Brief regering : Reactie op de initiatiefnota van de leden Agema en Wilders over “Zorg van Nationaal Belang. Een direct einde aan een deel van de marktwerking. En een zorgcrisisreserve in geval van pandemie, ramp of terreuraanslag”
35 766 Initiatiefnota van de leden Agema en Wilders over «Zorg van Nationaal Belang. Een direct einde aan een deel van de marktwerking. En een zorgcrisisreserve in geval van pandemie, ramp of terreuraanslag»
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2021
Dit voorjaar heb ik van de leden Agema en Wilders (beiden PVV) de initiatiefnota over
«Zorg van Nationaal Belang. Een direct einde aan een deel van de marktwerking. En
een zorgcrisisreserve in geval van pandemie, ramp of terreuraanslag»1
ontvangen. In hun initiatiefnota doen de leden Agema en Wilders voorstellen aan de
Kamer rond de crisisbestendigheid van het zorglandschap. De vaste Kamercommissie voor
VWS heeft verzocht om een reactie op deze initiatiefnota. Met deze brief kom ik tegemoet
aan dat verzoek. Hieronder ga ik in op de voorstellen uit de initiatiefnota.
Voorstel 1: Een direct einde aan een deel van de marktwerking
Dit voorstel heeft volgens de initiatiefnemers als doel een aantal essentiële onderdelen
van de acute zorg per direct uit de marktwerking te halen door ze van Nationaal Belang
te verklaren. Het gaat dan om de ambulancedienst, de spoedeisendehulppost, intensive
cares en de persoonlijke beschermingsmiddelen. In het voorstel komen voor deze onderdelen
vaste prijzen te gelden en wordt een speciaal gezant aangewezen voor over de planning
en het beheer. De initiatiefnemers beogen met deze maatregelen de beschikbaarheid
van (acute) gezondheidszorg beter te kunnen waarborgen, mede met het oog op toekomstige
ontwikkelingen zoals het risico op bijvoorbeeld een nieuwe pandemie.
Als reactie hierop merk ik op dat er binnen de acute zorg al op diverse gebieden maatregelen
zijn genomen om de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de acute zorg voor iedereen
in Nederland expliciet te borgen, ten koste van vrije keuzemogelijkheden en vrije
prijsvorming. Denk daarbij aan de Wet Ambulancezorgvoorzieningen die op 1 januari
2021 in werking is getreden, waarin de ambulancezorg in Nederland wordt aangemerkt
als een niet-economische dienst van algemeen belang (NEDAB). Voor de ambulancezorg
gelden reeds vaste prijzen. Ook wordt in de acute zorg veel gebruik gemaakt van beschikbaarheidbijdragen,
bijvoorbeeld voor de Mobiel Medische Teams (MMT – de zogenoemde traumaheli’s), de
ambulancehelikopter en spoedeisende hulpposten.
De beschikbaarheidbijdrage is een subsidie op grond van artikel 56a Wet marktordening
gezondheidszorg. Het instrument is geïntroduceerd om de beschikbaarheid van noodzakelijke
vormen van zorg te waarborgen. Het betreft hier zorg waarvan de kwaliteit, toegankelijkheid
c.q. bereikbaarheid en betaalbaarheid niet gewaarborgd zijn zonder financiële bemoeienis
van de overheid. Dit betekent dat er, naast eventuele vergoedingen voor zorg door
de zorgverzekeraar, waar nodig een specifieke beschikbaarheidbijdrage wordt verstrekt
aan een zorgaanbieder om de landelijke dekking van deze vormen van zorg te kunnen
garanderen. Ook voor acute psychiatrische zorgverlening en huisartsenposten geldt
een vorm van beschikbaarheidsbekostiging. Bij deze vormen van zorg staat nu ook al
het belang van beschikbaarheid van de zorg voorop en daar sluit de huidige bekostiging
bij aan.
Om de beschikbaarheid van (acute) gezondheidszorg ook in de toekomst goed te kunnen
waarborgen, kunnen op onderdelen verdere aanscherpingen of veranderingen op dit gebied
wenselijk zijn. Zo worden in de discussienota «Zorg voor de Toekomst» diverse mogelijke
maatregelen genoemd rond de beschikbaarheid en de bekostiging van de (acute) zorg,
teneinde de toekomstbestendigheid van onze gezondheidszorg beter te waarborgen. Specifiek
over de acute zorg zijn daarnaast oplossingsrichtingen opgenomen in de houtskoolschets
acute zorg, die door uw Kamer controversieel is verklaard. Ten slotte merk ik op dat
ook verschillende politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s verschillende oplossingsrichtingen
voorstellen die in meer of mindere mate aanpassingen van het Nederlandse zorgstelsel
omvatten.
Gezien de demissionaire status van het kabinet kan ik op dit moment geen voorkeur
uitspreken voor een bepaalde oplossingsrichting. Wel werken we op dit moment aan bouwstenen
die het nieuwe kabinet kan gebruiken bij keuzes over de inrichting van het zorglandschap.
Hierover heb ik uw Kamer op 26 mei 2021 per brief geïnformeerd2 en wij hebben hier onder meer in het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus
op 3 juni 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 84, items 7 en 12) over gesproken. De
crisis heeft namelijk laten zien er structurele vraagstukken bestaan over de manier
waarop ons zorglandschap is voorbereid op de toekomst. Ons zorglandschap moet robuuster
en flexibeler worden, zodat we ook crisissituaties aan kunnen, die we nu niet kennen
of kunnen bedenken. Dat geldt voor zowel de curatieve als de langdurige zorg. Daarbij
gaat het onder meer om het behouden en uitbouwen van een vorm van zorgcoördinatie,
regie en aansturing in tijden van crisis en het behouden van de versterkte samenwerking
binnen en tussen de zorgsectoren (zowel cure- als caresector) en binnen en tussen
regio’s, zoals bijvoorbeeld via het ROAZ en de samenwerking met leveranciers en producenten.
Er zullen op dit vlak nog de nodige geleerde lessen moeten worden opgehaald om deze
en andere vraagstukken vervolgens uit te werken samen met alle betrokken partijen.
Voorstel 2: Aanleg Zorgcrisisreserve in geval van pandemie, ramp of terreuraanslag
Aanleg Nationale Reserve Zorgverleners
De COVID-crisis heeft laten zien dat er tijdens crises behoefte is aan een reservecapaciteit
van medisch geschoolde zorgprofessionals. In dit kader ben ik gestart met een verkenning
naar een nationale reserve van zorgverleners. Hierover heb ik u in de Kamerbrief van
9 maart3 geïnformeerd. Dit is in lijn met de Kamerbreed aangenomen motie van de leden Pieter
Heerma en Wilders4, waarin werd verzocht onderzoek te doen naar een Nationale Zorgreserve, in te zetten
tijdens een pandemie, ramp of terreuraanslag. Wij verkennen de mogelijkheden aan de
hand van scenario’s. In de Kamerbrief van 6 juli jongstleden5 heb ik u geïnformeerd over de contouren van deze scenario’s. Deze scenario’s worden
momenteel verder uitgewerkt, onder andere door gesprekken met het veld en met bestaande
reserves. In september informeer ik u over de uitkomsten van de verkenning.
Aanleg en beheer van een Zorgcrisisreserve bestaande uit reserve gebouwen, reserve
bedden, reserve apparatuur, etc.
Het zorglandschap moet in de toekomst robuuster, stootvaster en flexibeler, zodat
we niet alleen de crisis van gisteren en vandaag aankunnen, maar vooral ook mogelijke
crisissituaties die we nu niet kennen of kunnen bedenken. We zijn ons nog aan het
beraden op hoeveel IC-bedden er structureel (vast) nodig zijn. We willen hierbij de
zorgprofessionals betrekken en hen om advies vragen. Hierbij wordt onder andere gedacht
aan een flexibele capaciteit van materiaal (bijvoorbeeld apparatuur, persoonlijke
beschermingsmiddelen en geneesmiddelen) en van medisch geschoolde zorgprofessionals
(incl. de benodigde opleidingsinspanningen). Besluitvorming hierover is aan het nieuwe
kabinet.
Ik heb uw Kamer bij brief van 14 april jongstleden6 bericht over een voorstel om te komen tot een ijzeren voorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen
(PBM) en medische hulpmiddelen (waaronder IC-apparatuur) ten behoeve van toekomstige
crises. In dit voorstel worden drie zogenoemde dijken geïntroduceerd om de zorg beter
voor te bereiden op en te beschermen ten tijde van crises. Dijk 1 betreft ruimere
voorraden bij zorginstellingen zelf, Dijk 2 betreft ruimere centrale voorraden waaronder
bij leveranciers en Dijk 3 is de stand-by productie in of dichtbij Nederland. Als
«dijkbewaking» wordt voorgesteld om een meldpunt op te richten om actuele informatie
over de ontwikkeling van vraag en aanbod inzichtelijk te maken. Ik ben voornemens
om uw Kamer nader te informeren over de uitwerking van dit voorstel, inclusief de
kosten daarvan. Daarnaast zijn er naar aanleiding van het Verslag Schriftelijk Overleg
inzake de brief IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen
bij crises7 en de brief Halfjaarlijks voortgang ijzeren voorraad geneesmiddelen8 vragen gesteld. Mijn reactie daarop is op 9 juli jongstleden naar uw Kamer gestuurd9. Definitieve besluitvorming is vervolgens aan het volgend kabinet. Een andere maatregel
die in deze context is genomen is de opzet van een subsidieregeling die ziekenhuizen
in staat heeft gesteld om een crisisvoorraad van geneesmiddelen die gebruikt worden
op de intensive care aan te leggen, waarmee zij vijf maanden regulier gebruik én drie
maanden piekgebruik kunnen opvangen.
Het in eigen land en in eigen beheer produceren en beheren van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Het is niet realistisch en wenselijk om alle persoonlijke beschermingsmiddelen in
eigen land en in eigen beheer te gaan produceren. Wel bekijk ik wat een zinvolle aanpak
is om de leveringszekerheid van persoonlijke beschermingsmiddelen ten behoeve van
toekomstige crises en ook op de lange termijn zo veel mogelijk te garanderen. Ik hecht
zeer aan de inbreng en betrokkenheid van veldpartijen in Nederland. Daarom heb ik
ter ontwikkeling van een strategische beleidsagenda voor de leveringszekerheid van
medische producten in maart ronde tafels georganiseerd om met het veld hierover in
gesprek te gaan. Ook de industrie was daarbij vertegenwoordigd. Op 11 mei jongstleden
is het toegezegde verslag hiervan naar uw Kamer10 gestuurd. Verder is het veld op dit punt structureel betrokken via de Klankbordgroep
van het programma ijzeren voorraad (Dijkenmodel). Ik verwacht uw Kamer in het derde
kwartaal mijn beleidsagenda leveringszekerheid te doen toekomen.
De speciaal gezant de Zorgcrisisreserve aan te laten sturen. Hij of zij geeft leiding
aan de GHOR en de veiligheidsregio’s en is verantwoordelijk voor de reserve capaciteitsplanning.
De huidige pandemie heeft laten zien dat coördinatie tijdens een dergelijke crisis
binnen de zorgketen zeer belangrijk is. Daarom werken we op dit moment aan bouwstenen
voor het crisisbestendig maken van de zorg, onder andere over het behouden en uitbouwen
van een vorm van zorgcoördinatie en over regie en aansturing in tijden van crisis.
Een diepgaande evaluatie van de pandemie gaat een scherper beeld geven van het functioneren
van crisisbeheersing in de zorg, waaronder de rol van de GHOR. Zoals ik heb aangegeven
in het debat over medisch specialistische zorg op 5 juli jongstleden, wil ik daarbij
ook het vraagstuk van de doorzettingsmacht betrekken.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.