Brief regering : Verblijf van Britten na einde grace period
35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
30 573 Migratiebeleid
Nr. 46 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2021
In mijn brief inzake de Voortgang afgifte Brexit verblijfsdocumenten, die ik mede
namens de Minister van Buitenlandse Zaken op 31 mei aan uw Kamer heb gezonden1, is aangegeven dat het kabinet besloten heeft de zogenoemde grace period te verlengen van 1 juli jl. tot 1 oktober a.s.
Bovendien is in deze brief medegedeeld dat in de tweede helft van 2021 uw Kamer zal
worden geïnformeerd over de nadere besluitvorming inzake de consequenties van het
indienen van een aanvraag na het einde van de verlengde grace period. Deze besluitvorming zal geschieden tegen de achtergrond van de dan geldende omstandigheden,
waaronder de voortgang in het uitvoeringsproject en de mate waarin Britse burgers
bereikt zijn met de boodschap om alsnog een aanvraag in te dienen. In deze brief informeer
ik u over dit besluit.
Het kabinet heeft sinds de start van het Brexit uitvoeringsproject een zeer actieve
communicatiecampagne gevoerd om Britse burgers die onder het Terugtrekkingsakkoord
vallen, ervan te overtuigen een aanvraag in te dienen. Zo zijn alle Britten die in
aanmerking komen voor een document onder het terugtrekkingsakkoord meermaals maximaal
zes keer persoonlijk aangeschreven en heeft het kabinet in algemene zin aandacht gevraagd
voor de gevolgen van Brexit voor burgers via de Rijksbrede voorlichtingscampagne met
het blauwe Brexitkarakter. Dit is nog aangevuld met nauwe contacten met de Britse
ambassade in Den Haag en de Nederlandse afdeling van belangenorganisatie British in Europe om op een passende manier tegemoet te komen aan vragen en zorgen van Britse burgers
in Nederland. Al met al hebben deze inspanningen erin geresulteerd dat op 31 juli
jl. 38.518 Britten een Brexit-verblijfsdocument hebben aangevraagd. Op vrijwel al
deze aanvragen is positief beslist. Daarnaast zijn 5.612 EU-verblijfsdocumenten voor
duurzaam verblijf omgewisseld in een document voor duurzaam verblijf op grond van
het terugtrekkingsakkoord. De verwachting is dat het aantal Britten dat geen Brexit-verblijfsdocument
heeft aangevraagd, zal dalen van meer dan 3.000 op 1 mei jl. tot ongeveer 2.000 op
1 oktober a.s. Desondanks heeft het kabinet besloten om de grace period na 30 september a.s. niet opnieuw te verlengen. Van een nieuwe verlenging kan het
signaal uitgaan dat het aanvragen van een Brexit-verblijfsdocument weinig
urgentie heeft. Bovendien heeft Nederland bewust gekozen voor een constitutief
stelsel, waarbij de Brexit-verblijfsdocument duidelijkheid verschaft over de verblijfsstatus
van de desbetreffende Brit. Voor werkgevers, overheidsinstanties en Britten zelf is
het belangrijk dat over die status geen twijfel bestaat, gelet op alle rechten die
verbonden zijn aan de status van rechtmatig verblijf in Nederland.
De beëindiging van de grace period houdt in dat de verblijfsstatus van Britten, die vóór 1 oktober a.s. geen Brexit-verblijfsdocument
hebben aangevraagd, wijzigt van rechtmatig naar onrechtmatig. Voor de Brit kan dit
vergaande verblijfsrechtelijke en maatschappelijke gevolgen hebben, zoals het verlies
van uitkeringen, subsidies, vergunningen en werk. Het kabinet hoopt dat deze gevolgen
de desbetreffende Britten ertoe zullen bewegen alsnog een Brexit-verblijfsdocument
aan te vragen.
Wel wil het kabinet de gevolgen van het (te laat) indienen van een aanvraag om een
Brexit-document na 30 september a.s. zoveel mogelijk beperken. Ondanks alle voornoemde
inspanningen kunnen Britten er een verschoonbare reden voor hebben dat zij toch geen
tijdige verblijfsaanvraag hebben ingediend. Bovendien kunnen de gevolgen van het te
laat indienen van een aanvraag dermate groot zijn dat zij wellicht als disproportioneel
moeten worden beschouwd. Daarnaast is het in de geest van het Terugtrekkingsakkoord
dat Britten die vóór 1 januari 2021 rechtmatig in een EU-lidstaat verblijven dit verblijf
daarna kunnen voortzetten. En tenslotte is er in zekere zin sprake van wederkerigheid
omdat ook het VK flexibel en pragmatisch omgaat met daar woonachtige EU-burgers die
na het einde van de grace period een Brexit-verblijfsdocument aanvragen2.
Al deze redenen bij elkaar hebben het kabinet ertoe doen besluiten om na 30 september
a.s. een periode van één jaar te hanteren, waarbinnen een te late aanvraag om een
Brexit-verblijfsdocument in behandeling wordt genomen en wordt beoordeeld op grond
van de verblijfsvoorwaarden in het Terugtrekkingsakkoord. Mocht aan deze voorwaarden
worden voldaan en het Brexit-verblijfsdocument worden afgegeven, dan wordt de verblijfsstatus
van de Brit met terugwerkende kracht weer rechtmatig. Dit houdt in dat bijvoorbeeld
uitkeringen en subsidies, die zijn stop gezet vanwege het onrechtmatig geworden verblijf,
met terugwerkende kracht weer kunnen worden ontvangen.
Na deze periode van 12 maanden, dus per 1 oktober 2022, komt er een einde aan het
soepele beleid voor Britten die een Brexit-verblijfsdocument aanvragen, en worden
zij gelijk behandeld als alle andere derdelanders. Slechts één uitzondering wil het
kabinet hierop maken; dat betreft Britten die op 1 oktober a.s. minderjarig zijn en
wanneer zij 18 jaar zijn een Brexit-verblijfsdocument aanvragen. Bij hen blijft de
toets op verschoonbaarheid achterwege vanuit de overweging dat nalatigheid van de
ouders niet voor rekening van de kinderen dient te komen.
Het kabinet meent op deze manier alle rechthebbenden onder het Terugtrekkingsakkoord
ruim de kans te hebben gegeven om een aanvraag voor een Brexit verblijfsdocument in
te dienen, waarbij het mitigerend beleid inzake te late aanvragen rekening houdt met
de specifieke situatie die voor Britse burgers in Nederland ontstaan is als gevolg
van de terugtrekking van het VK uit de EU.
Britse burgers die geen aanvraag indienen zullen, in lijn met de systematiek van het
gekozen verblijfsrechtensysteem, onder het terugtrekkingsakkoord uiteindelijk hun
rechten verliezen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid