiten gericht op onderzoek, heb ik u hierboven reeds
toegelicht. Gerichte aankopen zal ik bij lijn 3 behandelen.
Samenwerking binnen de Europese Unie
De Europese Commissie heeft op 6 mei jl.45 een strategie voor de ontwikkeling en beschikbaarheid van geneesmiddelen voor COVID-19
gepubliceerd. Met deze strategie beoogt de Commissie te komen tot een versterkte en
strategische aanpak voor de ontwikkeling, productie en aankoop van veilige en doeltreffende
COVID-19-behandelingen op EU-niveau. Het kabinet heeft in reactie hierop op 28 mei
jl. aangegeven deze strategie, die ook behandeling van Long COVID omvat, te verwelkomen
omdat die goed aansluit bij het Nederlandse beleid op dit terrein.46 Zoals in de kabinetsreactie is aangegeven, is het kabinet kritisch als het gaat om
een communautaire aanpak die verder strekt dan het bedwingen of voorkomen van (dreigende)
grensoverschrijdende volksgezondheidscrises. Het kabinet zet daarom een kanttekening
bij voorgestelde acties gericht op behandelingen van chronische COVID-19 patiënten.
Dat neemt niet weg dat Long COVID, een belangrijk onderwerp is. Over de recente ontwikkelingen
en plannen op het gebied van Long COVID zal ik uw Kamer, mede namens Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor Prinsjesdag informeren.
Ik zal mij de komende periode inzetten om waar mogelijk uitvoering te geven aan deze
strategie binnen het Nederlandse beleid.
In de bovengenoemde stukken benadrukt de Europese Commissie het belang van een sterke
infrastructuur om de klinische evaluatie van geneesmiddelen te versnellen. Daarom
is door de Europese Commissie € 30 miljoen subsidie verleend aan European Clinical
Research Alliance on Infectious Diseases (ECRAID)47. ECRAID heeft tot doel klinisch onderzoek op het gebied van infectieziekten te bevorderen
door middel van een langdurig, financieel zelfvoorzienend, klinisch onderzoeksnetwerk
in Europa. Ik zie hier een duidelijk raakvlak met de initiatieven en opzet van het
ZonMw onderzoeksprogramma.
Naast nationale en internationale samenwerkingsverbanden, is er reeds een Europese
database genaamd EudraCT48 waarin is weergegeven welke onderzoeken in de EU worden uitgevoerd.
Daarnaast is er voor COVID-studies een aparte internationale registratie49 zodat deze beter vindbaar zijn. Dit maakt dat onderzoeksgroepen elkaar makkelijk
kunnen vinden en kunnen voortborduren op elkaars resultaten.
3) Het zo snel mogelijk beschikbaar maken van behandelingen voor patiënten
Het behandelperspectief van patiënten die in het ziekenhuis zijn opgenomen met COVID-19,
is sinds de start van de pandemie enorm verbeterd. Er zijn echter nog steeds relatief
weinig goedgekeurde middelen op de markt die specifiek aangrijpen op het virus en
het ontbreekt nog aan een geneesmiddel dat gemakkelijk is toe te dienen in de vroege
fase van COVID-19 om een ernstig verloop te voorkomen.
Regelmatig heeft uw Kamer aandacht gevraagd voor specifieke behandelingen. Het is
niet aan mij om te bepalen welk behandelingen worden onderzocht en welke behandelingen
worden toegepast bij patiënten. Deze taak ligt bij de medische experts en de beroepsgroepen
die de relevante behandelrichtlijnen opstellen. Voor een inzichtelijk overzicht van
een weging van de verschillende behandelopties, verwijs ik u naar het document «Medicamenteuze
behandeling voor patiënten met COVID-19(infectie met SARS-CoV-2)»50, die wordt opgesteld door de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) in samenspraak
met verschillende beroepsverenigingen. In dit document worden ook de in Nederland
veel gebruikte middelen Tocilizumab en Dexamethason genoemd.
Wel zorg ik dat veelbelovende behandelingen zo snel mogelijk beschikbaar komen voor
de Nederlandse patiënt. Dit doe ik via gesprekken met aanbieders van nieuwe medicijnen
en indien wenselijk met de aankoop van medicijnen. Hiervoor blijf ik mij inzetten.
Registratiestatus nieuwe geneesmiddelen
Hoewel er verschillende COVID-19-geneesmiddelen te koop worden aangeboden, wil ik
benadrukken dat er op dit moment slechts één geneesmiddel een voorwaardelijke markttoelating
heeft binnen de EU, dat betreft Veklury (Remdesivir). Het is niet toegestaan om experimentele
middelen aan patiënten voor te schrijven buiten een onderzoekssetting. In verkennende
gesprekken die ik voer met de fabrikanten, blijf ik het belang van productregistratie
benadrukken. Dit is de enige route om kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid te borgen.
In uitzonderlijke gevallen heb ik de bevoegdheid om een niet-geregistreerd geneesmiddel
via een noodtoelating beschikbaar te stellen in Nederland. Dit kan een nuttig instrument
zijn om nieuwe behandelingen versneld bij de patiënt te krijgen. Aangezien de werkzaamheid
en veiligheid van niet-geregistreerde middelen nog niet volledig zijn vastgesteld,
moet hier voorzichtig mee worden omgegaan. Een noodtoelating vereist daarnaast dat
de inzet wordt ondersteund door een medische beroepsgroep. Ik hecht hier veel waarde
aan. Het is van belang dat een geneesmiddel dat beschikbaar wordt gesteld ook daadwerkelijk
wordt ingezet en voldoet aan een medische vraag.
Het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) ondersteunt nationale overheden in hun
keuze om een ontheffing te verlenen door een voorlopige uitspraak te doen over de
kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid van geneesmiddelen. Dit gebeurt via een zogeheten
artikel 5.3 opinie. Ik maak waar mogelijk gebruik van deze opinies in mijn beslissing
om een niet-geregistreerd geneesmiddel in Nederland beschikbaar te stellen.
In Nederland zijn op dit moment twee niet-geregistreerde geneesmiddelen beschikbaar
voor de behandeling van COVID-19. Het gaat hier om REGEN-COV en Nanogam met COVID-19-antistoffen
(Nanogam+). REGEN-COV Nanogam+ is een geneesmiddel dat is gemaakt van convalescent
plasma van herstelde COVID-19 patiënten. Ik heb u eerder geïnformeerd51over de inzamelingsactie door Sanquin en de beschikbaarheid van dit middel.
Beide middelen heb ik beschikbaar gesteld, omdat zij een hoge potentie hebben. Deze
middelen kunnen een grote meerwaarde hebben voor immuungecompromitteerde patiënten
die geen of minder baat hebben bij vaccinatie. Daarmee zijn deze middelen mogelijk
een oplossing voor bescherming van deze groep kwetsbaren.
Om toe te zien op het gebruik en zoveel mogelijk te leren over de werkzaamheid van
deze middelen, heb ik via het ZonMw-programma budget beschikbaar gesteld voor onderzoek
naar Nanogam+ bij mensen met een verstoord immuunsysteem. Ook heb ik cohortstudies
gefinancierd gericht op de inzet van Nanogam en nieuwe middelen gebaseerd op monoclonale
antistoffen. Ik acht het van belang dat artsen die deze middelen voorschrijven hun
ervaringen delen via deze lopende studies.
Gezamenlijke inkoopprocedures
Het Ministerie van VWS neemt deel aan de gezamenlijke inkoopprocedures van de Europese
Commissie.
Deze gezamenlijke inkoopprocedures borgen een sterkere onderhandelingspositie en een
eerlijke verdeling tussen de lidstaten van de (vaak schaarse) middelen.
In mijn brief van 6 mei 2021 jl.52 heb ik aangegeven dat ik een hoeveelheid van de COVID-19-antilichaambehandeling REGEN-COV
van fabrikant Roche heb ingekocht via een gezamenlijke inkoopprocedure van de EC.
Het middel wordt verspreid via het RIVM en kan worden besteld door ziekenhuisapothekers.
Ook heeft de Europese Commissie overeenkomsten met de producenten Eli Lilly en GlaxoSmithKline
(GSK) afgesloten. Beide fabrikanten produceren een antilichaambehandeling die enige
overeenkomst vertoont met het product van producent Roche. VWS is vooralsnog niet
overgegaan tot het sluiten van een specifiek contract met deze fabrikanten, zoals
wel is gedaan met Roche. Voor al deze middelen heeft het Europees Geneesmiddelen Agentschap
(EMA) een positieve 5.3 opinie afgegeven. Vooralsnog is de beschikbare voorraad REGEN-COV
voldoende.
Ook lopen er momenteel gezamenlijke inkooptrajecten voor de antivirale middelen van
fabrikanten Pfizer en MSD die ik op de voet volg. Deze middelen zijn echter nog in
een vroegere onderzoeksfase, ook is nog geen zicht op een artikel 5.3 opinie van het
EMA.
Verder is via een gezamenlijke inkoopprocedure reeds in 2020 het middel Veklury (Remdesivir)
van producent Gilead aangekocht.
Ik blijf de ontwikkelingen op het gebied van innovatieve behandelingen van COVID-19
nauwlettend volgen. Als ik signalen krijg dat een nieuw geneesmiddel van belang is
voor de behandeling van COVID-19-patiënten die de daartoe aangewezen procedures heeft
doorlopen, dan zal ik dit middel beschikbaar stellen. Hier is reeds budget voor gereserveerd
zodat er snel kan worden gehandeld.
Zorgen dat de zorg het aankan
15. Zorg voor patiënten in de keten
Actueel beeld COVID-zorg in de ziekenhuizen
Sinds half augustus zien we in de ziekenhuizen een plateaufase van relatief hoge COVID-belasting.
De verwachting van het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) op
basis van de beschikbare data is een stabiele COVID-bezetting op zowel de IC als in
de kliniek, waarbij er geen aanleiding is tot daling in de komende weken. Deze bezettingscijfers
maken dat in een periode waarin ook zorgverleners een aantal weken vakantie hebben
en het ziekteverzuim hoger is dan in de pre-corona tijd, de druk op de acute zorg
als hoog wordt ervaren.
Op dit moment (stand 14 september 2021) zijn volgens het LCPS in totaal 634 patiënten
met COVID-19 in de Nederlandse ziekenhuizen opgenomen, waarvan 203 COVID-patiënten
op de IC en 431 COVID-patiënten in de kliniek. Om de instroom van nieuwe COVID-patiënten
op te vangen en om de druk op de IC- en verpleegafdeling zo goed mogelijk over de
ziekenhuizen te verspreiden, wordt er (boven)regionaal samengewerkt en worden COVID-patiënten
verspreid als dat nodig is. Het LCPS is operationeel voor bovenregionale spreiding.
Afgelopen week hebben er 18 (boven)regionale verplaatsingen plaatsgevonden.
Actueel beeld COVID-zorg buiten het ziekenhuis
GGD GHOR Nederland houdt middels de Monitor Zorgcontinuïteit niet-ziekenhuiszorg periodiek
bij hoe het staat met de eerstelijnsverblijfbedden die beschikbaar zijn voor COVID-patiënten
die niet naar het ziekenhuis hoeven, of die het ziekenhuis juist mogen verlaten, maar
voor wie het niet mogelijk is om (direct) thuis te worden verzorgd.
Er zijn landelijk momenteel voldoende eerstelijnsverblijf COVID-bedden beschikbaar.
In veruit de meeste veiligheidsregio’s is de situatie rondom personeel, middelen en
processen beheersbaar. In enkele regio’s wordt een verhoogde druk ervaren, met name
veroorzaakt door personele capaciteitsproblemen. Dit is vergelijkbaar met het beeld
van de vorige monitor van eind augustus.
In drie regio’s worden knelpunten ervaren in de doorstroom van ziekenhuis naar de
vervolgzorg. Deze knelpunten hebben te maken met de doorstroom van non-COVID-zorg
richting de thuiszorg en VV-sector. Dit wordt deels opgevangen met de tijdelijke beddencapaciteit
in de verzorging en verpleging. Knelpunten worden regionaal besproken en daar ook
opgepakt. Landelijk zijn er geen grote knelpunten geïdentificeerd.
Stand van zaken toegankelijkheid reguliere zorg
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) publiceerde eind augustus de eerste Monitor Toegankelijkheid
van Zorg. De monitor geeft gedetailleerd inzicht in de ontwikkeling in de wachttijden,
productie en verwijzingen, om daarmee de druk op de medisch specialistische zorg en
vervolgzorg te monitoren en de mate waarin inhaalzorg wordt geleverd. Ik heb de belangrijkste
inzichten op het gebied van inhaalzorg in de brief van 27 augustus reeds met uw Kamer
gedeeld.53
De meest actuele gegevens van de NZa (d.d. 9 september jl.) maken inzichtelijk dat
het aantal verwijzingen op dit moment rond de 98% ligt van het verwachte aantal in
een normale situatie zonder corona. Het aantal verwijzingen is daarmee op niveau.
Zo’n 76% van de ziekenhuizen geeft aan alle planbare zorg te kunnen leveren, en zo’n
24% geeft aan maar deels de planbare zorg te kunnen leveren. Wat betreft kritiek planbare
zorg (zoals bijvoorbeeld orgaantranspalantaties of oncologische operatieve ingrepen)
schalen – in absolute aantallen – 7 ziekenhuizen deze nog deels af. Hiervan geven
5 ziekenhuizen aan niet alle kritiek planbare zorg tijdig (binnen 6 weken) te kunnen
leveren. Bij de vorige meting ging dit nog om 6 ziekenhuizen. In de monitor wordt
ook inzichtelijk dat het verzuimcijfer onder zorgpersoneel hoog blijft.
Gezien de actuele situatie in de ziekenhuizen vind ik het belangrijk vinger aan de
pols te houden. Ik zal uw Kamer dan ook, zoals reeds toegezegd, opnieuw informeren
over de eerstvolgende Monitor Toegankelijkheid van Zorg die in de loop van de maand
september zal verschijnen.
Toegankelijkheid van de (curatieve) zorg richting het najaar
Zorgverleners in de gehele breedte van de Nederlandse gezondheidszorg hebben de afgelopen
anderhalf jaar veel te verstouwen gekregen. In totaal zijn sinds het begin van de
crisis meer dan 70.000 COVID-patiënten opgevangen in de ziekenhuizen. Er zijn sindsdien
4.500 bovenregionale verplaatsingen uitgevoerd en meer dan 10.000 verplaatsingen hebben
binnen de regio plaatsgevonden. Een gezondheidscrisis die al meer dan anderhalf jaar
aanhoudt, trekt een zware wissel op vele professionals die dag en nacht voor ons klaarstaan.
De hele keten van wijkverpleging tot spoedeisende hulp tot verpleeghuis is ingezet
en bijgesprongen, met ook een grote inspanning in de opvanglocaties buiten het ziekenhuis.
Het is aanhoudend druk bij de huisartsen. En ook in een sector als de kinder- en jeugdpsychiatrie
ondervindt men de gevolgen van de stijging van psychische problemen bij jongeren door
corona.
Door deze continue en langdurige belasting staat de toegankelijkheid van de zorg onder
druk. Ook de NZa heeft mij in haar brief van 10 september jl. laten weten dat de risico’s
voor de toegankelijkheid van zorg nog zijn niet geweken (zie bijlage bij deze brief)54. Het ziekteverzuim onder personeel is hoog, waardoor collega’s nóg meer diensten
moeten draaien om het rooster rond te krijgen. Daarnaast verwacht de NZa dat er nog
zo’n 170.000 tot 210.000 operaties worden ingehaald. Bij patiënten die al maanden
moeten wachten op een knieoperatie of heupprothese, geeft dit veel persoonlijk leed
en ongemak. De huidige situatie raakt daarmee ook de niet-coronazorg. NZa waarschuwt
voor het gegeven dat de kritiek planbare zorg nog niet altijd volgens planning wordt
verleend (zie ook hierboven – stand van zaken). Ze roept in haar brief op om het risico
opnieuw de (kritiek) planbare zorg te moeten afschalen zoveel mogelijk te beperken.
Ook de IGJ heeft mij geïnformeerd over haar beeld van de huidige situatie in de zorg
(zie bijlage bij deze brief)55. Zij geeft aan dat de druk «stabiel hoog» is, maar op dit moment beheersbaar. Echter
noemt zij de situatie wel een «kwetsbaar evenwicht» en naarmate deze situatie langer
zal voortduren, nemen de kwetsbaarheden toe.
IGJ meldt mij dat, wanneer dit evenwicht wegvalt, er op verschillende plekken in de
zorgketen risico’s voor de veiligheid van zorg en de continuïteit van individuele
patiëntenzorg ontstaan. Dit betreft met name de geboortezorg en de reguliere spoedzorg.
In deze acute ketens komen tijdelijke, lokale «piekmomenten» voor. Ten gevolge van
grotere drukte moeten patiënten langer wachten of verder reizen. Het gevaar dat het
binnen regio’s en zelfs regio-overstijgend niet lukt om patiënten tijdig de benodigde
zorg te leveren neemt steeds verder toe, naarmate zich meer knelpunten voordoen of
deze langer duren. Het vergt intensieve samenwerking en grote alertheid bij alle ketenpartners
om ernstige incidenten in de zorg te voorkomen.
De IGJ volgt de komende periode de ontwikkelingen nauwgezet. Bij signalen dat knelpunten
onvoldoende snel worden geadresseerd kan de inspectie zorgaanbieders of regio’s hier
gericht op aanspreken en ondersteunen bij het zoeken naar oplossingen.
Het RIVM verwacht dat iedereen die voor een vaccinatie in aanmerking komt, maar nog
niet is ingeënt, vroeg of laat in aanraking komt met het coronavirus. Dat betekent
dat er naar verwachting nog zo’n 16.000 tot 22.000 Nederlanders het risico lopen om
in het ziekenhuis te komen als gevolg een infectie met het coronavirus. Daarnaast
verwacht het RIVM nog 2.200 tot 3.400 IC-opnames door COVID. Wat we nog niet kunnen
voorspellen, is wanneer deze IC-opnames in de tijd gaan plaatsvinden. De piek kan
dit najaar komen, maar het is ook mogelijk dat het aantal IC-opnames plaatsvindt over
een langere periode in de tijd. Als we er in slagen het aantal nog te verwachten IC-opnames
door COVID zoveel als mogelijk in de tijd te spreiden, is de kans groter dat alle
noodzakelijke zorg voor COVID- en non-COVID-patiënten verleend kan worden.
Het LCPS heeft daarom met het oog op het najaar scenario’s uitgewerkt, waarbij zij
in kaart heeft proberen te brengen wat er gebeurt met de IC-bezetting in Nederland
als er «verstoringen» zouden optreden. Daaruit komt het beeld naar voren dat er weinig
tot geen ruimte is voor onvoorziene scenario’s. Cruciaal zijn de verdere ontwikkeling
van de COVID-bezetting, de mate waarin een (mogelijk eerdere en langere) griepgolf
druk legt op de zorg en de het tempo waarin reeds uitgestelde zorg kan worden ingehaald.
Vooruitkijkend richting het najaar zijn er tegelijk grote onzekerheden met betrekking
tot het verdere verloop van COVID (zie ook paragraaf 5) en daarmee over de vraag hoelang
de zorg de huidige druk nog aankan. Daarbij gaat het niet alleen om de ziekenhuizen
maar om de hele zorgketen, met andere woorden de mate waarin bijvoorbeeld de wijkverpleging
of huisarts de COVID- en non-COVID-zorg nog aankunnen is een factor waar we rekening
mee moeten houden.
Zorgprofessionals
Als de coronacrisis ons iets heeft geleerd is het wel hoe belangrijk onze zorgprofessionals
zijn voor Nederland. Mijn waardering voor hun inzet in de afgelopen (ruim) anderhalf
jaar is groot. Als we ook in de toekomst een beroep willen blijven doen op de veerkracht
en gedrevenheid van onze zorgprofessionals is aandacht nodig voor hun herstel en voor
zeggenschap. Dit vergt goede plannen waarin nadrukkelijk rekening wordt gehouden met
de behoeften en wensen van zorgprofessionals. De FMS en Verpleegkundigen & Verzorgenden
Nederland (V&VN) hebben samen het initiatief genomen om een herstelplan te schrijven
en V&VN heeft het voortouw genomen bij het opstellen van werkagenda’s voor zeggenschap
binnen de verschillende sectoren. Deze plannen heb ik onlangs ontvangen en spoedig
daarop aan uw Kamer toegestuurd tezamen met mijn reactie op het SER-advies (Kamerstuk
29 282, nr. 443).
De komende periode ga ik met partijen na hoe we effectief werk kunnen maken van herstel
van zorgprofessionals en van zeggenschap. Hierbij kijk ik in de eerste plaats naar
hetgeen nodig is om op de korte termijn voortvarend aan de slag te gaan met deze belangrijke
thema’s, waarbij er eveneens dekkingsmogelijkheden moeten worden verkend. Ten aanzien
van de dekking zijn er geen gemakkelijke oplossingen. Dit komt enerzijds omdat er
op dit moment geen geoormerkte middelen zijn voor deze plannen. Anderzijds geldt dat
tegenover de beschikbare middelen ten behoeve van goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden
in de zorg (oplopend tot 130 miljoen structureel vanaf 202356) minstens net zo veel plannen staan, zeker op de korte termijn.
Figuur 3: ziekteverzuim zorgpersoneel (zorgbreed)
Bron: Vernet, 2021
Gezien de ontwikkelingen van dit moment kan ik niet anders dan rekening houden met
een aanhoudend zwaar najaar voor de zorg. Te meer ook omdat de bezetting van het personeel
zich niet rooskleurig ontwikkelt. Er zijn personeelstekorten in de gehele keten van
de acute zorg (van huisartsenzorg, wijkverpleging, zorgverlening in het ziekenhuis,
ambulancevervoer tot verpleeghuiszorg), die hard nodig is om de benodigde capaciteit
in de keten van COVID-zorg te realiseren. Het ziekteverzuim onder personeel is hoog,
waardoor collega’s meer diensten moeten draaien om het rooster rond te krijgen. In
juli bedroeg het ziekteverzuim 6,8%, een lichte stijging ten opzichte van juni. Ten
opzichte van juli 2019 is het ziekteverzuim nu circa 1,3% hoger.57 Onder IC personeel bedraagt het ziekteverzuim circa 7%58. Daarnaast is de gemiddelde verzuimduur in de afgelopen maanden opgelopen van 26
dagen naar 31, wat wijst op een stijging van het langdurig verzuim59. Ook is de gemiddelde onregelmatigheidstoeslag nog altijd fors hoger dan in 2019,
in het bijzonder in de ziekenhuizen. Dit duidt op een blijvend hoger beroep op het
zorgpersoneel. 60
Een beperkte bezetting is een zeer kwetsbaar element, want de brede zorgketen – en
met name de doorstroom hierbinnen – is juist in deze fase van de pandemie zo essentieel.
Deze doorstroom kan stagneren wanneer er geen capaciteit (bedden en/of zorgprofessionals)
beschikbaar is om de zorg te verlenen. Dat houdt bijvoorbeeld in dat patiënten langer
in het ziekenhuis zullen blijven die eigenlijk ontslagen kunnen worden en hiermee
kostbare bedden bezet houden. Ik hecht daarom waarde aan de Landelijke Ketenmonitor
Zorg, die tweewekelijks wordt uitgebracht door het LCPS, de NZa en GGD GHOR en de
zorgcontinuïteit ketenbreed inzichtelijk maakt.
Belastbaarheid van de zorg
De nieuwe fase die we ingaan is erop gericht dat de samenleving weer meer open gaat,
waarbij tegelijkertijd de druk op de zorg beheersbaar blijft. Dit laatste betekent
dat we rekening moeten houden met de capaciteitsgrenzen van de zorg, waarbij het doel
is om de voorziene druk op de zorg in het najaar en de winter zoveel als mogelijk
te spreiden. Dit om heviger ingrijpen zoveel mogelijk te voorkomen. Er is een duidelijke
grens aan wat de zorg aankan.
De ROAZ-voorzitters hebben vastgesteld dat er voor een piekperiode maximaal 1.350
IC-bedden in Nederland beschikbaar zijn. Deze bedden zijn als volgt opgebouwd:
• 200 IC-bedden voor COVID-19 patiënten;
• 200 IC-bedden voor de griep. Hiermee worden \iedere winter oplevingen van influenza
opgevangen;
• 400 IC-bedden voor planbare- en inhaalzorg. Deze capaciteit is nodig voor patiënten
die na een reguliere behandeling op de OK IC zorg nodig hebben;
• 200 BOSS-bedden. Deze bedden zijn voor patiënten die acuut hulp nodig hebben na bijvoorbeeld
een zwaar meervoudig verkeersongeluk of een grote explosie;
• 350 IC-bedden voor acute niet-planbare zorg zoals bijvoorbeeld een zwangerschapsvergiftiging
of een gescheurde aorta.
Dit betekent dus dat er 200 bedden beschikbaar zijn voor COVID-patiënten. Onder voorbehoud
van voldoende inzetbaar personeel en optimale doorstroming in de keten, blijft bij
200 IC-bedden voor COVID-19 patiënten de zorg overeind. Daarom is het van belang om
verdere overbelasting van de zorgprofessionals te voorkomen. Wanneer er vanwege oplopende
patiëntaantallen met corona meer dan 200 IC-bedden nodig zijn, dan zijn er mogelijkheden
dit aantal tijdelijk te vergroten, deze mogelijkheden zijn echter niet «gratis»: zij
vergen een afweging als de situatie zich voordoet. Zo kan er tijdelijk wat meer speling
zijn zolang er weinig of geen griep is. De griepbedden kunnen dan worden ingezet voor
COVID-patiënten.
Ook kan er tijdelijk wat speling zijn op de planbare zorg. Als we meer bedden willen
inzetten voor COVID-patiënten dan is daar personeel van de OK’s en klinische afdelingen
voor nodig. Het stuwmeer aan zorg dat moet worden ingehaald zal dan verder oplopen.
De reguliere zorg zal dan afgeschaald moeten worden. De afwegingen die hierbij gemaakt
moeten worden, zijn beschreven in het Tijdelijk beleidskader acute zorg61 en het bijbehorende raamwerk van de FMS. De keuzes die gemaakt worden, zullen gezondheidsschade
en mogelijk verlies van levensjaren met zich meebrengen. Daarnaast hebben de keuzes
ook sociale, maatschappelijke en economische gevolgen.
Omdat ik vind dat we alles in het werk moeten stellen om potentiële gezondheidsschade
en andere nadelige consequenties voor de patiënt en zorgprofessional zoveel als mogelijk
te voorkomen, blijf ik steeds onderzoeken of en hoe we de beschikbare IC-capaciteit
optimaal kunnen inzetten en waar mogelijk extra flexibiliteit kunnen inbouwen. Hiermee
voldoe ik tevens aan de toezegging aan het Kamerlid Van den Berg over de reflectie
op de toekomst van coronazorg en de toezegging aan het Kamerlid Gündogan over zorgcapaciteit
zonder uitstel van reguliere zorg.
Vorige week heb ik in dit licht gesproken met mijn collega-minister Laumann van Noordrijn-Westfalen.
Onderwerp van gesprek was de samenwerkingsafspraak die gemaakt is tussen Nederland
en Noordrijn-Westfalen, ten tijde van de eerste golf. Destijds is afgesproken dat
naar gelang de situatie in eigen land, beide landen de intentie hebben wederzijds
IC-patiënten over te nemen wanneer één van de partijen tegen de grenzen aanloopt van
het leveren van goede IC-zorg. In het overleg van vorige week hebben beide partijen
deze afspraak nogmaals bekrachtigd. Ik heb daarop het LCPS gevraagd met haar Duitse
counterpart voorbereidingen te treffen voor mogelijke uitplaatsingen.
Daarnaast heb ik het LNAZ gevraagd te verkennen of de COVID-zorg ten tijde van de
piekbelasting op de IC en in de kliniek anders ingericht kan worden, bijvoorbeeld
door concentratie van COVID-zorg op een beperkt aantal plekken die flexibel kunnen
worden ingericht, naast de al bestaande capaciteit in de ziekenhuizen. Zodra hierover
meer duidelijk is, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Vervolg regionale aanpak voor zorg aan kwetsbare patiënten door DPG-en
Op 31 maart 2020 heb ik de directeuren publieke gezondheid (DPG-en) een brief gestuurd
waarin ik hen vraag verantwoordelijkheid te nemen bij de totstandkoming en borging
van een regio-overstijgende aanpak ten behoeve van een veilige en efficiënte zorgverlening
aan kwetsbare patiënten.62 De betreffende brief sluit aan op de wettelijke taak vanuit de Wet Publieke Gezondheid
(WPG) die de DPG-en al hadden, maar die in relatie tot de activiteiten op het gebied
van COVID-19 nog eens specifiek zijn bekrachtigd.
Concreet hebben de DPG-en zich de afgelopen maanden o.a. beziggehouden met het organiseren
en monitoren van voldoende capaciteit buiten de ziekenhuizen en het coördineren van
de doorstroming in de keten. Ik vind het belangrijk dat de DPG-en zich blijven inzetten
om zicht te blijven houden op continuïteit van zorg. En daar waar knelpunten ontstaan,
deze tijdig te signaleren door middel van monitoring. Ik heb de DPG-en daarom in een
brief van 18 augustus jl. verzocht om de sturende rol binnen de brede keten te continueren
zolang de pandemie hierom vraagt, tot uiterlijk 1 juli 2022 of eerder als de situatie
dat toelaat.63
Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid
16. Bescherming kwetsbare personen
Een toenemend deel van de bevolking is beschermd tegen het coronavirus. Voor een deel
van de samenleving biedt vaccinatie echter geen bescherming. Het gaat daarbij om twee
groepen: (i) de groep mensen die zich (om medische redenen) niet kan laten vaccineren
en (ii) de groep mensen bij wie de vaccins niet of onvoldoende leiden tot aanmaak
van antistoffen.64 Deze groep kan daardoor niet volwaardig meedoen in de maatschappij of zit zelfs
al sinds de start van corona in thuisisolatie, soms met het hele gezin.
De effecten op het leven van deze mensen en hun naasten zijn enorm. De hoop dat vaccinatie
juist ook voor deze groep bescherming biedt, blijkt helaas niet uit te komen. Dat
betekent dat voor velen van hen de thuisisolatie voortduurt. Het meer en meer loslaten
van de maatregelen zorgt bij deze groep bovendien voor een groter gevoel van onveiligheid
en verdere isolatie. Zo zijn er al signalen dat mensen afzien van zorg en ondersteuning
(thuis of elders) of dat overwegen, omdat zij zich niet meer veilig voelen bij het
ontvangen daarvan. Dat is onwenselijk.
Het kabinet heeft daarom, mede op basis van advies van het OMT65 en na overleg met vertegenwoordigers van de doelgroep besloten een aantal aanvullende
maatregelen te treffen om deze groepen te blijven beschermen en te ondersteunen. Verschillende
van deze maatregelen zullen nodig blijven ook al neemt de druk op de zorg in de tussentijd
af.
Hieronder is allereerst het actuele COVID beeld van de verpleeghuiszorg, kwetsbare
personen thuis en gehandicaptenzorg weergegeven.
Verpleeghuiszorg
Cijfers
De huidige situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-sterfte
in verpleeghuizen is op dit moment als volgt:
• Uit de cijfers van het RIVM (peildatum 12 september 2021) blijkt dat in de afgelopen
twee weken (week 35 en 36 66) circa 250 bewoners positief getest zijn op COVID-19. In de twee weken daarvoor waren
dat er nog circa 350. Het aantal nieuwe besmettingen en de sterfte zijn snel afgenomen,
nadat de bewoners zijn gevaccineerd. In de weken na week 28 was sprake van een beperkte
toename van het aantal besmettingen.
• Het RIVM schat dat sinds het uitbreken van de crisis bij circa 43.600 bewoners van
verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd. Van dit aantal zijn circa 8.750
mensen als overleden gemeld. Een groot deel van de mensen die besmet zijn, herstelt
gelukkig, mede de vaccinatie en door de goede verzorging die zij ontvangen.
• In week 36 zijn 4 bewoners overleden bij wie COVID-19 is vastgesteld.
• Het RIVM schat dat op 31 juli 2021 bij 140 verpleeghuislocaties in de afgelopen vier
weken sprake was van een of meer vastgestelde COVID-19-besmettingen. Dat is circa
6% van het aantal locaties.
Cijfers thuiswonende ouderen
De stand van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-overlijdens van thuiswonende
70-plussers is op dit moment als volgt:
• Uit de cijfers van het RIVM blijkt dat in de afgelopen twee weken (week 35 en 36)
het aantal nieuwe besmettingen circa 1.370 bedraagt. Dit is iets meer dan de 1.225
nieuwe besmettingen in de voorgaande twee weken (week 33 en 34). De sterfte aan COVID-19
onder deze groep blijft gelukkig zeer laag.
• Het RIVM schat dat vanaf 1 juli 2020 bij ruim 110.875 personen van boven de 70 jaar
die thuis wonen een COVID-19-besmetting is bevestigd, van wie ongeveer 4.275 mensen
als overleden zijn gemeld.
Bewoners gehandicapteninstellingen
De situatie ten aanzien van het aantal COVID-19-besmettingen en COVID-19-sterfte in
instellingen voor gehandicaptenzorg is op dit moment als volgt:
• Uit cijfers van het RIVM blijkt dat in de afgelopen twee weken (week 35 en 36) 52
bewoners besmet zijn geraakt. In de twee weken daarvoor waren het er nog 61.
• Er is vrijwel geen sterfte meer in de gehandicapteninstellingen als gevolg van COVID-19.
• Het RIVM schat dat sinds 1 juli 2020 bij 7.610 bewoners van instellingen sprake is
van een bevestigde COVID-19-besmetting, van wie 127 mensen zijn overleden.
• Het RIVM schat dat bij 20 locaties voor gehandicaptenzorg sprake was van een vastgestelde
COVID-19-besmetting. Dat is ongeveer 1% van het totaalaantal locaties. Het aantal
besmette locaties schat het RIVM in op basis van het aantal locaties waar in de afgelopen
28 dagen sprake is geweest van ten minste één vastgestelde COVID-19 besmetting op
basis van een positieve test.
Specifieke maatregelen voor mensen met een kwetsbare gezondheid
Een toenemend deel van de bevolking is beschermd tegen het coronavirus. Voor een deel
van de samenleving biedt vaccinatie echter geen bescherming. Het gaat daarbij om twee
groepen: (i) de groep mensen die zich (om medische redenen) niet kan laten vaccineren
en (ii) de groep mensen bij wie de vaccins niet of onvoldoende leiden tot aanmaak
van antistoffen.67 Deze groepen kunnen daardoor niet volwaardig meedoen in de maatschappij of zit zelfs
al sinds de start van corona in thuisisolatie, soms met het hele gezin.
De effecten op het leven van deze mensen en hun naasten zijn enorm. De hoop dat vaccinatie
juist ook voor deze groep bescherming biedt, blijkt helaas nog niet uit te komen.
Dat betekent dat voor velen van hen de thuisisolatie voortduurt. Het meer en meer
loslaten van de maatregelen zorgt bij deze groep bovendien voor een groter gevoel
van onveiligheid en verdere isolatie. Zo zijn er al signalen dat mensen afzien van
zorg en ondersteuning (thuis of elders) of dat overwegen, omdat zij zich niet meer
veilig voelen bij het ontvangen daarvan. Dat is onwenselijk.
Het kabinet heeft daarom, mede op basis van advies van het OMT68 en na overleg met vertegenwoordigers van de doelgroep besloten een aantal aanvullende
maatregelen te treffen om deze groepen te blijven beschermen en te ondersteunen. Verschillende
van deze maatregelen zullen nodig blijven ook al neemt de druk op de zorg in de tussentijd
af.
De eerste inzet is erop gericht om zoveel mogelijk mensen binnen deze groepen alsnog
te beschermen via vaccinatie waar dat kan. De groep voor wie een absolute contra-indicatie
voor vaccinatie geldt is heel klein. Van cliëntorganisaties begrijpen we dat zij regelmatig
signalen krijgen van mensen die denken dat zij niet gevaccineerd kunnen worden, bijvoorbeeld
omdat zij eerder het advies hebben gekregen dat het griepvaccin voor hen niet veilig
is. Voor een deel van hen geldt waarschijnlijk dat zij, in goed overleg met hun eigen
arts, alsnog gevaccineerd kunnen worden. Met gerichte communicatie zetten we erop
in dat deze groep geïnformeerd wordt over de mogelijkheden. Daarnaast komt een deel
van de groep in aanmerking voor een derde prik. Zie daarvoor de informatie over vaccinatie
voor mensen met een zeer verzwakt immuunsysteem op p. 51.
Verder wordt een aantal maatregelen genomen om de mensen om wie het gaat persoonlijk
te blijven beschermen en ondersteunen:
• De regelingen voor verstrekking van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en zelftesten
via de apotheek worden verlengd, tot en met 31 december 2021. Bovendien worden de
huidige doelgroepen die hiervoor in aanmerking komen (mantelzorgers, PGB-gefinancierde
zorgverleners en vrijwilligers in de palliatieve zorg) uitgebreid met de groepen die
om medische redenen niet gevaccineerd kunnen worden of bij wie de vaccins niet of
onvoldoende werken. Met deze maatregel worden de benoemde groepen in staat gesteld
zichzelf, of degenen voor wie zij zorgen, te beschermen met medische mondmaskers en
kunnen zij hun contacten (sociale contacten, mantelzorgers of anderszins) in staat
stellen zich te laten testen voor het contact.
• Uit de gesprekken met mensen uit de doelgroep komt verder naar voren dat zij zich
alleen en niet gezien en gehoord voelen. Zij geven aan dat (sociale) ondersteuning
hen kan helpen zich minder geïsoleerd te voelen. Die ondersteuning zou zich niet alleen
op de mensen zelf, maar ook op het gezin er omheen moeten richten. Gemeenten hebben
het instrumentarium om op basis van de persoonlijke situatie van mensen ondersteuning
aan te bieden (bijvoorbeeld in het kader van de Wmo 2015). Bij zelfisolatie ligt vanzelfsprekend
eenzaamheid op de loer; gemeenten kunnen hierin hun ondersteuningsaanbod inzetten
en het blijft uiteraard essentieel dat we naar elkaar blijven omkijken. Ook kunnen
kwetsbare mensen gebruik blijven maken van ondersteuning uit het informele netwerk
en de brede sociale basis (denk hierbij aan een boodschappenservice, onafhankelijke
cliëntondersteuning, verschillende maatjesprojecten en tal van vrijwilligersprojecten
in de wijk). Het is daarbij belangrijk dat er consequent oog is voor en dialoog is
over de veiligheid van de persoon in kwestie. Het gebruik van PBM en zelftesten (zie
hierboven) kan hierbij helpend zijn en het gevoel van veiligheid te vergroten. Dit
vraagt begrip van de omgeving en de samenleving.
• Vanuit het Rode Kruis zal ondersteuning worden aangeboden in de vorm van een coronacoach.
Vrijwilligers van het Rode Kruis kunnen advies geven, praktische ondersteuning organiseren,
zoals boodschappen, helpen om zich veilig buitenshuis te bewegen, een luisterend oor
bieden en waar nodig zorgdragen voor warme overdracht aan lokale organisaties of specialistische
zorg.
Ook wordt een aantal bredere maatregelen genomen:
• Ten eerste wordt ingezet op het dragen van mondkapjes op plekken die, door hen niet
vermeden kunnen worden, namelijk de zorg en het openbaar vervoer (OV). De zorg valt
niet onder de wettelijke mondkapjesplicht, maar heeft de mogelijkheid zelf te beslissen
mondkapjes verplicht te stellen. Daarom wordt met verschillende sectoren gesproken
over een oproep aan hun achterbannen om het gebruik van mondkapjes door personeel
en patiënten te blijven stimuleren om zo een setting te creëren waarin ook mensen
die niet beschermd kunnen worden door vaccinatie zich veilig kunnen begeven. Denk
hierbij ook aan wachtruimten van bijvoorbeeld ziekenhuizen, huisartsen en fysiotherapeuten.
Het in stand houden van de mondkapjesplicht in het OV is reeds in deze brief toegelicht.
• Ten tweede wordt ingezet op het creëren van een veilige werkomgeving. Elders in deze
brief is ingegaan op de inzet rondom registratie van de vaccinatiestatus en de inzet
van het CTB op de werkvloer. Deze maatregelen kunnen ertoe bijdragen dat ook mensen
die zelf tot de kwetsbare doelgroep behoren of een gezinslid hebben voor wie dat geldt,
veilig naar hun werk kunnen.
• Ten derde draagt, zoals elders in deze brief toegelicht, inzet van testen voor toegang
eraan bij dat mensen met een kwetsbare gezondheid zich op meer plekken veilig kunnen
begeven.
• Ten vierde wordt met brancheorganisaties van winkeliers gesproken over maatwerk om
veilig winkelen mogelijk te maken.
Verlenging van de PBM regeling voor mantelzorgers en pgb gefinancierde zorgverleners
Vanaf de eerste golf hebben we voor mantelzorgers en pgb gefinancierde zorgverleners,
die intensieve zorg bieden, persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar gesteld.
Deze persoonlijke beschermingsmiddelen zijn bedoeld voor gevallen waarin degene voor
gezorgd wordt getest moet worden of positief getest is. Daarnaast is er ook voor gezorgd
dat mantelzorgers en pgb gefinancierde zorgverleners meer preventief gebruik kunnen
maken van beschermingsmiddelen om te voorkomen dat zij zelf besmet raken met COVID-19
of dat zij hun cliënten besmetten. Ik heb besloten om deze regeling te verlengen t/m
31 december 2021.
Dagbesteding
De dagbesteding voor mensen met een beperking is op dit moment, met inachtneming van
de beperkingen die samenhangen met de geldende coronamaatregelen, open. De beperkingen
als gevolg van corona betekenen echter wel dat de omvang van de dagbesteding de afgelopen
tijd nog niet op het niveau is van voor de coronacrisis. Dit kan betekenen dat cliënten
minder vaak of minder lang naar de dagbesteding kunnen komen of dat vorm van de dagbesteding
anders is dan voorheen. Ook kan het zijn dat nieuwe cliënten met een wachtlijst te
maken krijgen. Dit blijkt ook uit de recente peiling van Alzheimer Nederland.
Het is echter voor de kwaliteit van leven van de cliënt en de mantelzorger(s) van
belang dat er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die er zijn.
We zijn periodiek in overleg met de VNG, aanbieders van dagbesteding en een aantal
cliëntorganisaties over onder andere de mogelijkheden om de dagbesteding weer volledig
te openen. Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat de dagbesteding veilig moet
zijn. Gemeenten is met een meerkostenregeling financiële ruimte geboden om aanbieders
de dagbesteding op een goede en veilige manier te laten organiseren.
Los van beperkingen door geldende coronamaatregelen, heeft aanbod voor thuiswonende
mensen met dementie mijn aandacht. Als onderdeel van de nationale dementiestrategie,
werk ik – meer in brede zin – samen met gemeenten aan versterking van het aanbod voor
thuiswonenden mensen met dementie.
Zorgvervoer
In de Stand van zakenbrief COVID-19 van 18 juni 2021 (Kamerstuk 25 295, nr. 1297) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het advies d.d. 11 juni 2021 dat de OMT-werkgroep
Langdurige Zorg over zorgvervoer heeft uitgebracht. Het OMT heeft op 7 september 2021
een nieuw advies uitgebracht over zorgvervoer, dat bij deze brief is bijgevoegd69. Alle zelfstandig wonende ouderen hebben inmiddels de gelegenheid gehad om zich te
laten vaccineren. Ook de groep mensen met een (verstandelijke) beperking die in een
instelling of thuis woont is inmiddels op grond van verhoogde kwetsbaarheid of leeftijd
in aanmerking gekomen voor vaccinatie. Gelet hierop wordt in het advies geconcludeerd
dat er ruimte is om de preventieve maatregelen ten aanzien van vervoer verder te versoepelen.
De OMT-werkgroep Langdurige Zorg concludeert dat het op dit moment passend is om de
bezetting te verruimen naar volledige bezetting. Wel is het dan belangrijk dat de
chauffeur en passagiers die tot de genoemde doelgroepen behoren, een medisch mondneusmasker
blijven dragen. Voor personen die vanwege hun beperkingen niet in staat zijn om een
mondneusmasker te dragen blijven de geldende regels rondom uitzondering van de mondneusmaskerplicht
van toepassing.70
De sectorprotocollen zullen zo snel mogelijk in lijn met bovenstaand advies worden
gebracht zodat deze versoepeling per 25 september in kan gaan. We verwachten dat deze
verdere versoepeling faciliteert dat mensen met een beperking en ouderen nog meer
in de maatschappij kunnen participeren en dat tegemoet kan worden gekomen aan de groeiende
vraag naar zorgvervoer.
Eenzaamheid
Dat eenzaamheid blijvend aandacht behoeft, blijkt opnieuw uit het onlangs gepubliceerd
rapport «Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl» van het CBS71. In dit rapport komt naar voren dat 1 op de 3 mensen zich eenzamer is gaan voelen
tijdens de coronacrisis dan in de periode ervoor. Gedurende de pandemie is veel extra
steun ingezet om vereenzaming te signaleren, bespreekbaar te maken en aan te pakken.
Het maatschappelijke steunpakket heeft extra middelen beschikbaar gesteld om dit ook
mogelijk te maken. In eerdere brieven heb ik u op de hoogte gehouden van de landelijke
en lokale aanpak die vanuit het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid wordt gefaciliteerd
en aangejaagd. Dit zal ik blijven doen, onder andere in de aankomende Week tegen Eenzaamheid,
van 30 september t/m 7 oktober. Nu de samenleving weer langzaam opengaat en weer meer
sociaal contact mogelijk is, is het oog hebben voor de mensen voor wie dat niet vanzelfsprekend
is extra belangrijk. In een publiekscampagne die vanaf eind september start, worden
mensen geprikkeld om een klein gebaar te doen voor een ander en zo iemands eenzaamheid
te doorbreken. Gemeenten, organisaties en bedrijven uit de Nationale Coalitie tegen
Eenzaamheid en honderden vrijwilligers, buren, professionals zullen in de Week tegen
eenzaamheid activiteiten hebben om mensen met elkaar te verbinden en extra oog te
hebben voor de ander. Bijvoorbeeld middels ontmoetingsdiners, groepsgesprekken, kletskassa’s,
kennisbijeenkomsten, sportactiviteiten, theatervoorstellingen, tv-programma’s etc.
Op www.eentegeneenzaamheid.nl worden veel inspirerende voorbeelden verzameld. Eind 2021 zal ik u middels de voortgangsrapportage
van Eén tegen eenzaamheid informeren over de resultaten en het actieprogramma 2.0
aan u presenteren. Het sociaal herstel van de samenleving zal van langere duur zijn,
maar de bewustwording over eenzaamheid en de bereidheid en capaciteit daar iets aan
te doen is door de coronacrisis significant gegroeid.
Vrijwilligerswerk: toegekende subsidies in het kader van het steunpakket sociaal en
mentaal welzijn en leefstijl
In het kader van het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl is 2,6 miljoen
euro ter beschikking gesteld voor vrijwilligersorganisaties op het terrein van welzijn
en zorg. In dat kader wordt ingezet op twee speerpunten: tijdelijke versterking/uitbreiding
van de coördinerende en organiserende beroepsmatige capaciteit in het organiseren
van de vrijwillige inzet en investering in eenmalige kosten in het, van blijvende
waarde, upgraden van de (digitale) infrastructuur en facilitering in de directe organisatie
van de vrijwilligers. Aan het LOVZ, als gezamenlijk netwerkverband van landelijke
organisaties in zorg en welzijn, en daarbij NOV als coördinerende vereniging, zijn
deze middelen verleend. Activiteiten worden uitgevoerd door tien deelnemende organisaties:
NPV, NLZVE, Present Nederland, Vier het Leven, Handjehelpen, TijdVoorActie, IPSO,
Humanitas, Jahanniter Nederland en Resto van Harte.
Veel van de activiteiten voor ouderen hebben stilgelegen gedurende het zwaartepunt
van de crisis. Uit de rapportages van o.a. het CBS72 blijkt dat dit grote impact heeft gehad op ouderen. Daarom zijn er ook middelen beschikbaar
gesteld aan twee collectieven van seniorenorganisaties.
KBO-Brabant en de Koepel Gepensioneerden ondernemen activiteiten op het gebied van
ontmoeten, zingeving en digitalisering. Met het project worden stageplekken gecreëerd
voor mbo-studenten door hen te koppelen aan lokale seniorenorganisaties. De studenten
schrijven werkplannen om verschillende activiteiten voor senioren te organiseren en
krijgen een werkbudget om de plannen uit te voeren. De voorbereidingen daarvoor zijn
gedurende de zomer getroffen door middel van gesprekken met ROC’s en de Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Er hebben zich reeds 31 seniorenorganisaties
gemeld voor deelname. Een collectief van KBO-PCOB, ANBO, Alzheimer NL en NOOM breiden
hun bestaande activiteiten verder uit, waarbij de nadruk ligt op ontmoeten, zingeving
en digitalisering. Zo heeft Alzheimer NL een campagne ontwikkeld om de Alzheimercafés
weer onder de aandacht te brengen bij de doelgroep. ANBO traint vrijwilligers in gesprekstechnieken
en rouwverwerking. Ook worden webinars omtrent onlineveiligheid gegeven. KBO-PCOB
wil vrijwilligers enthousiasmeren om de activiteiten met ouderen weer op te starten.
Zij starten met een landelijke kick-off, gevolgd door een regiotour langs de verschillende
regionale afdelingen.
17. Communicatie
Maatregelen
De 1,5 meter-verplichting vervalt en wordt vervangen door een advies «Geef elkaar
de ruimte. 1,5 meter blijft een veilige afstand.» De meeste andere beperkende maatregelen
vervallen. In de campagne «Alleen samen» betekent dit dat de focus vooral ligt op
de resterende basismaatregelen (waaronder «geef elkaar de ruimte»), het coronatoegangsbewijs
en de coronamelder als hulpmiddel om juist in deze fase zicht op het virus (en mogelijke
nieuwe varianten) te houden. De kern van de campagne verschuift van «corona onder
controle krijgen» naar «samen leven met het virus». Daarbij hoort wat je zelf kan
doen om te voorkomen dat je het virus verspreidt. En het creëren van wederzijds begrip.
In de communicatie wordt de basisregel «1,5 meter afstand houden» vervangen door de
algemene boodschap «geef elkaar de ruimte» en de gedragsadviezen die hierbij passen.
We benadrukken onder andere het belang van wederzijds begrip en het belang dat mensen
die kwetsbaar zijn mee kunnen doen in de samenleving.
Ventileren
Zoals in een eerder debat met uw Kamer toegezegd, is frisse lucht en goed ventileren
een extra basisregel geworden. Samen met de andere basismaatregelen is ventilatie
een integraal onderdeel van de campagne «Alleen samen». Dat betekent dat in alle uitingen
die onder deze noemer worden gepubliceerd en verspreid, ventilatie aan bod komt. Onder
andere in de vorm van een icoon voor ventilatie. Dit icoon is ook toegevoegd aan het
spreekgestoelte bij de persconferentie en in andere communicatiemiddelen over de algemene
maatregelen voor de bestrijding van het coronavirus. Voorbeelden hiervan zijn de visuals
die na iedere persconferentie via sociale media gedeeld worden. Daarnaast is onder
de naam «Alleen samen» een campagne gestart op de sociale media platforms Instagram,
LinkedIn, Facebook en Twitter. De campagne bestaat uit twee uitingen waarin wordt
uitgelegd hoe je het beste kunt zorgen voor frisse lucht in huis: een «vraag en antwoord»:
https://www.instagram.com/p/CTFQ7LnqgpD/ en een animatie: https://www.instagram.com/p/CTg37GLq-q_/. De uitingen zijn gedeeld door verschillende departementen en veiligheidsregio’s.
Zoals onder punt 12 in deze brief is gemeld, heeft het kabinet aan onderzoeksorganisatie
TNO de opdracht gegeven om goede handreikingen te maken. Als deze zijn afgerond dan
wordt dit in de communicatie meegenomen en wordt de communicatie rondom ventilatie
verder geïntensiveerd.
Vaccinatie
De communicatie over de coronavaccinatie spitst zich meer en meer toe op specifieke
groepen waar de vaccinatiegraad tot nu toe (enigszins) achterblijft; jongeren, vrouwen
die zwanger zijn of een kinderwens hebben, mensen die er nog niet toe zijn gekomen
zich te laten vaccineren of die nog twijfelen, mensen met een migratie-achtergrond
en mensen die vanwege hun geloof nog geen vaccinatieafspraak hebben gemaakt. Daarbij
is er naast informatie over het laagdrempelig vaccineren en de thema’s die al lange
tijd een rol spelen (bijwerkingen, veiligheid, noodzaak) ook blijvende en proactieve
aandacht voor het weerleggen van desinformatie.
Campagne Prikken zonder afspraak
De campagne Prikken zonder afspraak richt zich op een jongere doelgroep (18–30 jaar) die zich wil laten vaccineren, maar
nog geen eerste prik heeft gehaald. In de campagne staat centraal hoe eenvoudig het
is om je prik te halen: kijk op prikkenzonderafspraak.nl voor een priklocatie bij
jou in de buurt en haal je eerste prik wanneer het jou uitkomt.
De campagne kent diverse middelen, die verschillend worden ingezet. Zo is er een radiocommercial
te horen op alle landelijke zenders en op jongerenzenders. Ook zijn er middelen die
worden ingezet in postcodegebieden waar de vaccinatiegraad achterblijft. Voorbeelden
hiervan zijn posters en online advertenties in specifieke wijken.
De website Prikkenzonderafspraak.nl is op korte termijn in acht talen beschikbaar
en wordt verspreid binnen netwerken van mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen.
Vaccineren en zwangerschap
Vaccineren tijdens een zwangerschap, maar ook bij een (toekomstige) kinderwens is
vanaf de start van de vaccinatiecampagne een belangrijk thema. Er is een webpagina
waar alle informatie over dit onderwerp is gebundeld: coronavaccinatie.nl/zwanger.
Er is ook aandacht besteed aan dit thema in onder andere online talkshows, in video’s
die in samenwerking met Viva en Ouders van Nu zijn gemaakt en in verschillende video’s
waarin experts aan het woord zijn. Ook is er een blog met een gynaecoloog gepubliceerd
en gedeeld, net als meerdere andere sociale media berichten rond dit thema. Binnenkort
volgt ook een video met een gynaecoloog in de reeks «Vijf vragen aan ...»
Recent is er een advertentie gemaakt om zwangere vrouwen en vrouwen met een kinderwens
te informeren over zwangerschap en vaccineren. Deze advertentie wordt gebruikt in
magazines en op websites die vaak door de doelgroep worden bezocht. Hoofdboodschap
is dat je als zwangere vrouw extra risico loopt op complicaties na besmetting met
het coronavirus. Onderzoek wijst uit dat vaccineren niet schadelijk is voor moeder
of foetus, dus dat je met een gerust hart de prik kunt halen. De advertentie verwijst
door naar een algemene pagina over vaccineren en zwangerschap.
Desinformatie
Op internet en sociale media is veel onjuiste informatie te vinden die makkelijk te
delen is en zich daardoor snel kan verspreiden. De afgelopen maanden is gewerkt met
een aanpak van vier elementen die elkaar onderling versterken: monitoren, informeren,
reageren en bewustzijn creëren. We gaan deze aanpak intensiveren om zo de mensen die
zich (nog niet) hebben laten vaccineren en ontvankelijk zijn voor desinformatie, goed
te informeren. Dit doen we door:
• Een publieksonderzoek naar de mate waarin men zich laten beïnvloeden door desinformatie
over vaccinatie.
• Nóg duidelijker aan te geven welke informatie onjuist is, en wat wél betrouwbare informatie
en bronnen zijn. Met daarbij aandacht voor bewustwording over het bestaan van desinformatie.
• Feitelijke informatie beschikbaar te stellen op zoveel mogelijk kanalen, o.a. op coronavaccinatie.nl
en via sociale media.
• In te blijven zetten op webcare. Het webcareteam beantwoordt vragen en ontkracht berichten
met onjuiste informatie en biedt burgers de route naar de juiste informatie en bronnen
van verschillende partijen zoals het RIVM, de GGD, het CBG en Lareb.
We blijven benadrukken dat vrije meningsuiting altijd voorop staat. De aanpak van
desinformatie is er daarom vooral op gericht om mensen zo goed mogelijk te informeren,
zodat zij zich bewust worden van het bestaan van desinformatie, deze kunnen herkennen
en ook zelf hun mening over een onderwerp kunnen vormen.
Jongeren
In de voorlichting aan jongeren zetten we in op thema’s en vragen die onder jongeren
leven. Eerder deden we dit onder andere met video’s over bijwerkingen en vruchtbaarheid.
Onlangs kwamen daar video’s bij waarin we uitleggen hoe een mRNA-vaccin werkt en wat
we kunnen leren van andere vaccins. Deze video’s zetten we in als online advertentie
en zijn in een «toolkit» beschikbaar gesteld aan onderwijsinstellingen via de koepels
van mbo, hogescholen en universiteiten. Via BVJong zijn de video’s gedeeld onder jongerenwerkers.
Voor het voortgezet onderwijs is het Nederlands Instituut voor Biologie (NIBI) gevraagd
om een lesmodule te ontwikkelen om scholieren in alle niveaus van het voortgezet onderwijs
wegwijs te maken in het vaccineren tegen corona. De lesmodule is sinds 4 september
gratis beschikbaar op www.lerenovervaccineren.nl en bestaat o.a. uit een animatievideo, een rollenspel en een verwerkingsopdracht.
Mensen met een migratie-achtergrond
Er zijn video’s in het Arabisch, Turks, Papiamento en Berber uitgebracht waarin veelgestelde
vragen worden uitgelegd. Deze video’s worden via Facebook en Whatsapp verspreid in
de netwerken van de voorlichters van Inclusia; een stichting ter bevordering van een
inclusieve samenleving. Onderdelen van de video’s worden ook via de sociale mediakanalen
van VWS gedeeld. Eerder organiseerde Inclusia op basis van informatie van VWS bijeenkomsten
over de coronavaccinatie door voorlichters van verschillende achtergronden voor hun
achterban. Ook gaven de voorlichters van Inclusia interviews in (sociale) media waar
voornamelijk mensen met een migratie-achtergrond naar kijken/luisteren. Voorbeelden
hiervan zijn Facebook Waterkant, Radio Deniz en Radio Amor.
Eind september organiseren we samen met Helpdesk Nieuwkomers de eerste van een reeks
livestreams voor mensen uit Eritrea en Somalië en Arabisch sprekende mensen. Hierin
worden de meestgestelde vragen uit deze gemeenschappen beantwoord in de eigen taal.
Ook kunnen mensen direct vragen stellen tijdens de livestream. Verspreiding gaat onder
andere via de Helpdesk Nieuwkomers (taalhuizen, COA, GGD’en) en via de netwerken van
het Ministerie van VWS en het Ministerie van SZW.
Mensen die vanwege hun geloof nog geen vaccinatie-afspraak hebben gemaakt
Met mensen uit verschillende kerkelijke gemeenschappen wordt bekeken hoe we er gezamenlijk
voor kunnen zorgen dat er geen brandhaarden in de gemeenschappen ontstaan.
Wijs op reis
Vanaf 15 mei 2021 is de communicatie richting reizigers geïntensiveerd zodat zij goed
voorbereid op reis gaan, weten dat de situatie tijdens de vakantie (snel) kan veranderen
en hier snel naar kunnen handelen. De geboden handelingsperspectieven waren: bekijk
het reisadvies op wijsopreis.nl en download de Reisapp. Via verschillende online en
offline middelen (radio en tv-commercials, online bannering, sociale media, factsheets etc.) zijn reizigers hiertoe met succes opgeroepen; 92% van de mensen die op vakantie
is geweest controleerde het reisadvies voorafgaand aan de reis. Zij bezochten ruim
57 miljoen keer de reisadviezen en de Reisapp werd in deze periode 980.000 keer gedownload.
Dit is een stijging van 81% ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Zeven op
de tien gebruikers van de Reisapp maakte hun vakantieland favoriet, zodat zij ook
tijdens hun verblijf automatisch op de hoogte bleven. Op 8 augustus jl. werd bekend
dat ook terugkerende reizigers uit landen met een geel reisadvies een coronabewijs
moesten kunnen overleggen. Betaalde advertenties over deze wijziging op sociale media
en op nieuwswebsites zijn bijna 5 miljoen keer gezien door Nederlanders die zich op
dat moment in het buitenland bevonden.
18. Caribisch deel van het Koninkrijk
De laatste gegevens van 13 september 2021 van het Caribisch deel van het Koninkrijk
laten het volgende besmettingsbeeld zien:
Tabel 4. Besmettingsbeeld Caribisch deel van het Koninkrijk
Bonaire
St. Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID patiënten
(cumulatief)
90
(1.900)
1
(24)
0
(11)
366
(15.741)
321
(15.092)
190
(3.999)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen verpleegafdeling
(op de IC)
0
(2)
0
0
18
(14)
22
(32)
4
(9)
Aantal patiënten overleden
17
0
0
155
155
57
Percentage totale bevolking volledig gevaccineerd
61%
(07/09)
42%
(07/09)
79%
(07/09)
54%
(07/09)
57%
(07/09)
37%
(07/09)
Op Saba en Sint Eustatius is het aantal besmettingen stabiel laag. De actieve casus
betreffen mensen die aan het einde van hun quarantaineperiode na inreizen positief
zijn getest. Op Bonaire is het aantal besmettingen de afgelopen week in een korte
periode hard gestegen. De uitbraak is te relateren aan vijf clusters; vier clusters
op scholen en één cluster binnen een voetbalteam. Andere positief getesten hebben
nauw contact gehad met de mensen uit deze clusters. Het BCO is inmiddels opgeschaald.
Het aantal besmettingen op Aruba, Curaçao en Sint Maarten is de afgelopen periode
toegenomen. Sinds afgelopen week is een lichte daling waarneembaar. Ook het aantal
ziekenhuisopnames is de afgelopen periode fors gestegen. Het gaat hierbij voornamelijk
om niet (volledig) gevaccineerde mensen die opgenomen worden in het ziekenhuis. Het
aantal ziekenhuisopnames is vooralsnog hoog.
Op 11 augustus jl. heeft het RIVM een brief gestuurd waarin werd aangegeven dat (na
een periode met op alle eilanden een lage incidentie) de deltavariant, het toerisme
en fors afgeschaalde maatregelen geleid hebben tot toenemende aantallen positieve
casus. De verwachting werd uitgesproken dat COVID-19 nog maanden, zo niet jaren, actueel
zal blijven. Geadviseerd werd daarom om de kiemsurveillance te continueren; de vaccinatiegraad
te verhogen; de capaciteit van de Publieke Gezondheid en de curatieve zorg langdurig
te borgen; en maatregelen ter beperking van de sociale interactie uit te breiden.
Curaçao en Aruba hebben, langs de lijnen van het RIVM advies, de maatregelen verder
aangescherpt. Op 1 september heeft het RIVM een vervolgbrief geschreven, omdat Sint
Maarten de adviezen nog onvoldoende opvolgde. Dit is in de eerste week van september
ook in een bilateraal overleg tussen de Minister van gezondheid van Sint Maarten en
Staatssecretaris Blokhuis aan de orde gesteld.
Zorgcapaciteit
VWS dringt er bij de landen en de ziekenhuizen op aan om op korte termijn plannen
te formuleren hoe de capaciteit van de GGD’en en COVID-afdelingen op de middellange
en lange termijn gewaarborgd kan worden. De ziekenhuizen in de landen zijn in de huidige
piek namelijk wederom overbelast. Het aantal IC bedden is opnieuw opgeschaald en de
electieve zorg ligt deels stil. Vanuit Aruba en Sint Maarten zijn een aantal COVID-IC-patiënten
uitgezonden naar Colombia vanwege capaciteitsgebrek. Omdat de drie grotere ziekenhuizen
allen tegelijk overbelast zijn, kunnen de patiënten niet binnen het Koninkrijk opgevangen
worden. VWS heeft de afbouw van het extra zorgpersoneel uit de Verenigde Staten op
de CAS-landen tijdelijk gestaakt en deels teruggedraaid om aan de vraag naar IC-verpleegkundigen
en -artsen te voldoen.
Daarnaast is er schaarste ontstaan in de voorraad van het medicijn Tocilizumab, wat
gebruikt wordt in de behandeling van bepaalde vormen van reumatische aandoeningen
en COVID-19-patiënten. De Caribische delen van het Koninkrijk hebben hier hun zorgen
over geuit. Het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen (LCG) is bezig met een
inventarisatie van vraag en aanbod, om zo tot een verdelingsmodel te komen.
Vaccinatiecampagnes Caribisch deel van het Koninkrijk
Sinds de vaccinatieprogramma’s in het Caribisch deel van het Koninkrijk in februari
jl. van start zijn gegaan, zijn er ruim 417.500 vaccins toegediend aan de inwoners
van de eilanden. Op de CAS-landen en de BES-eilanden worden momenteel alle inwoners
van 12 jaar en ouder gevaccineerd. Van de totale bevolking is op Curaçao, Aruba en
Sint Maarten respectievelijk 57%, 54% en 37% volledig gevaccineerd. Op Bonaire, Sint
Eustatius en Saba is respectievelijk 61%, 42% en 79% van de totale bevolking volledig
gevaccineerd. Deze cijfers dateren van 7 september 2021.
Met het oog op de deltavariant schat het RIVM dat 75 tot 85% van de totale bevolking
op de eilanden volledig gevaccineerd moet zijn om groepsimmuniteit te behalen. In
mijn brief van 13 augustus (Kamerstuk 25 295, nr. 1396) heb ik aangegeven dat er behoefte is aan meer informatie over wat vaccintwijfelaars
en -weigeraars ervan weerhoudt zich te laten vaccineren. VWS heeft daarom in samenspraak
met de gezondheidsautoriteiten op Curaçao, Aruba, Sint Maarten, Bonaire en Sint Eustatius
een onderzoeksteam samengesteld dat op 9 augustus van start is gegaan op Curaçao.
Op 10 september heeft het onderzoeksteam schriftelijk beleids- en communicatieadviezen
gepresenteerd om de vaccinatiebereidheid in het Caribisch deel van het Koninkrijk
te verhogen. Deze week presenteert het onderzoeksteam de beleids- en communicatieadviezen
in bilaterale overleggen aan de CAS-landen, Bonaire en Sint Eustatius.
19. Overzicht beleidsevaluaties
Tijdens het debat van 24 juni jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 93, Debat over de ontwikkelingen
rondom het coronavirus) heb ik het lid Bikker toegezegd uw Kamer te zullen informeren
over de afgeronde, lopende en nog te starten COVID-19 gerelateerde evaluaties. In
de bijlage vindt u hiervan een overzicht73. Dit overzicht heb ik tevens gedeeld met de Eerste Kamer in mijn brief van 9 september
jl. De evaluaties die in dit overzicht zijn opgenomen, betreffen evaluaties van beleid
en/of maatregelen om de COVID-crisis te bestrijden, waarvan VWS opdrachtgever is of
waarbij het handelen van VWS tijdens de crisis geëvalueerd wordt. Het grootste onderzoek
dat op dit moment loopt is het u bekende onderzoek dat door de Onderzoeksraad voor
Veiligheid wordt uitgevoerd. Verder worden momenteel in opdracht van VWS deelaspecten
van de aanpak van de coronacrisis geëvalueerd, zoals de inkoop van PBM, de aanpak
van de nertsencrisis en de maatregelen ten behoeve van het voorkomen van geneesmiddelentekorten.
Daarnaast zijn ook al evaluaties afgerond. Het betreft dan zowel interne evaluaties
zoals het «Lessons Learned» traject en het evalueren middels de WHO Intra-Action Review
methode, alsmede evaluatie door externe partijen als Verwey Jonker en de Algemene
Rekenkamer. De belangrijkste resultaten van deze evaluaties zijn in het overzicht
opgenomen. Ik sluit niet uit dat, als daar aanleiding voor is, op initiatief van VWS
naar meer deelaspecten van de COVID-crisis onderzoek zal worden gedaan.
Naast de vermelde evaluaties subsidieert VWS het onderzoeksprogramma naar corona en
COVID-19 van ZonMw, waarbinnen onderzoek wordt gedaan naar uiteenlopende aspecten
van de COVID-crisis. Deze onderzoeksresultaten worden via wetenschappelijke commissies
aangeboden aan het OMT en andere adviesorganen. Het Ministerie van VWS is tevens opdrachtgever
van het RIVM onderzoeksprogramma COVID-19, een zeer breed onderzoeksprogramma dat
alle COVID-activiteiten van het RIVM behelst en met name gericht is op pandemische
paraatheid. De inhoud van deze laatste twee programma’s zijn niet opgenomen in bijgevoegd
overzicht.
20. Publicatie Wob stukken Interdepartementaal Afstemmingsoverleg
Hierbij informeer ik uw Kamer dat het besluit op grond van de Wet openbaarheid van
bestuur (Wob) dat betrekking heeft op documenten van de vergaderingen van het Interdepartementaal
Afstemmingoverleg (IAO) die zijn gehouden in het kader van de COVID-19 crisis in de
periode januari 2020 tot en met juni 2020 en zijn verstuurd aan de verzoekers. Op
3 september jl. zijn de (gedeeltelijk) openbaar gemaakte documenten en het besluit
tevens gepubliceerd op www.WOBCovid19.rijksoverheid.nl.
21. Catshuisstukken
In mijn brief van 8 december jl.74 heeft het kabinet aangegeven de presentaties die voorliggen in de informele overleggen
over de coronacrisis in het Catshuis openbaar te maken. De stukken worden op de website75 van rijksoverheid gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen76 in de weg staan. Hier zijn vanaf heden ook de stukken raadpleegbaar die besproken
zijn in het Catshuis op 12 september 2021.
Slot
Nu de anderhalve meter als verplichting komt te vervallen, zullen we op andere manieren
elkaar de ruimte moeten geven om mee te doen. Ook de komende tijd zullen we een beroep
moeten doen op elkaars solidariteit. En ook vaccineren is een daad van solidariteit.
Met een vaccinatie bescherm je immers niet alleen jezelf, maar draag je indirect ook
bij aan een betere bescherming van je sociale omgeving en van de samenleving als geheel.
Een hoge vaccinatiegraad in alle groepen binnen onze samenleving is de enige manier
om maatregelen helemaal los te kunnen laten en om zonder beperkingen ons oude leven
te hervatten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.