Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Eerdmans c.s. over zedendelinquenten niet laten terugkeren naar hun oude woonomgeving om confrontatie met hun slachtoffers te voorkomen
33 552 Slachtofferbeleid
Nr. 85
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 augustus 2021
Op 13 juli jl. heeft de vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid een brief gevraagd
over de uitvoering van een motie om confrontaties tussen zedendelinquenten en hun
slachtoffers te voorkomen.1 Met de motie wordt verzocht te bewerkstelligen dat daders van ernstige gewelds- en
zedendelicten na hun detentie niet terugkeren naar hun oude woonomgeving indien het
aannemelijk is dat hun slachtoffers en hun naasten of nabestaanden daar met hen geconfronteerd
zullen worden.
In deze brief licht ik toe op welke wijze ik uitvoering geef aan de motie door in
te gaan op de – nieuwe – strafrechtelijke mogelijkheden om daders uit de omgeving
van slachtoffers te weren. Tevens ga ik in op het lopende WODC-onderzoek naar langdurige
gebiedsverboden waar onderzocht wordt of het huidige sanctiepallet toereikend is om
confrontaties te voorkomen.
Het aangedane leed kan door de terugkeer van de dader verder worden versterkt. Zeker
als zich een confrontatie voordoet tussen de dader en het slachtoffer of nabestaanden,
kan dit erg belastend zijn. Het zoveel als mogelijk voorkomen van dergelijke situaties
en de mogelijkheden hiertoe hebben dan ook mijn aandacht. Ook uw Kamer is hier scherp
op. Naar aanleiding van vragen van uw Kamer heeft de toenmalige Minister van Veiligheid
en Justitie u op 1 september 2017 schriftelijk geïnformeerd over de op dat moment
bestaande wettelijke mogelijkheden, waaronder die van een woonverbod (al dan niet
in de vorm van een locatieverbod), om een confrontatie met dader en slachtoffer zoveel
mogelijk te voorkomen.2 Aanvullend heb ik in 2019 in een brief aan uw Kamer expliciet stilgestaan bij zowel
het strafrechtelijke als bestuurlijke sanctiepalet en is getoetst of een zelfstandig
woonverbod een meerwaarde biedt ten opzichte van dat sanctiepalet.3Ik heb toen geconcludeerd dat dat niet het geval was.
Bestaande sanctiepalet
Zoals ik in de beantwoording van de Kamervragen van Kamerlid Eerdmans heb aangegeven,
kent het Nederlandse stelsel meerdere varianten van een woonverbod.4 Allereerst een locatieverbod als bijzondere voorwaarde bij een door de rechter opgelegde
voorwaardelijke sanctie of bij een onvoorwaardelijke sanctie als onderdeel van de
tenuitvoerlegging. Daarbij geldt sinds de inwerkingtreding van Wet langdurig toezicht
(Wlt) op 1 januari 2018 dat de rechter aan zeden- en zware geweldsdelinquenten bij
een veroordeling tot een gevangenisstraf of tbs wegens een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf,
daarnaast een zelfstandige gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
kan opleggen. Wanneer de rechter na de gevangenisstraf of tbs de tenuitvoerlegging
van de GVM gelast, kan hij een verhuisplicht of een verbod om zich in een bepaald
gebied te vestigen als voorwaarde aan die maatregel verbinden. Bij de tenuitvoerlegging
of de verlenging van de GVM (met – telkens – twee, drie, vier of vijf jaar) gelden
recidiverisico of risico op ernstig belastend gedrag jegens het slachtoffer als criteria.
Nieuwe mogelijkheden
In mijn brief in 2019 over het zelfstandig woonverbod heb ik laten weten me sterk
te (blijven) maken om slachtoffers en nabestaanden een stem te geven als daders tijdens
de tenuitvoerlegging van de straf voor bijvoorbeeld verlof in aanmerking kunnen komen
en zij een rauwe confrontatie willen voorkomen. Hieraan is invulling gegeven met de
onlangs inwerking getreden Wet straffen en beschermen (Wet SenB). Die wet voorziet
erin dat slachtofferbelangen expliciet(er) worden meegewogen bij het toekennen van
vrijheden aan gedetineerden, zoals bij de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.).
Zo kan door middel van bijzondere voorwaarden zoals locatie- en contactverboden tegemoet
worden gekomen aan beschermingsbehoeften van het slachtoffer. Ook is hiermee mogelijk
gemaakt om aan de proeftijd van de v.i., net als bij een GVM, een verhuisplicht of
een verbod om zich in een bepaald gebied te vestigen te verbinden, indien sprake is
van een te beschermen slachtoffer. Via de eerdergenoemde Wlt kan de proeftijd bij
de v.i. worden verlengd, bij zeden- en zware geweldsdelinquenten telkens met twee
jaar, zolang dat noodzakelijk is gelet op het recidiverisico of het risico op ernstig
belastend gedrag jegens een slachtoffer. Een ander voorbeeld is de introductie van
de mogelijkheid voor slachtoffers en nabestaanden om zich tijdens een tbs-verlengingszitting
uit te spreken over hun beschermingsbehoeften als een tbs-gestelde mogelijk voor een
voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging in aanmerking komt.
Onderzoek WODC
Het WODC voert op dit moment onderzoek uit naar langdurige gebiedsverboden.5 Onderzocht wordt in welke mate de wettelijke mogelijkheden tot oplegging van langdurige
gebiedsverboden toereikend zijn om confrontaties tussen slachtoffers of nabestaanden
en (ex-)veroordeelden van ernstige gewelds- of zedendelicten, in de woonomgeving te
voorkomen. Om deze vraag te beantwoorden wordt allereerst onderzocht welke mogelijkheden
de Wlt biedt om langdurige gebiedsverboden op te leggen ter voorkoming van dergelijke
confrontaties. Daarnaast wordt bezien hoe en in hoeverre van deze mogelijkheden gebruik
wordt gemaakt. Verder wordt bekeken welke wettelijke grondslagen buiten de Wlt (zowel
straf-, civiel- als bestuursrechtelijk) voorzien in de mogelijkheid om een langdurig
gebiedsverbod op te leggen ter voorkoming van confrontaties tussen slachtoffers of
nabestaanden en daders.
Van deze modaliteiten wordt bezien in hoeverre zij, qua duur en/of inhoudelijke reikwijdte,
een aanvullende werking (kunnen) hebben ten opzichte van de Wlt.
Zoals eerder gezegd heeft het voorkomen van confrontaties tussen daders en slachtoffers
mijn aandacht. Indien uit het WODC-onderzoek blijkt dat ik meer kan doen om confrontaties
tussen daders en slachtoffers daar waar nodig te voorkomen, dan kijk ik daar serieus
naar.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming