Brief regering : Geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 5-7 september 2021
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1336 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 augustus 2021
Via deze brief informeer ik uw Kamer over de agenda van de informele Landbouw- en
                  Visserijraad die van 5 tot en met 7 september aanstaande plaatsvindt in Slovenië.
               
Informele Landbouw- en Visserijraad
De informele Landbouw- en Visserijraad zal deels bestaan uit werkbezoeken en deels
                  uit een ministeriële bijeenkomst. Op 7 september zal de ministeriële bijeenkomst plaatsvinden
                  met als thema het versterken van de dialoog tussen stedelijke- en plattelandsgebieden.
                  Dit is één van de drie onderwerpen waar Slovenië in haar voorzitterschap, als het
                  gaat om de ontwikkelingen en uitdagingen van het platteland, aandacht voor wil vragen.
               
Het Sloveense voorzitterschap heeft voorafgaand aan de informele Raad een discussiepaper
                  verspreid. Het discussiepaper gaat over de nieuwe langetermijnvisie op de plattelandsgebieden
                  van de EU, dat door de Europese Commissie gepubliceerd is op 30 juni. In het discussiepaper
                  wordt bovendien aandacht gevraagd voor de middelen die het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
                  (GLB) tot zijn beschikking heeft. Tijdens de informele Raad zal de discussie plaatsvinden
                  aan de hand van de volgende vragen. Er vindt hierover geen besluitvorming plaats.
               
1. Wat is, naar uw mening, de rol van plattelandsgebieden in de maatschappij en met welke
                           uitdagingen worden zij geconfronteerd? Welke ontwikkelingen zullen de toekomst van
                           het platteland bepalen?
                        
2. Hoe ziet u de verhouding tussen stad en platteland in uw land en hoe pakt u de belangrijkste
                           uitdagingen in deze verhouding aan? Welke maatregelen neemt u om potentiële conflicten
                           te vermijden die ontstaan door landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden, zoals
                           het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, organische meststoffen, geluids- en geuroverlast?
                        
3. Welk beleid zou de verschillen en kloof tussen platteland en stad aan moeten pakken?
                           Wat is de rol van het GLB in dit opzicht en is er een mogelijkheid voor synergiën
                           met andere (vooral EU) middelen en beleid?
                        
1. Uitdagingen en maatschappelijke rol van plattelandsgebieden
Nederland erkent dat plattelandsgebieden een cruciale rol spelen in veel nationale
                  belangen en transitieopgaven. Ik denk hierbij aan de ontwikkeling van duurzame (kringloop)landbouw,
                  productie, het waarborgen van waterzekerheid en klimaatbestendigheid, duurzame drinkwatervoorziening,
                  voldoende zoet water en kwalitatief goed oppervlaktewater en grondwater en de energietransitie.
                  Ook het behoud en de versterking van ons cultureel erfgoed en onze landschappelijke
                  en natuurlijke kwaliteiten, de productie en het transport van hernieuwbare energie
                  en het verbeteren van de bescherming van de biodiversiteit vindt grotendeels plaats
                  op het platteland.
               
Tegen de achtergrond van het belang van het platteland spelen veel verschillende uitdagingen.
                  In mijn visie «Waardevol en verbonden» uit 2018 (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5) ga ik hier ook op in. Ik noem hierbij expliciet de stikstofcrisis, de klimaatopgave
                  en de biodiversiteitscrisis, die veel van onze plattelandsgebieden vragen. Ook zie
                  ik uitdagingen op het gebied van bedrijfsovernames, leegloop, vergrijzing, (de afstand
                  tot) kwalitatief goede voorzieningen, mobiliteit en publieke diensten. Hierbij nemen
                  grensregio’s een speciale plaats in, omdat zij te maken hebben met extra uitdagingen
                  op het gebied van taal, cultuur, en wet- en regelgeving.
               
2. Verhouding stad en platteland
Stad en platteland kunnen niet zonder elkaar en versterken elkaars kwaliteiten. Zij
                  hebben elkaar nodig om de grote transities van deze tijd te kunnen doormaken. In ons
                  relatief dichtbevolkte land is ruimtelijke indeling een belangrijke uitdaging, met
                  name waar het gaat om het combineren van verschillende gebruiksfuncties. Hier ontstaat
                  spanning tussen stad en platteland. De tolerantie van de samenleving voor negatieve
                  externaliteiten van de landbouw neemt af. Plattelandsbewoners zien hun landschap veranderen
                  als gevolg van stedelijke ontwikkelingen zoals toenemende (duurzame) energiebehoefte
                  en de ontwikkeling van grootschalige bedrijventerreinen door de enorme groei van de
                  interneteconomie. Door de coronapandemie is het belang en waardering van natuur en
                  biodiversiteit in de leefomgeving toegenomen. Daarbij zien we ook een nieuwe waardering
                  van het platteland, vanwege bijvoorbeeld de aanwezigheid van natuurparken, ruimte
                  en recreatiemogelijkheden.
               
Dit betekent dat landgebruik in balans moet zijn met natuurlijke systemen en gemeenschappen
                  en dat ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke
                  kwaliteiten of de gemeenschappen die daar wonen. Zo ontstaat landelijk gebied waar
                  nu en in de toekomst ruimte is voor een vitale (agrarische) sector, met gezonde bedrijven
                  met een goed economisch perspectief die werken aan en in een gezonde leefomgeving
                  voor de mensen die er wonen, werken en recreëren.
               
3. Beleid, GLB en middelen
De verschillende, groeiende en tegenstrijdige aanspraken op de fysieke leefomgeving
                  vragen om zowel landelijke maatregelen als regionaal en lokaal maatwerk. In Nederland
                  werken wij hieraan via een aantal trajecten, zoals de 30 Regio Deals waarin we samen
                  met medeoverheden en private partners werken aan brede welvaart in de regio. Dat betekent
                  dat elke Regio Deal naast een ruimtelijke component ook aandacht heeft voor de economische,
                  ecologische en sociale situatie in een regio, waaronder ook veiligheid. Vanuit het
                  Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland werkt het Ministerie van Landbouw, Natuur
                  en Voedselkwaliteit in 15 gebieden aan een economisch vitaal, leefbaar en ecologisch
                  duurzaam landelijk gebied. Om de klimaatverandering tegen te gaan werkt het kabinet
                  met partners in de regio samen om tot Regionale Energie Strategieën te komen en werkt
                  zij aan Ruimtelijke Adaptatie.
               
Specifiek om de kloof tussen stad en platteland te verkleinen, werkt het kabinet aan
                  onder andere de «Van boer tot bord»-strategie en Europese Biodiversiteitsstrategie.
                  Hierbij zet het kabinet in op de verbinding van stedelijke en landelijke gebieden.
                  Daarbij zet het kabinet nieuwe netwerken op en werkt aan nieuwe (verkorte) ketens.
                  Ik ben voornemens om bij het Nationaal Strategisch Plan van het toekomstig GLB aan
                  te sluiten bij deze strategieën.
               
Het kabinet zet in op maatwerkoplossingen, ook binnen de Europese Unie. Het GLB biedt
                  als instrument de mogelijkheid om gebiedsgericht bij te dragen aan een veerkrachtige,
                  toekomstige landbouw. Daarnaast kunnen er met de zogenoemde LEADER-aanpak, als onderdeel
                  van de andere Europese structuurfondsen, bottom-up-projecten worden ontwikkeld die
                  de leefbaarheid van de landelijke gebieden verder versterken. Hierdoor kunnen regio's
                  voor hun unieke mix van kansen en uitdagingen de oplossing vinden en toepassen die
                  in hun specifieke context werkt.
               
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  C.J. Schouten
Indieners
- 
              
                  Indiener
 C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
