Brief regering : Fiche: Aanbeveling opbouw Joint Cyber Unit
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3182
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 augustus 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Eerste lessen Covid-19 pandemie (Kamerstuk 22 112, nr. 3181)
Fiche: Aanbeveling opbouw Joint Cyber Unit
Fiche: Mededeling «Europees Strategisch Kader voor gezondheid en veiligheid op het
werk 2021–2027» (Kamerstuk 22 112, nr. 3183)
Fiche: Verordening voor Europese groene obligaties (Kamerstuk 22 112, nr. 3184)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A.M. Kaag
Fiche: Aanbeveling opbouw Joint Cyber Unit
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 23 juni 2021 betreffende de opbouw van een gezamenlijke
cybereenheid
b) Datum ontvangst Commissiedocument
juni 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 4520
d) EUR-lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32021H1086&…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Algemene Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
2. Essentie voorstel
Op 23 juni 2021 heeft de Commissie de aanbeveling inzake het opzetten van een Joint Cyber Unit (hierna: «JCU») gepubliceerd. Gelijktijdig met de publicatie van de aanbeveling inzake
de JCU heeft de Commissie ook mededelingen gepubliceerd over de voortgang van de implementatie
van de EU-strategie inzake cyberbeveiliging en over de voortgang van de implementatie
van de EU veiligheidsunie1. Deze aanbeveling is eind 2020 aangekondigd als speerpunt van de EU-strategie inzake
cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk2, die de Commissie op 16 december 2020, samen met een voorstel tot herziening van
de richtlijn inzake de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen (NIB-richtlijn)
en een richtlijn voor de veerkracht van kritische entiteiten (CER), heeft gepubliceerd
en waarvoor BNC-fiches zijn opgesteld die op 12 februari 2021 aan uw Kamer zijn aangeboden.
De Commissie constateert dat er nog geen gemeenschappelijk EU-platform bestaat waar
informatie, afkomstig uit verschillende cybersecuritygemeenschappen (hierna «gemeenschappen)3, efficiënt en veilig kan worden uitgewisseld en waar operationele capaciteiten kunnen
worden gecoördineerd en gemobiliseerd. Deze aanbeveling strekt tot het opzetten van
een JCU, dat geen nieuwe instantie zal worden, maar een virtueel en fysiek platform
zal betreffen voor het versterken van de samenwerking tussen de in de aanbeveling
geïdentificeerde operationele4 en ondersteunende5 deelnemers. De focus ligt daarbij op technische en operationele samenwerking inzake
grootschalige cyberincidenten en -crises.6 Ten tijde van grootschalige ICT-incidenten ziet de Commissie graag dat alle relevante
EU-actoren voorbereid zijn om gecoördineerd te reageren en kunnen rekenen op solidariteit
binnen de EU in de vorm van gecoördineerde bijstand. ENISA7 zal een belangrijke rol krijgen om het opzetten van de JCU te ondersteunen door onder
meer te fungeren als secretariaat, en bij te dragen aan de operationalisering. De
JCU kent de volgende doelstellingen: zorgen voor een gecoördineerde reactie binnen
de EU op grootschalige cyberdreigingen, -incidenten en -crises; verbeteren van het
situationeel bewustzijn; en het verbeteren van gezamenlijke paraatheid. Ten behoeve
van eerstgenoemde doelstelling stelt de Commissie onder meer de oprichting en de gecoördineerde
inzet van EU Cybersecurity Rapid Reaction Teams voor. Deze teams zullen in de eerste plaats een beroep doen op de capaciteiten van
lidstaten, ondersteund door ENISA, CERT-EU8 en Europol9. Het situationeel bewustzijn en de gezamenlijke paraatheid wil de Commissie onder
meer verbeteren door de ontwikkeling van een geïntegreerd verslag van de cybersecuritysituatie
in de EU en van een EU-plan voor incident- en crisisrespons dat geacht wordt voort
te bouwen op door lidstaten krachtens artikel 7, derde lid, van het voorstel tot herziening
van de NIB-richtlijn op te stellen nationale plannen daarvoor10. Ook zal de JCU deelnemers in staat moeten stellen afspraken te maken met de private
sector op het terrein van informatiedeling en operationele samenwerking. Daarnaast
is er ook een rol voor de JCU voorzien om samenwerking te bevorderen en ondersteuning
te bieden aan de inzet van diplomatieke maatregelen in reactie op cyberactiviteiten.
Voor de JCU wordt een gefaseerde aanpak gepresenteerd met verschillende mijlpalen.
Tevens wordt voorgesteld om gebruik te maken van MoU’s11 tussen deelnemers voor de samenwerking binnen de JCU. Ten behoeve van de totstandkoming
en verdere ontwikkeling van de JCU wordt een werkgroep gestart12.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De uitwerking van de Nederlandse cyberbeveiligingsaanpak is vastgelegd in de Nederlandse
Cyber Security Agenda (NCSA), waarin het weerbaar maken van Nederland tegen digitale
dreigingen op geïntegreerde wijze wordt geadresseerd.13 Nederland is als open en internationaal georiënteerde economie gebaat bij een stabiel,
veilig en vrij toegankelijk cyberdomein. Het kabinet zet zich hier samen met haar
internationale partners voor in, waarbij de kansen die digitalisering onze economie
en samenleving biedt volop worden benut, dreigingen het hoofd wordt geboden, cybercriminaliteit
wordt bestreden en fundamentele rechten en waarden worden beschermd.
Het versterken van de digitale weerbaarheid is een prioriteit voor het kabinet. Het
Cybersecuritybeeld Nederland 202114 laat zien dat de digitale risico’s onverminderd groot zijn. Gezien het inherente
grensoverschrijdende karakter van cyberbeveiliging en cyberdreiging is Europese en
internationale samenwerking voor het kabinet van groot belang. Het kabinet zet zich
daarom actief in bij de verschillende Europese gremia15 die tot doel hebben de digitale weerbaarheid in de EU te vergroten. Ook op nationaal
niveau is er de afgelopen jaren aandacht besteed aan het verbeteren van de samenwerking
en informatie-uitwisseling tussen verschillende betrokken overheidsorganisaties, waartoe
bijvoorbeeld de Cyber Info/Intel Cel16 en het diplomatiek responskader voor cyberincidenten zijn opgericht. Daarnaast heeft
het kabinet prioriteit gegeven aan het vergroten van de paraatheid van organisaties
om te reageren op grootschalige cyberincidenten, onder meer door het organiseren van
een grootschalige cyberoefening17 en de publicatie van het Nationaal Crisisplan Digitaal18.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet onderschrijft de noodzaak tot versterking van de samenwerking tussen verschillende
gemeenschappen binnen de EU, met het oog op de toegenomen digitalisering en het permanente
karakter van digitale dreigingen19. Het kabinet verwelkomt de ambitie van de aanbeveling om de paraatheid en het situationeel
bewustzijn van de EU-instellingen, -organen, en -agentschappen (EU IOA’s) en lidstaten
te versterken, door onder meer informatie-uitwisseling over cyberdreigingen en -incidenten
te verbeteren, en om de coördinatie van de respons op grootschalige ICT-incidenten
te versterken. Het kabinet kijkt met belangstelling uit naar de verdere uitwerking
van een JCU met het oog op deze doelstellingen.
Goede samenhang en aansluiting van de JCU met bestaande netwerken en initiatieven
binnen de EU, zoals het CSIRT Netwerk20, EU-CyCLONe21, de NIB-Samenwerkingsgroep22, de Raadswerkgroep Cyber, de Joint Cybercrime Taskforce
23 en EU INTCEN24 is essentieel voor het slagen van de JCU. Het kabinet zal daarbij bewaken dat duplicatie
met bestaande structuren waarbinnen reeds samenwerking plaatsvindt wordt voorkomen.
Ook zal verduidelijking gevraagd worden aan de Commissie of de samenwerking op het
platform primair tussen lidstaten en EU IOA’s plaatsvindt of juist met name tussen
de bovengenoemde netwerken (CSIRT-Netwerk, etc.) en organisaties zoals ENISA en Europol,
dit onder meer met het oog op het sluiten van MoU’s. Daarnaast acht het kabinet het
van belang dat de JCU ten dienste staat van de behoeften en mogelijkheden van lidstaten,
en uitoefening van taken en bevoegdheden van betrokken autoriteiten van lidstaten
onverlet laat. Ook zal het kabinet ten aanzien van enkele onderdelen van de aanbeveling,
zoals de activiteiten ter ondersteuning van diplomatieke reactie op cyberaanvallen
en de inzet van EU Cybersecurity Rapid Reaction Teams, eerst vragen om een verdere uitwerking daarvan – zoals coördinatie van de inzet
van laatstbedoelde teams – met name ook om te kunnen bepalen of die onderdelen op
gespannen voet zouden kunnen komen te staan met de uitsluitende verantwoordelijkheid
van lidstaten op het gebied van bescherming van nationale veiligheid (artikel 4, tweede
lid, VEU). Voor het door lidstaten laten opstellen en inbrengen van een nationaal
cybersecurity incident- en crisisresponsplan, ten behoeve van EU-plan voor incident-
en crisisrespons, merkt het kabinet nu al op dat dit op gespannen voet staat met genoemde
uitsluitende verantwoordelijkheid voor zover dit geacht wordt een verplicht karakter
te hebben. Van belang is namelijk dat lidstaten zelf bepalen welke elementen zij met
het oog op de bescherming van de nationale veiligheid deel willen laten uitmaken van
nationale crisisplannen en daarbij niet, zoals is vermeld in artikel 7 van het voorstel
tot herziening van de NIB-richtlijn waaraan de Commissie hier ook aan refereert, verplichte
elementen worden voorgeschreven25.
Het kabinet acht het positief dat de JCU geen nieuwe op zichzelf staande instantie
zal zijn en verwelkomt het opzetten van een fysiek en virtueel platform om informatie-uitwisseling
en andere samenwerking tussen de JCU-deelnemers te versterken teneinde daarmee de
digitale weerbaarheid binnen de EU te vergroten. Een hoog niveau van (cyber)beveiliging
van het virtuele en fysieke platform zelf is een absolute voorwaarde voor het functioneren
van een JCU. Het kabinet zal in elk geval inzetten op een samenwerking binnen de JCU
tussen lidstaten en EU-IOA’s die gebaseerd is op gelijkwaardigheid waarbij – op vrijwillige
basis – organisaties samenkomen om bijvoorbeeld informatie, kennis en expertise uit
te wisselen om zo onder meer te werken aan een beter situationeel beeld, met als doel
om binnen de EU grootschalige cyberincidenten en -crises te voorkomen, te ontmoedigen
en te verhelpen. Hierbij is van belang dat voldoende tijd wordt besteed aan het definiëren
van rollen en taken van verschillende deelnemers, het opbouwen van onderling vertrouwen,
en het creëren van een gedeeld en gedragen beeld van de JCU zijn toegevoegde waarde.
Het kabinet steunt het uitgangspunt om te streven naar versterkte informatie-uitwisseling,
maar merkt hierbij op dat vervolggesprekken met alle betrokkenen nodig zijn over uitwerking
van randvoorwaarden voor effectieve en efficiënte informatie-uitwisseling zoals de
technische randvoorwaarden, de beperkingen vanwege wettelijke kaders en het garanderen
van de vertrouwelijkheid van informatie. De rol van de gemeenschap van inlichtingen-
en veiligheidsdiensten verdient hierbij in het bijzonder ook nadere aandacht. Het
kabinet hecht aan een gedegen en gefaseerd proces inzake het ontwikkelen van de JCU.
Hierbij zal het kabinet uitdragen dat prioriteit moet worden gegeven aan het uitwerken
van gemeenschappelijke doelen en het opbouwen van vertrouwen en veilige informatie-uitwisseling
tussen deelnemers.
Inzake de deelname door lidstaten aan voorziene activiteiten ten behoeve van de coördinatie
van respons en de opvolging daarvan door lidstaten, is het voor het kabinet, net als
bij de andere doelstellingen van de aanbeveling, van belang dat deze op basis van
vrijwilligheid plaatsvinden en dat bedoelde activiteiten strekken tot ondersteuning
van de lidstaten en EU-instellingen. Ten aanzien van het instellen en actief zijn
van EU
Cybersecurity Rapid Reaction Teams
26 behoeft het kabinet eerst meer uitleg over de praktische uitwerking hiervan en de
toegevoegde waarde ten opzichte van bijvoorbeeld de Cyber Rapid Response Teams in het kader van Permanente Gestructureerde Samenwerking (PESCO)27, bestaande afspraken in het CSIRT Netwerk voor bijstand bij de aanpak van incidenten
en afspraken binnen het opsporings- en handhavingsdomein28. Daarnaast verwelkomt het kabinet de geschetste bijdrage van een JCU aan coalitievorming
ten behoeve van diplomatieke reacties op cyberaanvallen. Gelet op de voorgestelde
rol van ENISA ten aanzien van de JCU, zal het kabinet kritisch zijn op taken die verder
gaan dan de taken die ENISA mede op basis van de huidige wetgeving thans heeft.29 Het kabinet zal daarbij in het bijzonder ook vragen om nadere toelichting ten aanzien
van de ondersteunende rol van ENISA ten behoeve van diplomatieke reactie op cyberaanvallen,
waaronder de Cyberdiplomatie Toolbox.
De aanbeveling om MoU’s tussen deelnemers te sluiten om samenwerking via de JCU te
bewerkstelligen, beoordeelt het kabinet op zich als positief. Wel ontvangt het kabinet
graag eerst meer duidelijkheid van de Commissie over in elk geval de inhoud, het proces
van totstandbrenging en de daartoe al dan niet voorziene coördinatie.
Tot slot stelt het kabinet vast dat er in de op te richten inter-institutionele werkgroep
een juiste balans moet zijn tussen afvaardigingen van lidstaten en EU-IOA’s. Voorts
zal het kabinet zich ervoor inzetten dat lidstaten in het gehele proces van verdere
uitwerking en het operationeel maken van de JCU sterk vertegenwoordigd zijn.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zal een meerderheid van de EU-lidstaten de algehele doelstelling
om informatie-uitwisseling en verdere samenwerking tussen verschillende gemeenschappen
te bevorderen steunen. De verwachting is wel dat diverse lidstaten, net als Nederland,
aandacht zullen vragen voor de rol en mate van invloed van lidstaten in zowel het
totstandkomingsproces van de JCU als de activiteiten binnen de JCU zelf, alsook bij
onderdelen van de aanbeveling die op gespannen voet (zouden kunnen komen te) staan
met de uitsluitende verantwoordelijkheid van lidstaten op het terrein van nationale
veiligheid.
Het Europees Parlement lijkt in beginsel positief te staan tegenover de oprichting
van JCU zoals beschreven in de resolutie30 n.a.v. de publicatie van de EU-strategie inzake cyberbeveiliging voor het digitale
tijdperk.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De aanbeveling
heeft betrekking op de terreinen van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en
de interne markt. Op deze terreinen heeft de EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid
(artikel 4, tweede lid, onderdelen a en j, VWEU). Op grond van artikel 292 VWEU is
de Commissie bevoegd om aanbevelingen vast te stellen op de gebieden waarvoor de EU
bevoegd is. De Commissie is zodoende bevoegd deze aanbeveling vast te stellen. De
bevoegdheid van de EU wordt echter niet zonder meer onderschreven voor het onderdeel
van de aanbeveling dat betrekking heeft op het door lidstaten laten opstellen en inbrengen
van een nationaal cybersecurity incident- en crisisresponsplan, ten behoeve van een
EU-plan voor incident- en crisisrespons, voor zover dit onderdeel geacht wordt een
verplicht karakter te hebben omdat dit onderdeel op gespannen voet staat met de uitsluitende
verantwoordelijkheid van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid (artikel
4, tweede lid, VEU). Zie voor een nadere toelichting hierop paragraaf 3b, tweede alinea,
van dit fiche.
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de subsidiariteit van
de aanbeveling. Gezien het inherent grensoverschrijdende karakter van cyberdreigingen
en -incidenten is het naar het oordeel van het kabinet wenselijk dat waar aangewezen,
samenwerking tussen lidstaten en EU IOA’s plaatsvindt, teneinde hen op die wijze beter
in staat te stellen om onder meer grootschalige incidenten te voorkomen en respons
in geval van dergelijke incidenten te bevorderen, en daarmee de digitale weerbaarheid
binnen de EU verder te versterken. Deze aanbeveling strekt tot het vergroten van die
samenwerking binnen de EU ten behoeve van onder meer coördinatie op respons, in aanvulling
op al aanwezige samenwerkingsgremia. Naar het oordeel van het kabinet kan dit doel
het beste worden verwezenlijkt door optreden op EU-niveau.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief,
met name ook omdat naar het oordeel van het kabinet de aanbeveling zelf, met uitzondering
van het onderdeel betreffende het door lidstaten opstellen en inbrengen van nationale
cybersecurity incident- en responsplannen, ertoe strekt dat deelname aan de voorgenomen
activiteiten binnen de JCU, evenals de opvolging door lidstaten naar aanleiding van
die activiteiten binnen de JCU, vrijwillig zal zijn. De aanbeveling gaat daarmee niet
verder dan noodzakelijk. De aanbeveling heeft zoals aangegeven tot doel te zorgen
voor een gecoördineerde reactie binnen de EU op grootschalige cyberincidenten en -crises,
het verbeteren van het situationeel bewustzijn, en het garanderen van de gezamenlijke
paraatheid. Het hierin aanbevolen optreden is o.a. dankzij de verbeterde informatiepositie
als gevolg van bredere informatiedeling, geschikt om de cybersecurity van de EU en
haar lidstaten volgens het kabinet naar een hoger niveau brengen. Wel merkt het kabinet
op dat ten aanzien van een groot aantal van de cybersecurityincidenten thans in de
praktijk samenwerking tussen lidstaten al plaatsvindt binnen de eerdergenoemde reeds
bestaande netwerken. Het kabinet ziet daarom met name meerwaarde in samenwerking bij
casussen waar samenwerking tussen deze netwerken of anderszins tussen lidstaten en
EU-instellingen op dit moment nog onvoldoende tot stand komt.
d) Financiële gevolgen
De Commissie geeft in haar aanbeveling aan dat de JCU voornamelijk gefinancierd zal
worden vanuit het programma Digitaal Europa. Specifiek zullen de benodigde investeringen
voor het opzetten van het fysieke en virtuele platform, en het opbouwen en onderhouden
van veilige communicatiekanalen, trainingscapaciteiten, en het ontwikkelen en implementeren
van detectie capaciteiten uit het programma Digitaal Europa komen. Daarnaast refereert
de Commissie aan het Europees Defensie Fonds dat ondersteunend kan zijn bij het versterken
van de paraatheid van nationale (defensie) autoriteiten in lidstaten door het financieren
bij onderzoek naar of ontwikkeling van sleutel cyber (defensie) technologieën en capaciteiten.
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
Mogelijkerwijs zijn er in de toekomst budgettaire gevolgen voor Nederland die voortvloeien
uit activiteiten van Nederlandse overheidsorganisaties in de context van de JCU. Eventuele
budgettaire gevolgen voor de nationale begroting zullen worden ingepast op de begroting
van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels inzake budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De aanbeveling zelf bevat geen voorstellen voor nieuwe wettelijke maatregelen met
gevolgen op regeldruk en administratieve lasten, voor de overheid, bedrijfsleven of
burgers. Mocht er, volgend op deze aanbeveling, nieuwe ontwerp-regelgeving bekend
worden, dan zal daarvoor worden bezien of en in hoeverre dit gevolgen heeft voor de
regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht.
De aanbeveling om een JCU op te zetten kent relevante geopolitieke implicaties. Activiteiten
binnen de JCU ten behoeve van een gecoördineerde respons op grootschalige cyberincidenten
zouden ook betrekking kunnen hebben op cyberaanvallen afkomstig van zowel statelijke
actoren als niet-statelijke actoren. De uitkomst daarvan zou kunnen resulteren in
een groter vermogen van lidstaten afzonderlijk en de EU als geheel tot afschrikking
van cyberaanvallen en efficiënte andere reacties daarop. Dit draagt bij aan de weerbaarheid
van de EU en het vermogen van de EU om haar veiligheidsbelangen te waarborgen. Bovendien
heeft het invloed op het vermogen van de EU om de internationale slagkracht te vergroten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.