Brief regering : Verslag informele JBZ-raad 14-16 juli
32 317 JBZ-Raad
Nr. 703 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
               STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 augustus 2021
Hierbij bieden wij u het verslag aan van de bijeenkomst van de informele Raad Justitie
                  en Binnenlandse Zaken op 14–16 juli in Slovenië, waaraan wij hebben deelgenomen. Deze
                  informele Raad was de eerste Raad onder Sloveens voorzitterschap. Deze informele Raad
                  bevestigde het beeld dat het onderliggende thema van het voorzitterschap zal zijn
                  de bescherming van mensenrechten in het licht van de uitdagingen die nieuwe technologieën
                  en het gebruik van het internet met zich mee brengen.
               
Als bijlage bij dit verslag treft u een geactualiseerd voortgangsoverzicht aan van
                  de JBZ-dossiers voor het tweede kwartaal van 20211. Voorts informeren wij uw Kamer hierbij over de ministeriële IPCR-bijeenkomst over
                  de situatie in Litouwen die plaats zal vinden op 18 augustus en de voortgang van de
                  onderhandelingen over de Europol-verordening.
               
Bijeenkomst over de situatie in Litouwen
Op 18 augustus organiseert het Sloveense voorzitterschap van de Raad van de Europese
                  Unie een bijeenkomst van de Ministers voor Binnenlandse Zaken c.q. migratie om de
                  situatie aan de grens met Belarus te bespreken en in het bijzonder de situatie in
                  Litouwen. Litouwen heeft om een dergelijke bijeenkomst verzocht. In tegenstelling
                  tot berichtgeving in media betreft dit geen bijeenkomst in de zin van de JBZ-raad.
                  Het overleg vindt plaatst binnen het zogenoemde Integrated Political Crisis Response
                  (IPCR)-mechanisme, een crisisinstrument dat het Voorzitterschap van de Raad tot zijn
                  beschikking heeft. Dit mechanisme ondersteunt snelle en gecoördineerde politieke besluitvorming
                  op EU-niveau bij ernstige en complexe crises. Via het mechanisme kan een situatie
                  snel in kaart worden gebracht en mogelijke handelingen geïdentificeerd waardoor het
                  Voorzitterschap van de Raad de politieke respons op crises kan coördineren. Besluitvoering
                  over eventuele handelingen of te nemen vervolgmaatregelen vindt niet plaats in deze
                  structuur. Mogelijke besluiten daartoe worden via de bestaande structuren van de EU
                  voorgelegd aan de JBZ-Raad. Tijdens de bijeenkomst worden de Ministers door het Voorzitterschap
                  en de meest betrokken lidstaten, de Commissie, de Europese agentschappen en de Europese
                  Dienst voor het Extern optreden (EDEO) bijgepraat over de actuele situatie en welke
                  acties men verder voornemens is te ondernemen. De overige lidstaten zullen waarschijnlijk
                  worden uitgenodigd te reageren en eventueel voorstellen te doen voor verdere handelingen.
                  Mogelijk komt ook de situatie in Afghanistan aan bod. Op moment van schrijven is nog
                  niet bekend of dit het geval is en wat de insteek hiervan zal zijn.
               
Aanleiding voor deze bijeenkomst is het voor Litouwen ongekend hoge aantal migranten
                  dat de afgelopen periode via de grens met Belarus op irreguliere wijze Litouwen in
                  is gereisd. In 2021 zijn al meer dan 4.100 irreguliere migranten in Litouwen geregistreerd,
                  ca. 55 keer meer dan in heel 2020. Deze groep bestaat voornamelijk uit Irakezen (ca. 2.800)
                  maar ook uit personen met verschillende Afrikaanse nationaliteiten. Zij blijken vooral
                  naar Minsk te vliegen, waarna zij – al dan niet gefaciliteerd door de autoriteiten
                  van het regime van Belarus – richting de grens met Litouwen gaan, en inmiddels ook
                  naar Polen en Letland. Op verzoek van Litouwen heeft de Commissie het overleg met
                  verschillende landen van herkomst geïntensiveerd. Dit heeft o.a. geleid tot een tijdelijke
                  beperking van het aantal vluchten uit Irak naar Minsk. Naast aanvullende financiële
                  steun van de Commissie, bieden ook Frontex en EASO ondersteuning aan. Voorts hebben
                  meerdere lidstaten Litouwen goederen aangeboden om in de opvang van deze groep te
                  voorzien en het grensbeheer te intensiveren. Nederland levert via Frontex en EASO
                  een bijdrage. Daarnaast heeft Nederland Litouwen 500 stapelbedden, 500 garderobelockers
                  en 2.000 dekens aangeboden, welke reeds zijn gearriveerd. Ook heeft de Staatssecretaris
                  van Justitie en Veiligheid met acht andere collega’s, waaronder de Litouwse, in een
                  gezamenlijk brief bij de Commissie aandacht gevraagd voor het toenemende gebruik van
                  migratie als geopolitiek instrument.
               
Namens Nederland zal steun worden uitgesproken voor Litouwen, maar ook Letland en
                  Polen. Aangegeven zal worden dat Nederland onderzoekt of het Litouwen op aanvullende
                  wijze kan ondersteunen. Daarnaast zal namens Nederland worden benadrukt dat Nederland
                  elke poging van derde landen om migranten voor politieke doeleinden te gebruiken onacceptabel
                  acht. Het is van belang dat de EU integraal alle middelen inzet om het instrumentaliseren
                  van migratie te voorkomen en aan te pakken indien dit zich voordoet. Deze situatie
                  benadrukt nogmaals het belang om werk te maken van de brede, beoogde partnerschappen
                  tussen de EU en belangrijke herkomst- en transitlanden om situaties als deze zo snel
                  mogelijk op te lossen. Vanzelfsprekend dienen grensbeheer en asielprocedures aan de
                  EU-buitengrenzen altijd te gebeuren binnen de geldende Europese en internationale
                  kaders.
               
Voortgang van de onderhandelingen over de Europol-verordening
De Commissie heeft in december 2020 een voorstel gepubliceerd om de Europolverordening
                  aan te passen om het mandaat en de bevoegdheden van Europol voldoende robuust te maken
                  voor haar taken bij nieuwe criminele dreigingen2. Zoals in het BNC-fiche3 over dit voorstel is gesteld, was het kabinet in grote lijnen positief over dit voorstel.
                  Zo maakt het een grotere rol van Europol bij onderzoek en innovatie met betrekking
                  tot rechtshandhaving mogelijk, verduidelijkt het hoe Europol grote en complexe datasets
                  kan verwerken en verruimt het de mogelijkheden voor samenwerking met derde landen
                  enigszins. Het BNC-fiche noemt ook een aantal aandachtspunten, bijvoorbeeld waar het
                  gaat om de verdeling van bevoegdheden tussen Europol en de lidstaten en gegevensbescherming.
               
In Coreper van 30 juni is een akkoord bereikt over de Raadspositie over dit voorstel.
                  Het resultaat van de onderhandelingen tot nu toe sluit aan bij de Nederlandse inzet.
                  Hierbij informeren wij u over de belangrijkste wijzigingen in de Raadspositie ten
                  opzichte van het voorstel van de Commissie. Naar verwachting stelt het Europees Parlement
                  in oktober zijn standpunt vast, waarna de trilogen kunnen beginnen.
               
Europol krijgt een beperkte bevoegdheid om rechtstreeks persoonsgegevens te ontvangen
                  van private partijen en om lidstaten te verzoeken gegevens bij private partijen op
                  te vragen. Conform de Nederlandse inzet komen er richtlijnen over wanneer de lidstaat
                  waar een bedrijf gevestigd is geïnformeerd dient te worden over informatie die Europol
                  van dat bedrijf ontvangen heeft en is verduidelijkt dat lidstaten verzoeken van Europol
                  om informatie op te vragen bij private partijen kunnen weigeren. Een andere wijziging
                  betreft het feit dat Europol in specifieke gevallen informatie kan delen met private
                  partijen, bijvoorbeeld als dat strikt noodzakelijk is om een dreigend misdrijf of
                  de verspreiding van terroristische content te voorkomen. In het SO over de informele
                  JBZ-Raad van 28–29 januari jl. werd gevraagd hoe voorkomen kan worden dat deze informatie
                  in verkeerde handen valt. Mede naar aanleiding daarvan is opgenomen dat ook private
                  partijen informatie van Europol alleen met toestemming van Europol aan andere organisaties
                  mogen doorsturen. Het ligt niet in de verwachting dat dit vaak zal gebeuren.
               
De regels voor gegevensbescherming bij het verwerken van grote en complexe datasets4 zijn op specifieke punten aangepast. Bij pre-analyses5 is bijvoorbeeld opgenomen dat de data gescheiden moet worden gehouden van Europol’s
                     andere data, zoals was voorgesteld bij grote datasets. De verplichting voor Europol
                     om de European Data Protection Supervisor (EDPS) te informeren als het een grote dataset heeft ontvangen van een derde land
                     is geschrapt. Dit omdat de EDPS zich dan teveel met Europol’s dagelijkse werk zou
                     bezighouden. De EDPS kan nu op reguliere wijze toezicht houden op de verwerking van
                     deze datasets.
                  
De lidstaten waren verdeeld over het voorstel van de Commissie om Europol de bevoegdheid
                     te geven signaleringen in het Schengen Informatiesysteem (SIS) in te voeren op basis
                     van informatie van derde landen. Uiteindelijk is een brede consensus bereikt dat Europol
                     deze bevoegdheid niet krijgt en de lidstaten dus de exclusieve bevoegdheid houden
                     om signaleringen in het SIS te zetten, conform de Nederlandse inzet. Om de informatie
                     van derde landen in het SIS te zetten wordt een nieuwe soort informatieve signaleringen
                     «in het belang van de Unie» gecreëerd. Europol ontvangt de informatie van derde landen
                     en analyseert en verifieert deze ter ondersteuning van de lidstaten. Europol kan tevens
                     een voorstel doen aan een lidstaat tot signalering in SIS. Een verdere uitwerking
                     van dit artikel met procedures en waarborgen gebeurt in het kader van aanpassing van
                     EU-verordening 2018/1862 betreffende SIS op het gebied van politiële en justitiële
                     samenwerking in strafzaken. De besprekingen starten onder het Sloveens voorzitterschap.
                  
Het voorstel dat lidstaten en derde landen een financiële bijdrage aan Europol kunnen
                  geven is geschrapt, conform het BNC-fiche.
               
Tenslotte werd tijdens het SO over de informele JBZ-Raad van 28–29 januari jl. gevraagd
                  of het voorstel zag op grensoverschrijdend van speciale interventie-eenheden aangezien
                  het voorziet in ondersteuning van bijvoorbeeld de Dienst Speciale Interventies (DSI).
                  Dat werd in eerste instantie niet duidelijk uit het voorstel, maar dit blijkt niet
                  het geval te zijn, hetgeen aansluit bij de Nederlandse inzet.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol
Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 15–16 juli 2021
               
I. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
               
1. Digitale Agenda vanuit een rechtshandhavingsperspectief
               
Slovenië begon deze eerste (informele) Raad van het voorzitterschap met de «Digitale
                  Agenda vanuit een rechtshandhavingsperspectief». In de opening stelde Slovenië dat
                  politiediensten de juiste middelen tot hun beschikking moeten hebben om misdaad effectief
                  te bestrijden. Tegelijkertijd moet er oog zijn voor fundamentele rechten. Naast de
                  behandeling van de AI-verordening in de Raad voor Telecommunicatie, wil het voorzitterschap
                  de discussie over kunstmatige intelligentie (AI) ook blijven voeren in JBZ-verband.
               
Het belang van AI werd nogmaals onderstreept in een presentatie van Europol dat een
                  overzicht gaf van verschillende zaken waarbij encryptie, samenwerking met private
                  partijen en, naar het oordeel van Europol, AI een belangrijke rol hebben gespeeld
                  in het voorkomen van ernstige misdrijven. Bijvoorbeeld bij de analyse van de versleutelde
                  informatie die werd verzameld tijdens de gezamenlijke operatie Trojan Shield, waar ook de Nederlandse politie bij betrokken was. Tijdens de presentatie over de
                  mogelijkheden van AI werd benadrukt dat menselijk toezicht van belang is, aangezien
                  het systeem niet onfeilbaar is.
               
De Europese Commissie stelde dat een belangrijk deel van het leven, en daarmee ook
                  het criminele leven, naar de digitale wereld is verplaatst en onderschreef dat rechtshandhavingsautoriteiten
                  instrumenten nodig hebben om online criminaliteit te bestrijden. AI biedt hierbij
                  mogelijkheden, maar een robuust juridisch raamwerk is noodzakelijk voor de bescherming
                  van fundamentele rechten. Bij de lidstaten bestaan zorgen over de beperkingen van
                  de voorliggende Verordening voor het gebruik van AI door de rechtshandhaving. De Commissie
                  is bereid nader onderzoek te doen om de vragen die leven op het gebied van rechtshandhaving
                  in het digitale domein te beantwoorden. Daarbij werd wel gesteld de Commissie voor
                  ogen heeft in oktober trilogen te starten en dus snelle voortgang wil maken.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft, langs de lijnen van de BNC-fiches over
                  de wetgeving over de Digital Services Act (DSA)6 en kunstmatige intelligentie7, het fundamentele belang onderstreept van grondrechten en de menselijke maat in de
                  toepassing van digitale technologieën in de rechtspleging en rechtshandhaving. Hierbij
                  riep hij op tot EU-regels op het gebied van datarentie en e-evidence en onderstreepte
                  hij dat rechtshandhaving de wettelijke mogelijkheid moet hebben om te kunnen optreden
                  tegen het criminele misbruik van encryptie. In brede zin moet gelden dat wat offline
                  illegaal is, dat ook online zou moeten zijn. Hierbij zijn gerichte impact assessments
                  van het gebruik van AI van belang. De Minister steunde het voorzitterschap om het
                  JBZ-perspectief onder de aandacht te blijven brengen bij besluitvorming rond dit thema
                  en een groot aantal lidstaten sloot zich hier bij aan.
               
2. Follow-up Brdo-Brijuni Process
               
Het voorzitterschap informeerde de Raad over de laatste ministeriële bijeenkomst van
                  het Brdo-Brijuni Process8 en benoemde vooral het belang van een gedeeld systeem met Westelijke Balkan voor
                  het registreren van migranten. De Commissie bracht daarop het actieplan voor irreguliere
                  migratie in herinnering en benoemde de verschillende initiatieven en strategieën van
                  Commissie op migratie.
               
3. Werklunch: Pact op Asiel en Migratie: mogelijke weg voorwaarts
               
Tijdens de lunch werd van gedachten gewisseld over de asiel- en migratievoorstellen
                     van de Commissie en over mogelijke stappen die kunnen worden gezet om voortgang te
                     boeken. Met verwijzing naar het recent bereikte compromis inzake de EUAA-Verordening,
                     stelde het Voorzitterschap voor om de pakketbenadering minder stringent toe te passen
                     en te werken aan overeenstemming op openstaande wetgevingsvoorstellen die minder raken
                     aan de cruciale elementen van solidariteit en verantwoordelijkheid. Daarbij werden
                     specifiek de Eurodac-verordening9, de Kwalificatieverordening10 en de Hervestigingsverordening11genoemd. Tijdens de tafelronde was er brede steun, waaronder ook van Nederland, voor
                     beperking van de pakketbenadering waar een kleiner aantal lidstaten aan vasthoudt.
                     In eerste instantie zou dat de Eurodac-verordening betreffen, maar wellicht ook de
                     Hervestigingsverordening en Kwalificatieverordening. Daarnaast noemden verschillende
                     lidstaten, waaronder ook Nederland de Screeningsverordening. Een kleiner aantal lidstaten
                     stelde zich terughoudend op. Zij zien liever dat eerst stappen worden gezet op het
                     gebied van solidariteit.
                  
Voorts werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om te spreken over de situatie in Litouwen.
                     De lidstaten spraken zich eensgezindheid uit over de noodzaak van een slagvaardiger
                     antwoord op het gebruik van migratie als geopolitiek drukmiddel. Namens Nederland
                     werd elke poging van derde landen om migranten voor politieke doeleinden te gebruiken
                     veroordeelt. Verder sprak Nederland steun uit voor de uitbreiding van de ondersteuning
                     door Frontex aan Litouwen met een zogeheten rapid border intervention om de grenscontrolecapaciteit verder te verstevigen.
                  
4. Schengenstrategie
               
In een vervolg op de eerste discussie over de Schengenstrategie tijdens de JBZ-Raad
                  van juni ging het Voorzitterschap inhoudelijk in op de positieve verworvenheden van
                  Schengen, maar noemde ook de tekortkomingen die leiden tot binnengrenscontroles. Voorts
                  riep de Voorzitter de lidstaten op tot medewerking aan het Commissievoorstel voor
                  een wijziging van de verordening betreffende het Schengenevaluatiemechanisme.12
In haar interventie benoemde de Commissie de drie pijlers waarop de nieuwe Schengenstrategie
                  maatregelen voorstelt en actie nodig acht: versterken van de buitengrenzen, compenserende
                  maatregelen vanwege open binnengrenzen en het versterken van de governance van het Schengengebied. Het voorstel tot wijziging van de Schengenevaluatieverordening
                  speelt hierbij een rol, evenals het voorstel voor herziening van de Schengengrenscode
                  (eind 2021). Voorts benoemde de Commissie nogmaals de beperkingen die COVID heeft
                  veroorzaakt en de gefragmenteerde aanpak van de lidstaten op dit gebied. De Commissie
                  wil een raamwerk creëren waarbij binnengrenscontroles daadwerkelijk een laatste middel
                  zijn en zo kort als mogelijk duren. Een aantal lidstaten onderschreef dit, een aantal
                  andere lidstaten benoemde dat binnengrenscontroles soms noodzakelijk zijn.
               
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, benoemde expliciet de wens om Schengen
                  te versterken, waarbij Nederland onder meer inzet op het versterken van de buitengrenzen
                  en het gebruik van nieuwe technologieën aan de binnengrenzen om systematische binnengrenscontroles
                  te voorkomen.13 Voor een versterking van Schengen moet ook de link met het asiel-acquis worden onderkend.
                  Tot slot benoemde Nederland dat het van belang is dat de geleerde lessen van de COVID-pandemie
                  worden meegenomen in de herziening van de Schengengrenscode.
               
In de afsluiting herhaalde het voorzitterschap het belang van wederzijds vertrouwen
                  en de noodzaak om de komende tijd stappen te maken op het Schengendossier.
               
II. Justitie, Grondrechten en Burgerschap
               
1. Kunstmatige intelligentie
               
Ook op de Justitie-dag werd gesproken over kunstmatige intelligentie, aan de hand
                  van het op 21 april jl. gepubliceerde voorstel voor een Verordening betreffende Kunstmatige
                  Intelligentie (AI)14. De discussie richtte zich op de impact van het voorstel op het gebruik van AI in
                  gerechtelijke procedures en op de impact van de verwerking van biometrische gegevens
                  door AI-systemen op de grondrechten.
               
De noodzaak voor het vinden van een goede balans tussen de effectiviteit van het gebruik
                  van AI, effectieve rechtsbescherming en de bescherming van grondrechten stond centraal.
                  De Commissie legde de nadruk op de voordelen van het gebruik van AI in justitiesystemen,
                  maar onderkende ook de risico’s. Het gebruik van AI is complex en vereist toereikende
                  regelgeving. Hoewel al veel regelgeving bestaat, zitten er beperkingen aan het gebruik
                  van AI voor justitiegerelateerde zaken.
               
Het Europese Grondrechtenagentschap sloot zich aan bij de discussie en benadrukte
                  dat de uitdagingen met betrekking tot de grondrechten groot zijn bij het gebruik van
                  AI. Hierbij moet worden gedacht aan risico’s voor discriminatie, belemmering van toegang
                  tot essentiële diensten en aantasting van privacy. Zowel de Commissie als het Grondrechtenagentschap
                  wezen daarbij op de mogelijkheid van ingebouwde en onbekende vooroordelen («bias»)
                  in systemen. Vanuit het Europees Parlement werd de nadruk gelegd op de noodzaak van
                  ethische principes in de regels om de grondrechten te beschermen gezien het grote
                  effect van de bescherming van grondrechten op AI-mogelijkheden in de justitieketen.
                  Ook het EP benadrukte nogmaals de grote risico’s die aan dit gebruik zitten. Het Europees
                  agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen (EU LISA) stelde
                  dat de voordelen van AI groot zijn en het gebruik ervan in zichzelf geen bedreiging
                  vormt, duidelijke beschermingsmechanismes zijn echter nodig.
               
Net als Nederland staan de meeste lidstaten positief tegenover het AI-voorstel. Er
                  bestaan echter ook de nodige opmerkingen en kritiek. Lidstaten ervaren nog veel onduidelijkheden.
                  Er zou meer rechtszekerheid moeten worden ingebouwd door duidelijkere definities op
                  te nemen in de regelgeving. Verder benadrukken de lidstaten dat, hoewel AI rechters
                  kan ondersteunen, het uiteindelijk de rechter zelf is die een uitspraak moet doen.
                  Geautomatiseerde besluitvorming zou de menselijke besluiten niet mogen vervangen.
                  Ook ten aanzien van biometrische identificatie werd gesteld dit een zeer grote inbreuk
                  maakt op de fundamentele rechten en dus zo veel mogelijk moet worden beperkt. Tegelijk
                  werd de potentie van het gebruik van biometrische data (voor een aantal uitzonderingsgevallen)
                  erkend. Voor rechtshandhavingsdoeleinden moet daarom een balans worden gevonden tussen
                  voldoende beschermingsmechanismes en het benutten van de potentie van biometrische
                  data. Verder hebben meerdere lidstaten gesteld dat het goed zou zijn de principes
                  van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in te bouwen in de regelgeving
                  en dat meer nadruk moet worden gelegd op transparantie en proportionaliteit. Tot slot
                  wil een aantal lidstaten graag een specifiek voorstel vanuit justitieperspectief over
                  het gebruik van AI bij rechtshandhaving, naast het huidige voorstel.
               
2. Kindvriendelijke rechtsprocedures
               
Zoals eerder aan uw Kamer meegedeeld wil het Sloveens Voorzitterschap graag inzetten
                  op mensenrechten en kinderrechten in het bijzonder. Het doel van de discussie was
                  het uitwisselen van ervaringen en best practices over de ontwikkeling van kindvriendelijke rechtsprocedures. De Commissie benadrukte
                  de plaats van het kind in de justitieketen en stelde dat het kind en de rechten van
                  het kind centraal moeten staan. Het Europees Parlement stelde dat, hoewel familierecht
                  een competentie is die bij de lidstaten ligt, er steeds meer grensoverschrijdende
                  relaties en koppels zijn. Dit is een ontwikkeling die kan leiden tot problemen voor
                  het kind. Tevens stelde het Europees Parlement dat het zich al jaren zorgen maakt
                  over kinderrechten en benadrukte het belang van de implementatie van het acquis.
               
De Minister voor Rechtsbescherming stelde dat Nederland veel waarde hecht aan kindvriendelijke
                  rechtsprocedures en de voorstellen van de Commissie in de Europese kinderrechtenstrategie
                  dan ook positief tegemoet ziet, mits er voldoende ruimte blijft voor nationaal maatwerk.
                  Ook de andere lidstaten onderschreven de noodzaak tot flexibiliteit gezien de grote
                  verschillen tussen de lidstaten. Een aantal lidstaten benoemde het belang van training
                  van rechters. Het Voorzitterschap benadrukte de verschillen tussen de nationale systemen.
                  De lidstaten stellen van elkaar te moeten leren en zich te willen richten op de uitwisseling
                  van best practices, maar de vrijheid te willen behouden om met nationaal beleid invulling te geven aan
                  de kinderrechtenstrategie.
               
3. Digitaal nalatenschap
               
Tijdens de lunchbespreking spraken verschillende lidstaten hun waardering uit richting
                  Nederland voor het eerder agenderen van digitaal nalatenschap in EU-verband. De Raad
                  constateerde dat burgers op dit moment onvoldoende bewust zijn van wat zij aan digitale
                  gegevens achterlaten na overlijden en dat dit vervelende gevolgen kan hebben voor
                  hun nabestaanden. Gelet op het grensoverschrijdende karakter van het internet stond
                  tijdens de lunch de vraag centraal of een Europese aanpak en regelgeving op EU-niveau
                  nodig is.
               
Daarnaast werd gesproken over wat moet worden verstaan onder digitaal nalatenschap.
                  Enkele lidstaten hebben nationale wetgeving en zagen dan ook geen rol voor de Europese
                  Unie. Andere lidstaten, waaronder Nederland, stelden voor dat verder onderzoek naar
                  de problemen die zich voordoen noodzakelijk is om te inventariseren welke behoefte
                  er in de samenleving bestaat. Ook de Commissie gaf aan nut te zien in verder onderzoek.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.