Brief regering : Fiche: Herziening richtlijn consumentenkrediet
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3175
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvang1t u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Naiades III «Het toekomstbestendig maken van de Europese binnenvaart»
(Kamerstuk 22 112, nr. 3170)
Fiche: Mededeling langetermijnvisie plattelandsgebieden EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3171)
Fiche: Mededeling End the Cage Age (Kamerstuk 22 12, nr. 3173)
Fiche: Wijziging Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen (Kamerstuk 22 112, nr. 3174)
Fiche: Herziening richtlijn consumentenkrediet
Fiche: Verordening algemene productveiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 3176)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A.M. Kaag
Fiche: Herziening richtlijn consumentenkrediet
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van
Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten («richtlijn consumentenkrediet»)
b) Datum ontvangst Commissiedocument
30 juni 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 347
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52021PC0347 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
EUR-Lex – 52021SC0170 – EN – EUR-Lex (europa.eu)
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie Financiën in nauwe samenwerking met het Ministerie van Justitie en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), met
inachtneming van artikel 169 VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 30 juni jl. heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn ter
herziening van de richtlijn consumentenkrediet. De Commissie constateert namelijk
twee problemen op de consumptiefkredietmarkt. Ten eerste, consumenten sluiten leningen
af die schadelijk voor hen zijn, maar wat met goede beschermingsmaatregelen voorkomen
kan worden. Ten tweede, van een goed functionerende Europese interne kredietmarkt
is beperkt sprake. Dit kan grensoverschrijdende activiteiten en de vraag naar goederen
en diensten beperken. Met het richtlijnvoorstel wil de Commissie een hoog niveau van
consumentenbescherming waarborgen en de totstandkoming van een interne markt voor
krediet bevorderen.
Digitalisering en de daarmee samenhangende aanpassing van het gedrag en de voorkeuren
van consumenten worden door de Commissie gezien als belangrijkste oorzaken van het
ontbreken van een consequent hoog beschermingsniveau. Consumenten willen nu een vlotter
proces om krediet te verkrijgen en doen dat vaak online. Dit heeft geleid tot nieuwe
spelers en vormen van consumptief krediet op de markt die buiten het toepassingsbereik
van de bestaande richtlijn uit 2008 vallen. Ook de online leenomgeving en reclame-uitingen
van kredietverstrekkers zijn vaak niet ingericht op het belang van de consument. Daarnaast
bestaat er juridische onzekerheid door onduidelijke definities en bepalingen in de
huidige richtlijn. Dit heeft bijgedragen aan het uiteenlopen van regels voor kredietverstrekking
in de EU, waardoor een ongelijk speelveld bestaat voor kredietverstrekkers.
In het richtlijnvoorstel van de Commissie wordt het toepassingsbereik ten opzichte
van de huidige richtlijn sterk verruimd. De Commissie stelt allereerst voor om de
uitzondering voor huur- en leasingovereenkomsten zonder verplichting tot aankoop van
het object, te schrappen. De Commissie wijst op risico’s voor consumenten in deze
snelgroeiende markt door ondoorzichtige kostenstructuren en onvoldoende informatieverstrekking.
Ook de markt voor zogenaamde Buy now, pay later dienstverleners, die diensten aanbieden waarbij consumenten pas achteraf hoeven te
betalen, groeit in rap tempo. Volgens de Commissie kan achteraf betalen risico’s voor
kwetsbare, slecht geïnformeerde consumenten met zich meebrengen. Een rentevrije lening
is in beginsel gratis, maar kan bij een gemiste betaling leiden tot hoge kosten. Het
voorstel is om de uitzonderingen voor kredietovereenkomsten in de vorm van een geoorloofde
debetstand op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost, kredietovereenkomsten
zonder rente en andere kosten, en kredietovereenkomsten waarbij het krediet binnen
een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald tegen onbetekenende kosten te
schrappen met onder andere als doel om achteraf betalen onder het toepassingsbereik
van de richtlijn te laten vallen. Bij peer-to-peer lending, een vorm van crowdfunding, faciliteert een digitaal platform kredietverlening tussen
consumenten. In enkele lidstaten is deze dienstverlening steeds meer een gangbare
vorm van kredietverlening, waarvoor (Europees) nog geen duidelijk en passend juridisch
kader bestaat. De Commissie wil met het voorstel juridische duidelijkheid bieden wat
betreft deze vorm van crowdfunding. Het voorstel is om diverse regels en verplichtingen
van toepassing te verklaren op crowdfundingdiensten met als doel om consument-kredietnemers
te beschermen. Tot slot is het voorstel van de Commissie om ook kredieten van minder
dan 200 euro onder het toepassingsbereik van de richtlijn te plaatsen met als doel
om kortlopende leningen tegen (zeer) hoge kosten aan te pakken.
De Commissie doet diverse voorstellen om de informatievoorziening richting consumenten
te verbeteren. Het belangrijkste voorstel is dat een extra informatiedocument moet
worden verstrekt waarmee consumenten in één opslag alle essentiële informatie kunnen
zien. Dit document moet ook goed leesbaar zijn op een telefoon of tablet. Verder introduceert
de Commissie een aantal algemene beginselen voor marketing- en reclame-uitingen.
In het richtlijnvoorstel zijn diverse nieuwe regels opgenomen om te voorkomen dat
consumenten (ongewild) richting het afsluiten van een krediet worden gestuurd. De
Commissie stelt onder andere voor om koppelverkoop en ongevraagde verkoop van krediet
te verbieden. Ook aan het gebruik van standaardopties bij de verkoop van nevendiensten,
zoals vooraf aangekruiste vakjes, moet volgens de Commissie een einde komen. Hierdoor
sluiten consumenten vaak onbewust een dure, niet per se noodzakelijke nevendienst
af. Verder bevat het richtlijnvoorstel enkele bepalingen om consumenten te beschermen
wanneer kredietverstrekkers gebruikmaken van geautomatiseerde verwerking van gegevens,
met inbegrip van profilering. Het voorstel bevat ook nieuwe voorschriften over adviesdiensten,
gedragsregels bij het verstrekken van krediet en vakbekwaamheid van personeel.
In het richtlijnvoorstel worden de regels over de kredietwaardigheidstoets verduidelijkt
en aangevuld. De bestaande bepaling kent namelijk verscheidene interpretaties, waardoor
de vereisten aan een krediettoets in de lidstaten uiteenlopen. Daarnaast stelt de
Commissie voor om lidstaten te verplichten een kostenplafond voor krediet vast te
stellen. Een plafond is in veel lidstaten een zeer effectief instrument om consumenten
te beschermen, vooral tegen risicovolle kredieten zoals flitskredieten. De Commissie
geeft hiervoor drie opties: een renteplafond, een plafond voor het jaarlijkse kostenpercentage
of een plafond voor de totale kosten van het krediet.
Mensen met problematische schulden hebben vaak ook betalingsachterstanden op krediet,
wat ze kwetsbaar maakt voor een schuldenspiraal. Het voorstel van de Commissie is
om kredietverstrekkers te verplichten toereikend beleid en procedures vast te stellen
voor de zorgvuldige behandeling van klanten met betalingsproblemen. Ook is het voorstel
om lidstaten te verplichten schuldadviesdiensten ter beschikking te stellen aan mensen
met financiële problemen. Tot slot wil de Commissie dat de lidstaten maatregelen bevorderen
die de scholing van consumenten over het op verantwoordelijke wijze lenen van geld
en beheren van schulden ondersteunen.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft een viertal beleidsopties overwogen om haar doelen te bereiken,
en de impact hiervan op stakeholders beoordeeld op basis van drie criteria: effectiviteit,
efficiëntie en coherentie met andere EU-regelgeving. Optie 1 is het inzetten van alleen
niet-juridische interventies zoals campagnes gericht op bewustwording. Optie 2 betreft
een gerichte aanpassing van de richtlijn gericht op het duidelijker en doeltreffender
maken van bestaande bepalingen. Optie 3a is een ingrijpende herziening van de richtlijn
waarbij nieuwe bepalingen worden opgenomen die in lijn zijn met bestaand EU-recht
(bijvoorbeeld de Europese hypothekenrichtlijn1). Optie 3b betreft een ingrijpende herziening waarbij tevens bepalingen worden opgenomen
die verder gaan dan het bestaande EU-recht.
Uit het impact assessment volgt dat optie 3b het meest effectief is om de gestelde
doelstellingen te bereiken. Wanneer de kosten en baten tegen elkaar worden afgezet,
dan blijkt echter dat optie 3a veruit het meest efficiënt is. Optie 3a is ook het
meest coherent met andere EU-regelgeving en beleidsdoelstellingen. De Commissie concludeert
derhalve dat optie 3a het meest optimaal is. Daarbij heeft de Commissie tevens gekozen
om enkele kostenefficiënte beleidsopties op te nemen in het voorstel, zoals maatregelen
om informatieverstrekking te verbeteren en de introductie van een verplicht kostenplafond
voor krediet. De gekwantificeerde maatregelen in de voorkeursoptie zouden de benadeling
van consumenten met ongeveer 2 miljard euro inperken in de periode 2021–2030. Daar
komen de voordelen van het instellen van kostenplafonds voor krediet nog bij, omdat
die niet gekwantificeerd konden worden. Deze plafonds worden bijzonder gunstig geacht
voor consumenten en voor de samenleving. Ook het indirecte effect op de samenleving
wordt bijzonder positief geacht, dankzij maatregelen om overmatige schuldenlasten
te voorkomen en aan te pakken. Naar schatting levert 1 euro die wordt uitgegeven aan
schuldadviesdiensten tussen de 1,4 en 5,3 euro aan gelijkwaardige voordelen op. De
kosten van de gekwantificeerde maatregelen voor kredietverstrekkers in dezelfde periode
worden geraamd op 1,4 à 1,5 miljard euro. Deze kosten zullen (deels) worden doorberekend
aan de consument, maar niet beoordeeld kon worden in welke mate. Het kost alle lidstaten
naar schatting 230 miljoen euro om schuldadviesdiensten op te zetten.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet vindt het belangrijk dat consumptief krediet op verantwoorde wijze kan
worden afgesloten. Ook steunt het kabinet grensoverschrijdende kredietverstrekking
tussen lidstaten, mits dit verantwoord gebeurt. Adequate consumentenbescherming bij
kredietverstrekking draagt bij aan de financiële weerbaarheid van huishoudens. Het
belang van financiële weerbaarheid is tijdens de coronacrisis eens te meer onderstreept.
Nederland kent een stevig raamwerk van regels voor verantwoorde kredietverstrekking;
ten opzichte van de minimale vereisten voortvloeiend uit de huidige richtlijn consumentenkrediet
gaat Nederland verder om consumenten te beschermen. Het kabinetsbeleid van de afgelopen
jaren is vooral gericht op het tegengaan van excessen en faciliteren van verantwoord
lenen, waaronder door de vormgeving van de online leenomgeving.2 De Minister van Financiën heeft samen met de AFM, als reactie op een inception impact assessment van de Commissie, een non-paper opgesteld met voor Nederland belangrijke uitgangspunten
voor een herziening van de richtlijn consumentenkrediet.3
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat positief tegenover dit richtlijnvoorstel. Met name door digitalisering
is de consumptiefkredietmarkt ingrijpend veranderd; consumenten doorlopen het besluitvormingsproces
nu veelal online en de markt kent nieuwe vormen van consumptief krediet en kredietverstrekkers.
De huidige richtlijn uit 2008 is gedateerd en de regels voor kredietverstrekking lopen
mede daardoor uiteen in de EU. Het kabinet vindt het belangrijk dat consumenten in
de hele EU een hoog beschermingsniveau genieten en dat er een gelijk speelveld is
voor kredietverstrekkers. Het is onwenselijk als consumenten in lidstaten met relatief
sterke beschermingsregels bediend kunnen worden vanuit lidstaten met relatief zwakke
regels, als dit tot gevolg heeft dat hiermee de strenge regels in het thuisland van
de consument worden omzeild. Nederland kent reeds relatief strenge regels, en dit
voorstel draagt bij aan een gelijker speelveld voor Nederlandse kredietverstrekkers.
Het kabinet steunt daarom het voorstel dat de richtlijn versterkt, moderniseert en
toekomstbestendig maakt. Tegelijk roept het voorstel ook enkele vragen op en heeft
het kabinet enkele op- en aanmerkingen.
Het kabinet is positief over het voorstel om het huren of leasen van een object onder
het toepassingsbereik van de richtlijn te plaatsen. Recent onderzoek laat zien dat
deze groeiende markt invulling geeft aan de behoeften van consumenten zoals flexibiliteit
en ontzorging.4 Tegelijk constateren de onderzoekers ook dat een groep consumenten uit financiële
noodzaak een private leasecontract afsluit. Dit vindt het kabinet zorgelijk. Vooral
overeenkomsten met een lange looptijd of een significant maandbedrag, bijvoorbeeld
voor het leasen van een auto, kunnen risico’s voor consumenten met zich mee brengen.
Het kabinet zal wel aandacht vragen voor een duidelijke afbakening in de richtlijn;
het is bijvoorbeeld zaak geen belemmeringen op te werpen voor het huren van een auto
voor een vakantie. Het kabinet steunt ook het voorstel van de Commissie om zogenaamde
Buy now, pay later dienstverleners onder het toepassingsbereik van de richtlijn te laten vallen. Deze
dienstverlening kan risico’s en hoge kosten voor kwetsbare, slecht geïnformeerde consumenten
met zich meebrengen. Het kabinet is er tegelijk attent op dat het voorstel geen onnodige
belemmeringen met zich meebrengt voor het bestaande recht5 van consumenten om producten bij (web)winkels niet volledig vooruit te hoeven betalen
of voor de mogelijkheden om uitgesteld te betalen met een korte termijn, voor zover
de risico’s hiervan voor consumenten beperkt zijn. Verder steunt het kabinet het voorstel
om juridische duidelijkheid te bieden wat betreft peer-to-peer lending. Het kabinet zal daarbij aandacht vragen voor de positie van consument-kredietgevers,
daar het voorstel enkel gericht is op de consument-kredietnemers en geen maatregelen
bevat ter bescherming van de groep consument-kredietgevers. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat dit voorstel niet van toepassing is
op crowdfunding waarbij een onderneming financiering tracht te verkrijgen. Deze vorm
van crowdfunding valt onder de reikwijde van de in oktober 2020 gepubliceerde Verordening
crowdfundingdiensten voor ondernemingen6. Tot slot steunt het kabinet het voorstel om kredieten van minder dan 200 euro onder
het toepassingsbereik van de richtlijn te plaatsen. In Nederland is dit al reeds het
geval, en dit voorstel draagt dus bij aan gelijk Europees speelveld.
De Commissie doet diverse voorstellen om de informatievoorziening door kredietverstrekkers
richting consumenten te verbeteren. Het belangrijkste voorstel is dat een extra informatiedocument
moet worden verstrekt waarmee consumenten in één opslag alle essentiële informatie
kunnen zien, ook op een telefoon of tablet. Nederland steunt dit voorstel. Tegelijk
is op basis van gedragswetenschappelijk onderzoek bekend dat maatregelen gericht op
bewustwording, zoals informatieverstrekking, een beperkt effect hebben.7 Consumenten zijn vaak beperkt in tijd, motivatie en parate kennis, waardoor keuzes
sneller en meer intuïtief worden gemaakt. Het kabinet vindt het vanuit dit oogpunt
ook van belang om te kijken of bestaande informatieverplichtingen beperkt kunnen worden.
Ook vindt het kabinet het belangrijk om te kijken naar de keuzes die kredietverstrekkers
in de leenomgeving aan consumenten bieden en op welke manier deze worden gepresenteerd.
Het kabinet zal pleiten voor aanvullende regels die consumenten in staat stellen om
bewuste keuzes te maken. Verder steunt het kabinet de introductie van een aantal algemene
beginselen voor marketing- en reclame-uitingen, maar zal zich tijdens de onderhandelingen
inzetten om nog een stapje verder te gaan. In Nederland is het bijvoorbeeld niet toegestaan
om in een reclame-uiting over krediet mededelingen te doen die gericht zijn op het
gemak of de snelheid waarmee het krediet wordt verstrekt.
In het voorstel zijn diverse nieuwe regels opgenomen om te voorkomen dat consumenten
(ongewild) richting het afsluiten van een krediet worden gestuurd. Het kabinet vindt
het positief dat de Commissie onder andere voorstelt om koppelverkoop en ongevraagde
verkoop van krediet te verbieden. Ook steunt het kabinet het verbod van het gebruik
van standaardopties bij de verkoop van nevendiensten. Het kabinet signaleert dat de
in het voorstel geformuleerde eisen aan en informatieverplichtingen omtrent het geautomatiseerd
aanbieden van financiële diensten op basis van profilering ten dele overlappen met
de eisen die hier reeds aan worden gesteld ingevolge onder meer artikelen 13, 14 en
22 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)8. Het kabinet zal de samenhang tussen beide instrumenten betrekken bij de inzet en
zich ervoor inzetten dat niet wordt afgedaan aan het in de AVG vastgelegde beschermingsniveau.
Het voorstel bevat ook nieuwe voorschriften over adviesdiensten, gedragsregels bij
het verstrekken van krediet en vakbekwaamheid van personeel. In Nederland kennen we
reeds regels voor deze onderwerpen en het kabinet steunt dat hiervoor ook op EU-niveau
regels komen. Het kabinet vindt het belangrijk dat waar het richtlijnvoorstel afwijkt
van onze nationale bepalingen, zoals bij de bepalingen rondom het betalen van provisie,
de bescherming van consumenten er niet op achteruit gaat.
Het kabinet vindt het positief dat in het richtlijnvoorstel de regels over de kredietwaardigheidstoets
zijn verduidelijkt en aangevuld. Het is essentieel dat kredietverstrekkers goed toetsen
en verifiëren of de consument de lasten van het krediet kan dragen. In Nederland is
reeds voorgeschreven dat krediet alleen mag worden verstrekt als dit verantwoord is.
Deze open norm is door de sector verder uitgewerkt in de Gedragscode consumptief krediet9 («de leennormen»). Het kabinet vindt het positief dat het uitgangspunt is dat krediet
alleen verstrekt kan worden als het verantwoord is. Daarentegen is het kabinet niet
positief over het voorstel van de Commissie om in specifieke en gerechtvaardigde omstandigheden,
zoals bij een langdurige relatie tussen kredietverstrekker en klant, krediet te verstrekken
ondanks een negatieve beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument. In Nederland
is dit niet toegestaan omdat het niet wenselijk wordt geacht dat juist deze kwetsbare
mensen (nog meer) krediet afsluiten. De gemeentelijke kredietbanken bieden voor deze
mensen uitkomst. Het kabinet zal pleiten voor het schrappen van deze uitzondering,
of in het uiterste geval te pleiten voor een lidstaatoptie om dit voorschrift niet
over te nemen in nationale wetgeving.
Ook is het kabinet positief over het voorstel voor een verplicht kostenplafond voor
krediet. Nederland kent met de maximale kredietvergoeding reeds een plafond, net als
veel andere lidstaten. De maximale kredietvergoeding is in Nederland een effectief
instrument om woekerrentes te voorkomen waardoor consumenten in de problemen kunnen
komen. Het kabinet vraagt zich wel af of een keuze voor de lidstaten uit drie voorgestelde
plafonds (een renteplafond, een plafond voor het jaarlijkse kostenpercentage of een
plafond voor de totale kosten van het krediet) straks voor de consument altijd even
duidelijk is. Ook zal het kabinet zich inzetten om te voorkomen dat plafonds door
kredietverstrekkers straks makkelijk te omzeilen zijn door extra, separate kosten
in rekening te brengen die buiten het rentetarief vallen.
Het kabinet kan zich vinden in het voorstel van de Commissie om kredietverstrekkers
te verplichten toereikend beleid en procedures vast te stellen voor de zorgvuldige
behandeling van klanten met betalingsproblemen. Het nut van betaalpauzes bijvoorbeeld
heeft zich tijdens de coronacrisis immers al bewezen. Ook het voorstel om lidstaten
te verplichten schuldadviesdiensten beschikbaar te stellen voor mensen met financiële
problemen kan op steun van het kabinet rekenen. Met de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
wordt hier in Nederland al invulling aan gegeven. Tot slot vindt het kabinet het positief
dat de Commissie aandacht heeft voor financiële educatie en hierin ook zelf een rol
pakt met het delen van best practices. Het kabinet is evenwel voorstander van een geïntegreerde aanpak van financiële educatie,
met aandacht voor het thema lenen. Het opnemen van financiële educatie in de richtlijn
consumentenkrediet brengt het risico op productgerichte interventies en een versnippering
van initiatieven met zich mee, terwijl juist die integrale aanpak zo belangrijk is.
Nederland zal hier aandacht voor vragen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meeste lidstaten zijn nog bezig een formeel standpunt over het richtlijnvoorstel
te formuleren. Het kabinet verwacht dat andere lidstaten eveneens overwegend positief
zullen staan tegenover het voorstel, maar dat er wel (technische) vragen en opmerkingen
zullen worden geplaatst. Deze zien naar verwachting met name op het voorstel van de
Commissie om het toepassingsbereik te verruimen. Het Europees Parlement heeft eveneens
nog geen formeel standpunt ingenomen, maar zal naar verwachting positief zijn over
het voorstel.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De Commissie
baseert de bevoegdheid voor het voorstel op artikel 114 VWEU betreffende de voltooiing
van de interne markt, met inachtneming van artikel 169 VWEU. Op grond van artikel
114 VWEU is de EU bevoegd om maatregelen vast te stellen die de instelling en de werking
van de interne markt betreffen. Op grond van artikel 169 VWEU draagt de Unie door
middel van maatregelen die worden genomen op grond van artikel 114 VWEU bij tot de
bescherming van de gezondheid, de veiligheid en de economische belangen van de consumenten
alsmede tot de bevordering van hun recht op voorlichting en vorming, en hun recht
van vereniging om hun belangen te behartigen. Door een hoog niveau van consumentenbescherming
tot stand te brengen, moet dit voorstel de goede werking van de interne markt helpen
verzekeren. Het kabinet kan zich vinden in de keuze voor deze rechtsgrondslag. Het
zijn ook dezelfde rechtsgrondslagen waarop de bestaande richtlijn is gebaseerd. Op
het terrein van de interne markt is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de
EU en de lidstaten op grond van artikel 4, tweede lid, onder a, VWEU.
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit positief. Het voorstel beoogt het waarborgen
van een hoog niveau van consumentenbescherming en het bevorderen van de totstandkoming
van een interne markt voor krediet. Deze maatregelen op EU-niveau zorgen voor een
consequent hoog niveau van consumentenbescherming en een duidelijker en meer geharmoniseerd
rechtskader voor kredietverstrekkers, en verlagen daarmee de belemmeringen voor het
verstrekken van krediet in andere lidstaten. Grensoverschrijdende kredietverstrekking
zal naar verwachting toenemen door digitalisering en de mogelijke betreding van de
kredietmarkt door nieuwe digitale spelers. Om die redenen is optreden op het niveau
van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit positief. Het richtlijnvoorstel heeft
tot doel om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen in een veranderende
markt en de totstandkoming van een interne markt voor krediet te bevorderen. Met dit
richtlijnvoorstel wordt een bestaande richtlijn herzien. Een richtlijn is een geschikt
instrument omdat het ruimte biedt om de bepalingen in het nationale recht in te passen.
Het voorstel is geschikt om het doel te bereiken. Het voorstel versterkt en moderniseert
de huidige richtlijn en maakt deze toekomstbestendig. Het gaat dan bijvoorbeeld om
de aanvulling van de regels over de kredietwaardigheidstoets en de uitbreiding van
het toepassingsbereik naar nieuwe marktspelers. Daarnaast gaat het richtlijnvoorstel
niet verder dan noodzakelijk, omdat het voorstel niet alle aspecten van het verstrekken
en afsluiten van krediet regelt, maar is toegespitst op enkele kernaspecten van de
transactie inzake consumentenkrediet, teneinde consumenten beter te beschermen en
grensoverschrijdende kredietverstrekking te vergemakkelijken.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Volgens de Commissie heeft het voorstel geen budgettaire gevolgen voor de EU of EU-agentschappen
omdat er geen nieuwe comités worden opgericht en er geen financiële verplichtingen
worden aangegaan. Het kabinet is van mening dat eventuele benodigde EU-middelen gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het Meerjarig
Financieel Kader (MFK) 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de EU-jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
Het voorstel heeft geen financiële consequenties voor de rijksoverheid en/ of decentrale
overheden. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
Op basis van het voorstel is het mogelijk dat er budgettaire gevolgen zullen zijn
voor de nationale instanties die worden belast met het toezicht en de handhaving op
het verstrekken van consumptief krediet. In Nederland is dat de Autoriteit Financiële
Markten (AFM). Door aanpassingen in het toepassingsbereik van de richtlijn vallen
mogelijk nieuwe vormen van consumptief krediet en kredietverstrekkers onder toezicht
van de AFM. Op dit moment kan er nog geen inschatting worden gemaakt van de precieze
omvang van deze gevolgen. De kosten die de AFM maakt voor het toezicht worden middels
de bestaande systematiek verdeeld tussen de onder toezicht staande instellingen.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De financiële gevolgen en gevolgen voor regeldruk voor kredietverstrekkers zijn omvangrijk,
maar de (indirecte) voordelen voor consumenten en voor de samenleving zijn groter
(zie paragraaf 2.b). Het kabinet is zich bewust van de toename van regelgeving, en
wil zich inzetten om deze zover mogelijk te beperken waar extra regels niet of beperkt
leiden tot verbeterde consumentenbescherming. Ook is het kabinet er attent op dat
de administratieve lasten beperkt blijven voor het aanbieden van krediet met relatief
lage risico’s voor de consument. Overigens zal de impact op Nederlandse kredietverstrekkers
die reeds onder toezicht staan relatief beperkt zijn, omdat de Nederlandse regels
strenger zijn opzichte van de minimale vereisten die voortvloeien uit de huidige richtlijn
consumentenkrediet.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het richtlijnvoorstel bevordert de totstandkoming van een interne markt voor krediet,
en heeft naar verwachting geen impact op de concurrentiekracht van financiële instellingen
in de EU als geheel en ook geen geopolitieke consequenties.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De huidige verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijn consumentenkrediet 2008/48/EG
zijn geïmplementeerd in titel 2A, afdeling 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
(BW) en de Wet op het financieel toezicht (Wft). De nieuwe bepalingen zullen hieraan
moeten worden toegevoegd en enkele bestaande regels zullen moeten worden gewijzigd.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het richtlijnvoorstel bevat een bepaling die de Commissie de bevoegdheid geeft om,
onder voorwaarden, gedelegeerde handelingen vast te stellen om te zorgen dat bepaalde
delen van de richtlijn kunnen worden aangepast, verduidelijkt of bijgewerkt. Meer
specifiek geeft artikel 30 lid 5 de Commissie de bevoegdheid om via een gedelegeerde
handeling de assumpties die moeten worden gebruikt bij het berekenen van het jaarlijks
kostenpercentage te wijzigen. Met de gedelegeerde handeling worden er geen essentiële
onderwerpen van de richtlijn gewijzigd, waardoor toekenning van deze bevoegdheid mogelijk
is. De toekenning van deze bevoegdheden is in de ogen van het kabinet ook wenselijk
vanwege de flexibiliteit die dit biedt. Hiermee kan de Commissie de assumpties aanpassen
aan de actuele marktsituatie en zorgen voor een uniform kader, waarbij de Lidstaten
overeenkomstig de voorgestelde procedure in artikel 45 betrokken worden.
De keuze voor gedelegeerde handelingen (in plaats van uitvoeringshandelingen) ligt
hierbij juridisch gezien voor de hand, omdat het gaat om een bevoegdheid tot wijziging
van (niet-essentiële onderdelen van) de richtlijn (zie artikel 290 VWEU). In het voorstel
is de bevoegdheid van de Commissie tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen
op dezelfde wijze vormgegeven en afgebakend als in de huidige richtlijn. In dit voorstel
is deze bevoegdheid volgens het kabinet ook voldoende afgebakend.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De richtlijn moet 24 maanden nadat de omzettingstermijn is verstreken zijn geïmplementeerd
in de nationale wetgeving en die wetgeving moet zes maanden na de implementatie van
toepassing zijn. Het kabinet kan zich erin vinden dat de implementatietermijn wordt
gekoppeld aan de afronding van de totstandkoming van de richtlijn en er vervolgens
nog een half jaar is voordat de implementatiewet in werking treedt. Ondernemingen
hebben dan voldoende tijd om zich voor te bereiden op de nieuwe regelgeving.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De Commissie zal om de vijf jaar, en voor het eerst vijf jaar na de datum van toepassing,
de richtlijn evalueren. Het kabinet acht een termijn van maximaal 5 jaar wenselijk.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Er worden geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid voorzien. De AFM is
in Nederland belast met het toezicht op de consumptiefkredietmarkt. Nieuwe vormen
van consumptief krediet en kredietverstrekkers komen door de herziening van de richtlijn
onder het toezicht van de AFM te vallen. Hoewel niet uitgesloten kan worden dat dit
tot nieuwe uitdagingen zal leiden, heeft de AFM al veel kennis en ervaring opgedaan
met dit soort partijen. Zo staan crowdfundingdienstverleners en enkele grote spelers
op de markt voor achteraf betalen al onder toezicht van de AFM.
b) Handhaafbaarheid
Er worden geen problemen met betrekking tot de handhaafbaarheid voorzien. De AFM is
in Nederland belast met het toezicht op de consumptiefkredietmarkt. De uitbreiding
van het toepassingsbereik van de richtlijn en de invoering van strengere regels inzake
verantwoorde kredietverstrekking zullen bijdragen aan een gelijk speelveld voor alle
kredietaanbieders in de EU en daarmee aan meer effectieve grensoverschrijdende handhaving.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
N.v.t.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.